Antwoord op vragen van het lid De Groot over het bericht 'Veehouderij schrikt van vondst giftige schimmel in partij veevoer'
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2021D21249, datum: 2021-06-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20202021-2959).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Ooit ChristenUnie kamerlid)
Onderdeel van zaak 2021Z05309:
- Gericht aan: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Indiener: T.C. (Tjeerd) de Groot, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
2959
Vragen van het lid De Groot (D66) aan de Minister Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Veehouderij schrikt van vondst giftige schimmel in partij veevoer» (ingezonden 2 april 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 2 juni 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2459.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Veehouderij schrikt van vondst giftige schimmel in partij veevoer» waarin kenbaar wordt gemaakt dat aflatoxine is gevonden in veevoer?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is de reden dat pas na een maand deze besmetting aan het licht is gekomen en op welke manier is dit uiteindelijk toch gevonden?
Antwoord 2
De sector heeft een regulier proces ter controle van diervoederveiligheid, gebaseerd op het voedselveiligheidsplan en afhankelijk van het land van afkomst van het product. Deze controle gaat via een steekproef per kwartaal, vandaar de termijn van een maand. De eerste analyse vindt plaats bij de primaire producent en eventueel daarna nog een keer bij een leverancier. De frequentie van monsterneming is gebaseerd op de indeling van landen in hoog, midden of laag risico op het voorkomen van aflatoxine. Vanwege het mogelijke risico van aflatoxine hanteert de diervoedersector een specifiek bovenwettelijk protocol van risicobeheersing met bovenwettelijke, strengere normen. Dankzij dit protocol kwam de besmetting aan het licht bij een diervoederbedrijf.
Vraag 3
Hoeveel voer is sinds het incident geleverd aan Nederlandse melkveehouders?
Antwoord 3
Sinds het bekend worden van de overschrijding is er geen verontreinigd diervoeder meer geleverd aan Nederlandse melkveehouders omdat het betrokken diervoederbedrijf onmiddellijk is gestopt met het uitleveren van het betreffende diervoeder. Ook zijn de al uitgeleverde partijen diervoeder door de sector onmiddellijk bij de veehouders geblokkeerd.
Vraag 4
Binnen hoeveel uur zijn de betrokken melkveebedrijven geblokkeerd?
Antwoord 4
De betrokken veehouders zijn, op dezelfde dag dat de melding bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en de Stichting Controle Orgaan voor Kwaliteits Zaken (COKZ) is gedaan, geïnformeerd en geblokkeerd door de zuivelsector zelf (op 26 maart 2021). De Stichting COKZ is in Nederland de bevoegde autoriteit als het om zuivel en eieren gaat. Zij controleert of de sector de juiste stappen neemt in zo’n situatie.
Vraag 5
Hoe wordt geïmporteerd voer gecontroleerd op giftige stoffen? En op welke manier worden exportcertificaten van geïmporteerd voer gecontroleerd?
Antwoord 5
Het maïsglutenvoer is niet als diervoeder geïmporteerd. In deze casus kwam de partij maïs uit Frankrijk. In Nederland heeft het levensmiddelenbedrijf een levensmiddel geproduceerd van deze maïs en de reststroom, het maïsglutenmeel, had als bestemming diervoeder. Het levensmiddelbedrijf dat de maïs in Nederland heeft verwerkt, is verantwoordelijk voor het voldoen aan de wettelijke limieten voor contaminanten zoals aflatoxine.
De NVWA ziet hierop toe en de controle bestaat uit het controleren van het voedselveiligheidsplan van het bedrijf. Ook neemt de NVWA zelf monsters van diervoeders en laat deze analyseren op verontreinigingen zoals aflatoxine.
Vraag 6
Klopt het dat exportcertificaten waarin analyserapporten uit landen van herkomst niet altijd betrouwbaar zijn? Zo ja, hoe wordt de veiligheid gegarandeerd?
Antwoord 6
De veiligheid van partijen moet worden gegarandeerd door bedrijven zelf. Ondanks dat er bij een partij een analysecertificaat aanwezig is, dienen zij op basis van hun voedselveiligheidsplan ook eigen controles en onderzoeken op aangekochte partijen uit te voeren op basis van risico. De NVWA controleert op dit voedselveiligheidsplan.
Het analysecertificaat geeft aan dat het monster conform is. Het kan echter zijn dat er bij transport of opslag van de partij alsnog schimmelvorming ontstaat. Verder is het niet totaal uit te sluiten dat er wel een verontreiniging is, maar dat deze niet homogeen in de partij zit, maar op bepaalde plekken (spotbesmetting), en dit kan dan gemist worden bij monsterneming van de partij.
Vraag 7
Klopt het dat de besmette mais uit Frankrijk is geïmporteerd? En in welke risicogroep is dit herkomstland ingedeeld als het aankomt op aflatoxine (hoog-, midden- of laagrisicoherkomstland)?
Antwoord 7
De verontreinigde maïs was afkomstig uit Frankrijk. Frankrijk staat op dit moment als een laagrisicoland ingedeeld (bron: SecureFeed, GMP+ International).
Vraag 8
Wat wordt met het besmette geblokkeerde voer gedaan?
Antwoord 8
Het besmette geblokkeerde voer wordt afgevoerd richting vergisting om uit te sluiten dat dit nog in de diervoederketen terecht komt.
Vraag 9
Op grond van welke wetgeving oordeelt de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) dat met verdunning van melk afkomstig van koeien die gevoerd zijn met besmet voer geen gevaar voor de volksgezondheid is geweest? Welke normen hanteert de NVWA hierbij?
