Veteranen (ongecorrigeerd stenogram)
Stenogram
Nummer: 2021D25599, datum: 2021-06-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2021-06-22 16:00: Veteranen (Notaoverleg), vaste commissie voor Defensie
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Veteranen
VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Defensie heeft op 22 juni 2021 overleg gevoerd met mevrouw Bijleveld-Schouten, minister van Defensie, over:
de brief van de minister van Defensie d.d. 13 januari 2021 inzake oprichting Nederlands Veteraneninstituut per 1-1-2021 (30139, nr. 240);
de brief van de minister van Defensie d.d. 28 januari 2021 inzake verslag van werkzaamheden van de Raad voor civiel-militaire Zorg en Onderzoek (RZO) van juli 2019 - december 2020 (30139, nr. 241);
de brief van de minister van Defensie d.d. 2 februari 2021 inzake afschrift brief aan de moeder van een veteraan met PTSS (2021Z02142);
de brief van de minister van Defensie d.d. 31 mei 2021 inzake toezending reactie op het rapport van de Veteranenombudsman over het onderzoek behandelingsduur verzoeken volledige schadevergoeding (30139, nr. 242);
de brief van de minister van Defensie d.d. 7 juni 2021 inzake veteranennota 2020-2021 (30139, nr. 243).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,
De Vries
De griffier van de vaste commissie voor Defensie,
De Lange
Voorzitter: Van Wijngaarden
Griffier: Mittendorff
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Belhaj, Boswijk, Ceder, Jasper van Dijk, Piri en Van Wijngaarden,
en mevrouw Bijleveld-Schouten, minister van Defensie.
Aanvang 16.02 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag, allemaal. Ik heet van harte welkom de minister van
Defensie, de leden en iedereen die dit overleg anderszins volgt. De
spreektijden zijn vastgesteld op vijf minuten voor het CDA, drie minuten
voor de ChristenUnie en … vier minuten voor de SP. Er zijn zo veel
partijen tegenwoordig dat het even zoeken is. Het is een notaoverleg. Er
kunnen dus eventueel ook moties ingediend worden. Om 17.30 uur moet een
aantal leden deze vergadering even verlaten. Dat is niet uit
desinteresse, maar in verband met een stemming over de samenstelling van
de NAVO-delegatie vanuit de Tweede Kamer. Dat zal niet lang duren, maar
dan zijn een aantal leden dus eventjes weg.
Dan wil ik om te beginnen het woord geven aan de heer Van Dijk. Hij
spreekt namens de SP.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Hartelijk dank, voorzitter. Ik moet u helaas zeggen dat ik om uiterlijk
17.00 uur ook weg moet vanwege het debat over de Eurotop. Daarom ben ik
heel blij dat ik hier nu als eerste mag spreken, en ook wel met enige
gepaste trots. Ik ben namelijk een van de indieners van de Veteranenwet.
Als je over de Veteranenwet spreekt, dan mag de naam van mevrouw
Angelien Eijsink niet onbenoemd blijven, want met haar heb ik die samen
gemaakt. Zij heeft absoluut het meeste werk gedaan, maar ik mocht goede
tweede zijn, al zeg ik het zelf. We hebben echt met enorm veel plezier
met veteranen gewerkt aan die wet, waar de kern natuurlijk van is een
goede nazorg. Dat is iets wat in heel veel landen altijd een punt van
discussie is. Kijk eens naar de Verenigde Staten bijvoorbeeld. Het
inzetten van militairen is één, maar de nazorg is minstens zo
belangrijk. Misschien kan de minister daar in algemene zin wat over
zeggen: hoe gaat het met de uitvoering van de Veteranenwet?
Voorzitter. De SP hoopt en verwacht dat met de spoedige terugkeer van de
troepen uit Afghanistan een eind komt aan de Nederlandse deelname aan
oorlogsinspanningen in het hoogste geweldsspectrum, om in het jargon van
de minister te spreken. Dat zal de tol van deze oorlogsinspanningen voor
de veteranen verminderen. Ik hoop dat deze mensen de ervaringen in
Afghanistan zo goed mogelijk verwerken. Ik heb een motie ingediend bij
het debat over twintig jaar oorlog in Afghanistan — dat debat is een
paar weken geleden gevoerd — over grondig onafhankelijk onderzoek naar
de lessen die we daaruit kunnen trekken. Misschien kan de minister een
update geven van de uitvoering van die motie, oftewel van dat onderzoek
naar de oorlog in Afghanistan.
Voorzitter. Het aantal klachten bij de Veteranenombudsman neemt toe. Kan
de minister ingaan op deze constatering, vooral op hoe zij dat aantal
wil laten afnemen? We hebben de stellige indruk dat het gevoel van
urgentie in een groot aantal gevallen ontbreekt bij Defensie. Dat moet
verbeteren. Wat zijn de concrete plannen van de minister om de
aanbevelingen van de Veteranenombudsman uit te voeren? Die ombudsman is
hard nodig om de regering op koers te houden.
Ik heb een paar voorbeelden, een paar punten. De indexatie van het
Militair InvaliditeitsPensioen. Ik ben het eens met de
Veteranenombudsman dat dit geen onderwerp is voor het overleg met de
bonden. Het is een recht dat niet ter discussie dient te staan. Het is
hoe dan ook schrijnend dat zo moet worden gevochten voor
invaliditeitspensioenen. Het gaat om militairen die door het werk
invalide zijn geraakt. Al sinds 2010 zijn deze pensioenen niet
aangepast. Graag een toezegging dat dit wordt rechtgezet. Niet alleen de
Veteranenombudsman wijst op de lange duur van de beoordeling van de
letselschadeclaims, ook individuele veteranen schrijven ons dat dit veel
te lang duurt en dat er een verband is met de lage, niet-geïndexeerde
invaliditeitspensioenen. Sommige veteranen zien zich genoodzaakt een
claim in te dienen vanwege het lage militaire pensioen. Hoe gaat de
minister, liefst deze zomer nog, een eind maken aan deze
praktijken?
Voorzitter. Tot slot een klein punt, maar ook een typisch voorbeeld. We
zijn benaderd door een oud-militair. Het gaat om gepensioneerde
Nederlandse militairen die op een Amerikaanse basis in Duitsland werkten
en daar na pensionering van de Nederlandse commandant geen pas meer
kregen om de basis te bezoeken voor allerhande activiteiten. De
Amerikanen zien geen bezwaar en zouden de pas verstrekken. De vraag is
of deze minister dat kan regelen. Als zij dat toezegt, is de kous af.
Anders is het een bewijs van de bureaucratie waar het militaire
personeelsbeleid onder lijdt. Ik kan me best voorstellen dat de minister
meer informatie wil over dit specifieke geval. Ik zal de persoon die ons
gemaild heeft nu niet noemen. Dat hoeft niet. Maar ik ben ervan
overtuigd dat de minister van goede wil is om hiernaar te kijken.
Ik ga zo weg, maar ik verzeker u dat dit debat door de ondersteuning
intensief wordt gevolgd.
Minister Bijleveld-Schouten:
Mag ik vragen of u die mail gewoon aan mij kunt verstrekken? Dan kan ik
ernaar kijken. Ik zal op de andere vragen ingaan, maar het is wel handig
als ik die van u krijg.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik ga dat doen, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank aan de heer Van Dijk. Succes met uw verdere verplichtingen. Dan is
het woord aan de heer Boswijk. De heer Boswijk heeft, voor zover hij dat
niet meer wist, vijf minuten.
De heer Boswijk (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Nederland telt ruim 100.000 veteranen,
oud-militairen die ons land hebben gediend voor vrede en veiligheid,
vaak ver van huis en onder moeilijke omstandigheden. Het CDA is dan ook
trots op deze mannen en vrouwen, net als de meeste Nederlanders. Zo'n
80% van de Nederlanders spreekt met hoge waardering over onze veteranen.
Het beeld dat mensen van veteranen hebben, is: plichtsgetrouw,
behulpzaam en moedig.
Nederland kan ook trots zijn op zijn veteranenbeleid. Er is in de loop
der jaren veel tot stand gebracht, mede dankzij mijn buurman. Dus ook
dank vanuit het CDA aan de SP. Maar het werk is nooit af. Ik zal mijn
inbreng richten op wat beter kan en moet. Laat ik beginnen met de
coronacrisis. Die heeft de hele samenleving laten zien dat de zorg onder
druk staat. Gelukkig gaat het nu iets beter. Dat betekent juist dat we
nu extra aandacht voor veteranen moeten hebben die zorg nodig hebben.
Want er is een inhaalslag nodig. De impact van corona is enorm. De
COVID-19-maatregelen hebben invloed gehad op de uitvoering van het
Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen. Ketenzorg en de manier van
individuele zorg en hulpverlening aan de veteranen, persoonlijk contact
en huisbezoeken zijn tot een minimaal niveau teruggebracht. Sommige
behandelingen zijn ook uitgesteld. De wachttijden bij de tweedelijns
LZV-instellingen zijn bij de meeste instellingen gestegen.
Ook blijven de wachttijden voor de medische keuringen voor het militaire
invaliditeitspensioen te lang. Dat is extra vervelend omdat de lange
wachttijden voor een eerste beoordeling of een herbeoordeling voor extra
stress bij veteranen zorgen. Er is juist in 2019 en 2020 veel gedaan om
de vele termijnoverschrijdingen tegen te gaan. Ook hier gooide corona
roet in het eten. Gelukkig lijkt er dan ook een lichte daling sinds het
begin van 2021 te zijn ingezet. Wat gaat de minister doen om de trend
echt positief te laten worden?
Veteranendag 2020 is vrijwel geheel afgeblazen. Ik dank de minister voor
de uitvoering van de motie-Kerstens. Het bespaarde bedrag is gebruikt
voor erkenning en waardering van de veteranen op een andere wijze, zoals
de aanschaf en de uitgifte van de veteranenvlag, activiteiten die de
veteranen organiseren in ontmoetingscentra en inloophuizen en voor een
presentje aan alle Nederlandse geregistreerde veteranen. Een presentje
met als doel om de veteranen een hart onder de riem te steken tijdens
deze covidpandemie.
Ook dit jaar kan de Veteranendag helaas niet in de gebruikelijke vorm
plaatsvinden. Gaat de minister opnieuw de motie-Kerstens laten
uitvoeren?
Is het extra geld voor activiteiten in de inloophuizen tot besteding
gekomen? We lezen immers dat er vanwege corona weinig activiteiten
hebben plaatsgevonden in deze inloophuizen. De inloophuizen wordt vaak
op verschillende manieren gefinancierd. Ze zijn afhankelijk van
subsidies, giften en donaties en dat maakt het soms lastig om financieel
rond te komen, om toekomstgericht te werken. Dat zorgt voor onzekerheid.
