[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag Landbouw- en Visserijraad 26-27 mei 2021

Landbouw- en Visserijraad

Brief regering

Nummer: 2021D21795, datum: 2021-06-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-32-1304).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 32-1304 Landbouw- en Visserijraad.

Onderdeel van zaak 2021Z09898:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1304 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juni 2021

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die op 26 en 27 mei jl. in Brussel plaatsvond. Daarnaast informeer ik uw Kamer middels deze brief over de onderhandelingen over visserijmogelijkheden bij de Faeröer-eilanden en het afsluiten van de gecombineerde opgave van 2021.

I. Verslag Landbouw- en Visserijraad

Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB)

Deze Raad stond in het teken van de hervorming van het GLB en de triloogonderhandelingen. De Raad liep parallel aan de zogenaamde jumbotriloog tussen het Portugese voorzitterschap van de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie over het totale hervormingspakket (Strategisch Planverordening, Horizontale verordening en de wijzigingsverordening voor de Gemeenschappelijke Marktordening), in de hoop tot een politiek akkoord te komen. Belangrijke nog openstaande onderwerpen waren de groene architectuur, doelgerichtheid van directe betalingen, sociale conditionaliteit, het nieuwe uitvoeringsmodel en een aantal punten in het kader van de gemeenschappelijke marktordening. Na ruim twee dagen onderhandelen is het de drie instellingen helaas niet gelukt om tot een akkoord te komen over het GLB. De Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie konden de onderlinge verschillen nog niet overbruggen.

De grootste verschilpunten waren het ambitieniveau voor de groene architectuur van het GLB, inclusief de mate waarin de doelen van de Green Deal een plaats moeten krijgen in het GLB, en de wens van het Parlement om inkomenssteun te verbinden aan het naleven van wet- en regelgeving op het gebied van arbeid- en werkomstandigheden (sociale conditionaliteit). Voor beide onderwerpen bleken de voorstellen van de Raad en het Parlement te ver uit elkaar liggen om nu tot een compromis te kunnen komen. Daarnaast waren belangrijke voorstellen te weinig uitgewerkt om de consequenties goed te kunnen overzien.

Tijdens de onderhandelingen heb ik vooral de specifiek Nederlandse prioriteiten uitgedragen, waaronder een ambitieuze oormerking voor ecoregelingen, subsidiabiliteit voor natte teelten, het meetellen van investeringssteun in het minimum steunpercentage voor jonge boeren en verduidelijking van de erkenningscriteria van producentenorganisaties. Bij de laatste onderhandelingsronde heb ik aangegeven dat Nederland nog wel aanknopingspunten zag in het laatste voorstel van het Parlement, maar de meeste lidstaten vonden verder onderhandelen niet zinvol.

Groene architectuur

De Raad en het Europees Parlement hebben nog geen overeenstemming bereikt over het percentage middelen uit de eerste pijler dat geoormerkt wordt voor de ecoregelingen en de mate van flexibiliteit in de beginperiode van invoering hiervan. Ook het percentage middelen uit de tweede pijler dat geoormerkt wordt voor klimaat en leefomgeving is nog een punt van onderhandeling.

Verder is de concrete invulling van de conditionaliteit – de basisvoorwaarden waaraan boeren moeten voldoen voor de basisinkomenssteun, waaronder de goede landbouw- en milieucondities (GLMC’s) – nog onderwerp van discussie. Hier speelden met name de bescherming van veengrond, de breedte van bufferstroken, het opnemen van gewasdiversificatie als optie naast gewasrotatie en het verplichte percentage aan hoog diverse landschapselementen op bouwland nog een rol.

Ik heb aangegeven een ambitieuze oormerking voor de ecoregelingen te kunnen steunen. Daarnaast heb ik benadrukt dat subsidiariteit van belang is en dat vanwege de verschillen tussen de lidstaten, de verplichtingen van de conditionaliteit aangepast moeten kunnen worden aan de landelijke omstandigheden. Dit geldt ook voor de breedte van de bufferstroken.

