[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over de Nederlandse deelname G20 2021

G-20

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2021D22626, datum: 2021-06-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32429-18).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 32429 -18 G-20.

Onderdeel van zaak 2021Z10321:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

32 429 G-20

Nr. 18 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 13 juli 2021

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 26 maart 2021 over de Nederlandse deelname G20 2021 (Kamerstuk 32 429, nr. 17).

De vragen en opmerkingen zijn op 12 mei 2021 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 9 juni 2021 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie,
Wilders

De griffier van de commissie,
Van Toor

Inhoudsopgave blz.
I Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon 2
II Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon 0
III Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie en reactie van de bewindspersoon 0
IV Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en reactie van de bewindspersoon 0

I Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Nederlandse G20 deelname dit jaar en zijn verheugd dat Nederland hieraan deelneemt. Het belang van de G20 is volgens deze leden voor Nederland niet te onderschatten. Zij hebben hierover de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland sterk gecommitteerd zal blijven aan internationale samenwerking en een actieve en betrouwbare internationale partner wil blijven. De genoemde leden ondersteunen dit commitment. Nederland moet zichzelf laten zien en steeds binnen internationale context banden blijven onderhouden en nieuwe vormen van samenwerking opzoeken, met als doel gezamenlijk grensoverschrijdende vraagstukken oplossen. Mede hierom is de Nederlandse deelname aan de G20 van belang.

De leden van de VVD-fractie onderschrijven de doelen van het Italiaanse voorzitterschap, namelijk een meer inclusieve en duurzame samenleving, ondersteund door voldoende investeringen in de ontwikkeling naar een rechtvaardige, groene en duurzame toekomst. Is het kabinet bereid om bij elk van deze thema’s te pleiten voor concrete vervolgstappen? Daar waar relevant moeten de genoemde investeringen hand in hand gaan met de noodzakelijke hervormingen.

1. Antwoord van het kabinet

Het kabinet hecht eraan dat tijdens het Italiaanse G20 voorzitterschap concrete afspraken worden gemaakt over een meer inclusieve en duurzame samenleving, ondersteund door voldoende investeringen in de ontwikkeling naar een rechtvaardige, groene en duurzame toekomst en zet zich daarvoor in.

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat veiligheid de basis vormt voor economische ontwikkeling en een inclusieve samenleving. Ondanks dat veiligheid op veel plekken in de wereld onder druk staat en economische ontwikkeling belemmert, staat dit thema niet op de agenda van de G20. Het zou wenselijk zijn als op de G20 wordt gesproken over de relatie tussen veiligheid en economische ontwikkeling, moderne dreigingen, en het belang van internationale afspraken en instituten om de mondiale veiligheid te stimuleren. Deelt het kabinet deze opvatting en is het kabinet bereid hiervoor aandacht te vragen bij Italië, de voorzitter van de G20?

2. Antwoord van het kabinet

Het kabinet onderschrijft het belang van veiligheid als basis voor economische ontwikkeling en een inclusieve samenleving. Het kabinet draagt dit standpunt uit in multilaterale fora zoals de EU, NAVO, VN en waar mogelijk binnen de G20. De formele G20-agenda is voorafgaand aan het voorzitterschapsjaar door de G20-voorzitter vastgesteld.

De leden van de VVD-fractie lezen dat een belangrijke deliverable voor de G20 dit jaar belastingheffing in een digitaliserende economie is, waar momenteel aan wordt gewerkt in het Inclusive Framework. Het Italiaanse voorzitterschap wil halverwege 2021 in OESO-verband consensus bereiken over concrete maatregelen (in lijn met het doel dat in de OESO is afgesproken). Nederland wil ook in 2021 tot concrete oplossingen komen in OESO-verband, zo lezen de leden. Kan de Minister, mede naar aanleiding van de brief van de demissionair Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst (Kamerstuk 32 140, nr. 76), aangeven welke oplossingen voor Nederland een wenselijke uitkomst zijn en in hoeverre deze gerealiseerd lijken te worden?

3. Antwoord van het kabinet

In het Inclusive Framework (IF)1 georganiseerd door de OESO wordt gewerkt aan een herziening van het internationale belastingsysteem. Het doel is om te komen tot een wereldwijde oplossing voor de uitdagingen die de digitaliserende economie meebrengt voor de belastingheffing van multinationals.2 Nederland heeft zich steeds voorstander getoond van internationale afspraken over een herziening van het internationale belastingsysteem en zet zich hier actief voor in. Eind juni staat de volgende vergadering van het Inclusive Framework gepland. Het doel van het Inclusive Framework is om tijdens deze vergadering een akkoord te bereiken over een herziening van het internationale belastingsysteem. De inzet van Nederland is erop gericht om tot overeenstemming te komen. Het kabinet is hoopvol dat dit gaat lukken.

Het akkoord waar in het Inclusive Framework over wordt onderhandeld bestaat uit twee pijlers. Beide pijlers moeten leiden tot concrete maatregelen. Voor Pijler 1 gaat het onder andere om regels die landen waar bedrijven veel afnemers hebben over een groter deel van de winst van deze bedrijven heffingsrechten te geven. Deze maatregelen zullen naast de reeds bestaande verrekenprijsregels van toepassing zijn. Pijler 2 moet waarborgen dat grote multinationale ondernemingen altijd tenminste een minimumniveau aan belasting betalen. In het Inclusive Framework liggen vier concrete maatregelen op tafel die dit moeten waarborgen: de income inclusion rule, de undertaxed payments rule, de subject to tax rule en de switch-over rule. Voor een uitleg van deze maatregelen verwijst het kabinet naar de bijlage bij de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 5 november 2020.3

De Staatssecretaris van Financiën zal uw Kamer in juni 2021 informeren over de stand van zaken binnen het Inclusive Framework en de Nederlandse inzet tijdens de volgende vergadering van het Inclusive Framework.

