Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Koninkrijksrelaties en het BES fonds 2020
Jaarverslag en slotwet Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2020
Lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2021D22364, datum: 2021-06-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35830-IV-6).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.M. Paternotte, voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties (D66)
- Mede ondertekenaar: T.N.J. de Lange, griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 35830 IV-6 Jaarverslag en slotwet Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2020 .
Onderdeel van zaak 2021Z10192:
- Indiener: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
- 2021-06-16 14:59: Aansluitend aan de Stemming: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-07-07 13:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
- 2022-09-06 15:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
35 830 IV Jaarverslag en slotwet Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2020
Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 10 juni 2021
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 19 mei 2021 inzake het Jaarverslag Koninkrijksrelaties en het BES fonds 2020 (Kamerstuk 35 830 IV, nr. 1).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 8 juni 2021. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Paternotte
De griffier van de commissie,
De Lange
1
Vraag:
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de voorwaarde voor liquiditeitssteun ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden van politieke ambtsdragers en werknemers in de (semi) publieke sector? Hoe past het verhogen van de salarissen van statenleden op Curaçao daarin (Salarissen politici in de Staten (antilliaansdagblad.com)?
Antwoord:
Curaçao
Curaçao heeft de 12,5% korting op de arbeidsvoorwaarden van de ambtenaren doorgevoerd, de wetgeving waarin dit wordt geregeld is door het parlement goedgekeurd. De 25% korting op de arbeidsvoorwaarden van de Ministers en statenleden op Curaçao is doorgevoerd, maar de hiervoor opgestelde wetgeving die moet voorzien in de juridische grondslag is nog niet goedgekeurd door het parlement. Ook de wetgeving die voorziet in de 12,5% korting op de arbeidsvoorwaarden van aan de overheid gelieerde entiteiten moet nog door het parlement worden goedgekeurd. Aangezien genoemde wetgeving al geruime tijd goedgekeurd had moeten zijn, heeft de RMR op 26 maart besloten dat Curaçao pas weer in aanmerking komt voor liquiditeitssteun als de wetgeving is vastgesteld en in werking is getreden.
Wat betreft de berichten over de verhoging van de salarissen van de statenleden op Curaçao het volgende. Curaçao heeft sinds 2010 geen wetgeving die de bezoldiging en overige arbeidsvoorwaarden regelt voor statenleden. Om in deze leemte te voorzien, is wetgeving opgesteld die dan ook direct voorziet in een 25% korting. Echter, de wetgeving regelt een bezoldiging die gelijk is aan het salaris van een secretaris-generaal en valt daarmee hoger uit dan de huidige bezoldiging, waardoor er sprake zou zijn van een salarisverhoging. Dit is niet in lijn met de RMR-besluitvorming van 15 mei 2020. De Staatssecretaris is hierover in gesprek gegaan met demissionair Minister-President Rhuggenaath. De voorwaarde blijft onverkort een korting van 25% op de arbeidsvoorwaarden van Ministers en Statenleden.
Sint Maarten
De landsverordeningen die zien op:
• verlaging van 25% op het totale pakket arbeidsvoorwaarden van Statenleden en Ministers;
• verlaging van 12,5% op het totale pakket arbeidsvoorwaarden van alle medewerkers in de (semi)publieke sector;
• maximering van de arbeidsvoorwaarden van topfunctionarissen binnen de (semi)publieke sector tot maximaal 130% van het nieuwe genormeerde salaris van de Minister-President van Sint Maarten;
zijn door Sint Maarten op 18 en 19 maart jl. gepubliceerd.
Echter, de Ombudsman van Sint Maarten heeft een zaak voorgelegd aan het Constitutioneel Hof waarin wordt verzocht voormelde drie landsverordeningen te toetsen op verenigbaarheid met de Staatsregeling. Het beroep van de Ombudsman heeft een opschortende werking: de landsverordeningen kunnen niet in werking treden tot drie weken na uitspraak van het Constitutioneel Hof. Mij heeft nog geen bericht bereikt dat Sint Maarten naar aanleiding van deze zaak de kortingen op de arbeidsvoorwaarden niet meer uitvoert.
