[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op motie Peters en Bruins (Kamerstuk 24515-590) en moties Krol over vermogensnorm bij kwijtschelding van lokale belastingen (Kamerstuk 35300-VII-34 en 24515-524)

Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

Brief regering

Nummer: 2021D24585, datum: 2021-06-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-24515-605).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 24515 -605 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting.

Onderdeel van zaak 2021Z11348:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

Nr. 605 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 juni 2021

De Kamer heeft in de afgelopen kabinetsperiode drie moties aangenomen ten aanzien van de vermogensnorm bij kwijtschelding van de lokale belastingen. Meest recentelijk de motie van de leden Peters (CDA) en Bruins (ChristenUnie), die de regering verzoekt de Nadere regels kwijtschelding gemeentelijke en waterschapsbelastingen voor 1 mei 2021 aan te passen en daarin te bepalen dat de vermogensnorm voor kwijtschelding verruimd kan worden tot maximaal de vermogensnorm in de Participatiewet (Kamerstuk 24 515, nr. 590, hierna: motie van de leden Peters en Bruins). Daarnaast heeft de Kamer twee moties van het lid Krol aangenomen over de kwijtschelding van lokale belastingen bij AOW-gerechtigden. In de eerste motie verzoekt het lid Krol te onderzoeken hoe gemeenten kwijtschelding van gemeentelijke belastingen toepassen bij de groep AOW’ers zonder of met een beperkt aanvullend pensioen, en of een standaard wettelijke regeling voor kwijtschelding voor deze groep wenselijk is (Kamerstuk 35 300 VII, nr. 34, hierna: eerste motie van het lid Krol). In de tweede nader gewijzigde motie verzoekt het lid Krol c.s. met een voorstel te komen hoe de Nadere regels bij kwijtschelding spoedig aangepast kunnen worden, zodat AOW’ers die qua inkomen recht zouden hebben op kwijtschelding van gemeentelijke belastingen, dit recht niet verspelen door het hebben van een (kleine) buffer (Kamerstuk 24 515, nr. 524, hierna: tweede motie van het lid Krol). Tot slot gaat deze brief in op een vraag van het lid Van den Brenk (50 Plus) waarom mensen die op bijstandsniveau leven vanwege een inschrijving bij de Kamer van Koophandel geen kwijtschelding krijgen van lokale belastingen. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft toegezegd tijdens het AO Armoede- en schuldenbeleid van 10 december 2020 (Kamerstuk 24 515, nr. 578) de Kamer hierover te informeren.

Mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, zal ik op de voorgaande moties en toezegging reageren.

Uw moties komen voort uit de aandacht die u heeft voor het in het oog houden van de menselijke maat op terreinen zoals het armoedebeleid en de schuldpreventie. Het kabinet vindt het van belang om te voorkomen dat mensen schulden opbouwen en dat indien sprake is van problematische schulden zij geholpen worden om er weer zo spoedig mogelijk uit te komen. Het kabinet zet dan ook met urgentie in op het voorkomen en terugdringen van problematische schulden en effectievere dienstverlening aan mensen met schulden via het Actieplan Brede Schuldenaanpak (Bijlage bij Kamerstuk 24 515, nr. 431).

Motie Peters en Bruins en tweede motie Krol – Verhoging van de vermogensnorm

Deze moties stellen beiden voor de vermogensnorm voor kwijtschelding te verhogen, omdat het van belang is dat mensen een kleine financiële buffer hebben. De tweede nader gewijzigde motie van het lid Krol ziet op een afgebakende groep (AOW-gerechtigden) waarvoor een beperkte ophoging van de vermogensgrens mogelijk zou moeten worden gemaakt. De motie van de leden Peters en Bruins gaat verder door het kabinet te verzoeken om de Nadere regels zo aan te passen dat de vermogensnorm in algemene zin – dus niet voor een specifieke groep – door gemeenten en waterschappen kán worden verhoogd tot maximaal de vermogensnorm in de Participatiewet (€ 6.295 voor een alleenstaande en € 12.590 voor gehuwden).