Sociale conditionaliteit

Opname van de sociale conditionaliteit in het GLB is een speerpunt voor het Parlement. Het voorzitterschap koerste, ondanks tegenspraak van verschillende lidstaten, op een compromisvoorstel dat al een aanmerkelijke verzwaring van de uitvoering voor lidstaten zou betekenen en waarin naast conditionaliteit, de sociale dimensie ook een doel van het subsidie-instrumentarium van het GLB zou worden. Ik heb benadrukt dat Nederland zich volop inzet voor goede arbeidsomstandigheden in de agrarische sector. Lidstaten hebben al specifieke handhavingspraktijken om te zorgen voor de naleving van de bestaande voorschriften. Ik heb daarom aangegeven dat het opnemen sociale conditionaliteit overbodig is en voor veel administratieve en uitvoeringslasten zal zorgen. Daarnaast heb ik over het compromisvoorstel gezegd, dat het niet de bedoeling kan zijn werkgevers via subsidies te belonen voor zaken en handelingen die zij toch al zouden moeten doen.

Doelgerichte betalingen

In de onderhandelingen over de doelgerichtheid van betalingen (gericht op een eerlijke verdeling van de directe betalingen) kwamen Parlement en Raad uiteindelijk dicht bij elkaar uit, met een verplichting om minimaal 10% van de directe betalingen toe te wijzen aan kleinere (en middelgrote) bedrijven. Een uitzondering zou gelden voor lidstaten die kunnen aantonen dat de gewenste herverdeling op een andere manier tot stand komt. Het EP wilde echter niet akkoord gaan met een uitzondering voor landen waar de verschillen in betalingen al relatief klein zijn, zoals Nederland.

Gemeenschappelijke marktordening

In de onderhandelingen lag de focus tijdens deze Raad in mindere mate bij de wijziging van de gemeenschappelijke marktordening (GMO). Er is wel gesproken over de voorstellen van het Parlement om handelsbarriĂšres op te (kunnen) werpen tegen producten van derde landen die onder lagere duurzaamheidsstandaarden zijn geproduceerd dan in de EU. Men streeft hier naar een gezamenlijke verklaring als alternatief voor het opnemen van de amendementen van het Parlement. Over de definitieve tekst van de verklaringen is nog geen overeenstemming bereikt.

Daarnaast heb ik aangegeven tevreden te zijn dat het Parlement zijn amendement over uitbreiding van de bepalingen voor de bescherming van het gebruik van zuivel aanduidingen heeft laten vallen. Daarmee heb ik tevens invulling gegeven aan de motie van het lid Vestering.1 Ook heb ik benadrukt dat het voor Nederland van belang is dat wordt verduidelijkt dat leden van producentenorganisaties contact mogen hebben met kopers mits het daarbij niet gaat om afspraken over volume en prijzen, zodat het vertrouwen in de steunregeling voor de groente- en fruitsector in Nederland hersteld wordt.

Vervolg

Nu de Raad van 26 en 27 mei niet tot een politiek akkoord over de GLB-voorstellen heeft geleid, zal het Voorzitterschap samen met de Commissie en het Parlement een pad moeten uitstippelen om de onderhandelingen voort te zetten en tot een goed einde te brengen. Inzet is om in de Raad van 28 en 29 juni wel tot een akkoord te komen.

Studie Europese Commissie over de bestaande wetgeving over plant reproductief materiaal (PRM)

De Europese Commissie gaf een toelichting op de studie die is uitgevoerd naar de bestaande wetgeving waar plant reproductief materiaal onder valt. Commissaris Kyriakides opende het agendapunt door het belang van plant reproductief materiaal te benadrukken voor het vinden van oplossingen voor voedselzekerheid. De zadensector is erg innovatief en de studie gaf aan dat de huidige wetgeving niet meer geschikt is voor huidige stand van ontwikkelingen, aldus de commissaris.