Aruba
Aruba heeft de korting op de arbeidsvoorwaarden van politieke ambtsdragers en werknemers in de (semi-)publieke sector doorgevoerd en heeft daarmee voldaan aan deze voorwaarde voor liquiditeitssteun.
2
Vraag:
Wat is de stand van zaken van het voorstel van een Rijkswet Aruba financieel toezicht (RAft)?
Antwoord:
Momenteel worden gesprekken met Aruba gevoerd over het op te stellen nader rapport, waarbij zal worden gereageerd op het advies van de Raad van State van het Koninkrijk. Daarbij zal ook het advies van de Raad van Advies Aruba worden betrokken.
3
Vraag:
Kan een overzicht gegeven worden van hoeveel de vaste kosten voor het levensonderhoud tijdelijk en structureel naar beneden gebracht zijn, zoals de kosten voor drinkwater, energie en telecom in Caribisch Nederland?
Antwoord:
Zoals is aangegeven in de technische briefing met uw Kamer, zal de Minister van SZW u op korte termijn – het streven is voor het Kamerdebat van 16 juni – de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid sturen. In deze voortgangsrapportage wordt nader ingegaan op de verschillende kosten van levensonderhoud, zoals kosten voor drinkwater, energie en telecom. De Staatssecretaris verwijst u daarom ook naar deze rapportage.
4
Vraag:
Wat zijn de gevolgen van het feit dat voor Curaçao alle plannen van aanpak in het kader van de Samenwerkingsregeling Waarborg Plannen van Aanpak Landstaken Curaçao en Sint Maarten zijn uitgevoerd? Zal deze regeling niet meer op Curaçao van toepassing zijn? Wordt de regeling dientengevolge aangepast? In hoeverre is het denkbaar dat deze regeling op enig moment toch weer voor Curaçao zou moeten gelden? Kan dat dan zomaar of moet er dan opnieuw een regeling worden gemaakt?
Antwoord:
Uit de Samenwerkingsregeling Waarborging Plannen van Aanpak Landstaken Curaçao en Sint Maarten (hierna: de Samenwerkingsregeling) vloeit voort dat er voor de landstaken die Curaçao en Sint Maarten op het moment van de staatkundige hervorming in 2010 nog niet naar behoren konden uitvoeren een plan van aanpak is. Een plan van aanpak is voltooid wanneer de betreffende Minister van Curaçao of Sint Maarten kan motiveren dat het plan van aanpak is uitgevoerd en het Ministerieel Overleg – dat bestaat uit de Minister-President van het betreffende land en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – dit bekrachtigt (artikel 37, eerste lid en artikel 23, lid d). In februari 2017 is geconstateerd en bekrachtigd dat alle plannen van aanpak landstaken Curaçao zijn uitgevoerd. Bedacht dient te worden dat de samenwerkingsregeling deel uitmaakte van het proces dat leidde tot nieuwe staatkundige verhoudingen; dat is nu niet aan de orde.
5
Vraag:
Wat is de planning en stand van zaken met betrekking tot de plannen van aanpak inzake het detentiewezen en de politie voor Sint Maarten?
Antwoord:
De eerdergenoemde Samenwerkingsregeling die ten grondslag ligt aan de plannen van aanpak is verlengd tot 10 oktober 2022.
De Staatssecretaris heeft uw Kamer over de huidige stand van zaken in het gevangeniswezen en bij de politie geïnformeerd in de brief met het reisverslag werkbezoek Sint Eustatius, Saba en Sint Maarten 16 tot en met 21 mei 2021 (Kamerstuk 35 570 IV, nr. 41), in het verzamel-commissiedebat op 26 mei 2021 en middels het doorzenden van de rapportages van de voortgangscommissie (Kamerstuk 35 570 IV, nr. 37). Tijdens het Ministerieel Overleg van 19 mei 2021 met de Minister-President van Sint Maarten, en de Minister van Justitie heeft de Staatssecretaris benadrukt dat de voortgang op de uitvoering van de plannen van aanpak detentie en politie onvoldoende is en aangedrongen op het zetten van substantiële stappen.