Met betrekking tot het gelijk trekken van de vermogensnorm voor kwijtschelding van lokale heffingen met de vermogensnorm in de Participatiewet wil het kabinet allereerst toelichten dat bijstand en lokale belastingen qua aard beduidend van elkaar verschillen. Bijstand is een vangnet bedoeld om in het basale levensonderhoud te kunnen voorzien. De hier geldende vermogensnorm is ingericht vanuit de vraag vanaf welk vermogen van iemand mag worden verwacht dat hij dit te gelde maakt om in zijn levensonderhoud te voorzien. Lokale belastingen worden door eenieder betaald voor het gebruik of het profijt hebben van overheidsvoorzieningen. Bij de hier gehanteerde vermogensnorm is veeleer de vraag vanaf welk tegoed van iemand mag worden verwacht dat hij ook dit tegoed aanspreekt om deze kosten te betalen. Aan beide normen liggen met andere woorden andere vragen ten grondslag. De huidige kwijtscheldingsregels en bijbehorende vermogensnormen zijn in lijn met de regelgeving van de rijksoverheid voor de kwijtschelding van Rijksbelastingen.

De huidige vermogensnormen voor kwijtschelding en bijstand zijn bovendien op verschillende uitgangspunten gebaseerd. Zo telt vermogen gebonden in de woning (verschil economische waarde woning en de hypotheekschuld) volledig mee bij de kwijtschelding en slechts beperkt mee bij de bijstand. Dit maakt het ingewikkeld om de vermogensnormen dichter bij elkaar te brengen. Verder geldt in meer algemene zin dat een stijging van het aantal kwijtscheldingen negatieve gevolgen heeft voor de belastingdruk voor de groep die niet voor kwijtschelding in aanmerking komt.

Dat laat onverlet dat het verstandig is dat mensen met een klein inkomen een financiële buffer hebben om een plotselinge tegenvaller te kunnen opvangen. Echter, werken moet daarbij wel lonend blijven. Bij een algemene ophoging van de vermogensgrens, zal voor meer burgers zonder werk gaan gelden dat aan het werk gaan inhoudt dat zij weer lokale belastingen moeten gaan betalen, waardoor werken minder lonend wordt (armoedeval). Dit is onwenselijk.

Gelet op bovenstaande punten acht het huidige demissionaire kabinet het niet opportuun nu over de uitvoering van de motie van de leden Peters en Bruins te besluiten en laat zij het daarom aan een nieuw kabinet om te wegen hoe zij hieraan uitvoering wenst te geven.

Echter – zoals de tweede gewijzigde motie van het lid Krol ook naar voren brengt – is het risico op deze armoedeval bij AOW-gerechtigden en in aanvulling daarop ook bij duurzaam gehandicapten vrijwel afwezig, aangezien het perspectief van (hernieuwde) deelname aan het arbeidsproces zo goed als ontbreekt. Daarom heeft het kabinet besloten voor gemeenten en waterschappen voor de groep AOW-gerechtigden en volledig arbeidsongeschikten per 1 januari 2022 de mogelijkheid te creëren de vermogensnorm met maximaal € 2.000 op te hogen. Hiertoe zullen de Nadere regels kwijtschelding gemeentelijke- en waterschapsbelastingen worden aangepast. Het bedrag van de ophoging is conform het advies van het rapport Knellende schuldenwetgeving1.

Eerste motie Krol – toepassing kwijtschelding bij AOW-gerechtigden en standaard kwijtscheldingsregeling

Deze motie vraagt hoe gemeenten kwijtschelding van gemeentelijke belastingen toepassen bij de groep AOW’ers zonder of met een beperkt aanvullend pensioen, en of een standaard wettelijke regeling voor kwijtschelding voor deze groep wenselijk is.

