[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag

Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 betreffende tijdelijke voorzieningen voor het studiejaar 2021-2022 in verband met COVID-19

Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader)

Nummer: 2021D20019, datum: 2021-05-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35836-5).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35836 -5 Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 betreffende tijdelijke voorzieningen voor het studiejaar 2021-2022 in verband met COVID-19.

Onderdeel van zaak 2021Z08099:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

35 836 Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 betreffende tijdelijke voorzieningen voor het studiejaar 2021–2022 in verband met COVID-19

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 27 mei 2021

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

I ALGEMEEN 1
1. Inleiding 2
2. Tijdelijke afwijkende regeling voor inschrijving en toelating 2
2.1 Aanleiding en doel 3
2.2 Groepen studenten waarop het voorstel betrekking heeft 3
3. Halvering volledig wettelijk collegegeld, lesgeld en cursusgeld en correctie hoogte collegegeldkrediet en levenlanglerenkrediet 4
3.1 Halvering volledig wettelijk collegegeld 5
4. Extra reisvoorziening 6
5. Gevolgen (m.u.v. financiële gevolgen) 6
5.1 Gendergelijkheid 6
6. Advies (en consultatie) 6

I ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de wet Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 betreffende tijdelijke voorziening voor het studiejaar 2021–2022 in verband met COVID-19 en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel betreffende de Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 betreffende tijdelijke voorzieningen voor het studiejaar 2021–2022 in verband met COVID-19. Deze leden waarderen de maatregelen die de regering voor studenten en het vervolgonderwijs treft. Zij wensen de regering enkele vragen te stellen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden steunen de maatregelen die genomen worden en onderschrijven het belang om deze maatregelen met spoed te treffen. Tevens hebben deze leden nog enkele vragen.

De leden van de PvdA-fractie danken de regering voor het snelle handelen op dit wetsvoorstel. Zij hebben nog een paar zorgen en bezwaren die zij uiteenzetten.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende wetswijziging. Zij hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie vragen wat momenteel de prognoses zijn voor hoeveel studievertraging studenten in het mbo1, hbo2 en wo3 eind van dit collegejaar hebben opgelopen. Zijn instellingen voornemens om meer opleidingen in februari te laten starten vanwege de te verwachte aanzienlijke studievertraging (oplopend tot zo’n zes maanden)?

De leden vragen voorts wat de reden is dat het instellingscollegegeld wel verlaagd wordt en het collegegeld van niet-bekostigde instellingen niet, terwijl in beide gevallen de overheid geen rol heeft als het aankomt op de bekostiging. Hoeveel studenten vallen onder het instellingscollegegeld en hoeveel studenten volgen een niet-bekostigde ad4, bachelor of masteropleiding?

Tevens vragen de leden welke groepen studenten geen profijt hebben van de extra reisvoorziening.

De leden vragen ook in hoeverre er flankerend onderzoek plaatsvindt om te bezien of de tijdelijke maatregelen die nu genomen worden, bijvoorbeeld rondom de toelating en de harde/zachte knip tussen de bachelor en master, structureel van toegevoegde waarde kunnen zijn voor ons stelsel.

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de memorie van toelichting de last benoemt die studenten ondervinden van de coronacrisis. Vanuit een diepgevoelde verantwoordelijkheid is door het kabinet het Nationaal Programma Onderwijs opgezet, met onder andere als doel om studenten te helpen hun gaven en talenten tot bloei te brengen, ondanks de coronacrisis en de gevolgen daarvan voor het onderwijs.

2. Tijdelijke afwijkende regeling voor inschrijving en toelating

De leden van de D66-fractie constateren dat de regering een tijdelijke afwijking van de regels voor inschrijving en toelating mogelijk maakt om de doorstroming van studenten zoveel mogelijk te bevorderen. Zij vragen de regering of bekend is hoeveel studenten het afgelopen studiejaar door de zogenoemde «zachte knip» zonder studievertraging konden doorstuderen. Tevens vragen de voorgenoemde leden of de regering onderzoek doet naar wat we van de tijdelijke zachte knip over de harde knip als inrichtingsprincipe kunnen leren. Zij bevelen aan de ervaring en resultaten van deze groep studenten goed te volgen ten aanzien van het effect op doorstromen en studies.

De leden van de SGP-fractie vragen hoe de regering bevordert dat het wetsvoorstel er niet toe leidt dat door de extra rechten juist meer studievertraging optreedt. Het feit dat studenten aanspraak maken op inschrijving op grond van dit wetsvoorstel vanwege corona betekent niet altijd dat het ook verstandig is tot inschrijving bij de vervolgopleiding over te gaan. Hoe kan voorkomen worden dat studenten doorstromen over wie op voorhand grote twijfels bestaan over het daadwerkelijk kunnen inlopen van de achterstanden, zo vragen zij.