In toevoeging hierop kan de Staatssecretaris u melden dat de werving van de programmamanager, die een belangrijke rol zal spelen bij de uitvoering van het plan van aanpak detentie, is gestart. Daarnaast heeft de Staatssecretaris vernomen dat de Minister van Justitie van Sint Maarten heeft ingestemd met het werven van nieuwe instroom voor de politie.
6
Vraag:
Hoeveel drenkelingen zijn over het jaar 2020 in de territoriale wateren van het Caribisch deel van het koninkrijk gered en aan wal gebracht?
Antwoord:
Zoals uw Kamer op 19 mei 2021 is gemeld (Kamerstuk 35 570 X, nr. 89) is de Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied (hierna Kustwacht) in 2020 179 keer in actie gekomen voor een mogelijke noodsituatie. Daarbij zijn acht personen gered en zeven dodelijke slachtoffers geborgen.
7
Vraag:
Hoeveel personen hebben in 2020 asiel aangevraagd in het Caribisch deel van het koninkrijk? Hoeveel van deze aanvragen zijn ingewilligd, en hoeveel afgewezen? Kunt u dit uitsplitsen naar land van herkomst van de aanvrager?
Antwoord:
Het vreemdelingenbeleid is een landsaangelegenheid. De Staatssecretaris heeft geen zicht op de aanvragen in Aruba, in Sint Maarten en in Curaçao. In Caribisch Nederland zijn in 2020 minder dan tien asielaanvragen ingediend. Deze aanvragen zijn zorgvuldig behandeld en afgewezen. Vanwege dit lage aantal kan de Staatssecretaris geen uitspraak doen over de nationaliteit van betrokkenen, aangezien informatie hierover herleidbaar zou kunnen zijn tot individuen.
8
Vraag:
Hoe vaak is in 2020 contact geweest tussen de Caribische kustwacht en/of andere betrokken instanties met de kustwacht van Venezuela of andere Venezolaanse instanties over vaartuigen met migranten? Kunt u uitsluiten dat contacten tussen genoemde instanties hebben bijgedragen aan pushbacks van Venezolanen die mogelijk asielbescherming wilden vragen in het Caribisch deel van het koninkrijk?
Antwoord:
De werkrelatie van de Kustwacht Caribisch Gebied met de Venezolaanse Kustwacht beperkt zich tot gezamenlijke procedures op het gebied van Search and Rescue (hierna SAR), met als doel het bevorderen van de samenwerking en coördinatie op het gebied van maritieme en aeronautische SAR. Dit is vastgelegd in het Memorandum of Understanding (MoU) tussen de Ministers van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden en de republiek Venezuela (getekend op 9 september 1997). Binnen het kader van de SAR-coördinatie heeft de Kustwacht in 2020 in zes gevallen contact gehad met de Venezolaanse Kustwacht. Daarbij betrof het contact de veiligheid van personen op zee.
De taakuitoefening van de Kustwacht geschiedt conform internationaalrechtelijke regelgeving, inclusief het non-refoulement beginsel. De Kustwacht voert geen zogenoemde pushbacks uit en draagt daar ook niet aan bij. Verder is uit contact tussen de Kustwacht en de Venezolaanse Kustwacht geen indicatie voortgekomen dat de Venezolaanse Kustwacht pushbacks uitvoert.
9
Vraag:
Wat was de gemiddelde doorlooptijd van de behandeling van een asielverzoek in het Caribisch deel van het koninkrijk in 2020?
Antwoord:
In Caribisch Nederland bedroeg in 2020 de gemiddelde doorlooptijd van de behandeling van een asielverzoek drie maanden Het vreemdelingenbeleid is een landsaangelegenheid. De Staatssecretaris heeft geen zicht op de gemiddelde doorlooptijden van dergelijke verzoeken in Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
10
Vraag:
Paste de opvang en behandeling van asielzoekers over het jaar 2020 op alle Caribische eilanden van het koninkrijk binnen de kaders van het VN-vluchtelingenverdrag? Zo nee, op welke punten niet, en welke stappen worden gezet om dit te verbeteren?