In 2018 riep de Kamer bij een motie van mijn oud-collega Bruins Slot de
regering op werk te maken van een situatie rondom deze inloophuizen. In
september 2019 vond een inspiratiebijeenkomst plaats met Defensie en de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Volgens de Veteranenombudsman had
dit eind 2020 nog niet tot concrete resultaten geleid en dat is jammer.
Wat gaat de minister hieraan doen?
Voorzitter. Aankomende week is het Veteranendag, een dag waarop we
speciaal stilstaan om onze veteranen te eren. Maar het is ook zaak dat
we dat andere dagen van het jaar ook doen. Dat is helaas niet altijd het
geval geweest. Wij erkennen inmiddels dat we als politiek, maar ook als
samenleving de Dutchbatveteranen schandalig in de kou hebben laten
staan. Maar ook recent nog hadden we een documentaire over Chora,
waarbij een vertekend beeld van onze militairen werd geschetst, die maar
lukraak zouden rondschieten. En vorige maand verscheen de film De Oost,
over de dekolonisatieperiode in Nederlands-Indië. Natuurlijk zijn er in
Nederlands-Indië oorlogsmisdaden gepleegd die op geen enkele manier goed
te praten zijn. Maar het beeld dat in deze film werd geschetst, is
eenzijdig en kwetst veteranen, die vaak als dienstplichtige in opdracht
van de regering daarheen gingen. De regisseur zou graag zien dat deze
film wordt gebruikt als lesmateriaal. Het CDA vindt het belangrijk dat
wij deze zwarte periode behandelen op scholen, maar voor het CDA is het
onbespreekbaar dat deze film los van de context wordt gebruikt. Want
lesmateriaal moet evenwichtig zijn en dat is deze film niet. Hoe kijkt
de minister hiernaar?
Ten slotte nog een punt dat de Veteranenombudsman maakte. Het is net al
genoemd door mijn buurman dat het pensioen sinds 2010 niet is
geïndexeerd omdat er een koppeling is gemaakt met het ABP-pensioen.
Hierdoor verslechtert de inkomenssituatie van deze groep veteranen. Ze
komen in toenemende mate in financiële problemen. De ombudsman stelt dat
het MIP niet ten laste komt van de pensioengelden van het ABP maar
gefinancierd wordt vanuit de defensiebegroting. Het zou volgens hem
logischer zou zijn aan te sluiten bij de lonen van het defensiepersoneel
of net als bij de andere uitkeringen en inkomensvoorzieningen een
koppeling te maken met het wettelijk minimum. Wat vindt de minister van
deze oproep om korte termijn met een oplossing te komen? Mijn collega
Van Wijngaarden gaat daar zo meteen ook namens ons een motie over
indienen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik heb een vraag aan mijn collega. Hij heeft het over een film die
eenzijdig zou zijn en hij had het over een documentaire over de
gevechten bij Chora in Afghanistan, waarin ook een eenzijdig beeld
geschetst zou zijn. Hoe weet mijn collega dat? Was hij erbij? Ik heb met
name de documentaire over Chora zelf gezien en ik was er erg van onder
de indruk. Ik heb er ook Kamervragen over gemaakt. Hoe komt hij tot zo'n
scherpe veroordeling? Ik mag toch aannemen dat hij niet pleit voor
censuur?
De heer Boswijk (CDA):
Ik pleit zeker niet voor censuur. Ik denk dat iedereen gewoon de film of
de documentaire moet gaan zien. Dus wat dat betreft helemaal geen
censuur. Ik denk alleen wel dat het bij lesmateriaal heel belangrijk is
dat het in de juiste context zit. Ik heb ze ook allebei gezien en ik heb
Afghanistanveteranen gesproken, die hun eigen ervaringen hebben en die
niet herkennen in de documentaire. Wat de film De Oost betreft, ik heb
familie uit Nederlands-Indië die die tijd ook zelf heeft meegemaakt;
mijn opa is geboren in Nederlands-Indië. Zij hebben echt een heel ander
beeld van de feiten. Nogmaals, ik ontken niet dat er in Nederlands-Indië
verschrikkingen zijn gepleegd door Nederlandse militairen, want dat is
gebeurd en dat ontkent ook niemand. Alleen is het altijd goed bij zulke
gevoelige geschiedenissen dat je ze in de juiste context en ook in de
juiste tijd ziet. Ik heb 13 mei meteen mijn agenda leeggeveegd om die
film te gaan bekijken. Helaas moet ik wel concluderen dat het beeld
eenzijdig is. Dat is jammer, want het was ook reden geweest om misschien
juist een evenwichtig beeld neer te zetten en dat is niet gebeurd.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Het staat iedereen vrij om kritiek te hebben, in dit geval op films,
creatieve uitingen, maar ik vraag me af wat de geachte collega hier nu
mee wil zeggen. Want volgens mij kan de minister van Defensie ook van
alles vinden van films en uitingen, maar zij gaat toch niet over de
maker? De maker heeft daar toch vrijheid in? Nog los van het feit dat ik
het dus niet eens ben met uw kritiek op de documentaire over Chora van
Sinan Chan, als we het over dezelfde documentaire hebben. Volgens mij is
die met heel veel hartstocht en zorgvuldigheid gemaakt.
De voorzitter:
De heer Boswijk tot slot.
De heer Boswijk (CDA):
De minister kan misschien niet de film meteen verbieden; dat vraag ik
ook zeker niet. Maar ze spreekt wel vaak de minister van Onderwijs, die
natuurlijk over het onderwijspakket gaat. Ik kan me zo voorstellen dat
ze toch eens gaat overleggen: stel dat die film in een lespakket komt,
kunnen we dan zorgen dat dat daar de juiste context bij wordt gegeven?
Zoiets bedenk ik nu, maar de minister heeft misschien wel hele andere
creatieve oplossingen.
De voorzitter:
Oké, u was klaar met uw betoog volgens mij. Dan is nu het woord aan de
heer Ceder, die drie minuten spreektijd heeft.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik ga mijn best doen, voorzitter, dank u wel. Militairen dienen ons land
en zetten zich in voor mijn veiligheid en die van alle Nederlanders.
Daarom zijn we juist aan onze veteranen verplicht om hen de best
mogelijke zorg en nazorg te bieden. Ze hebben zich immers bereid getoond
persoonlijke risico's te nemen in het belang van ons allen. Daarom
hebben we ook de Veteranenwet. Dank aan de indieners, waarvan er één ook
hier nog bij ons aan tafel zit. Volgens deze wet zendt de minister elke
twee jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en
de effecten van deze wet in de praktijk. Dat is de nota die we vandaag
bespreken. De Veteranenwet heeft drie zorgplichten opgelegd aan de
regering: een zorgplicht voor en tijdens inzet, een zorgplicht na inzet
en een bijzondere zorgplicht voor veteranen.
In de Veteranennota lees ik veel terug over wat we geregeld hebben voor
onze veteranen. Ik lees ook over aantallen veteranen die geholpen zijn
met bijvoorbeeld re-integratie als ze op zoek zijn gegaan naar ander
werk of over hoeveel mensen materiële of psychosociale steun hebben
gekregen.
Maar er vallen ook een aantal zaken op aan de nota die ik onder de
aandacht wil brengen. Ik kan op basis van de nota niet echt conclusies
trekken over de effecten van de Veteranenwet en ook over de
doeltreffendheid ervan. Alleen een beschrijving van de taken en de
aantallen behandelde gevallen geven daarin geen inzicht. Een voorbeeld:
als ik lees dat in 2000 58 mensen een re-integratietraject hebben
voltooid, waarvan slechts 22 succesvol en ik zie dat in een staatje
staan van 1.000 in totaal, is het beleid dan doeltreffend geweest? Daar
krijg geen antwoord op als ik de nota lees. Kan de minister hierover
voortaan wat meer informatie aanleveren, zodat we dit ook als Kamerleden
kunnen controleren en kunnen meelezen?
Hetzelfde geldt voor de beschrijving van het Landelijk Zorgsysteem voor
Veteranen. Ik lees wel hoeveel veteranen een behandeling krijgen, maar
ik kan geen conclusie trekken over de vraag in hoeverre de geleverde
zorg ook bijgedragen heeft aan hun welbevinden. Ik begrijp dat er zelfs
een instrument is ontwikkeld om de tevredenheid en de uitkomsten te
meten per persoon. Kunnen de gegevens daaruit niet samengevoegd worden
om een totaalbeeld te krijgen?
Daarnaast zou ik ook graag een beeld willen krijgen van percentages van
veteranen die een bepaalde vorm van hulp krijgen en percentages van
degenen die een specifieke vorm van hulp krijgen, waardoor je een
gedifferentieerd beeld krijgt. Dit kan Kamerleden helpen om een beeld te
krijgen van de specifieke noden die veteranen hebben. Dat heb ik niet
helemaal uit deze nota kunnen halen, terwijl ik dat wel had gehoopt. Kan
de minister toezeggen dat deze uitsplitsing in de volgende nota's wordt
meegenomen? Omdat ik het een mooie nota vind, maar wel wat
aandachtspunten heb als het gaat om de effectieve controle, doe ik mee
met een motie die volgens mij de heer Van Wijngaarden van de VVD zal
indienen. Zo hoop ik dat we de nota's kunnen verbeteren en
verstevigen.
De laatste vragen. Wat kan de minister doen aan de lange wachttijden
voor medische keuringen voor het Militair InvaliditeitsPensioen, ook met
de effecten van covid daar overheen?
Voorzitter, tot slot. Wat is precies de reden dat er na een proefproject
op het Militair Revalidatie Centrum met de behandeling van onbegrepen
lichamelijke klachten besloten is tot een tweede proefproject? En waarom
zit er zoveel tijd tussen het moment van evaluatie en start van de
tweede pilot?
Tot zover, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat waren een heleboel vragen tot slot. We zijn bij mevrouw
Belhaj, die spreekt namens D66 en maar liefst zeven minuten heeft.
Mevrouw Belhaj (D66):
O, dan nemen we even de tijd!
Voorzitter. Aankomende zaterdag is het Nederlandse Veteranendag, de dag
waarop de veteranen terecht in het zonnetje worden gezet. De dag,
bedoeld om de maatschappelijke erkenning en waardering voor alle
Nederlandse veteranen te bevorderen. De dag om eraan te herinneren dat
veteranen iets bijzonders hebben gedaan voor Nederland en in de wereld.
Het is daarom goed dat deze commissie jaarlijks voorafgaand aan deze dag
over de lopende zaken rondom de Nederlandse veteranen spreekt. Ik wil
het vandaag hebben over drie zaken: de Veteranennota, het Nederlands
Veteraneninstituut en de veteranenstatus van de TRIS.