Kan de Minister daarnaast aangeven wat de Nederlandse inzet zal zijn bij het bespreken van de prioriteiten op het gebied van financiële stabiliteit en het werkprogramma voor 2021 van de Financial Stability Board?

4. Antwoord van het kabinet

De G20 heeft een belangrijke rol op het gebied van financiële stabiliteit en de standaarden op het gebied van financiële regulering. In de G20 worden onder andere de prioriteiten op het gebied van financiële stabiliteit en het werkprogramma voor 2021 van de Financial Stability Board (FSB) besproken. De FSB zal dit jaar een aantal rapportages aan de G20 opleveren die verband houden met COVID-19. Zo heeft de FSB een evaluatie opgesteld over de lessen voor de financiële stabiliteit die getrokken kunnen worden uit de eerste fase van de COVID-19-crisis. Een tussentijds rapport wordt in juli aan de G20 aangeboden. Nederland steunt de positie van de FSB dat zowel vroegtijdige als te late stopzetting van de maatregelen gepaard gaat met risico’s. Hoewel risico’s van vroegtijdige stopzetting waarschijnlijk groter zijn, is de balans en voldoende aandacht voor risico’s op lange termijn belangrijk. Een andere prioriteit in het FSB-werkprogramma die Nederland steunt, is het belang van het vergroten van de schokbestendigheid van de niet-bancaire financiële partijen (NBFIs). De FSB zal in juli aanbevelingen voor het verbeteren van de weerbaarheid van geldmarktfondsen publiceren. Daarnaast komen onderwerpen met betrekking tot de digitalisering van de financiële sector aan bod, zoals zogenoemde stablecoins, central bank digital currency (CBDC), fintech en cyber security. Dit zijn belangrijke onderwerpen waar Nederland graag actief over wil meedenken en beslissen. Een voorbeeld is de betrokkenheid van De Nederlandsche Bank in het Eurosysteem bij de ontwikkeling van de digitale euro. Verder steunt Nederland in het bijzonder de agendering van sustainable finance. Hierbij benadrukt Nederland met name de rol van de financiële sector in het bereiken van klimaatdoelstellingen, het belang van een raamwerk voor het adequaat adresseren van risico’s voor financiële markten als gevolg van klimaatverandering, en ook het belang van wereldwijd vergelijkbare meetmethoden om klimaatimpact en klimaatrisico goed inzichtelijk en vergelijkbaar te maken voor duurzaamheidsrapportages.

Kan hij tevens aangeven wat de inzet zal zijn bij het bespreken van onderwerpen aangaande de digitalisering van de financiële sector?

5. Antwoord van het kabinet

In FSB-verband wordt de komende maanden gesproken over nieuwe werkstromen op operationele weerbaarheid, waarbij met name wordt gekeken naar mogelijke risico’s die optreden bij het uitbesteden door financiële instellingen van digitale diensten die belangrijk zijn voor hun eigen financiële dienstverlening aan derde partijen. Voorbeelden hiervan zijn clouddiensten of ondersteunden ICT-diensten. Meerdere jurisdicties werken aan nieuwe regelgeving op dit gebied, waaronder de EU met het voorstel voor een verordening voor Digitale operationele weerbaarheid in de financiële sector (DORA). Daarnaast zal in de FSB ook verder gesproken worden over harmonisatie in de aanpak van zogenoemde stablecoins, en dan met name die stablecoins die in potentie op mondiaal niveau gebruikt kunnen gaan worden. Ook hier geldt dat meerdere jurisdicties dat er aan regelgeving gewerkt wordt, in het bijzonder in de EU met het voorstel voor een verordening voor Markten in crypto-activa (MiCA). Nederland zet in deze discussies in op harmonisatie van regelgeving in de verschillende jurisdicties om zo efficiëntere regelgeving en meer en betere samenwerking tussen jurisdicties mogelijk te maken. Hierbij wordt ingezet om de eerdergenoemde EU-voorstellen als voorbeeld centraal te stellen in deze discussies.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het G20-programma op het gebied van handel en investeringen. Zij zijn van mening dat om het «mondiale level playing field», met name gericht op marktverstorende subsidies», te verbeteren, het belangrijk is dat de EU hierover een stevige positie inneemt in bijvoorbeeld de Wereldhandelsorganisatie (WTO). En, voor zover van toepassing, ten aanzien van de WTO-hervormingen. Is het kabinet voornemens om hier actief voor te pleiten bij de G20?

6. Antwoord van het kabinet

Het kabinet deelt de mening dat meer actie voor een mondiaal gelijk speelveld van essentieel belang is en zet zich daarom hiervoor actief in bij de G20. Zo heeft Nederland binnen de Trade and Investment Working Group (TIWG) gepleit voor nieuwe regels voor industriële subsidies en staatsgeleide bedrijven in de WTO. Ook binnen de EU blijft Nederland pleiten voor een krachtige positie van de EU op dit thema en brede internationale samenwerking om een gelijker speelveld te realiseren.

De leden van de VVD-fractie volgen met interesse de discussie over de wereldwijde toegang tot COVID-19 vaccins, waaraan zij belang hechten. Zij vragen het kabinet welke stappen er bij de G20 gezet kunnen worden om te komen tot het opschalen van productiecapaciteit en het delen van kennis, om zo vaccins wereldwijd beschikbaar te maken. En welke exportcapaciteit valt er vanuit de Verenigde Staten te verwachten, nu de binnenlandse vaccinatiecampagne daar voortvarend verloopt? De genoemde leden menen dat het opschalen van productiecapaciteit dé manier is om toegang tot vaccins en andere technologieën in ontwikkelingslanden te vergroten.