Antwoord:
Er zijn geen signalen die erop wijzen dat de door het (Protocol bij het) VN-vluchtelingenverdrag gevormde kaders in Caribisch Nederland overschreden worden. Het vreemdelingenbeleid is een landsaangelegenheid. Het is aan de autoriteiten en aan de rechterlijke macht van Aruba, Curaçao en Sint Maarten zelf om te beoordelen in hoeverre conform internationale regelgeving gehandeld wordt. Het VN-vluchtelingenverdrag is overigens niet van toepassing op Sint Maarten en Curaçao. Aruba is wel aangesloten bij het Protocol bij het VN Vluchtelingenverdrag (1967).
11
Vraag:
Zijn er in 2020 diplomatieke contacten geweest tussen het koninkrijk en het regime van Maduro in Venezuela? Zo ja, wat was het onderwerp van deze contacten en welke resultaten heeft dit opgeleverd?
Antwoord:
Ja. Het uitgangspunt van het kabinet hierbij blijft dat een oplossing voor de crisis in Venezuela alleen kan worden bereikt door herstel van de democratie. Vanwege de nabijheid van Venezuela hebben zich ook in 2020 diverse ontwikkelingen voorgedaan die de inzet van de ambassade in Caracas vereisten. Zo verleent de ambassade onder andere consulaire bijstand aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland en heeft in dit geval ook contact met de Venezolaanse autoriteiten over onder meer het waarborgen van een eerlijke procesgang en humane detentieomstandigheden. Zie ook antwoorden op vragen gesteld op 1 februari 2021 (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1698)
Verder vonden er vanaf 10 maart 2020 verschillende consultaties plaats in het kader van de sinds februari 2019 eenzijdig gesloten grens tussen Venezuela en het Koninkrijk. Op 17 december 2020 deed Venezuela een officieel verzoek tot heropening van de grens. Het Koninkrijk en Venezuela verkennen momenteel de mogelijkheden tot het heropenen van maritiem verkeer. Ondanks deze eenzijdige grenssluiting en Covid-19 reisrestricties vonden er in 2020 bij uitzondering humanitaire repatriëringsvluchten plaats tussen Venezuela en het Caribisch deel van het Koninkrijk. Tevens is er contact geweest met de Venezolaanse autoriteiten over het bergen van de neergestorte NH-90 helikopter, die gestationeerd was aan boord van het stationsschip in het Caribisch gebied.
12
Vraag:
Hoeveel uitzettingen van afgewezen asielzoekers hebben er vanaf het Caribisch deel van het koninkrijk plaatsgevonden in 2020? Naar welke landen zijn deze personen uitgezet?
Antwoord:
In 2020 hebben vanuit Caribisch Nederland geen uitzettingen van afgewezen asielzoekers plaatsgevonden. Het vreemdelingenbeleid is een landsaangelegenheid. De Staatssecretaris heeft geen zicht op het aantal uitzettingen vanuit Aruba, Sint Maarten en Curaçao in 2020.
13
Vraag:
Wat zijn de kosten van de Wereldbank?
Antwoord:
De kosten van het programmabeheer en de administratie van het trustfonds wederopbouw Sint Maarten bij de Wereldbank bedroegen over de periode april 2018-december 2020 in totaal 5,1 mln. USD1. Deze kosten dekken o.a. het administratief beheer van het trustfonds, het maken van de rapportages, het beheer van de website van het trustfonds, de behandeling en beoordeling van de projectvoorstellen en lopende projecten. Daarnaast heeft het trustfonds ook 13,3 mln. USD aan renteopbrengsten ontvangen van de Wereldbank over de door Nederland overgemaakte middelen.
14
Vraag:
Wanneer vindt de beleidsdoorlichting van de andere begrotingsartikelen plaats en wanneer worden de beleidsdoorlichtingen uit 2017 herhaald?
Antwoord:
De planning van de beleidsdoorlichtingen is opgenomen in bijlage 5 Evaluatie- en overig onderzoek van de begroting van 2021. Voor beleidsartikel 1 Versterken rechtsstaat is de afronding van de beleidsdoorlichting in 2022 gepland. De beleidsdoorlichtingen voor de beleidsartikelen 4 en 5, die ook in 2017 voor het laatst zijn doorgelicht, worden in 2023 afgerond. De beleidsdoorlichting van artikel 8 Wederopbouw Bovenwindse eilanden vindt momenteel plaats. Hierover is de Kamer op 21 september 2020 (Kamerstuk 33 189, nr. 12) en 17 december 2020 (Kamerstuk 33 189, nr. 13) geïnformeerd. Op verzoek van de Kamer is de evaluatieperiode van de beleidsdoorlichting verlengd. De beleidsdoorlichting zal in 2022 worden afgerond.