Ten eerste de Veteranennota. Ik laas dat de minister van plan is de
transitie van militair veteraan van Defensie naar burger in de civiele
maatschappij te verbeteren. Ik kan me voorstellen dat deze transitie
soms moeilijk kan zijn omdat het werk en de werkomgeving van Defensie nu
eenmaal vrij uitzonderlijk is. De meeste mensen vinden dat positief,
maar het kan een bepaald contrast geven. Ik kijk dan ook uit naar het
projectplan dat hiervoor is geschreven. Uiteraard zullen we het aan de
hand van de eerste resultaten eind dit jaar uitgebreider bespreken. Maar
toch wil ik de minister vragen dit projectplan nu wellicht al wat verder
toe te lichten: wat het idee is en waar de focus op komt te liggen. Kan
de minister dat toelichten?
Ik dacht op de verkeerde bladzijde verder te kunnen gaan, dus kom ik bij
de vraag hier wel bij hoort. Zijn hier ook actief militairen of
veteranen bij betrokken die nu in die transitie zitten? Zo nee, waarom
niet en zo ja, fantastisch. Anders zou ik het een goed idee vinden om
daar eens over na te denken.
Voorzitter. Prachtig om te lezen dat er sinds 1 januari zes initiatieven
zijn opgegaan in het Nederlands Veteraneninstituut ik hoop dat dat
inderdaad zal leiden tot betere aansturing in de uitvoering van het
veteranenbeleid. De minister schrijft dat het Nederlands
Veteraneninstituut een zelfstandige stichting is die het veteranenbeleid
uitvoert namens Defensie. Nu spraken wij vorige week met de
Veteranenombudsman, die ons vertelde dat diverse
veteranenontmoetingscentra geen bestaanszekerheid hebben. De
financiering van deze centra ligt bij gemeenten en particulieren. Ik heb
hierover twee vragen.
Bent u ervan op de hoogte dat die veteranenontmoetingscentra in
Nederland geen bestaanszekerheid hebben? Hoe staat het met de motie van
de leden Bruins Slot en Kerstens die de regering verzoekt om in overleg
met betrokken organisatoren, zoals de samenwerkende
veteranenontmoetingscentra en betrokken gemeenten, te werken aan een
passende ondersteuning van de inloophuizen?
Aansluitend op dit punt wil ik ingaan op de veteranenopvang in Tilburg
naar aanleiding van mijn motie-Belhaj c.s. De Veteranenombudsman, waar
ik dus ook naar vroeg, blijkt deze centra niet geschikt te vinden voor
eerstelijnszorg, maar was het er wel over eens dat het afreizen naar een
centrale locatie drempelverhogend kan werken. Het is dan ook goed om te
lezen dat op periodieke basis hulpverleners aanwezig zijn op diverse
locaties. Ik heb daar natuurlijk wel een vraag over. Kan de minister dit
toelichten? Betekent dit dat er een landelijke dekking is of zijn er ook
veteranen die op geen enkele manier eerstelijnszorg in de buurt
hebben?
Tot slot op dit punt. Een reden dat ontmoetingscentra niet geschikt zijn
voor zorg en hulpverlening zou zijn dat ze juist zorgmijdend gedrag
veroorzaken. Mijn vraag is: heeft u een indicatie van de aantallen
veteranen die de zorg afwijzen of mijden en van wat daarvoor de reden
is? Mijn overtuiging is namelijk dat het effect omgekeerd is. Als je
veteranen hebt die in principe naar Doorn kunnen gaan om daar de juiste
hulp te krijgen, maar die vanwege verschillende omstandigheden zeggen
"ik wil daar niks meer mee te maken hebben" of die soms zich in een
toestand bevinden dat het reizen naar Doorn niet gaat — dat kan van
alles zijn: het kan een alcoholverslaving zijn, of ze vinden het doodeng
om in een trein te zitten of te reizen, of ze hebben geen geld — dan
krijg je juist het omgekeerde. Maar de minister zegt juist dat als je
dat laagdrempelig aanbiedt, het zorgmijdend gedrag kan veroorzaken. Ik
heb niks om het hard te maken, maar mijn intuïtie zegt dat er weleens
heel veel zorgmijders zouden kunnen zijn die nu in de reguliere zorg
iets aangeboden krijgen wat niet aansluit en die vervolgens dan maar
helemaal geen zorg accepteren. Dat kan dus leiden tot problemen voor de
persoon zelf, voor het gezin, voor de familie en vrienden, maar dat kan
natuurlijk in sommige gevallen ook overlast op straat betekenen. Ik zou
het interessant vinden — ik realiseer me dat wat ik vraag moeilijk is —
om toch eens te kijken of er heel veel mensen zijn die zorg mijden omdat
ze niet naar Doorn willen. Wat zouden we daaraan kunnen doen?
Voorzitter, dan over de veteranenstatus. In de beantwoording van mijn
recente vragen schrijft de minister dat de militairen die voor de
Troepenmacht in Suriname, TRIS, hebben gediend, niet ingezet zijn
tijdens oorlogsomstandigheden of tijdens een missie ter handhaving of
bevordering van de internationale rechtsorde. Daarom komen ze niet in
aanmerking voor de veteranenstatus. U begrijpt: mijn vragen hadden daar
dan ook betrekking op, omdat ik begreep dat het voor een aantal zeker
heel fijn zou zijn om die veteranenstatus toch te krijgen. Maar
tegelijkertijd schijnt het dat Defensie wel een financiële bijdrage voor
het TRIS-monument bij Fort Zeelandia in Paramaribo leverde — dat is dus
mijn vraag — en legde de minister het afgelopen voorjaar samen met haar
Surinaamse ambtsgenoot een krans bij dit monument. Ik vraag me af hoe ik
dit dan moet zien. Natuurlijk is er de symbolische waarde van het
TRIS-monument voor de Surinaamse troepen zelf, maar ook Nederlandse
oudgedienden waren destijds verantwoordelijk voor het veilig houden van
Suriname terwijl ze in de overzeese gebieden zaten. Dit waren niet
altijd makkelijke tijden. Bovendien kwam niet iedereen hier levend van
terug. Kan de minister toelichten hoe zij daarnaar kijkt? Ik ben op zoek
naar een manier om toch iets te kunnen doen voor de TRIS-militairen en
tegelijkertijd aan de Veteranenwet die daar allerlei beperkingen in
aanbrengt. Heeft de minister nou een financiële bijdrage geleverd? Dat
stond namelijk ergens in een artikel over het TRIS-monument. Waarom
heeft de minister daarvoor gekozen? Is het dus een mogelijkheid om
oudgedienden van de TRIS alsnog een eerbetoon te geven, ook al komen ze
niet in aanmerking voor de veteranenstatus, indachtig de Nederlandse
Veteranendag van volgende week?
Ik heb hetzelfde gevraagd over de Koude Oorlog-militairen. Daar ligt ook
een gevoeligheid. Het was geen formele missie. Ik begrijp dat er ook
allemaal ceremoniële regels gelden, maar ik ben op zoek naar iets wat je
toch zou kunnen doen, want voor heel veel mensen is dat gewoon
belangrijk. Ik ben benieuwd of de minister een list kan bedenken om die
mensen toch tegemoet te komen.
Voorzitter, tot slot. De reden dat ik doorvraag over de veteranenstatus
is dat erkenning en waardering voor veteranen heel belangrijk zijn. Dit
kwam ook weer terug in het onderzoeksrapport Focus op Dutchbat III.
Daaruit bleek dat er met name een gebrek aan erkenning en waardering was
vanuit de overheid, Defensie, maar ook vanuit ons als politiek. Nu wil
ik deze zaken niet direct met elkaar vergelijken, maar het spreekt
misschien wel voor een breder fenomeen. De Veteranenwet stamt niet voor
niets maar uit 2012. We moeten hier dus scherp op zijn en we moeten
nieuwe manieren blijven zoeken om die waardering en erkenning vorm te
geven. Als het zo is dat er oudgedienden zijn die zich bij Defensie met
ziel en zaligheid hebben ingezet voor de veiligheid van Nederland en
anderen in de wereld, dan vind ik dat we goed moeten blijven kijken of
we daar niet toch nog een gebaar kunnen maken. Ik kijk uit naar de
beantwoording door de bewindspersonen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we gekomen bij mevrouw Piri. Zij spreekt namens
de Partij van de Arbeid. U heeft een spreektijd van vier minuten.
Mevrouw Piri (PvdA):
Dank u, voorzitter. Ik zal vandaag mijn inbreng doen mede namens
GroenLinks. Ik zie dat daar heel enthousiast op gereageerd wordt. Ik
hoor dat bijna iedereen het woord doet namens GroenLinks. Oké,
interessant! Ik moet mij helaas vast verexcuseren, want er is straks een
plenair debat over de Europese top, waar ik ook bij moet zijn.
Voorzitter. We zijn ons er allemaal van bewust dat de gevolgen van
uitzending zich vele jaren later pas kunnen openbaren en we voelen allen
een grote verantwoordelijkheid voor het welzijn van de veteranen, die
namens ons en voor onze veiligheid en die van anderen op missie zijn
geweest. Die voelen wij niet alleen voor de veteranen. Het thuisfront
maakt er ook een integraal onderdeel van uit. Dat is ook een van de
redenen waarom wij zo ontzettend hechten aan de Veteranennota.
Dat er in de Veteranennota uitleg staat over het "wat" is onvoldoende;
het zou ook moeten gaan over het "hoe". Hoe gaat het met de veteranen?
Hoe gaat het met het thuisfront? Hoe gaat het met de reservisten die
veteraan zijn? Hoe gaat het met de ongeveer 30.000 veteranen die in
Afghanistan geweest zijn en hoe gaat het met de tolken? In de woorden
van de Veteranenombudsman is de huidige Veteranennota een glossy.
Kortom, in deze vorm biedt de nota geen mogelijkheid tot het controleren
van de voortgang of de uitwerking van nieuw beleid. Er zou meer een
relatie moeten worden gelegd tussen verbetermaatregelen als gevolg van
nieuw beleid, het vaststellen van de effecten van het nieuwe beleid en
vervolgens een appreciatie van de effecten, die weer zouden kunnen
leiden tot nieuw beleid met hetzelfde vervolgproces. Dit zou, wat de
Partij van de Arbeid en GroenLinks betreft, nadrukkelijk en standaard in
de Veteranennota terug moeten komen op alle gebieden die zich daarvoor
lenen.
Een apart hoofdstuk over de ISAF-veteranen zou integraal onderdeel
moeten zijn van de Veteranennota. Het is pijnlijk om te moeten
constateren dat in de huidige nota met geen woord is gerept over het
Afghanistanonderzoek Welzijn en zorgbehoefte van de ISAF-veteraan. Het
gaat om een hele grote groep veteranen en het is een enorme tekortkoming
dat de nota hier volledig aan voorbijgaat. Waarom is er niets over het
Afghanistanonderzoek terug te vinden in de nota? Is de minister bereid
om hier in de toekomst een apart hoofdstuk over op te nemen in de
Veteranennota? Het betreft inmiddels toch zo'n 30.000 veteranen.