Antwoord 9
De wettelijke maximum limiet voor aflatoxine M1 in melk is 0,050 microgram per kg. Dit staat in Verordening (EG) nr. 1881/2006, regel 2.1.13, «Rauwe melk, warmte behandelde melk en melk voor producten op basis van melk».
De NVWA heeft op basis van de verdunningen in boerderijmelk kunnen inschatten dat de limieten niet werden overschreden in de uiteindelijke consumptiemelk. Als de melk opgehaald wordt bij boeren, wordt deze in de Rijdende MelkOntvangst (RMO) van de ontvanger van boerderijmelk al verdund, omdat de ontvanger van boerderijmelk van meerdere boerderijen melk ophaalt. Vervolgens wordt de melk verder verdund in het melkverwerkingsbedrijf, omdat daar melk wordt verzameld en verwerkt. Consumptiemelk en andere zuivelproducten zoals die in de winkel staan, zijn dus een mengsel van melk van vele boerderijen, dus het gehalte aan aflatoxine – als dat onverhoopt aanwezig is – wordt sterk verdund.
Naast grootschalige zuivelfabrieken is ook melk boven de wettelijke limiet geleverd aan een viertal kleinschalige zuivelbereiders. Hier speelt de verdunning niet of minder en zijn de zuivelproducten geblokkeerd en zijn ze nog in onderzoek.
Vraag 10
Zit de controle op aflatoxine ook in het Nationaal Plan Diervoeders? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Ja, deze controle zit ook in het Nationaal Plan Diervoeders. Zowel bij importstromen, veevoederbedrijven als bij primaire bedrijven worden monsters genomen ten behoeve van controle op mycotoxines (waaronder aflatoxine M1).
Vraag 11
Zijn verhogingen van aflatoxine geconstateerd uit de dagelijkse monitoring van melk? Zo ja, wat is er met deze resultaten gebeurd?
Antwoord 11
De betrokken melkveehouderijen zijn geblokkeerd. Voor accepteren van de melk van deze veehouderijen moet de melk in de tank onderzocht worden – op basis waarvan besluit genomen wordt of de melk opgehaald kan worden door de melkverwerker. Uit onderzoek door de zuivelondernemingen blijkt dat bij 29 melkveehouderijen er een overschrijding van de wettelijke limiet aan de orde was. De melk van deze veehouderijen is uitgesloten van het consumptiekanaal.
Melk wordt gemonitord in jaarlijkse monitoringsprogramma’s uitgevoerd door de Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO) (dit betreft 480 monsters, per monsteronderzoek worden 4 melkveehouderijen onderzocht waardoor de resultaten betrekking hebben op 1920 melkveehouderijen) en de Stichting COKZ (betreft 540 monsters). Hier zijn geen normoverschrijdingen geconstateerd.
Vraag 12
Kunt u een tijdlijn geven met de gebeurtenissen, wanneer welk feit geconstateerd werd en welke acties zijn ondernomen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
Tijdlijn diervoeder:
Melding door diervoederbedrijf bij NVWA: 26 maart 2021, 9.00 uur
Overschrijding gemeld van aflatoxine B1 in maïsglutenvoer; datum uitslag laboratoriumanalyse: 26 maart 2021. Bij deze melding aan de NVWA werd ook gemeld dat de betrokken leveranciers en afnemers werden geïnformeerd. Het betrokken diervoeder dat nog aanwezig was bij de diervoederbedrijven is geblokkeerd.
Blokkering en afvoer van de diervoeders bij de veehouderijen
Per 26 maart 2021 zijn door de sector (actoren: Securefeed, NZO en het diervoederbedrijf dat de eerste melding heeft gedaan) alle nog aanwezige voorraden diervoeder geblokkeerd bij de betrokken melkveehouderijen (228) en terughaalacties zijn opgestart.
Melding NVWA naar Frankrijk en andere lidstaten in verband met handel naar andere lidstaten: RASFF 2021.1645 31 maart 2021. In deze melding is de Franse autoriteiten ook gevraagd onderzoek te doen naar de bron van de besmetting in de oorspronkelijke maïs.
Tijdlijn melk:
De NZO heeft op 26 maart de Stichting COKZ geïnformeerd over blokkade van 228 melkveehouderijen (inclusief 2 geitenhouderijen). De sector blokkeerde zelf de betrokken bedrijven. Voordat de melk van deze bedrijven opgehaald mocht worden, is het volgende protocol gevolgd: eerst de tankmelk onderzoeken, op basis waarvan besluit wel of niet ophalen van de boerderijmelk door de meldverwerkingsbedrijven. Successievelijk zijn zo alle geblokkeerde melkveehouderijen onderzocht. Als uit het onderzoek blijkt dat de melk aan de wettelijke limiet voldoet, dan wordt deze opgehaald. Uit onderzoek door de zuivelondernemingen blijkt dat bij 29 melkveehouderijen een overschrijding van de wettelijke limiet aan de orde was. Hier is de melk niet opgehaald en is vanaf dat moment ook steeds de opvolgende productie van melk onderzocht. Dit onderzoek is voortgezet totdat bleek dat de melk van deze betrokken melkveehouderijen weer voldeed aan de wettelijke limiet, waarna de melk weer werd opgehaald. Op 6 april 2021 is vastgesteld dat bij alle melkveehouderijen de melk weer aan de wettelijke limiet voldeed. Volgens de NVWA is er voor vlees geen risico geweest.
Noordhollands Dagblad, 31 maart 2021, «Veehouderij schrikt van vondst giftige schimmel in partij veevoer» (Veehouderij schrikt van vondst giftige schimmel in partij ve... – Noordhollands Dagblad)↩︎