Ik heb aangegeven dat Nederland het eens is met de conclusie uit de studie waarin gesteld wordt dat de huidige regelgeving over de marketing en verkoop van PRM voornamelijk focust op de kwaliteit van de zaden en dat deze focus te smal is. Duurzaamheid en biodiversiteit zouden een sterkere rol moeten spelen. We hebben inderdaad gemoderniseerde wetgeving nodig maar niet alle problemen die de studie identificeert kunnen alleen door nieuwe wetgeving worden opgelost. Ik heb verder aangegeven dat een goede impact assessment nodig is om zeker te zijn dat eventuele voorgestelde wijzigingen er niet voor zorgen dat de huidige succesvolle en diverse zadenmarkt in de EU ondermijnd wordt.

Studie Europese Commissie over de status van nieuwe genomische technieken

De Europese Commissie gaf een toelichting over de studie naar de status van nieuwe genomische technieken. Uit deze studie blijkt dat de huidige EU-wetgeving verouderd is en dat nieuwe technieken een belangrijke rol kunnen spelen voor de verduurzaming van de land- en tuinbouw. Commissaris Kyriakides gaf aan dat het van belang is dat we de discussie over nieuwe technologieën gaan voeren, aangezien het over belangrijke zaken gaat. Planten die voortkomen vanuit de nieuwe technieken kunnen een hogere weerbaarheid voor klimaatomstandigheden en ziektes hebben en ze kunnen bevorderlijk zijn voor de voedselzekerheid en de gezondheid van consumenten. Maar de Commissie hoort ook de zorgen vanuit de maatschappij en verzekerde dat veiligheid van producten een fundamentele basisvoorwaarde is. Verder gaf de Commissaris aan snel aan de slag te gaan met een effectenbeoordeling met het oog op een mogelijke aanpassing van de wetgeving.

Ik heb aangegeven blij te zijn met de publicatie van de studie en heb het belang benadrukt van biotechnologie en innovatie voor de moderne samenleving. Nieuwe innovatieve technieken kunnen bijdragen aan de Sustainable Development Goals (SDGs) en de doelen van de Green Deal en de «Van boer tot bord»-strategie. Dit betekent dat Europa actie moet ondernemen om de kansen te benutten van biotechnologie. Natuurlijk wel met volledige eerbiediging en versterking van de grondbeginselen van veiligheid, transparantie en vrije keuze. Ethische en sociale overwegingen moeten natuurlijk meegewogen worden. Daarnaast heb ik aangegeven dat de wetgeving future-proof moet zijn en dat er constructief samengewerkt moet worden om een gezamenlijke science-based aanpak te kunnen vinden.

Het EU-actieplan voor biologische productie

Commissaris Wojciechowski heeft tijdens de Raad het biologisch actieplan van de Europese Commissie toegelicht. Om productie- en consumptie te verduurzamen en daarmee bij te dragen aan de klimaatdoelen van de Green Deal, wil de Commissie het EU-areaal biologische landbouw verhogen tot 25% in 2030. Dit heeft, volgens de Commissaris, directe positieve effecten op dierenwelzijn, biodiversiteit, het klimaat en de «Van boer tot bord»-strategie. De Commissie zal € 49 miljoen vrijmaken uit het EU-promotiebudget voor landbouwproducten om de doelen uit het actieplan te behalen. Daarnaast nodigde de Commissie de lidstaten uit om ook nationale plannen te maken om biologische productie te vergroten.

Verschillende lidstaten gaven aan al een nationaal plan te hebben of bezig zijn om dit op te zetten. Ook benadrukten meerdere lidstaten dat het niet alleen van belang is om naar de biologische productie te kijken, maar om ook aandacht te besteden aan de vraag naar deze producten zodat vraag en aanbod in balans komen.