Voor veel actief dienende veteranen is bij beëindiging van een
dienstverband de overgang naar de civiele maatschappij groot. Het past
Defensie als goed werkgever om daar gedurende de hele loopbaan van de
militair, waarvan een deel immers inmiddels veteraan is, aandacht aan te
geven en mogelijke problemen bij de transitie bespreekbaar te maken. Kan
de minister aangeven hoe het staat met het plan van aanpak? Welke direct
belanghebbenden zijn bij het opstellen van dat plan van aanpak betrokken
en zal de stand van zaken jaarlijks opgenomen worden in de
Veteranennota?
Een volgende vraag. Wat is er het afgelopen jaar gebeurd aan de
uitvoering van de motie-Diks/Stoffer over een landelijke
bewustwordingscampagne rond PTSS en staan er nog acties op de rol voor
komende tijd?
En dan tot slot, voorzitter, het Veteraneninstituut. Zoals met alles
heeft ook hier Defensie moeite om iets onafhankelijk van de organisatie
neer te zetten. Waarom is dat toch? Het is niet zo gek dat ook het
onderzoek naar de omgangsvormen bij Defensie pas echt resultaten ging
opleveren toen er een onafhankelijk meldpunt kwam. Defensie moet dan
niet gek opkijken dat veel veteranen de stap naar het Veteraneninstituut
niet zetten. En dat is bijzonder jammer, want de veteranen verdienen de
beste zorg. Een veilige omgeving om je uit te spreken, daarmee begint
het. Kan de minister uitleggen waarom zij blijft weigeren om het
Veteraneninstituut onafhankelijk te laten zijn?
En dan is mijn tijd op, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dat klopt. Ik zou dan willen vragen iemand even het voorzitterschap van
mij kan overnemen. Ik zie dat de heer Van Dijk staat te popelen.
Voorzitter: Jasper van Dijk
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Van Wijngaarden van de VVD.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Dank, voorzitter. Ik wil beginnen om mijn dank en de grootst mogelijke
waardering uit te spreken richting alle veteranen die vandaag meekijken.
Vervolgens sta ik meteen stil bij het punt van het zogenaamde Militair
InvaliditeitsPensioen. Ik zeg "zogenaamd", want er is iets geks mee aan
de hand. Het is eigenlijk helemaal geen pensioen, maar een uitkering
voor mensen die tijdens een missie invalide zijn geraakt en daardoor nog
een uitkering genieten. Alleen, de uitvoering van die uitkering is
neergelegd bij een pensioenfonds, te weten ABP. Daar is het toch een
beetje misgegaan, want de hoogte van de uitkering is op geen enkele
manier meegestegen met de prijsontwikkelingen. Dat is ontzettend jammer.
Wat zou het mooi zijn als bijvoorbeeld in aanloop naar Veteranendag,
aanstaande zaterdag, de bonden en Defensie er samen uit zouden komen.
Het is toch niet nodig dat dit belangrijke punt voor deze mensen
richting wie Nederland wat de VVD betreft een ereschuld heeft in de
cao-onderhandelingen betrokken blijft worden? Het zou misschien zelfs
een beetje ongepast zijn om dat te blijven doen. Ik hoop dat de minister
daar samen met de bonden werk van wil maken.
Mevrouw Belhaj (D66):
De heer Van Wijngaarden kiest zijn woorden zorgvuldig. Die begrijp ik
ook helemaal. Maar als ik goed naar hem luister, zegt hij: ik realiseer
me dat dit ligt aan de onderhandelingen tussen werkgever en vakbonden;
eigenlijk zou ik hun willen verzoeken om die los te trekken, zodat het
anders kan worden opgelost. U zegt ook: oplossen mét de vakbonden. Maar
het oplossen zit dan in het eruit halen, zodat het apart opgelost kan
worden. Begrijp ik dat goed?
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ja, dat klopt inderdaad. In het gesprek met de diverse belanghebbenden,
die al zijn genoemd, is aangegeven dat dit echt een pijnlijk en prangend
punt is. We spreken hier allemaal erkenning en waardering uit, maar
uiteindelijk moeten erkenning en waardering ook blijken in daden. Ik
denk dat het mooi zou zijn als wij als Kamer, juist omdat men zich bij
ons heeft gemeld, een signaal afgeven: jongens, probeer nou toch even
stil te staan bij de vraag of het wijs en gepast is om die hele grote
trits van moeilijke onderwerpen waarover men in gesprek is, mee te
nemen. Eigenlijk is dit een apart punt dat we gewoon zo snel mogelijk
moeten regelen.
De voorzitter:
U kunt verder met uw betoog.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Voorzitter. Dan in zijn algemeenheid. De wettelijke zorgplicht voor
veteranen is wat de VVD betreft een ereschuld aan de militairen die voor
het Koninkrijk, voor het bevorderen van de internationale rechtsorde en
uiteindelijk voor ons op missie zijn geweest. De militair die op missie
gaat, weet dat hier risico's aan kleven. Tegenover de risico's die de
militair voor ons loopt tijdens de missie staat de wederkerigheid van de
zorgplicht van de overheid na de missie. Juist daarom moet de zorgplicht
niet een beetje, maar echt goed geregeld zijn. Er is veel verbeterd
sinds de tijd dat militairen na hun missie hun plunjezak konden
inleveren, waarna dat het dan was. Daarmee zijn we er nog niet. De
Veteranenwet is bijvoorbeeld de norm waaraan wij toetsen of dat het
geval is. Het meetinstrument daarvoor is de Veteranennota. Maar waar
deze nota in bijvoorbeeld het jaar 2014-2015 nog meer meerjarige
kwantitatieve informatie bevatte over de effecten van het
veteranenbeleid, ontbreekt die informatie nu volledig. De nota is
verworden tot een glossy met tamelijk nietszeggende plaatjes en
getallen. Voor de goede orde: ik heb niks tegen plaatjes en getallen,
maar wat de VVD echt mist, is meerjarige kwantitatieve informatie zoals
die stond in de nota van 2014-2015. Alle waardering voor het duidelijk
maken met plaatjes en getallen, maar als alleen dat erin staat en het
alleen van één jaar een beeld geeft, is dat toch te beperkt. Ik verzoek
de minister dan ook de Veteranennota in het vervolg per artikel uit de
Veteranenwet meerjarig inzicht te laten geven in beleidseffecten en
-voornemens.
Het waar mogelijk snel en efficiënt afhandelen van keuringen en
schadeclaims en het snel uitkeren van uitkeringen kan de meeste klachten
bij veteranen wegnemen. Volgens de Ombudsman zou onder andere het
digitaliseren van het medisch dossier hieraan bijdragen. De minister
geeft aan dat dit niet uitvoerbaar zou zijn omdat het te tijdrovend en
omvangrijk is. Ik vraag hierop een bredere toelichting van de minister.
Al veel medische dossiers functioneren goed, zoals Epic. Waarom zou dat
bijvoorbeeld niet geschikt zijn voor veteranen?
Wat wordt de structurele oplossing voor de ontvangen klachten van
militairen die op het moment van uitzending een verlopen rijbewijs
hebben en dat niet kunnen verlengen omdat zij tijdelijk zijn
uitgeschreven bij hun gemeente in Nederland? Kan hiervoor een
arrangement worden ontwikkeld?
Eerder heeft de VVD al aangedrongen op het tegengaan van onnodig
procederen door de overheid. Dat gebeurde in de commissie voor Justitie.
Nu lijkt het erop dat ook veel veteranen te maken krijgen met onnodige
procedures bij het UWV. Kan de minister hier wat breder induiken,
eventueel met hulp van de minister voor Rechtsbescherming? Zo hebben wij
bijvoorbeeld signalen gekregen dat er allerlei ingewikkelde procedures
worden gevoerd over steunzolen. De minister voor Rechtsbescherming is
bezig met een kabinetsbrede aanpak om te komen tot minder onnodig
procederen door de overheid. Het zou goed zijn om in dat kader ook eens
onder de loep te nemen of daarvan mogelijk sprake is — we moeten een
beetje afstand houden van juridische procedures — in procedures met
veteranen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
En daarmee geef ik u de voorzittershamer weer terug.
Voorzitter: Van Wijngaarden
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kijk ik even naar de minister. We schorsen voor vijftien
minuten.
De vergadering wordt van 16.41 uur tot 16.57 uur geschorst.
De voorzitter:
Nu wij allemaal onze stoel weer hebben gevonden, gaan wij verder met dit
commissiedebat. Het woord is aan de minister van Defensie.
Minister Bijleveld-Schouten:
Dank u wel, voorzitter. Ik zal de onderwerpen in blokjes beantwoorden.
Ik zal iedere keer even het blokje noemen waar ik aan begin. Is dat een
idee?
De voorzitter:
Als u het enigszins beknopt zou kunnen houden, zou dat fijn zijn. Wij
gaan proberen om om 17.45 uur af te ronden, want de
NAVO-delegatievergadering is iets verzet in verband met dit
overleg.
Minister Bijleveld-Schouten:
Helemaal goed. Ik ga proberen het zo beknopt mogelijk te houden, maar er
zijn wel heel veel vragen gesteld. Ik zal mijn best doen om die zo kort
mogelijk te beantwoorden. Allereerst dank ik de leden voor hun inbreng.
Ik vind het belangrijk om apart over de Veteranennota te spreken,
voordat het Veteranendag is. Mevrouw Belhaj zei dat we in de afgelopen
jaren gewend waren om dat te doen, maar helaas kon dat vorig jaar niet,
door de coronaverplichtingen. Ik ben blij dat deze traditie nu in deze
nieuwe commissievorm door u weer in werking is gesteld. Ik denk dat dit
belangrijk is, juist vanwege het punt dat eigenlijk alle leden
aanhaalden, namelijk erkenning en waardering van de veteranen. Het staat
denk ik heel goed in de wet omschreven.
De zorgplicht is, zoals de heer Van Dijk zei, ook een van de punten van
de Veteranenwet. Die zorgplicht is ook een van onze speerpunten in het
veteranenbeleid. Ik vind het in ieder geval zelf heel erg van belang dat
we die erkenning en waardering voor de veteranen niet alleen met onze
witte anjer op Veteranendag laten blijken, maar dat we door het jaar
heen er ook aandacht aan besteden. We hebben in het commissiedebat over
Dutchbat III — ik geloof dat dat woensdagochtend was — nog gesproken
over hoe belangrijk dat is. Je ziet dat ook in de evaluatie van
Borstlap. De Veteranendag wordt ook dit jaar weer anders ingevuld. Ik
zal daar wel iets over zeggen.