7. Antwoord van het kabinet

Opschalen van productiecapaciteit is zeker op de lange termijn een belangrijke manier om toegang tot vaccins en andere technologieën in ontwikkelingslanden te vergroten. Tijdens de G20 Global Health Summit is brede steun uitgesproken om toeleveringsketens voor vaccinproductie te versterken, en om de mondiale capaciteit voor vaccinproductie te diversifiëren. De G20 leiders hebben de COVAX Manufacturing Task Force gevraagd om te rapporteren aan de G20 in oktober, en om in nauw overleg met oa de WTO te adviseren hoe eerlijke toegang kan worden verbeterd.

De COVAX Manufacturing Task Force heeft zichzelf tot doel gesteld om met behulp van alle partijen die zich bezig houden met vaccins (onderzoekers, producenten, toelatingsautoriteiten etc.) knelpunten op de lossen die er zijn voor zowel de korte, middellange als lange-termijn capaciteit voor de productie van COVID-19 vaccins. Hierbij wordt ook samengewerkt met andere industriële partners (bv voor grondstoffen), overheden, regionale organisaties en organisaties zoals de Medicines Patent Pool, de WTO en het Afrikaanse CDC.

Vooruitlopend hierop, heeft de Europese Commissie namens de EU-lidstaten (de Europese Commissie heeft geen vaccins) tijdens de G20 Global Health Summit aangegeven om nog voor het eind van het jaar 100 miljoen doses vaccins aan lage en middeninkomens landen te doneren. Ook heeft Team Europe reeds een initiatief van 1 miljard EUR gelanceerd om samen met Afrikaanse partners de productiecapaciteit in Afrika zelf te versterken4. Het gaat hierbij niet enkel om infrastructuur maar ook in investeringen in kennis, toeleveringsketens en regelgeving.

Tenslotte heeft een aantal farmaceutische bedrijven, waaronder de Amerikaanse bedrijven Pfizer en Moderna aangegeven de productie ten behoeve van wereldwijde toegang tot vaccins te zullen opschalen. Dit zal ook dit jaar nog leiden tot toelevering van 1,3 miljard extra vaccins aan lage en middeninkomenslanden.

De leden van de VVD-fractie steunen de kabinetspositie in de voortdurende discussies over de schuldenproblematiek. Zij willen hier nogmaals benadrukken dat kwijtscheldingen door een select groepje crediteuren een heilloze weg is als andere crediteuren niet mee doen, en er bij deze crediteuren vervolgens nieuwe leningen worden aangegaan. Zij vragen het kabinet om er samen met gelijkgezinde landen bij China nogmaals op aan te dringen dat bij het Common Framework for Debt Treatments beyond the DSSI er sprake is van transparantie door alle crediteuren, zowel publiek als privaat. Ook vragen de leden van de VVD-fractie er samen met gelijkgezinde landen bij de G20 op aan te dringen dat Chinese quasi-private entiteiten die in feite overheidsbeleid uitvoeren, volledig meedoen bij toekomstige maatregelen voor uitstel van betalingen of kwijtscheldingen bij ontwikkelingslanden die in de problemen zijn gekomen, en daarbij volgens dezelfde maatstaf als publieke crediteuren worden aangeslagen. In het schriftelijk overleg voor de voorjaarsvergadering van de Wereldbank antwoordde het kabinet dat deze onderwerpen via de G20 aan de orde zouden komen. De leden van de VVD-fractie verwachten daarom hierin een actieve opstelling van Nederland en zijn benieuwd naar de uitkomsten. Is het kabinet breid tot deze actieve opstelling?

8. Antwoord van het kabinet

Het uitgangspunt van de Nederlandse inzet is dat alle crediteuren, zowel publiek als privaat, bijdragen aan initiatieven gericht op het houdbaar maken van de publieke schulden van landen die kampen met betalingsbalansproblemen. Een gezamenlijke en gecoördineerde aanpak is daarbij van belang om tijdige en toereikende oplossingen overeen te komen, waarbij de lasten evenredig verdeeld dienen te worden. Het Common Framework hanteert daarom comparability of treatment als centraal principe. Ten aanzien van quasi-private entiteiten heeft Nederland zich in het kader van het Debt Service Suspension Initiative geschaard achter de politieke druk op China om deze entiteiten te laten participeren in de regeling. Het standpunt van China was dat in ieder geval de China Development Bank buiten de reikwijdte van de regeling valt. Op basis van het comparability of treatment principe moeten deze instelling(en) onder het Common Framework ten minste zoveel bijdragen als officiële bilaterale crediteuren dienen bij te dragen aan herstructureringen.

Naast crediteurencoördinatie is het essentieel dat de transparantie van crediteuren en debiteuren over opgebouwde schulden wordt vergroot, zodat alle betrokken partijen de voor een herstructurering benodigde informatie ter beschikking hebben. Nederland zet zich hier in internationale discussies dan ook actief voor in. Tijdens de tweede vergadering van de G20 Ministers van Financiën en Presidenten van Centrale Banken (FMCBG) onder het Italiaanse voorzitterschap heeft Nederland dan ook wederom aandacht gevraagd voor internationale transparantie en opgeroepen tot het beschikbaar maken van data van alle actoren richting het IMF, Wereldbank en binnen het Common Framework. In de betreffende G20 vergadering verschilden de inzichten tussen leden inzake de manier waarop transparantie verbeterd kan worden, en bleken helaas niet alle leden voorstander van het delen van informatie inzake schuldposities met het IMF, de Wereldbank binnen het Common Framework. Nederland blijft zich inspannen voor dit onderwerp.