Ik heb aangegeven dat Nederland het actieplan van de Commissie verwelkomt. Nederland kent momenteel nog een kleine biologische landbouwsector maar ik heb aangegeven dat er desondanks veel kansen en mogelijkheden liggen. Daarnaast zijn er, naast biologische productie, ook andere vormen van duurzame landbouw zoals kringlooplandbouw en natuur-inclusieve landbouw. Ik heb benadrukt dat er geen one size fits all-oplossing is en dat we moeten leren en gebruik moeten maken van alle vormen van positieve en duurzame praktijken. Ook heb ik aangegeven dat Nederland ook een nationale strategie op zal zetten.

Raadsconclusies over de EU-prioriteiten voor de 2021 VN Food Systems Summit

Tijdens deze Raad werden de Raadsconclusies over de EU-prioriteiten voor de Food Systems Summit van de VN gepresenteerd. De Europese Commissie en de lidstaten hebben de Raadsconclusies gezamenlijk voorbereid. Het voorzitterschap en Commissaris Kyriakides gaven een korte toelichting bij de opgestelde Raadsconclusies. Het voorzitterschap gaf aan dat de EU koerst op een ambitieuze actieagenda. De EU-prioriteiten omvatten een groot aantal onderwerpen gericht op de visie van een duurzame en klimaat-neutrale toekomst, waarbij de Green Deal en de «Van boer tot bord»-strategie belangrijke onderdelen zijn.

De Raad keurde de Raadsconclusies over de EU-prioriteiten voor de Food Systems Summit goed. De lidstaten waren het eens over het belang van de VN-top als een echte kans om voedselsystemen op mondiaal niveau opnieuw vorm te geven. Ik heb aangegeven dat Nederland toegewijd is en hoge verwachtingen heeft voor de VN-top. Daarnaast heb ik benadrukt dat het van belang is om met een brede blik naar voedselsystemen te kijken en te erkennen dat voedsel en landbouw nauw verbonden zijn met o.a. klimaatverandering, het beheer van natuurlijke hulpbronnen, water, infrastructuur en ontwikkeling van de particuliere sector.

AOB-punt: consultaties over vangstmogelijkheden met het VK

Commissaris Sinkevicius gaf een toelichting op de laatste stand van zaken van de consultaties met het Verenigd Koninkrijk over de vangstmogelijkheden voor 2021. Belangrijkste ontwikkeling is dat het VK begin mei heeft aangegeven aan te willen koersen op een deelakkoord op de punten waarover wel al voorlopige afspraken zijn gemaakt. De Commissaris refereerde aan het gesprek van 17 mei jl. waar over deze ontwikkeling is gesproken met de meest betrokken visserijministers, waaronder Nederland. In dat gesprek heb ik aangegeven dat we niet in kunnen stemmen met een deelakkoord, gezien de precedentwerking en implicaties voor het gelijk speelveld. Dit standpunt werd unaniem gedeeld. Ook tijdens de Raad gaven de betrokken lidstaten aan geen deelakkoord te willen. De Commissie heeft dit standpunt in een brief aan het VK duidelijk gemaakt en de oproep gedaan aan het VK om weer terug naar de onderhandelingstafel te keren. De Commissaris benadrukte dat hij de kwestie breed bekijkt en in nauw contact is met Vicepresident Sefcovic. Meerdere lidstaten benoemden tijdens de Raad ook het belang van quotaruilen in het kader van het uitblijven van een akkoord met het VK, waarbij Nederland de Commissie opriep pragmatisch om te gaan met de gevolgen daarvan.