Iedereen heeft iets gezegd over … Sommigen hadden het over een glossy,
anderen over een plaatjesboek. Het moet me toch van het hart dat ik dat
vervelend vind. Ik zal er ook met de Veteranenombudsman over spreken. In
de afgelopen jaren hebben wij de nota met elkaar ontwikkeld tot wat die
nu is. Met de Kamer hebben we die ontwikkeld van hoe die in 2014 was,
toen het helemaal opgebouwd moest worden, tot waar die nu staat. Ik zal
zo iets zeggen over de onderwerpen die u toegevoegd wilt hebben. Dat
kan. Maar het is juist een nota die, zeg ik in uw richting, makkelijk
gelezen moet kunnen worden door de veteranen zelf. Zo hebben we hem
opgebouwd. Dat betekent dat die behapbaar moet zijn en dat de
problematiek ook behapbaar moet zijn. Het wordt met plaatjes
inzichtelijk gemaakt. Er staan budgetten bij. Er zitten natuurlijk zeker
voor delen meer cijfers onder.
U nodigt de ombudsman en de igk uit, voor nu maar ook voor het overleg
Personeel, denk ik. Maar misschien is het goed dat wij zelf ook een
technische briefing geven over wat er achter ligt. Dat is ook een
aanbeveling van de commissie-Van Dam. Dan kunnen we er daar nog weer wat
meer aan toevoegen. We maken natuurlijk beleid op basis van wat hier
staat en we rapporteren over wat we hebben gedaan en wat we hebben
afgesproken in het afgelopen jaar. Het is dus juist iets wat we met
elkaar hebben ontwikkeld, met uw voorgangers. Mevrouw Belhaj weet dat
ook …
Mevrouw Belhaj (D66):
Hou mij erbuiten …
Minister Bijleveld-Schouten:
Maar u bent de enige die ik nu kan aanhalen! Zo hebben we dat gedaan. We
hebben er ook met elkaar over gesproken. Natuurlijk kan het altijd
beter. Daar staan we voor open, maar laten we er ook even over nadenken
dat het behapbaar en leesbaar moet zijn voor de veteranen. Dat punt
moest me even van het hart. Eerlijk gezegd vind ik dat er niks mis is
met pictogrammen en plaatjes. Het is zeker in mijn ogen geen glossy. Het
is iets wat ook dicht bij de veteranen moet staan. Dat moest me even van
het hart.
Dan het punt van erkenning …
De voorzitter:
Er is een kleine interruptie van mevrouw Belhaj.
Mevrouw Belhaj (D66):
In aanvulling op wat anderen hebben gezegd. Ik heb die opmerking ook
heel erg geïnterpreteerd als: komt alles wat in de Veteranenwet staat
ook overeen met wat er in de nota staat? Het mag wat mij betreft wel in
simpele, overzichtelijke taal, maar het gaat erom dat alle elementen die
erin staan, ook terugkomen.
Minister Bijleveld-Schouten:
We kijken inderdaad of de onderdelen van de Veteranenwet die erin staan,
zoals zorg en al die onderdelen die daarbij horen, terugkomen in de
Veteranennota. Ik wil de nota best nog een keer op dat punt nakijken. Ik
heb dat in de afgelopen jaren ook steeds gedaan. Omdat ik veel met
veteranen spreek, merk ik dat ze het element van erkenning en waardering
belangrijk vinden. Daar beginnen we mee, waarbij we aangeven wat we
daarvoor doen et cetera. Maar we zullen nog eens goed doornemen of die
elementen er goed in staan. Maar beleidsontwikkeling doen we voor een
deel op basis van wat we hier neerzetten. Daarover schrijven we altijd,
zoals u weet, aparte nota's, waarover we dan het jaar daarna weer
rapporteren of we dat hebben uitgevoerd, zoals u ook een aantal punten
uit uw moties aanhaalde. Maar ik wil best nog eens een keer naar dat
punt kijken.
Dan het punt erkenning en waardering, wat breed leeft. Ik ben het eens
met de complimenten voor de indieners van de Veteranenwet van destijds.
Verder ben ik het eens met wat de heer Van Dijk als een van de indieners
zei: de nazorg is heel erg van belang. Ik ben er echt van overtuigd dat
wij een van de beste zorgsystemen van de wereld hebben, als je kijkt
naar het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen. Dat hoort er nadrukkelijk
bij.
Dan vroeg de heer Boswijk over erkenning en waardering of ik de motie
van de heer Kerstens opnieuw ga uitvoeren. Hij doelde op de motie van
afgelopen jaar waarin de regering wordt gevraagd om, als er geld
overblijft, iets te doen richting de veteranengemeenschap. Het is op dit
moment niet helemaal de verwachting dat er een met vorig jaar
vergelijkbaar bedrag overblijft. Aanstaande zaterdag is het vanuit de
Koninklijke Schouwburg live op tv, en ik hoop dat veel mensen kijken. Er
zijn hogere kosten gemaakt door het Nationaal Comité door de
intensivering van de media. Daarnaast zijn er alternatieve activiteiten
die bij Veteranendag anno nu passen. Stef Bos heeft, zoals u misschien
heeft gezien, een speciaal lied voor de veteranen gecomponeerd, er is
een live programma in de Schouwburg, wat op NPO2 te zien is, er is een
studio op het Malieveld waar Omroep MAX een week later uitzendt, omdat
dat in het kader van de sportzomer niet past in de programmering en er
is een ode aan de veteranen. Dus het is anders dan anders, omdat er geen
defilé is. Maar er is wel uitgebreid gekeken naar hoe we het groter
kunnen maken. Ik heb dus niet de verwachting dat er geld overblijft.
Mocht dat zo zijn, dan kijk ik er weer op dezelfde manier naar zoals we
vorig jaar ook hebben gedaan. Het presentje zal nu aan alle veteranen
worden uitgereikt.
Dan waren er veel vragen over het MIP. Daar begon de heer Van Dijk over,
en de heer Boswijk, de heer Ceder, mevrouw Belhaj, de heer Van
Wijngaarden, mevrouw Piri, dus eigenlijk iedereen. Dat ging dus over het
Militair InvaliditeitsPensioen. Om te beginnen ga ik zeggen wat ik ga
doen om die op zich licht positieve trend die er wel is in het uitkeren
van dat MIP echt positief te laten zijn. Dat betekent een daling in het
aantal termijnoverschrijdingen en in wachttijden voor de medische
keuring van het MIP. Daarvoor hebben we drie sporen. Een is het
kortetermijnspoor; dat is het wegwerken van tekorten aan
verzekeringsartsen bij ABP/SMO. Dat was eigenlijk gereed, dus er waren
extra artsen aangenomen, maar er blijft gewoon sprake van een verloop
van keuringsartsen, die overal nodig zijn. Dus twee van de drie nieuwe
keuringsartsen die er waren aangesteld, hebben in 2021 de dienst weer
verlaten. Er wordt dus weer opnieuw geworven.
Dan hebben we het middellangetermijnspoor. Dat is het zorgen voor
vergroting van de beschikbare spreektijd van de artsen. Dat kan door
aanpassing van de bedrijfsvoering, zoals het verleggen van de
administratieve handelingen. Verder heeft de coronacrisis laten zien dat
je een aantal dingen op een andere manier kan doen, zoals wij hier ook
anders werken: contact met cliënten en op langere termijn is dat de hele
herziening van het uitkerings- en voorzieningenstelsel. Door dat op een
andere manier in te richten en de medische keuringen achterin het proces
te zetten, en te beperken tot in beginsel één keuring, neemt de druk op
de capaciteit van de keuringsartsen af. Ik denk dat dat kan
helpen.
Dan waren er van eigenlijk vrijwel iedereen vragen over de indexatie.
Eigenlijk ben ik het met u allemaal eens dat het echt verschrikkelijk
vervelend is dat het MIP sinds 2010 niet meer is geïndexeerd. Daarvoor
moet inderdaad een oplossing komen. Ik heb mijn bezorgdheid hierover
overigens al meermaals uitgesproken. Het hele ingewikkelde is dat dit
onderwerp een rechtspositioneel onderwerp is. Daardoor is het een
onderwerp van overleg met de centrales van overheidspersoneel. Dat is op
grond van het Besluit georganiseerd overleg sector Defensie zo
vastgelegd. Wij staan klaar om met de bonden in gesprek te gaan. Ik heb
het laten uitrekenen. Mensen hebben er recht op en het is ook doenlijk,
maar het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de sociale
partners. Wij gaan graag met hen in gesprek, maar de partners, de
vakbonden, hebben al het overleg in het kader van de cao stopgezet. Dat
geldt dus ook voor dit type activiteiten. Ik hoop van harte dat zij
hebben gehoord wat u daar allemaal over heeft gezegd, maar dat is de
werkelijkheid. Wij zijn klaar om dat overleg aan te gaan, omdat wij uw
bezorgdheid delen.
Dan vroeg de heer Van Dijk op dit punt nog naar de letselschade. Dat is
iets anders dan het MIP, dus daar moeten we wel onderscheid in maken. Er
is dus een verschil tussen het MIP en de afhandeling van
letselschadeclaims. Op zich zijn er voor letselschadeclaims goede
procedures voor de afhandeling. Voor beide streef ik naar het verkorten
van de termijn van de afhandeling, als het kan binnen die twee jaar. Ik
ben het er met de Veteranenombudsman over eens dat dat moet. Een
langetermijnoplossing zie ik in de herziening van het uitkeringen- en
voorzieningenstelsel. Ook daar zouden we in principe wel de bonden voor
nodig hebben, maar ik wil toch kijken of we daar niet ook op andere
manieren tot snelheid kunnen komen. We zijn al aan een aantal stappen
begonnen. Daar heb ik vorig jaar ook met u over gesproken. Ik ga kijken
of ik niet ook zonder de bonden alvast een aantal stappen verder kan
zetten op dit terrein.
Dan de vraag over zorg en nazorg. Nazorg is een belangrijk onderdeel —
het is een van de essentiële onderdelen — van de Veteranenwet en het
Veteranenbesluit. Ik denk zelf dat de Veteranenwet en het
Veteranenbesluit hebben geleid tot een echte verbetering van de zorg, de
erkenning en de waardering voor veteranen. Als ik met veteranen spreek,
ook met veteranen die lang geen zorg hebben gehad of mensen met PTSS,
merk ik dat ze goede zorg een van de belangrijkste vormen van erkenning
en waardering vinden. Velen vinden ook de goede zorg. Ik denk dat dat
ook goed is om te melden. Dat ziet u ook in de nota. Velen vinden een
goede plek. We praten altijd over de mensen die niet de juiste zorg
vinden en dat is ook belangrijk, maar voor het merendeel is men echt
tevreden. Dat geldt ook voor veteranen, voor militairen, voor oorlogs-
en dienstslachtoffers en ook voor hun familie. Ik denk dat mevrouw Piri
daar gelijk in had: het gaat ook over de relaties.