De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland zal uitdragen dat nieuwe technologieën moeten worden ingezet om maatschappelijke kansen te adresseren en om publieke dienstverlening te verbeteren. Wat wordt er bedoeld met maatschappelijke kansen adresseren en hoe kunnen nieuwe technologieën daaraan bijdragen? Welke kansen ziet het kabinet tot het verbeteren van publieke dienstverlening, zowel internationaal als Nederland zelf, bijvoorbeeld voor Nederlanders die in het buitenland wonen? En blijft hier ook aandacht voor belangrijke factoren zoals dataveiligheid, privacy, en de menselijke maat?

9. Antwoord van het kabinet

Het Italiaanse G20 voorzitterschap wil concreet aandacht geven aan de inzet van betrouwbare Artificiële Intelligentie (AI) om micro en MKB bedrijven meer gebruik te laten maken van deze technologie. Verder heeft het voorzitterschap aandacht voor consumentenbescherming en de rol van blockchain bij tracering van producten en diensten. Om de publieke dienstverlening te verbeteren wordt voor de G20 landen een compendium van digitale tools, die voldoen aan digitale rechten van alle burgers, gemaakt. Factoren als dataveiligheid, privacy en de menselijke maat zijn in alle gevallen steeds uitgangspunt. Dat is in lijn met onze Nationale Digitalisering Strategie (NDS) waarin is aangegeven dat digitale technologie vele mogelijkheden biedt om maatschappelijke uitdagingen zoals op het gebied van gezondheid, energie, mobiliteit etc. aan te pakken. Tevens heeft het kabinet recent een kabinetsreactie gegeven op het voorstel van de Europese Commissie op de verordening Artificial Intelligence5. Ook hierin heeft het kabinet het belang benadrukt van dataveiligheid, publieke waarden en mensenrechten en de menselijke maat bij de toepassing en gebruik van AI. Ook is aandacht gevraagd voor de aanscherping van de risicobenadering.

De leden van de VVD-fractie danken het kabinet voor deze vroegtijdige brief over de deelname aan de G20, die op 30-31 oktober 2021 plaats zal vinden in Rome. In de periode van nu tot 30-31 oktober 2021 kan er veel gebeuren op de thema’s die op de G20 zijn geagendeerd. Is het kabinet bereid om de Kamer één maand voor de G20-top (uiterlijk 1 oktober 2021) opnieuw te informeren over zijn inzet?

10. Antwoord van het kabinet

De Nederlandse deelname aan het Italiaanse voorzitterschap begint niet tijdens G20-top in oktober maar is reeds op 1 december 2020 ingegaan. Sindsdien vinden elke maand werkgroep- en ministeriële bijeenkomsten in G20 verband plaats waarin de Nederlandse inzet langs de lijnen van de met uw Kamer gedeelde brief plaatsvindt. Tussen nu en de G20-top in oktober verwacht het demissionaire kabinet geen beleidswijzigingen t.a.v. de reeds met u gedeelde Nederlandse inzet in de G20. Het kabinet zal uw Kamer zoals gebruikelijk na de top informeren over de uitkomsten.

II Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de Nederlandse G20 deelname van dit jaar. Deze leden hebben nog enkele vragen aan de Minister van Buitenlandse Zaken.

De leden van de D66-fractie lezen dat de G20 agenda gestoeld is op een drietal pilaren: people, planet, prosperity. Wat is volgens de Minister de prioriteit in deze drie pilaren? Er wordt gesteld dat de herstelfase van de covid-19 pandemie aangepakt moet worden om nieuwe uitdagingen op het gebied van digitalisering en klimaat meteen aan te pakken. Wat voor concrete plannen liggen er om hier echt een grote globale slag te slaan? Kunt de Minister er per thema één noemen?

11. Antwoord van het kabinet

Het thema «people, planet, prosperity» is vastgesteld door de G20-voorzitter Italië, die hierin geen onderliggende prioritering heeft aangebracht. Voor het kabinet is een goede balans tussen deze pilaren van belang. In de relevante werkgroepen vinden in beginsel vruchtbare gesprekken plaats over de diverse instrumenten en maatregelen die kunnen bijdragen aan het behalen van de doelstellingen van de G20. Maar in deze fase is er nog geen overeenkomst over een slotverklaring. De ministeriële bijeenkomsten voor energie en klimaat en voor digital vinden pas plaats in juli. Naar verwachting zullen de onderhandelingen over de concepttekst dan ook pas worden afgerond. Het is op dit moment te prematuur om instrumenten en concrete plannen te bespreken die nog onderdeel zijn van internationale onderhandelingen.

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de rol die het Koninklijk Huis van het Nederlandse Koninkrijk zal spelen bij de G20. Koningin Maxima is vanuit haar functie als Speciale pleitbezorger van de Verenigde Naties voor inclusieve financiering voor ontwikkeling nauw betrokken bij de jaarlijkse G20. Zal zij ook bij de G20 van dit jaar aanwezig zijn? Zo ja, met wie zal zij in gesprek gaan en waarover?