Allereerst kan worden opgemerkt dat de toepassing van de kwijtschelding van de gemeentelijke belasting voor AOW-gerechtigden nauwelijks verschilt ten opzichte van de toepassing bij niet AOW-gerechtigden. In beginsel zijn gemeenten gehouden aan de regels voor de kwijtschelding van de Rijksbelastingen en de daaruit voortvloeiende inkomens- en vermogensnormen. De Nadere regels kwijtschelding gemeentelijke- en waterschapsbelastingen geven gemeenten en waterschappen echter de mogelijkheid om voor het bepalen van de inkomensnorm en vermogensnorm niet uit te gaan van 90% van de bijstandsnorm (zoals die geldt voor de Rijksbelastingen), maar om voor alle belastingplichtigen uit te gaan van maximaal 100% van de bijstandsnorm. Voor AOW-gerechtigden kan aanvullend nog gekozen worden uit te gaan van 100% van het netto AOW-bedrag. Als gemeenten en waterschappen kiezen voor 100% van het netto AOW-bedrag in plaats van 100% van de bijstandsnorm, komen de inkomens- en vermogensnorm voor AOW-gerechtigden ongeveer € 100 hoger uit2.

Daarnaast wordt gevraagd of een standaard wettelijke regeling wenselijk is. Juist in het kader van het belang om bij kwijtschelding oog te hebben voor lokale keuzes, acht het kabinet het niet wenselijk om via wettelijke regelgeving tot verdere standaardisering over te gaan. Dit zou immers tot een nog verdere inperking leiden van de nu al beperkte autonomie die gemeenten en waterschappen hebben ten aanzien van kwijtschelding. Het kabinet zal om deze redenen dan ook geen uitvoering geven aan de eerste motie Krol.

Kamer van Koophandel

Tot slot heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid toegezegd tijdens het AO Armoede- en schuldenbeleid van 10 december 2020 (Kamerstuk 24 515, nr. 578) om terug te komen op de vraag van het lid Van den Brenk (50 Plus) en de Kamer te informeren waarom mensen die op bijstandsniveau leven vanwege een inschrijving bij de Kamer van Koophandel geen kwijtschelding krijgen van lokale belastingen.

De inschrijving bij de Kamer van Koophandel duidt aan dat degene die kwijtschelding vraagt een ondernemer is. Ondernemers vallen onder de kwijtscheldingsregels voor ondernemers, die strenger zijn dan de kwijtscheldingsregels voor particulieren. Alleen als sprake is van een crediteurenakkoord met alle schuldeisers kan kwijtschelding van de belastingen plaatsvinden. Dit geldt voor zowel de Rijksbelastingen als de lokale belastingen. Dit geldt ook voor ex-ondernemers. Als zij gestopt zijn met hun bedrijf of zelfstandige beroepsuitoefening, kunnen de kwijtscheldingsregels voor particulieren pas worden toegepast als het aannemelijk is dat ze niet in de toekomst weer beginnen met ondernemen. Het nog ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel maakt het minder aannemelijk dat zij definitief gestopt zijn.

Echter, met het oog op de mens achter de onderneming kunnen gemeenten en waterschappen ervoor kiezen om kleine ondernemers of zelfstandigen voor de kwijtschelding gelijk te behandelen als particulieren3. De gelijke behandeling met particulieren geldt alleen voor kwijtschelding van de privébelastingen die geen relatie hebben met hun onderneming of zelfstandige beroep.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren


  1. Jungmann, N., Madern, T., van Geuns, R. C., & Moerman, A. (2018). Knellende schuldenwetgeving. Hogeschool van Amsterdam, in opdracht van de vaste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid.↩︎

  2. Voor een indicatie van de betreffende normbedragen verwijs ik naar de overzichten van de normbedragen zoals de VNG, waterschappen en inlichtingenbureau die berekenen: https://vng.nl/nieuws/nieuwe-normbedragen-geautomatiseerde-kwijtscheldingstoets-5 en https://vng.nl/nieuws/normbedragen-kwijtschelding-belastingen-per-1-januari-2021↩︎

  3. Artikel 28, lid 1, sub b, Uitvoeringregeling Invorderingswet 1990↩︎