2.1 Aanleiding en doel

De leden van de VVD-fractie lezen dat de huidige situatie vergelijkbaar is met de situatie 2020–2021. Deze groep studenten heeft de gelegenheid gekregen om gedurende het studiejaar 2020–2021 het onderwijs van de vervolgopleiding al te volgen, terwijl tegelijkertijd alsnog de vooropleiding diende te worden afgerond. Wat is de ervaring met de studiedruk voor deze groep studenten, aangezien ze voor langere tijd twee opleidingen tegelijk moesten combineren? Wat waren de ervaringen van de instellingen, die te maken kregen met een groep studenten die formeel nog niet gekwalificeerd waren om aan de desbetreffende opleiding te starten? Staan de instellingen positief tegenover het besluit om dit ook voor het studiejaar 2021–2022 mogelijk te maken?

De leden lezen dat enkele duizenden studenten in het studiejaar 2020–2021 gebruik hebben gemaakt van de voornoemde mogelijkheid. Wat is «enkele duizenden studenten»? Tegelijkertijd lezen de leden dat de grootste groep studenten hierin studenten waren die doorstroomden van de bacheloropleiding naar de masteropleiding. Hoeveel van deze studenten hebben uiteindelijk een bacheloropleiding gehaald binnen de gestelde termijn? Daarnaast lezen de leden dat ongeveer 30 procent van de studenten die doorstroomde van mbo naar hbo niet binnen de gestelde termijn een diploma haalde, hoeveel studenten hebben dus vroegtijdig moeten stoppen met hun hbo-opleiding? Wat zijn deze studenten uiteindelijk gaan doen?

Daarnaast lezen de leden dat de regering van mening is dat de groep extra uitval «beperkt» is gebleven. Op welke manier wordt deze groep uitvallers ondersteund, zodat zij alsnog het onderwijs kunnen volgen dat ze nodig hebben of een baan weten te vinden, zo vragen zij.

De leden van de SGP-fractie vragen de regering hoe het criterium van vertraging wegens corona moet worden geïnterpreteerd. Deze leden lezen als voorbeeld dat bepaalde praktijkonderdelen niet konden worden gevolgd, maar zij constateren dat ook op indirecte wijze vertraging kan ontstaan, bijvoorbeeld doordat studenten thuis extra zorgtaken hebben moeten uitvoeren in verband met corona. Beoogt de regering een ruime uitleg en zo ja, hoe wordt gewaarborgd dat studenten bij verschillende instellingen een vergelijkbare aanspraak kunnen maken, zo vragen zij.

2.2 Groepen studenten waarop het voorstel betrekking heeft

De leden van de VVD-fractie lezen dat met dit wetsvoorstel ook voor het studiejaar 2021–2022 de mogelijkheid gecreëerd wordt voor instellingen om studenten die ten gevolge van COVID-19 nog niet aan alle vooropleidings- of toelatingseisen hebben kunnen voldoen, in te schrijven. Is dit een toelatingsverplichting voor instellingen of behouden zij het recht om studenten te weigeren, indien ze nog niet aan alle vooropleidings- of toelatingseisen voldoen, zo vragen de leden.

De leden lezen dat internationale studenten toelaatbaar zijn tot het hbo of wo zonder diploma indien zij ook in eigen land zonder diploma toegelaten zouden worden tot het hoger onderwijs. Over welke landen hebben we het dan precies? Wat betekent dit voor Nederlandse studenten die in het buitenland willen studeren, komen zij ook in aanmerking tot toelating of hanteren deze landen wel de eis van een diploma? Is het juridisch mogelijk om de eis tot diploma wel te behouden voor internationale studenten (EER5-studenten of niet-EER studenten, of één van de twee groepen), aangezien de impact voor hen een stuk groter is wanneer blijkt dat zij binnen de gestelde termijnen niet alsnog beschikken over een vooropleidingsdiploma, zo vragen de leden.

De leden lezen dat er sprake is van een hardheidsclausule als het gaat om studenten die niet binnen de gestelde termijn alsnog aan de eisen voldoen. Kan de regering een aantal voorbeelden geven wanneer een individuele student buiten zijn of haar schuld niet alsnog aan de gestelde termijn kan voldoen, zo vragen de leden.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in het wetsvoorstel niets over studenten die in studiejaar 2020/2021 een studie beginnen en succesvol afronden. Deze leden vragen naar de reden van het ontbreken van deze groep. Zij merken op dat in de memorie van toelichting beschreven wordt dat het goed is dat studenten compensatie kunnen genieten omdat zij weinig tot geen fysiek onderwijs hebben genoten, het lastig was om een stage te vinden en studenten het financieel zwaar hebben door het verlies van hun bijbaan. De leden vragen de regering of op basis van deze redenen er ook gezocht moet worden naar een compensatieregeling voor de eenjarige studenten. De leden horen graag wat de redenen zijn om deze groep wel of niet te compenseren en of er met de voorliggende wetswijziging een mogelijkheid is om een regeling voor deze groep te bewerkstelligen. Tevens vragen deze leden of de regering het wenselijk vindt om deze groep studenten tegemoet te komen.