AOB-punt: WTO-onderhandelingen over visserijsubsidies

Spanje vroeg mede namens een aantal andere lidstaten, waaronder Frankrijk, de Raad om aandacht voor de lopende onderhandelingen in de WTO over visserijsubsidies. De onderhandelingen binnen de WTO gaan over afspraken over het tegengaan van schadelijke visserij subsidies die leiden tot overbevissing en illegale, niet gerapporteerde en ongereguleerde visserij (IUU-visserij). Ondanks dat dit ook behandeld wordt in het handelscomité, wilden Spanje en Frankrijk dit ook met de visserijministers en de Europese Commissie bespreken. In hun ingestuurde paper, en tijdens de Raad, vroegen Spanje en Frankrijk aan de lidstaten om steun te verlenen voor een aangescherpte inzet door de Europese Commissie, onder andere bedoeld om het onderhandelingsproces te versnellen. Spanje wees erop dat er met het gemeenschappelijk visserijbeleid al veel bereikt is waar we trots op kunnen zijn maar dat er nieuwe ontwikkelingen in de WTO-onderhandelingen plaatsvonden die Spanje zorgen baarden. Dit ging met name over de discussie over de belastinguitzondering voor brandstof en IUU-visserij. Volgens Spanje moet het duurzame visserijmodel van de EU verdedigd worden.

Meerdere lidstaten sloten zich aan bij de positie van Spanje en Frankrijk. Zij stelden dat er geen ondermijning van de resultaten van EU-beleid mocht plaatsvinden en steun voor een groene transitie en duurzame visserij is het kerndoel. Nederland heeft aangegeven dat het belangrijk is om schadelijke subsidies te stoppen in lijn met de VN Sustainable Development Goal 14.6. Om deze reden steunde Nederland een ambitieuze opstelling van de Europese Commissie hierbij.

Commissaris Sinkevicius reageerde door te stellen dat een betekenisvol en effectief akkoord nodig is, onder andere voor het laten functioneren van het multilateraal systeem en het bereiken van de Sustainable Development Goals. De mogelijkheid voor niet-schadelijke steun, inclusief belastingvrijstellingen moeten we blijven handhaven, aldus de Commissaris. De Commissie deelt de belangrijke zorgen van de lidstaten wat betreft de tekstvoorstellen van de onderhandelingen en zal de huidige EU-wetgeving verdedigen. De Commissaris gaf aan dat een akkoord moet bijdragen aan meer duurzame visserij en dat er geen steun mag zijn voor IUU-visserij.

AOB-punt: Gezamenlijk verklaring Visegrad +3 over de «Van boer tot bord»-strategie

De landbouwministers van de Visegradlanden, Bulgarije, Roemenië en Kroatië hebben een gezamenlijke verklaring opgesteld over de kansen en uitdagingen van de «Van boer tot bord»-strategie. In het document wordt onder andere de wens uitgesproken om de lasten die voortvloeien uit de «Van boer tot bord»-strategie evenredig over de voedselketenpartners te verdelen en dat deze niet vooral bij kleinere, primaire producenten terecht komen. Polen heeft dit tijdens de Raad nogmaals herhaald en het belang genoemd dat de «startpositie» van de verschillende lidstaten moet worden meegenomen bij de implementatie van de strategie. Daarnaast heeft Polen aangegeven dat de groep landen pleiten voor een ex ante effectbeoordeling van de gehele «Van boer tot bord»-strategie op milieu-, sociale en economische aspecten, voorafgaand aan de uitrol van de strategie.

Nederland heeft, net als de overige lidstaten, de verklaring aangehoord. Commissaris Wojciechowski benadrukte het belang van effectenbeoordelingen en dat de Commissie heeft aangegeven dat er voor alle wetgevende onderdelen uit de strategie een effectenbeoordeling zal volgen.

AOB-punt: vorstschade

Frankrijk, Griekenland en Italië hebben door middel van een gezamenlijke verklaring gevraagd om EU-solidariteit met de sectoren die dit voorjaar te lijden hebben gehad van extreme vorst. Vorstschade is met name opgetreden in de wijnsector en de groente- en fruitsector. Griekenland heeft deze oproep tijdens de Raad herhaald. Voor de wijnsector heeft Griekenland de eerdere oproep van de Raad van 22 maart jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1283) om extra steun, vanwege de gevolgen van de COVID-19 pandemie en de invoertarieven in de VS, herhaald. Daarnaast heeft Griekeland voor de andere sectoren om steun gevraagd op grond van de GMO-verordening. Zij hebben aangegeven dat het van belang is dat er snel steun wordt geboden en dat dit ook staatssteun kan zijn.