15
Vraag:
Wanneer is de evaluatie van de begrotingsreserve van Sint maarten gereed?
Wat betekent het dat conform het advies van het College Aruba financieel toezicht (CAft) de mogelijkheid bestaat om in 2022 de liquiditeitssteun te herfinancieren?
Antwoord:
De begrotingsreserve van € 3 mln. wordt in 2021 opnieuw geëvalueerd. De uitkomst hiervan verwacht de Staatssecretaris in het najaar aan u te presenteren en te verwerken in de tweede suppletoire begrotingswijziging.
In april 2022 loopt de looptijd van de liquiditeitsleningen af. Voorafgaand aan de afloop van deze leningen zullen deze worden geëvalueerd.
Uiterlijk in oktober 2021 worden de gesprekken met de landen opgestart om te bezien op welke wijze de landen de leningen kunnen aflossen. Hierbij zal het C(A)ft optreden als adviseur.
16
Vraag:
Wat zijn bulletleningen?
Antwoord:
Bulletleningen zijn leningen die in een keer aan het einde van de looptijd in zijn geheel moeten worden afgelost. Hierop wordt gedurende de looptijd niet tussentijds afgelost zoals bijvoorbeeld op een annuïtaire lening wel geschiedt.
17
Vraag:
Voor de wederopbouw van Sint Maarten heeft het kabinet in totaal 550 miljoen euro gereserveerd, dit bedrag is tot ultimo 2021 beschikbaar, wat wordt daarmee bedoeld? Hoe gaat het daarna verder met de financiering van de wederopbouw? In hoeverre klopt het dat de middelen dus na 2021 niet meer beschikbaar zijn? En hoe na 2022?
Antwoord:
Het klopt dat de middelen na 2021 niet meer beschikbaar zijn op de Aanvullende Post. De laatste tranche wordt naar verwachting in 2021 overgeboekt naar de Wereldbank. Het trustfonds loopt tot en met 2025 en de middelen in dit fonds kunnen ook na 2022 nog ingezet worden voor de verschillende projecten. Na 2025 vloeien eventueel ongebruikte middelen uit het trustfonds terug naar Nederland.
18
Vraag:
Wat is de actuele stand van zaken rondom het vliegveld Sint Maarten en de positie van de Royal Schiphol Group? Wat zijn daar de gevolgen van?
Antwoord:
In de afgelopen maanden heeft de holdingmaatschappij van het vliegveld op Sint Maarten herhaaldelijk de kaders van good governance overschreden en zijn beslissingen genomen zonder daarbij de juiste procedures te volgen. Op basis hiervan heeft Schiphol aangegeven haar betrokkenheid in het project per 15 juli 2021 te stoppen als niet ingegrepen wordt door de aandeelhouder van het vliegveld (de Raad van Ministers van Sint Maarten). Op basis hiervan heeft de Staatssecretaris een verzoek ingediend bij en toestemming gekregen van de Rijksministerraad van 28 mei 2021 om de uitbetaling van de vijfde tranche liquiditeitssteun aan te houden in afwachting van concrete acties om de governance situatie rondom het vliegveld te verbeteren. De Staatssecretaris heeft uw Kamer hierover geïnformeerd middels zijn reisverslag van 26 mei 2021 en zijn brief van 28 mei jl. (Kamerstuk 35 570 IV, nr. 41). De Staatssecretaris houdt u op de hoogte zodra er nieuwe ontwikkelingen zijn.
19
Vraag:
Waarom wordt geld toegevoegd aan de Aanvullende Post artikel 8?
Waarom worden de middelen overbruggingskrediet die in 2019 door Sint Maarten zijn afgelost pas verwerkt in de jaarstukken 2020?