De leden van de SGP-fractie vragen een nadere toelichting op de opmerking dat internationale studenten toegang hebben tot de bacheloropleiding indien zij in eigen land ook zonder diploma toegelaten zouden worden. Betekent dit dat deze studenten toegang krijgen indien in hun land ook een coulanceregeling geldt? Hoe kan in een dergelijke situatie dan bepaald worden of zij op basis van die regeling in eigen land toegelaten zouden zijn, aangezien zij zich niet bij een instelling in eigen land melden, zo vragen de genoemde leden.

3. Halvering volledig wettelijk collegegeld, lesgeld en cursusgeld en correctie hoogte collegegeldkrediet en levenlanglerenkrediet

De leden van de D66-fractie waarderen de halvering van het wettelijk collegegeld, lesgeld en cursusgeld. Zij vragen de strekking van een passage uit de memorie van toelichting te verduidelijken. Het betreft de passage «Hoewel het aan de instellingen is om voor studiejaar 2021–2022 de hoogte van het instellingscollegegeld vast te stellen, gaat de regering er daarbij van uit dat instellingen de volledige compensatie voor gederfde instellingscollegegeldinkomsten doorberekenen in de vaststelling van de collegegeldtarieven. Hierover worden gesprekken gevoerd met de VH en de VSNU» onder paragraaf 3.2., ad 3. Wordt van de instellingen verwacht dat zij het instellingscollegegeldtarief van niet-EER studenten ook verlagen, zo vragen zij.

De leden van de PvdA-fractie zijn opgelucht dat studenten gedeeltelijk gecompenseerd zullen worden voor het ontbreken van fysieke les gedurende de coronacrisis en mogelijke studievertraging. Echter, zij willen de regering nogmaals vragen waarom het voor lief wordt genomen dat de groep reeds afgestudeerde bachelorstudenten die (nog) niet doorstudeert met deze regeling buiten de boot valt. Ziet de regering in dat deze studenten een volwaardige studie hebben afgerond, dezelfde nadelen hebben ondervonden van het digitale onderwijs en het daarmee niet eerlijk is dat zij als enige geen compensatie ontvangen?

Kan de regering tevens ingaan op de compensatie voor afstudeerders, namelijk 535 euro, terwijl ook zij wel degelijk de gehele coronaperiode last hebben ondervonden van het vervangend onderwijs en wellicht ook vertraging hebben opgelopen, maar toch slechts bijna de helft van het bedrag aan compensatie krijgen als de studenten die komend jaar hun collegegeld gehalveerd zien? Kan de regering toelichten waarom deze groep anders wordt behandeld dan zij die nog doorstuderen, zo vragen zij.

De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering alle studenten die vertraging hebben opgelopen, wil compenseren door halvering van het collegegeld. In dat licht vinden zij het niet meteen voor de hand liggend om studenten te compenseren door halvering van het collegegeld voor het komende studiejaar, terwijl de kans aanmerkelijk is dat dat collegejaar weer voor een belangrijk deel zonder coronabeperkingen gevolgd kan worden. Deze leden vragen waarom het niet veel eenvoudiger en logischer is om voor alle studenten die in het afgelopen collegejaar ingeschreven stonden het voorgestelde bedrag door DUO6 in mindering te laten brengen op de studieschuld dan wel, indien zij geen schuld hebben, het bedrag uit te laten keren. Op deze wijze wordt daadwerkelijk gecompenseerd voor vertraging en worden de instellingen niet belast met het aanpassen van het collegegeld.

3.1 Halvering volledig wettelijk collegegeld

De leden van de VVD-fractie lezen dat het volledig wettelijk collegegeld voor eerstejaarsstudenten twee keer wordt gehalveerd. Hoe verhoudt zich deze halvering met eerdere uitspraken van de Minister, tijdens het notaoverleg «Nationaal Programma Onderwijs: steunprogramma voor herstel en perspectief» van 25 februari 2021, waarin hij zei: «We hebben nu de eerstejaars in het hoger onderwijs uitgezonderd, omdat ik goede hoop heb dat we volgend jaar gewoon weer een nagenoeg vol studiejaar kunnen hebben, met veel minder beperkingen dan nu. Dan zou de rationale achter die redenering dus ook wegvallen. Eerstejaarsstudenten vallen nu dus niet onder die maatregelen»7? Waarom is de regering teruggekomen op deze uitspraak? Als de oorzaak is dat de systemen van DUO dit onderscheid niet zouden kunnen maken, ziet de regering hier dan urgentie in om aan de slag te gaan met deze systemen? Zo ja, op welke manier? Niet zozeer om eerstejaars nu uit te zonderen van deze halvering, maar wel dat beleidskeuzes niet afhankelijk horen te zijn over wat het systeem wel of niet aan kan, zo merken de leden op.