12. Antwoord van het kabinet

Koningin Máxima vervult de functie van Speciale Pleitbezorger voor inclusieve financiering voor ontwikkeling inmiddels 12 jaar. Haar expertise en inzet worden wereldwijd gewaardeerd. In het kader van haar internationale inspanningen heeft Koningin Máxima in de afgelopen jaren tijdens bijeenkomsten van de G20 telkens een ontmoeting gehad met de komende voorzitter van de G20 om vanuit haar VN-functie tijdig aandacht te vragen voor inclusieve financiering. Sinds 2011 is zij in het kader van deze functie tevens erevoorzitter van het mondiale samenwerkingsverband voor inclusieve financiering van de G20. De hieraan verbonden internationale werkzaamheden brengen naar hun aard mee dat zij contacten heeft met vertegenwoordigers van het land dat het voorzitterschap bekleedt.

Zoals gebruikelijk heeft Koningin Máxima in haar rol als UN SG’s Special Advocate for Inclusive Finance for Development en als Honorary Patron van het G20 Global Partnership for Financial Inclusion (GPFI) contact met het, in dit geval Italiaanse, Voorzitterschap van de G20. Zij sprak in dit kader eind november 2020 via video met de voormalige premier Conte, voormalige Minister van Financiën Gualtieri en president van de Centrale Bank Visco over de prioriteiten van het Italiaanse Voorzitterschap op gebied van financiële inclusiviteit, financiële gezondheid en in het bijzonder over de financieel-economische ontwikkeling van vrouwen en over de financiële gevolgen van Covid-19 voor financiering en ontwikkeling van het MKB. Het is nog niet bekend of zij (in persoon dan wel virtueel) zal deelnemen aan een of meer bijeenkomsten van het Italiaanse voorzitterschap.

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de voortgang van de aanpak van belastingontwijking op OESO-niveau. De leden van de fractie van D66 vragen of en hoe Nederland, conform het advies van de Adviescommissie Belastingheffing Multinationals, een voortrekkersrol vervult in het komen tot concrete maatregelen ter bestrijding van belastingontwijking in OESO-verband. Deze leden vragen tevens of op beide pijlers concrete maatregelen worden voorzien (bijvoorbeeld de digitale dienstenbelasting, verrekenprijssystematiek, minimum winstbelasting) en aan welke concrete maatregelen wordt gedacht. Tot slot vragen deze leden welke knelpunten bestaan om te komen tot consensus.

13. Antwoord van het kabinet

In het Inclusive Framework (IF) georganiseerd door de OESO wordt gewerkt aan een herziening van het internationale belastingsysteem. Het doel is om te komen tot een wereldwijde oplossing voor de uitdagingen die de digitaliserende economie meebrengt voor de belastingheffing van multinationals. Nederland heeft zich steeds voorstander getoond van internationale afspraken over een herziening van het internationale belastingsysteem en zet zich hier actief voor in. Eind juni staat de volgende vergadering van het IF gepland. Het doel van het IF is om tijdens deze vergadering een akkoord te bereiken over een herziening van het internationale belastingsysteem. De inzet van Nederland is erop gericht om tot overeenstemming te komen. Het kabinet is hoopvol dat dit gaat lukken.

Het akkoord waar in het IF over wordt onderhandeld bestaat uit twee pijlers. Beide pijlers moeten leiden tot concrete maatregelen. Voor Pijler 1 gaat het onder andere om regels die landen waar bedrijven veel afnemers hebben over een groter deel van de winst van deze bedrijven heffingsrechten te geven. Deze maatregelen zullen naast de reeds bestaande verrekenprijsregels van toepassing zijn. Pijler 2 moet waarborgen dat grote multinationale ondernemingen altijd tenminste een minimumniveau aan belasting betalen. In het Inclusive Framework liggen vier concrete maatregelen op tafel die dit moeten waarborgen: de income inclusion rule, de undertaxed payments rule, de subject to tax rule en de switch-over rule. Voor een uitleg van deze maatregelen verwijst het kabinet naar de bijlage bij de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 5 november 2020.

De Staatssecretaris van Financiën zal uw Kamer in juni 2021 informeren over de stand van zaken binnen het IF en de Nederlandse inzet tijdens de volgende vergadering van het IF.

De leden van de D66-fractie lezen dat er een discussie over de schuldenproblematiek van lage-inkomenslanden gevoerd zal worden. Hierover willen deze leden vragen waar Nederland in deze discussie staat? In hoeverre kunnen schulden van fragiele landen kwijtgescholden dan wel verminderd worden als dit bevorderlijk is in de post Covid sustainable recovery? Hoe zou een toekomstige globale herstructurering van onhoudbare schuld er uit zien om groen en inclusief – en nivellerend – herstel mogelijk te maken?

14. Antwoord van het kabinet

Nederland uit in internationale gremia al jaren zorgen over schuldkwetsbaarheden in lage inkomenslanden. Doel van de Nederlandse inzet is het verminderen van de kwetsbaarheden, het verbeteren van schuldbeheer in deze landen door middel van technische assistentie en het inbouwen van de juiste prikkels in het beleid van multilaterale instellingen aangaande schuldhoudbaarheid. Waar nodig steunt Nederland gedegen herstructureringen om onhoudbare schuld weer op een houdbaar pad te brengen, in combinatie met een IMF programma. Daarbij zijn transparantie en het voorkomen van complexe schuldenconstructies (waaronder bijv. het gebruik van onderpand zonder directe relatie tot de lening en het overmatig gebruik van off balance sheet liabilities) terugkerende thema’s waar Nederland zich hard voor maakt.