Meerdere lidstaten (Spanje, Cyprus, Kroatië en Polen) hebben aangegeven de ondertekenaars van de gezamenlijke verklaring te steunen in hun oproep. Nederland heeft de gezamenlijke verklaring aangehoord. Commissaris Wojciechowski heeft aangegeven bewust te zijn van de ernst van de situatie en dat de Commissie de situatie nauwlettend volgt.

II. Onderhandelingen visserijmogelijkheden Faeröer eilanden

In mijn brief van 6 mei jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1293), het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 26 april, heb ik uw Kamer aangegeven dat de onderhandelingen tussen de EU en de Faeröer-eilanden over visserijmogelijkheden voor 2021, moeizaam verliepen. Er is alsnog geen overeenkomst bereikt, aangezien er geen overeenstemming over de uitruil van bestanden heeft kunnen plaatsvinden. Van de kant van de Faeröer werd een zo grote hoeveelheid «Groenlandse garnalen» gevraagd dat dit onacceptabel bleek voor de lidstaten die hierin een belang hebben. Het afketsen van een overeenkomst voor dit jaar betekent dat Europese vaartuigen geen toegang hebben tot de wateren van de Faeröer, en vice versa, en dat er geen uitruil is van enkele visserijbestanden. De inzet van de EU is nu om voor volgend jaar wel een wederzijds gunstige overeenkomst te kunnen bereiken.

III. Gecombineerde opgave 2021 goed verlopen

De openstelling van de Gecombineerde opgave (GO) 2021 is afgerond. Zaterdag 15 mei was de laatste dag waarop opgaven konden worden ingediend. Nu is de kortingsperiode die daarop volgt gestart (16 mei–11 juni). Gedurende de kortingsperiode kunnen nieuwe opgaven ook nog worden ingediend, maar dan geldt een korting op de aangevraagde subsidies. Na half juni worden ingediende opgaven afgewezen.

Er zijn 61.834 uitnodigingen verstuurd om de GO in te dienen. Tot en met 15 mei heeft RVO 56.233 opgaves ontvangen. In de kortingsperiode verwacht RVO nog een klein deel (in 2018 1.300, in 2019 1500). Ongeveer de helft van de opgaven is door een adviseur ingediend, net als eerdere jaren.

Vanaf de openstelling begin maart zijn er tot en met 15 mei circa 6000 telefoontjes ontvangen met een piek in de laatste twee weken waarin circa 500 telefoontjes per dag werden geteld. Deze zijn volgens de afgesproken normen afgehandeld. Er volgt nog een onderzoek naar de klanttevredenheid. In de eerste week van juli verwacht RVO hier de resultaten van.

Via de GO worden verschillende subsidies aangevraagd die de komende maanden door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland in behandeling worden genomen. Hieronder volgt een overzicht per 15 mei.

Uitbetaling betalingsrechten en vergroeningsbetaling

43.371

(tot en met 15 mei)

Extra betaling jonge landbouwers 9.271
Graasdierpremie schaap 196
Graasdierpremie rund 121
Tegemoetkoming premie brede weersverzekering 2.789
Subsidie Natuur en Landschap (SNL-a) 1192

1 Sommige relaties dienen meerdere aanvragen in voor subsidies en sommige geen. Daarom komen de totalen van de subsidieaanvragen niet overeen met de totalen van het aantal ingediende opgaves.

2 De SNL is een aflopende subsidie, het aantal aanvragen neemt t.o.v. eerdere jaren af.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten


  1. Kamerstuk 21 501-32, nr. 1291.↩