Antwoord:
Zie ook het antwoord bij vraag 17. Op de Aanvullende Post is voor de Wederopbouw Sint Maarten nog circa € 100 mln. beschikbaar. De verwachting is dat deze middelen in 2021 worden uitgekeerd aan het Trustfonds. Dit is dan de vierde en laatste tranche. Er worden dus middelen van de Aanvullende Post gehaald, er wordt niets toegevoegd aan de Aanvullende Post voor artikel 8. Het overbruggingskrediet voor de luchthaven is in 2019 verleend en in 2020 terugbetaald.
20
Vraag:
Waarom wordt er gewerkt met een wisselkoersreserve en niet met een wisselkoersverzekering?
Antwoord:
In 2016 is in overleg met het Ministerie van Financiën besloten om gebruik te maken van een wisselkoersreserve. Wanneer gebruik wordt gemaakt van renteswaps als een wisselkoersverzekering zijn de kosten mogelijk hoger voor de Staat der Nederlanden, omdat het afdekken van wisselkoersrisico’s en afsluiten van renteswaps ook kosten met zich meebrengt. De wisselkoersreserve dekt zowel wisselkoerswinsten als verliezen en is daarmee een betere (financiële) optie om wisselkoersrisico’s af te dekken.
21
Vraag:
Waarom verwacht de regering bij de liquiditeitssteun in 2021 nog steeds gebruik te moeten maken van artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet? In hoeverre is dan nog sprake van een uitzonderlijke situatie, want gebleken is dat met een spoedprocedure een wet ook snel door het parlement kan gaan?
Antwoord:
Op 26 maart jl. heeft de Staatssecretaris uw Kamer geïnformeerd dat zolang een raming voor de liquiditeitsbehoefte voor heel 2021 door het C(A)ft niet kan worden opgesteld, omdat de onderliggende gegevens voor heel 2021 hiertoe naar het oordeel van C(A)ft onvoldoende solide zijn, een beroep op artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet noodzakelijk blijft (Kamerstuk 35 420, nr. 245). Met een verwijzing naar de reactie van de Algemene Rekenkamer over dit onderwerp heeft de Staatssecretaris het C(A)ft vorige week opnieuw verzocht om een raming voor de liquiditeitsbehoefte voor 2021. Daarnaast verkent de Staatssecretaris samen met zijn collega van Financiën de mogelijkheden om voor toekomstige liquiditeitsleningen de middelen te verstrekken op een wijze waarbij de begrotingsautorisatie van Uw Kamer en de Eerste Kamer gestand kan worden gedaan. Zijn streven is om uw Kamer voor de eventuele verstrekking van liquiditeitsleningen over het vierde kwartaal 2021 uitsluitsel te geven.
22
Vraag:
Welke concrete beleidsdoelen zijn er geformuleerd in de begroting, welke beleidsindicatoren en hoe zijn de doelstellingen SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden) gemaakt als het gaat om de doelmatigheid (artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet)?
Antwoord:
Voor ieder beleidsartikel is in de begroting een beleidsdoelstelling opgenomen. Zo is de beleidsdoelstelling van Artikel 1 Versterken rechtstaat bijvoorbeeld het bevorderen van goed bestuur door een bijdrage te leveren aan het versterken van de rechtsstaat van de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Voor de beleidsdoelstellingen van de overige artikelen verwijst de Staatssecretaris u naar de begroting. Gelet op de veelal stimulerende en regisserende rol van de Minister van BZK zijn er in begrotingshoofdstuk IV Koninkrijksrelaties geen beleidsindicatoren opgenomen. Indicatoren worden immers alleen in de begroting opgenomen wanneer sprake is van een uitvoerende rol, of wanneer sprake is van prestatie-overeenkomsten waar financiële consequenties aan worden verbonden. De beleidsdoelstellingen in begrotingshoofdstuk IV zijn kwalitatief ingevuld, zo ook de zogenoemde SMART-criteria.
Zie ook: (Trustfund Sint Maarten Annual report 2020 (p.50): https://www.sintmaartenrecovery.org/sites/sxm/files/strategicdocs/210414_1_StMaarten_Annual_Report.pdf↩︎