Nederland steunt het DSSI en het Common Framework als belangrijke multilaterale initiatieven om schuldkwetsbaarheden te adresseren. Het Common Framework maakt het voor landen mogelijk om hun onhoudbare schuld of hoge schuldkwetsbaarheden te adresseren door middel van brede crediteurencoördinatie (Club van Parijs crediteuren en non-CvP crediteuren in de G20). Via het comparability of treatment principe worden ook private crediteuren hieraan gebonden. Het IMF en de Wereldbank geven door middel van een schuldhoudbaarheidsanalyse (zogenoemde Debt Sustainability Analysis) en de details van een IMF-programma een advies over de benodigde schuldmaatregelen. Met een herstructurering in combinatie met een meerjarig IMF programma worden landen in de positie gebracht om een sterk en duurzaam herstel te bewerkstelligen post-COVID.

Voor Nederland is het van belang dat dit herstel groen en inclusief is, gericht op het bereiken van de Sustainable Development Goals en doelstellingen uit het klimaatakkoord van Parijs. Nederland zet hierop in via de internationale financiële instellingen, de VN, EU en bilateraal.

De leden van de D66-fractie lezen dat Nederland een accent wil leggen op het behouden, versterken en hervormen van het multilaterale handelssysteem. In grote lijnen volgen de leden van de D66-fractie dit standpunt, echter vragen deze leden zich af hoe dit zich verhoudt tot de EU-China relatie, waarin duidelijk zwaktes te detecteren zijn in het open handelssysteem. Kan de Minister bezien of het opportuun is om ook een bepaalde mate van wederkerigheid te implementeren in het multilaterale handelssysteem? Wat China de EU oplegt, dient dat omgekeerd niet ook te gelden?

15. Antwoord van het kabinet

Het multilaterale, op regels gebaseerde handelssysteem is van groot belang voor Nederlandse werknemers en bedrijven. Nederland en de EU zullen daarom altijd de WTO-regels volgen. Overtredingen van de regels kunnen binnen de WTO worden aangekaart. De inzet van Nederland en de EU is dan ook om binnen het systeem te werken aan oplossingen, en niet om overtredingen te beantwoorden met andere overtredingen.

Tegelijkertijd moet de interne markt beschermd worden tegen oneerlijke handelspraktijken van buiten af wanneer er tekortkomingen zijn in de bestaande regels. Daarom werkt het kabinet mee aan EU maatregelen zoals de voorgestelde verordening over verstorende buitenlandse subsidies en het International Procurement Instrument (IPI). Een voorwaarde is hierbij dat deze instrumenten aan de WTO-regels voldoen. Deze maatregelen dragen bij aan meer wederkerigheid in de handelsrelatie met China en met andere landen.

De leden van de D66-fractie zijn het eens met het kabinet dat de schadelijke visserijsubsidies zo spoedig mogelijk een halt toegeroepen moeten worden. Kan de Minister dit als één van de concrete accenten aanbrengen in de Nederlandse bijdrage tot de G20? Ook zijn deze leden positief over het voornemen ambitieuze Nationally Determined Contributions, «nationaal vastgestelde doelstellingen» (NDC’s) af te spreken om de klimaatambities in de G20 te verhogen. Hoe dwingt Nederland dit met gelijkgestemde landen af? Kan de Minister de pijnpunten identificeren waar landen in hun ambities moeite mee hebben zodat deze bij de UN Climate Change Conference CoP-26 in november al zo duidelijk mogelijk zijn?

16. Antwoord van het kabinet

Het kabinet vindt het van groot belang dat er spoedig een akkoord wordt bereikt in de WTO op het terugdringen van schadelijke visserijsubsidies, in lijn met SDG 14.6. Het onderwerp is dan ook reeds een accent in de Nederlandse bijdrage aan de G20. Zo heeft Nederland o.a. in de G20 Trade and Investment Working Group gepleit voor het komen tot een tijdig en ambitieus akkoord.

Begin 2021 publiceerde het UNFCCC-secretariaat het eerste NDC synthese rapport6. De belangrijkste conclusie van het rapport is dat de mondiale ambitie ontoereikend is om de opwarming van de aarde te beperken zoals afgesproken in het Parijs akkoord. Het Italiaanse G20 voorzitterschap heeft de ambitie om in de G20 leidersverklaring commitment vast te leggen voor het bereiken van netto nul emissies. Het Kabinet steunt deze ambitie en de Nederlandse inzet is erop gericht dat G20 landen die dit nog niet hebben gedaan, ambitieuze NDCs indienen in lijn met deze net zero doelen vóór de klimaattop COP26 in november. Voor COP26 wordt er nog een tweede NDC synthese rapport opgesteld door het UNFCCC secretariaat waarin het effect van alle NDCs bij elkaar wordt opgeteld.

Belangrijke pijnpunten voor met name de G20 middeninkomenslanden, zoals India en Zuid-Afrika, zijn: kosten van transitie naar een duurzame economie, gebrek aan (betaalbare) innovatieve technologieën, verlies van werkgelegenheid, gebrek aan politieke wil om ambitie te tonen terwijl rijkere G20 landen dit niet doen, ambitieverhoging afhankelijk maken van meer klimaatfinanciering met name voor adaptatie, en angst voor ongelijk speelveld (waarbij bedrijven zoeken naar een gunstiger vestigingsplaats). Over Nederlands handelingsperspectief om landen te motiveren meer ambitie te tonen bent u recent geïnformeerd in de Kamerbrief voortgang mondiale klimaatdiplomatie7.

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de inzet rondom klimaatadaptatie. Als hier in G20-verband over gesproken wordt vragen deze leden zich af of er ook samen wordt gewerkt met fragiele landen die qua klimaatimpact de grootste korte termijnrisico’s lopen en zodoende het hardste moeten bijschakelen wat betreft adaptatie? Wat doet de G20 in dit verband, worden deze landen betrokken? Of maakt de G20 in de aanloop naar de CoP-26 plannen waarin deze landen worden meegenomen?