In 2014 is het Veteranenloket opgericht. Dat is 24 uur per dag, zeven
dagen in de week bereikbaar voor vragen ten aanzien van erkenning,
waardering en zorg. De Veteranennota's van de voorgaande jaren en de
nota die nu voorligt, laten zien dat de Veteranenwet en het
Veteranenbesluit in de praktijk echt goed worden vormgegeven. Ik denk
dus dat het in z'n algemeenheid goed geregeld is.
Dan het punt van mevrouw Belhaj: hoe zit het met veteranen die geen zorg
in de buurt hebben? Daar kwam zij op terug, ook naar aanleiding van haar
motie, waar we met elkaar over gesproken hebben. Er is een systeem om
nuldelijnsondersteuning en laagdrempelige zorg te bieden. Dat heeft een
landelijke dekking, maar er zijn ongetwijfeld ook situaties denkbaar
waarin de zorg niet om de hoek te regelen is. Dan is het Veteranenloket,
waar ik het net over had, dat 24/7 bereikbaar is, in principe weer het
meest aangewezen punt voor de veteraan om een zorgvraag neer te leggen,
zodat die zorgvuldig wordt afgewikkeld.
Dan kwam mevrouw Belhaj op zorgmijding. Zij vroeg hoe ik daarnaar kijk.
Dit is in principe laagdrempelig. We hebben het bij het Dutchbat
III-debat, voor zover u zich dat herinnert, ook gehad over het Reach Out
Team van het Nederlands Veteraneninstituut. Je weet natuurlijk niet wat
je niet weet, dus dat moet dan soms gemeld worden. Dat is altijd het
ingewikkelde. In die zin zitten mevrouw Belhaj en ik niet zover van
elkaar af. Daarvoor is het Reach Out Team in het leven geroepen, met
name om die groep, die niet zichzelf meldt, te vinden en op alternatieve
wijze effectief te benaderen. Ook bevragen we partners. Mensen die
terugkomen van een missie moeten zelf een formulier invullen. De
familieleden kunnen een formulier invullen over hun situatie. Na zes
maanden wordt dat nog eens herhaald. We kijken dus ook naar partners. We
proberen op allerlei manieren mensen te vinden. Er vallen altijd mensen
tussen wal en schip, maar die moeten we dan anders bereiken. Ik denk op
zichzelf dat dit goed is.
De heer Ceder vroeg naar het Landelijk Zorgsysteem. In hoeverre heeft de
geleverde zorg bijgedragen aan het welbevinden van veteranen? Dat hebben
we in de afgelopen jaren steeds gemeten. Drie keer is al gebleken dat de
behandelde veteranen binnen het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen
gemiddeld een cijfer 7 of hoger geven voor hun zorg. Het LZV vond dat in
eerste instantie te algemeen. Daar zijn ook symposia over gehouden. Dat
is interessante literatuur om nog eens na te lezen. Er is toen een nieuw
instrument ontwikkeld dat meer inzicht geeft in de ervaring met de zorg,
de uitkomsten van de zorg en de tevredenheid over de zorgverlening. Ik
kan hier wel degelijk nader over rapporteren — daarnaar werd gevraagd —
in de volgende Veteranennota. Dat zou dan een van de veranderingen zijn
om wat meer inhoud daarbij te voegen.
Ik heb hier nog een aparte vraag over het Militair Revalidatie Centrum
en onbegrepen lichamelijke klachten. De heer Ceder vroeg naar het tweede
proefproject: waarom is dat geweest? Het was belangrijk om de pilot,
want dat was het, nogmaals te doen en anderszins verbeterd uit te
voeren. Dat gebeurt in het najaar. De tijd was nodig om de organisatie
rondom de poli voor onbegrepen lichamelijke klachten — afgekort tot
OLK-poli; we korten alles af bij Defensie zoals u weet — in orde te
maken. Dat moest ook financieel worden geregeld. Hierbij heeft corona
ons gewoon parten gespeeld. Dat is nu allemaal geregeld en kan dus ook
beginnen.
De heer Van Wijngaarden vroeg ook in het kader van de zorg en nazorg
naar het digitaliseren van medische dossiers. Dat is niet zo makkelijk
uitvoerbaar. Ik kan er nog wel iets meer over zeggen. Dit is niet direct
op korte termijn op te pakken. Je hebt hierbij te maken met huidig
militair personeel, dat onder onze eigen zorgverzekering en ons eigen
zorgsysteem valt. Voor het militair personeel komt per 25 juni de Epic,
de electronic patient information card, beschikbaar als elektronisch
patiëntendossier. Veteranen zijn niet allemaal actief dienende
militairen. Ruim 80.000 van hen maken daar geen deel van uit. Die 80.000
zijn niet meer bij ons in dienst. Externe partijen, zoals
verzekeringsartsen en UWV, hebben geen toegang tot Epic. Daarnaast zijn
er van het overgrote deel van de veteranen — de heer Van Wijngaarden
sprak over langjarige veteranen; dat gaat soms terug tot ver in het
verleden — oude papieren dossiers. Mensen zitten nu vaak bij een
huisarts, die misschien zo'n dossier niet heeft. Het digitaliseren
daarvan — dat betreft het scannen van oude papieren dossiers — is een
enorme opdracht. Vooralsnog heeft die weinig toegevoegde waarde. Daar is
naar gekeken. De huidige werkwijze, het opvragen van een kopie, is goed
werkbaar en levert in het proces weinig vertraging op. Daar heb ik wel
naar gekeken. Het zou echt een enorme klus zijn om dat anders te
doen.
De voorzitter:
Ik vraag mevrouw Belhaj het voorzitterschap even over te nemen.
Mevrouw Belhaj (D66):
Dat doe ik.
Voorzitter: Belhaj
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ik heb een interruptie voor de minister. Het is goed nieuws om te horen
dat Epic wordt ingevoerd. Begrijp ik goed dat er van iedereen die nu op
missie is en straks veteraan wordt, een elektronisch patiëntendossier
komt?
Minister Bijleveld-Schouten:
Het antwoord is: ja. En voor alle actief dienende militairen is dat
zo.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ja, precies.
Minister Bijleveld-Schouten:
Ook de twee heren achter mij zijn allebei veteraan. Voor hen zou dat dan
bestaan.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Dat is in ieder geval al heel positief nieuws. Dank voor die
verduidelijking.
Voorzitter: Van Wijngaarden
De voorzitter:
Dan is er meteen een interruptie van de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Nog even over dat proefproject over onbegrepen lichamelijke klachten. Ik
snap nu waarom er meer tijd tussen het eerste en het tweede proefproject
zit, maar ik snap niet waarom het eerste proefproject dan is gestopt.
Kunt u aangeven waarom dat destijds is gestopt en waarom men het alsnog
noodzakelijk heeft gevonden om een tweede project op te starten? Maar ik
begrijp inmiddels waarom er zo veel tijd tussen zit.
Minister Bijleveld-Schouten:
Ik zal het nog even navragen. Ik heb begrepen dat het project verbeterd
moest worden omdat het niet helemaal voldeed aan wat nodig was en dat
deze tweede pilot dus een verbeterde versie van de eerste pilot is, om
te kijken of het dan wel helemaal voldoet. Dat is wat ik heb begrepen,
maar ik zal kijken of ik voor de tweede termijn nog ietsje meer antwoord
in uw richting kan krijgen. Ik weet niet meer dan dit.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Bijleveld-Schouten:
Dat was alles over zorg. Dan heb ik nog de beantwoording van de vragen
over Afghanistan, de transitie van militair naar burger en de
inloophuizen en wat overige vragen. Ik zal dat zo snel mogelijk
doen.
De heer Van Dijk stelde een vraag over Afghanistan, over de lessons
learned. De toezegging over dat onafhankelijk onderzoek was natuurlijk
van de minister van Buitenlandse Zaken. Dat was toen nog minister Blok.
Die eindevaluatie is gewoon onafhankelijk, want we hebben met elkaar
afgesproken dat we dat altijd onafhankelijk zullen doen. Maar er zijn
nog mensen in Afghanistan, dus gaat pas van start als de missie is
afgerond. Dit weekend zullen onze laatste militairen uit Afghanistan
terugkeren. Aanstaande donderdag hebben we een afrondende ceremonie
daarvoor. Die is weliswaar klein, maar er is een ceremonie om er
aandacht aan te besteden dat we daar twintig jaar zijn geweest.
Dan vroeg mevrouw Piri waarom er nu niets over Afghanistan en ISAF terug
te vinden is. Dat hebben we in eerdere nota's wel gerapporteerd. We
hebben ook uitgebreid gerapporteerd over het ISAF-onderzoek. Ik kan daar
wel degelijk weer aandacht aan besteden in een volgende nota. We hebben
een apart onderzoek onder ISAF-veteranen gedaan naar de gezondheidskant.
Naar aanleiding van de toenmalige Veteranennota hebben we met elkaar
daarover gesproken. Ik kan zeker in de volgende nota een overzicht geven
van de wijze waarop we verder met die aanbevelingen zijn omgegaan. Een
groot deel van de ISAF-veteranen heeft wel op dat onderzoek gereageerd.
Daar zijn we ook echt actief mee aan de gang gegaan.
Dan de vragen van mevrouw Belhaj en mevrouw Piri over de transitie van
militair naar burger. In de Veteranennota wordt inderdaad over dat
projectplan gesproken. Het is bijna klaar. Er is wel al het nodige
instrumentarium beschikbaar om militairen naar de civiele maatschappij
te begeleiden. Het zijn dan meestal actief dienende militairen die naar
burgerfuncties worden begeleid. Dat zal misschien morgen zelfs wel aan
de orde komen bij de P-rapportage. In de P-rapportage die morgen voor
het P-overleg geagendeerd staat, wordt bijvoorbeeld bericht over het
project met exitgesprekken die worden gevoerd. We proberen daar hulp bij
te geven.
Zijn er ook veteranen betrokken bij dat projectplan over de transitie
van militair naar burger? Ja, meerdere partijen zijn daarbij betrokken.
Het gaat dan om mensen vanuit de Defensieorganisatie, maar ook om mensen
vanuit het Nederlands Veteraneninstituut en mensen vanuit
veteranenorganisaties zelf. Ik ben het namelijk helemaal met mevrouw
Belhaj eens dat daar uiteindelijk ook de beste kennis zit. De mensen die
daar zitten kunnen ook zeggen waar ze tegen aanlopen. Ik denk overigens
dat onze mensen over het algemeen echt overal goed te gebruiken
zijn.
Dan de vragen over de inloophuizen. De heer Boswijk had een vraag over
het extra geld voor de activiteiten van de inloophuizen. Is dat tot
besteding gekomen? Het is helemaal waar dat er vanwege corona natuurlijk
niet zo veel activiteiten waren omdat dat niet kon op alle plekken. Dat
heeft u ook gelezen. Het toegekende bedrag is dus nog niet besteed. Er
zijn gewoon heel weinig activiteiten uitgevoerd. Net zoals in allerlei
andere sociale instellingen is dat hier ook zo. Als de maatregelen
worden versoepeld — ik neem aan dat dat vanaf aanstaande zaterdag het
geval is — of beëindigd, dan kunnen er weer echt activiteiten
plaatsvinden en dan zal dat bedrag daar ook gewoon aan besteed worden.