4. Extra reisvoorziening

De leden van de VVD-fractie lezen dat als gevolg van de uitbraak van COVID-19 studenten sinds maart 2020 weinig gebruik hebben kunnen maken van hun reisvoorziening. Op welke manier heeft het Ministerie van OCW8 hier contact over met de NS en een lagere prijs uit onderhandeld, zo vragen de leden.

De leden van de PvdA-fractie hebben nog enkele vragen over de extra reisvoorziening naar aanleiding van signalen dat sommige studenten niet de beloofde twaalf extra maanden krijgen maar slechts negen. Kan de regering toelichten waarom studenten wiens reisproduct eerder dit collegejaar was verlopen en daarom hun studentenreisproduct hebben stopgezet nu minder maanden compensatie krijgen omdat deze maanden niet met terugwerkende kracht worden toegevoegd? Deelt de regering met deze leden de mening dat het straffen van studenten die naar behoren hun studentenreisproduct hebben stopgezet nu minder compensatie ontvangen dan studenten die hun studentenreisproduct wel hebben laten doorlopen, zeker wanneer zelfs de OV9-boete komt te vervallen voor het onrechtmatig laten doorlopen? Is de regering bereid hier nogmaals naar te kijken om oneerlijke situaties te repareren, zo vragen de genoemde leden.

5. Gevolgen (m.u.v. financiële gevolgen)

5.1 Gendergelijkheid

De leden van de VVD-fractie vragen wat de toevoeging is van de paragraaf inzake gendergelijkheid in dit wetsvoorstel. Wordt er op basis van andere kenmerken wel onderscheid gemaakt? Zo ja, op welke manier, zo vragen zij.

6. Advies (en consultatie)

De leden van de VVD-fractie hebben naar aanleiding van de opmerkingen bij de consultatie van de VSNU10 een aantal vragen.

De leden vragen hoe een student moet bewijzen dat er een verband is tussen de studievertraging en COVID-19. Is het niet wenselijker als uitgangspunt te nemen dat studievertraging is veroorzaakt door COVID-19?

Voorts vragen de leden wat de reactie van de regering is op de volgende opmerking van de VSNU. Op pagina 7 staat: «Voor internationale bachelorstudenten die willen instromen in een masteropleiding, geldt dat instellingen op grond van de WHW al de mogelijkheid hebben deze studenten toe te laten indien zij in het bezit zijn van kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een graad bachelor». Probleem is echter dat een internationale bachelorstudent zonder bachelordiploma door studievertraging gerelateerd aan COVID-19 juist nog niet beschikt over de kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van de graad bachelor. Wij voorzien hier problemen met de accountantscontrole op de inschrijfbekostiging.

Tevens vragen de leden wat de reactie van de regering is op de volgende opmerking van de VSNU. Memorie van toelichting: Algemeen: zachte knip vanuit buitenland wenselijk, maar hoe is dit te controleren («Wat betreft de zachte instroom in onze bachelors; die instroom was afgelopen jaar laag. Maar ons valt op dat voor EU studenten naar onze bachelors geregeld wordt dat als ze in het thuisland op deze zachte wijze toegelaten zouden zijn, wij het ook moeten doen. ik neem aan dat de bewijslast bij de aankomende student ligt, maar kan de Nuffic hier ondersteunen? Hoe komt een student aan een verklaring van een universiteit in eigen land zonder daar ingeschreven te staan? Voor de masters lees ik geen van dergelijke bepalingen en ga ik er dus vanuit dat we de regeling kunnen toepassen zoals we hebben gedaan voor buitenlandse studenten naar de master: nee vanwege het grote afbraakrisico.»)

De fungerend voorzitter van de commissie,
Tellegen

Adjunct-griffier van de commissie,
Bosnjakovic


  1. Mbo: middelbaar beroepsonderwijs↩︎

  2. Hbo: hoger beroepsonderwijs↩︎

  3. Wo: wetenschappelijk onderwijs↩︎

  4. Ad: Associate degree↩︎

  5. EER: Europese Economische Ruimte↩︎

  6. DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs↩︎

  7. Kamerstuk: 35 570 VIII, nr. 207↩︎

  8. OCW: Onderwijs, Cultuur en Wetenschap↩︎

  9. OV: openbaar vervoer↩︎

  10. VSNU: Vereniging van Nederlandse Universiteiten↩︎