17. Antwoord van het kabinet

Zoals ook omschreven in de recente Kamerbrief voortgang mondiale klimaatdiplomatie8 is de Nederlandse inzet op adaptatie is gestoeld op het behalen van de doelstelling van de Overeenkomst van Parijs en richt zich daarmee op het verminderen van de kwetsbaarheid, het vergroten van de weerbaarheid en het verbeteren van de adaptieve capaciteit. Daarbij ligt de nadruk van de Nederlandse inzet op meer wereldwijde ambitie op adaptatie, het versterken van een integrale aanpak ter bevordering van implementatie. Als ook meer private financiering, verbeterde ontsluiting en effectiviteit van adaptatiefinanciering, capaciteitsopbouw met nadruk op lokale kennis en eigenaarschap. Tenslotte wordt ingezet op publiek-private samenwerking.

De leden van de D66-fractie lezen dat gezondheid ook groot op de agenda staat. Hierbij worden vier kernpunten genoemd, maar lijkt een vijfde cruciale punt te ontbreken: hoe richten we onze landen, samenlevingen en industrieën in zodat de kans op zoönose zo nihil mogelijk wordt gemaakt? Kan de Minister hier aandacht voor vragen in de Nederlandse G20-bijdrage?

18. Antwoord van het kabinet

Het kabinet onderschrijft het belang van de aanpak van zoönose. Bij de beraadslagingen staat de zogenaamde OneHealth-benadering centraal waarbij ongewenste gezondheidsrisco’s tussen mens en dier onderwerp aandacht zijn.

De leden van de D66-fractie verwelkomen de blijvende aandacht voor onderwijs op de agenda van de G20. De leden van de D66-fractie lezen in de brief dat in het Nederlands standpunt de instrumentele waarde van onderwijs – wat onderwijs opbrengt voor de economie en arbeidsmarkt – voorop staat. Daar hebben zij enige zorgen bij. Onderwijs is de motor achter brede ontwikkeling. Niet alleen de ontwikkeling van de economie of de arbeidsmarkt, zoals de Kamerbrief terecht benoemd, maar ook de ontwikkeling van het individu. Het biedt de kans om nieuwe talenten ontdekken. Om je geestelijke, lichamelijke en creatieve vermogens te ontwikkelen. En, niet geheel onbelangrijk, om de wereld om je heen beter te begrijpen en je (wereld)burgerschap te ontwikkelen. De leden van de D66-fractie vragen de Minister om het brede belang van onderwijs als uitgangspunt te nemen in de Nederlandse positie en daar aandacht voor te vragen. Zij vragen tevens aan de Minister of Nederland deelneemt aan de onderwijswerkgroep en of de G20 kennis deelt over effectief onderwijsbeleid. Ten slotte vragen zij of de Minister mogelijkheden ziet om wereldburgerschap actief te agenderen, ook gelet op het feit dat interculturele vaardigheden en wederzijds begrip fundamenteel zijn voor internationale handel en ontwikkeling.

19. Antwoord van het kabinet

Het Italiaanse voorzitterschap heeft ingezet op een gezamenlijke ministeriële verklaring van de onderwijsministers en de werkgelegenheidsministers over de aansluiting van onderwijs op arbeidsmarkt. Daarnaast wordt gewerkt aan een eigenstandige ministeriële verklaring van de onderwijsministers waar het bredere belang van onderwijs aan de orde komt. De ministeriële verklaringen worden in ambtelijke werkgroepen voorbereid, waaraan Nederland deelneemt. De beoogde verklaring van onderwijsministers zal voor een groot deel in het teken staan van de gevolgen van de pandemie voor het onderwijs, waarbij in het bijzonder aandacht is voor kwetsbare kinderen en jongeren. Thema’s die besproken worden zijn afstandsonderwijs en blended learning, kansengelijkheid en het tegengaan van voortijdig schoolverlaten, gendergelijkheid en het bestrijden van discriminatie. Actief burgerschap maakt ook onderdeel uit van de besprekingen, maar is geen specifiek speerpunt van het voorzitterschap. Het kabinet onderschrijft het belang van (wereld)burgerschap en zal dit waar mogelijk benadrukken. Naast de inzet op de twee ministeriële verklaringen, heeft Nederland een bijdrage geleverd aan een rapport van het voorzitterschap en UNESCO. In dat rapport zijn op bovenstaande thema’s best practices verzameld, met vanuit Nederland onder andere het Nationaal Programma Onderwijs.

De leden van de D66-fractie zijn enthousiast dat het Italiaans voorzitterschap het belang van fundamenteel onderzoek voor maatschappelijke en economische ontwikkeling erkent door het een eigenstandig onderwerp op de agenda te maken. Zij vragen de Minister te verhelderen of het een vrijblijvend beleidsdebat betreft of dat het Italiaans voorzitterschap een specifiek resultaat voor ogen heeft. Deze leden vragen of Nederland of de Europese Commissie eventuele steun van de G20 voor «cOAlition S» aan de orde zullen stellen om het wereldwijde streven naar open science te onderstrepen.

20. Antwoord van het kabinet

Het Italiaanse voorzitterschap zet in op een ministeriële verklaring over de digitale transformatie in hoger onderwijs en wetenschap. Hierbij is het faciliteren van bredere toegang tot wetenschappelijke informatie en onderwijskundig materiaal een belangrijk speerpunt voor het voorzitterschap. Nederland heeft in de voorbereidende, ambtelijke werkgroepen, evenals in de schriftelijke bijdragen, aandacht gevraagd voor het verankeren van open science in de ministeriële verklaring en zal dat in de komende maanden blijven doen.

III Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben de agenda en Nederlandse deelname aan de G20 gelezen. De leden hebben hier nog een aantal vragen over.

De leden van de SP-fractie constateren dat, gezien de samenkomst van de landen die samen 80 procent van het mondiale BNP in handen hebben, de G20 de ideale setting biedt voor de discussie over een mondiaal tarief voor winstbelasting. De leden van de SP-fractie vragen de Minister of hij (net als de Amerikanen) bereid is om een mondiaal minimumtarief voor winstbelasting te promoten. Is de Minister het eens dat er momentum is voor dit plan en dat er zo spoedig mogelijk stappen gezet moeten worden teneinde een race to the bottom te voorkomen? Zo nee, wanneer dan wel?

21. Antwoord van het kabinet

In het Inclusive Framework van de OESO wordt al geruime tijd gesproken over een herziening van het internationale belastingsysteem, waaronder een minimumniveau van belastingheffing. Nederland heeft zich steeds positief en constructief opgesteld in deze discussies. Daarbij deelt het kabinet de mening van de leden van de SP dat er nu een positief momentum bestaat om in internationaal verband een akkoord te bereiken over een herziening van het internationale belastingsysteem. De volgende plenaire vergadering van het Inclusive Framework vindt plaats op 30 juni en 1 juli 2021. Het doel is om tijdens deze vergadering overeenstemming te bereiken over – onder andere – een minimumniveau van belastingheffing. Het kabinet is hoopvol dat dit lukt.

IV Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie danken het kabinet voor de brief met de inzet bij de deelname aan de G20 top en hebben nog een enkele vraag.

De leden van de PvdA-fractie menen dat multilaterale samenwerking over de grote uitdagingen van deze tijd essentieel zijn om vooruitgang te boeken. Dat geldt in het bijzonder voor klimaat, herstel van de sociaal economische impact van de COVID-19 pandemie en voor de samenwerking op het gebied van de gezondheidzorg, zeker op het gebied van de toegang tot COVID-19 vaccins en andere technologieën in ontwikkelingslanden. Zolang er geen daadkrachtige aanpak in die landen is zal de COVID-19 pandemie blijven. De leden van de PvdA-fractie menen dat Nederland hierbij in alle bescheidenheid een constructieve bijdrage kan leveren.

Het doel van het Italiaanse voorzitterschap van de G20 tot het bereiken van een meer inclusieve en duurzame samenleving, ondersteund door voldoende investeringen in de ontwikkeling naar een rechtvaardige, groene en duurzame toekomst onderschrijven de leden van de PvdA-fractie van harte. Dit betekent wel dat voor een duurzaam economisch herstel na de coronacrisis de rol van het internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen doorslaggevend is. Er zijn in beginsel goede multilaterale randvoorwaarden, zoals OESO-richtlijnen, de Global Compact van de VN en de doelstellingen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s). Het probleem zit met name in de naleving daarvan. Heeft het kabinet voorstellen hoe de mondiale doelstellingen beter zouden kunnen worden nageleefd? Want het bereikten van duurzame mondiale groei is weliswaar een doel maar om dit doel te bereiken zijn overheden (mede) afhankelijk van private partijen. Welke inzet heeft het kabinet op dit punt?

22. Antwoord van het kabinet

Het kabinet heeft op 16 oktober jl. nieuw IMVO-beleid vastgesteld. Het nieuwe IMVO-beleid bestaat uit een mix van elkaar versterkende maatregelen die beogen de naleving van internationale IMVO-raamwerken door ondernemingen te bevorderen. Kernelement van de nieuwe IMVO-beleidsmix is een brede gepaste zorgvuldigheidsverplichting, die bij voorkeur op EU-niveau wordt ingebed. Deze verplichting heeft als doel een ondergrens voor IMVO te creëren en ervoor zorg te dragen dat achterblijvers in beweging komen. Het kabinet werkt op dit moment bouwstenen voor IMVO-wetgeving uit, primair om het aanstaande wetgevende voorstel van de Europese Commissie op dit gebied te beïnvloeden. Naast een verplichting zet het kabinet binnen de beleidsmix in op het stimuleren van sectorale samenwerking, het versterken van IMVO-voorwaarden bij overheidssteun- en inkoop, het bieden van financiële prikkels en het inrichten van een IMVO-steunpunt voor bedrijven.


  1. Het OESO/G20 Inclusive Framework on BEPS is in 2016 gevormd met het oog op implementatie van de maatregelen uit het OESO/G20-project om grondslaguitholling en winstverschuiving tegen te gaan (het BEPS-project) en verdere internationale samenwerking op het gebied van belastingheffing. Binnen het Inclusive Framework werken lidstaten en niet-lidstaten van de OESO op gelijke voet samen. Het Inclusive Framework heeft op het moment van schrijven van deze brief 139 leden.↩︎

  2. Kamerstuk 32 140, nrs. 60 en 63.↩︎

  3. Kamerstuk 32 140, nr. 76.↩︎

  4. Link naar persbericht: https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/ip_21_2594.↩︎

  5. Kamerstuk 22 112, nr. 3128.↩︎

  6. https://unfccc.int/process-and-meetings/the-paris-agreement/nationally-determined-contributions-ndcs/nationally-determined-contributions-ndcs/ndc-synthesis-report#eq-1.↩︎

  7. Kamerstuk 31 793, nr. 199.↩︎

  8. Kamerstuk 31 793, nr. 199.↩︎