Dan zal dat dus gerealiseerd worden.
Dan vroeg u ook nog naar de concrete resultaten naar aanleiding van de
motie-Bruins Slot en de situatie in de inloophuizen eind 2020. Ik heb
daarover al een tijd geleden een Kamerbrief gestuurd. Ik heb op 18 juni
2019 heel uitgebreid over inloophuizen geschreven. Omdat dat toen ook
een vraag was bij de Veteranennota hebben we daar apart aandacht aan
besteed. Ik ben toen trouwens zelf met de Veteranenombudsman naar het
door mevrouw Belhaj genoemde inloophuis in Tilburg geweest. Wij als
Defensie zijn niet verantwoordelijk voor de oprichting, financiering en
instandhouding van die inloophuizen. Soms zijn dat particuliere
initiatieven, soms hebben gemeenten of provincies zo'n inloophuis of
worden ze particulier ondersteund. Dat stimuleert juist de lokale
erkenning en waardering en de integratie van veteranen in de
maatschappij. Dat is ook belangrijk, vinden wij en vind ik.
Omdat we toen toch eigenlijk meer wilden weten over hoe het er nu voor
stond met die veteraneninloophuizen of -ontmoetingscentra, heb ik met de
VNG een bijeenkomst georganiseerd. Daarbij heb ik met de VNG, met de
verschillende burgemeesters, met inloopcentra, met de
inspecteur-generaal van de krijgsmacht en met de huidige HDP afspraken
gemaakt. We hebben gezegd: wat zouden we nou kunnen doen om die situatie
beter te maken? Sommige hadden namelijk wel geld nodig, sommige werden
gesteund door het vfonds, en andere hadden geen geld nodig. Sommige
waren Wmo-instellingen en sommige waren regionaal. Toen hebben we
gezegd: we moeten eigenlijk samen met de VNG een folder maken. Die is er
nu ook gekomen; die staat op de VNG-site. Daar kunnen gemeenten
informatie over veteranenzorg en goede voorbeelden vinden, en kunnen ze
ook aan een soort intervisie doen. Er zijn goede voorbeelden waarbij de
gemeente ook echt ondersteunt. Alphen aan den Rijn is een goed
voorbeeld. Tilburg en Den Bosch zijn ook goede voorbeelden waarbij de
gemeente echt ondersteunt.
Op dit moment zie ik geen problemen in die zin. De motie-Kerstens/Bruins
Slot is dus juist uitgevoerd. Ik probeer dat ook te volgen met de VNG en
de burgemeesters. Ik heb ook met de voorzitter van het Nederlands
Genootschap van Burgemeesters, mevrouw Spies, daarover gesproken, omdat
de erkenning en waardering van veteranen naar mijn idee ook een taak is
waar burgemeesters aandacht aan kunnen besteden bij de lokale
veteranendagen die er zijn et cetera. Ik bezoek zelf ook een aantal van
die lokale veteranendagen. Die zijn misschien klein, maar alleen al de
aanwezigheid daar is belangrijk. Dan kunnen we ook kijken of daar
specifieke problematiek is waar wij nog wat mee moeten.
De heer Boswijk (CDA):
Ik had nog een vraag over uw vorige antwoord, over het budget dat niet
tot besteding is gekomen. Ik weet niet helemaal hoe dat werkt, maar
wordt het bedrag van vorig jaar dat niet besteed is gewoon boven op het
bedrag van dit jaar gedaan?
De voorzitter:
Een verhelderende vraag.
Minister Bijleveld-Schouten:
Ja, dank u, ik begrijp 'm. Dat loopt via het Veteraneninstituut. Wij
keren zelf dus geen subsidie uit; het Nederlands Veteraneninstituut — ik
moet even aan de nieuwe naam werken — keert die uit. We hebben in
principe gezegd dat dat budget nog uitgekeerd kan worden. Dat zou er dan
bovenop komen.
Dan de losse vragen. Op de vraag van de heer Van Dijk over die pas heb
ik al gezegd dat hij dat gewoon even apart aan ons moet sturen. Ik neem
aan dat hij dat doet. Ik heb hier wel altijd aandacht voor gehad. Er is
hier in de Kamer bijvoorbeeld ook een keer een vraag geweest over
veteranen die niet meer actief dienend zijn en die bijvoorbeeld op onze
Defensielocaties mogen sporten. Dat kwam bij een van de Veteranennota's
aan de orde. Toen hebben we dat ook geregeld. Ik ken deze specifieke
situatie in Duitsland niet, maar ik kan kijken wat dat is.
Dan vroeg mevrouw Piri: kan de minister uitleggen waarom zij blijft
weigeren het Veteraneninstituut onafhankelijk te maken? Dat vind ik toch
iets ingewikkelds. Het Veteraneninstituut is een stichting. Het is
totaal onafhankelijk en heeft een eigen raad van toezicht. Ik snap niet
waar mevrouw Piri het op baseert. Het is zelfs onafhankelijker dan een
zelfstandig bestuursorgaan. Ik wil dat toch wel even nadrukkelijk
zeggen. We hebben er niks mee te maken. We financieren de stichting wel,
maar zij doet ook de uitkeringen. Er is een onafhankelijke raad van
toezicht, die heel divers is samengesteld. Wat is er nu nog
onafhankelijker dan een stichting, zou ik haast willen zeggen. Ik ben
het echt volstrekt niet eens met de manier waarop mevrouw Piri dat zei.
Het is een onafhankelijke organisatie.
De heer Ceder had nog een vraag over 58 mensen in
re-integratietrajecten, namelijk of ik de volgende keer meer informatie
kan geven over hoe dat loopt, zodat de Kamer kan controleren hoe dat is
gegaan. Ik kan wel kijken of we in de volgende Veteranennota kunnen
aangeven hoe het met die trajecten is verlopen.
De heer Ceder vroeg ook nog naar percentages in het kader van hulp aan
veteranen. Ik heb net al iets gezegd over hoe de Veteranennota tot stand
is gekomen, hoe we die hebben doorontwikkeld en wat die nota is. De nota
maakt nu een onderverdeling in eerstelijns- en tweedelijnszorg binnen
het Landelijk Zorgsysteem. Dat is zichtbaar; u kunt dat zien. Er worden
inderdaad verschillende soorten hulpverlening en instrumenten ingezet.
Vaak worden die instrumenten gecombineerd. Het turven van soorten
hulpverlening geeft niet per se een beter inzicht. Er wordt wel
gerapporteerd over bijvoorbeeld klinische en ambulante zorg. Ik denk dat
dit belangrijk is.
De heer Van Wijngaarden had eenzelfde type vraag over de meerjarige
kwantitatieve informatie over de effecten. De nota is in 2014-2015
ontstaan — ik denk dat ik wel weet met wie de heer Van Wijngaarden heeft
gesproken — toen de Veteranenwet er kwam. Naar aanleiding van de
evaluaties die er zijn geweest, is ook het Nederlands Veteraneninstituut
er gekomen. Dat is geëvalueerd. Toen is gezegd dat er iets moest
gebeuren aan de governance. Ik ben er echt trots op dat we dat hebben
bereikt. De afgelopen twee jaar is er, zelfs in coronatijd, doorgewerkt
om de hele governance bij elkaar te krijgen. We hebben nu één instituut
met één aanspreekpunt. Niets is eenduidiger dan dat. Toen ik aantrad —
ik heb er net al iets over gezegd hoe u ernaar moet kijken — heb ik
gezegd dat de Veteranennota leesbaarder en informatiever moest worden
door meer infographics en minder lappen tekst afkomstig van
partnerorganisaties. Het is niet zo dat ik een opsomming aan u moet
geven van wat de partnerorganisaties allemaal doen — die subsidiëren en
financieren we — maar u moet controleren wat wíj doen. Dat is wat u
hierin ziet. Dit is de vierde Veteranennota die we zo hebben gemaakt. Ik
heb daar tot nog toe vooral complimenten over gekregen omdat dezelfde
informatie als in 2014-2015 erin zit. Maar toen was er geen sprake van
overzicht in detail van beleidsvoornemens en was er geen sprake van
effecten. In de nota die we nu hebben is een duidelijke cyclus opgenomen
van wat we iedere keer hebben gedaan, wat we gaan doen en welke
onderzoeken er lopen om het beleid te toetsen. Daarop kunt u ons
bevragen. Dan stuur ik ook nog aparte brieven aan uw Kamer. Dat hebben
we bijvoorbeeld over de ISAF-veteranen gedaan. Wat ook belangrijk is:
het Nederlands Veteraneninstituut komt straks natuurlijk met een eigen
jaarverslag. Daarin ziet u die samengestelde delen van
partnerinformatie, waarin in detail en met cijfers de uitvoering van het
veteranenbeleid te vinden is. Dat is uiteraard openbaar. Misschien
moeten we dat de volgende keer ook betrekken bij wat we hier doen en
moet u daar kennis van nemen.
Dan het punt van de heer Van Wijngaarden over de verlopen rijbewijzen.
Dat was niet een specifiek veteranenonderwerp. Ik ken deze casus
toevallig. Het gaat hierbij niet om uitzendingen op missie, maar om een
enkel geval van militairen die geplaatst zijn op een standplaats in
Europa of die deze gehad hebben. Een op missie zijnde of uitgezonden
militair blijft immers gewoon ingeschreven in zijn woonplaats. Als de
CDS uitgezonden zou worden naar Afghanistan als Apachevlieger, dan woont
hij gewoon in zijn huidige woonplaats. Dit ging over in Duitsland
geplaatste militairen, dus niet om een missie. Die problematiek heeft de
Veteranenombudsman al eens onder onze aandacht gebracht, en komt voort
uit het niet naleven van procedures door de Duitse autoriteiten in
combinatie met persoonlijke keuzes van de betrokken militairen. De
procedures zijn op zich prima. Overigens gaat het hier om procedures die
niet raken aan onze werkgeversverantwoordelijkheid, maar aan de
Rijkdienst voor het Wegverkeer. Ik weet, ook als burgemeester in een
vorig leven, dat als je in het buitenland woonde je bijvoorbeeld bij de
gemeente Enschede — dat is namelijk een noaber van Duitsland — een
rijbewijs of paspoort kon aanvragen. Ik heb hier al op geantwoord, dus
ik kan de brief van 23 november 2020 aan de Veteranenombudsman, waarin
ik het antwoord heb gegeven, ook wel naar uw Kamer sturen. Dan kunt u
zien wat we eraan hebben gedaan.
Dan de veteranenstatus van TRIS. Mevrouw Belhaj heeft het goed gelezen
dat het geen veteranen zijn conform de wet, omdat ze niet zijn ingezet
in oorlogsomstandigheden of tijdens vredeshandhavende missies. Dat is
nou eenmaal zo. Het zijn wel mensen die ik een warm hart toedraag, net
zoals u dat ook heeft gedaan. Er is ook een prachtige documentaire over
gemaakt: Onze jongens in de jungle. Ik ben ook bij de première geweest
op uitnodiging van de voorzitter van de TRIS. Het monument is gemaakt
ter nagedachtenis van omgekomen TRIS-militairen. Ik was daar samen met
mijn Surinaamse ambtsgenoot. De coronasituatie was daar toen gelukkig
nog net iets beter dan nu. Ik vind dat ik daar als werkgever bij stil
moet staan. Het ging namelijk om mensen die bij ons in dienst waren. Zo
zorg ik er bijvoorbeeld ook voor, als men dat vraagt, dat er materieel
is als er een tentoonstelling is et cetera. Er is ook een TRIS-museum.
Ik deel wel uw ongemak dat er soms is ten aanzien van verschillende
groepen. Maar wat we daaraan kunnen doen, doen we volgens mij ook. Bij
de afgelopen lintjesregen zijn er bijvoorbeeld ook weer een paar mensen
gedecoreerd die zich actief voor de TRIS inzetten.
Ik noemde net Onze jongens in de jungle. De heer Boswijk had ook een
vraag over twee documentaires. Hij vroeg hoe ik daarnaar kijk. Er is een
vrij recht op productie. Mensen mogen produceren wat ze willen. Daar is
culturele vrijheid voor. Ik heb wel samen met de inspecteur-generaal van
de krijgsmacht en met alle Indische veteranenorganisaties op De
Zwaluwenberg over de film De Oost gesproken. De film was toen nog niet
uit. Op de dag van première van De Oost heb ik in een tweet met name
aandacht besteed aan de veteranen, omdat ik best snap wat u zegt. Ik zal
altijd voor onze mannen en vrouwen — dit zijn meestal mannen — waar dan
ook staan, die onder moeilijke omstandigheden hun werk hebben gedaan. Ik
zal als minister, welke minister dan ook, en als werkgever altijd begrip
hebben voor de gevoelens van deze mensen.
Wat betreft dat educatieve project. Dat is van die filmproducent zelf.
Daar kan ik ook geen invloed op uitoefenen. Het is wel zo dat ze op de
eigen site een eigen film hebben, net zoals we dat met Dutchbat hebben
gedaan. Ik weet op dit moment ook niet of het op scholen gebruikt gaat
worden. Het lijkt er wel op, maar dat is natuurlijk ook aan scholen
zelf. Wat daar goed aan zou zijn, is dat ze alle kanten van het verhaal
zouden belichten, maar ook dat is een particulier initiatief waar ik op
zich niet in kan treden.
De heer Boswijk (CDA):
Voorzitter.
De voorzitter:
Ja, gaat uw gang.
De heer Boswijk (CDA):
Er wordt inderdaad actief voor gelobbyd en het ziet er wel naar uit dat
een aantal scholengemeenschappen daar gebruik van gaan maken. Ik zou het
toch waarderen als de minister met haar collega van Onderwijs in overleg
zou treden om ervoor te zorgen dat scholen die ervoor kiezen, wel het
complete verhaal laten zien. Ze moeten dus niet alleen de eenzijdige
film laten zien, maar ook het Nederlandse perspectief. Ik zou het wel
waarderen als u minimaal die inspanning zou doen.
Minister Bijleveld-Schouten:
Ik kan me er in ieder geval voor inspannen, als het maar geen
resultaatsverplichting is.
Ik zie dat ik nog een vraag van mevrouw Belhaj heb liggen over de
TRIS-militairen en de bijdrage. TRIS-militairen komen ook in aanmerking
voor de tegemoetkoming reüniefaciliteiten. Daar is een regeling voor bij
Defensie, die ze via de gebruikelijke kanalen kunnen aanvragen. Zij
kunnen dus wel degelijk ook van de subsidieregelingen
gebruikmaken.
Dan heb ik alleen nog de vraag over het UWV van de heer Van Wijngaarden
en de vraag over de bewustwordingscampagnes van mevrouw Piri.
Voorzitter. Het lid Van Wijngaarden van de VVD vroeg naar onnodige
procedures bij het UWV. In het rapport van de Ombudsman staat de
aanbeveling dat er een betere afstemming moet komen tussen de afdeling
Sociaal Medisch Onderzoek van het ABP, Defensie en het UWV. Zijn
onderzoek wijst eigenlijk niet op onnodige procedures, maar er moet
betere afstemming komen zodat onnodige discussies tussen Sociaal Medisch
Onderzoek en het UWV worden voorkomen en de behandeltermijnen verkort
worden. Het is dus niet zo dat de procedures per se onnodig zijn. Er
wordt nu aan die betere afstemming gewerkt. Er zijn afspraken gemaakt
voor een expertmeeting net na de zomer.
Dan had mevrouw Piri nog een vraag over de motie-Diks/Stoffer. Daar heb
ik in de vorige Veteranennota over gerapporteerd. Die motie, over een
landelijke bewustwordingscampagne rond PTSS, heb ik natuurlijk
uitgevoerd. Die campagne is ook gestart, onder leiding van het
ministerie van VWS. Dat is de campagne Hey, het is oké. Politie en
Defensie participeren daarin, want de leden Diks en Stoffer hadden ons
ook gevraagd om aandacht te besteden aan de politie. Het is een
intensieve mediacampagne, die naar mijn idee ook echt goed loopt.
Volgens mij zijn dat de antwoorden op de gestelde vragen.
De voorzitter:
Dat denk ik ook. Dank aan de minister voor de gezwinde spoed. Ik kijk
even naar de leden. Is er behoefte aan een tweede termijn? De heer
Boswijk niet. De heer Ceder?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik vroeg me even af of de moties al ingediend waren.
De voorzitter:
Nee, dat komt in de tweede termijn.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Oké.
De voorzitter:
Dan is het woord aan mevrouw Belhaj.
Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. Een aantal antwoorden heb ik gekregen, maar vind ik
onbevredigend, bijvoorbeeld de antwoorden over ander beleid dat je kunt
voeren en de Veteranenwet. Dat is geen onwil. Het betekent dat de Kamer
zelf de Veteranenwet maar eens ter hand moet nemen en mogelijkheden moet
zoeken om die wel geschikt te maken, zodat de minister en het ministerie
wel in de gelegenheid zijn om andersoortige vormen te bedenken van
expliciete waardering.
De voorzitter:
Dan vraag ik of mevrouw Belhaj het voorzitterschap even over kan
nemen.
Mevrouw Belhaj (D66):
Het antwoord is nee. We kunnen naar de beantwoording!
Voorzitter: Belhaj
De voorzitter:
Nee hoor. Meneer Van Wijngaarden, het woord is aan u.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Dank aan de minister voor de antwoorden. Ik waardeer de manier waarop
zij ook de opzet van de Veteranennota uitlegt en verdedigt. Ik snap ook
goed dat zij zegt dat die goed leesbaar en inzichtelijk moet zijn, ook
voor de veteranen zelf. Ik deel dat, alleen is die nota natuurlijk ook
belangrijk als controle-instrument voor de Kamer. Het een hoeft het
ander niet uit te sluiten. Daarom toch de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Veteranennota sinds de inwerkingtreding van de
Veteranenwet het controlemiddel voor de Tweede Kamer is om te beoordelen
in welke mate het veteranenbeleid het in de wet beoogde effect
heeft;
constaterende dat de Veteranennota van 2020- 2021 in vergelijking met
bijvoorbeeld die van 2014-2015 substantieel minder informatief is;
verzoekt het kabinet per volgende Veteranennota artikelsgewijs (volgens
de systematiek van de Veteranenwet) te rapporteren aan de Kamer, op een
wijze die meerjarig kwantitatief en kwalitatief inzicht geeft in de
effecten van het veteranenbeleid, onder andere over ontwikkelingen
binnen de veteranenpopulatie, omvang van knelpunten, en
beleidsvoornemens, en deze uiterlijk vier weken voor het notaoverleg
naar de Kamer te sturen;
verzoekt het kabinet tevens in een separaat hoofdstuk specifiek aandacht
te besteden aan de veteranen van zowel ISAF-missies als Dutchbat
III,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Wijngaarden, Piri, Boswijk,
Ceder, Belhaj en Jasper van Dijk.
Zij krijgt nr. 244 (30139).
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Dan nog een motie met betrekking tot het invaliditeitspensioen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het Militair InvaliditeitsPensioen naar zijn aard geen
echte pensioenregeling is en veel weg heeft van een uitkering voor
arbeidsongeschiktheid;
overwegende dat de Staat een bijzondere verantwoordelijkheid heeft voor
militairen die tijdens hun werk, vaak in oorlogsgebied, gewond zijn
geraakt;
constaterende dat het Militair InvaliditeitsPensioen al jarenlang niet
meer is geïndexeerd en hierdoor volgens de Veteranenombudsman
schrijnende situaties ontstaan;
verzoekt het kabinet zo snel mogelijk te komen tot een indexatie van het
Militair InvaliditeitsPensioen, en dit onderwerp indien nodig los te
koppelen van bredere cao-onderhandelingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Wijngaarden, Piri, Boswijk,
Jasper van Dijk, Ceder, Belhaj en Van Haga.
Zij krijgt nr. 245 (30139).
Voorzitter: Van Wijngaarden
Minister Bijleveld-Schouten:
Zal ik antwoord geven aan de heer Ceder over die pilot? Ik heb namelijk
nog wat extra antwoorden daarop gekregen. Blijkbaar was de planning
altijd al om na de eerste pilot een tweede pilot te doen. Het is door de
beschikbaarheid van personeel, de beschikbaarheid van budget en covid
vertraagd. Er was altijd een tweede pilot nodig om het te verbeteren en
daar dan van te leren voor het vervolg. Dat schijnt het geval te
zijn.
Dank u wel.
Voorzitter, zal ik maar beginnen?
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Minister Bijleveld-Schouten:
Ik doe mijn best om de snelheid te bevorderen.
Als het gaat om motie op stuk nr. 244 van de heer Van Wijngaarden c.s.,
heb ik aangegeven hoe ik kijk naar die nota van 2014-15. Ik ben blij dat
u dat ook zei in uw toelichting bij het indienen. De opzet hebben we
niet artikelsgewijs gemaakt volgens de systematiek van de Veteranenwet.
Ik wil daarom toelichten hoe het wel kan. U heeft begrepen waarom we het
maken zoals we het maken. Ik hoop dat u dat net deed. Ik snap dat u meer
informatie zou willen hebben en meerjarig. De onderwerpen staan er
artikelsgewijs in. Erkenning, waardering, zorg, dat staat er allemaal
in. Wat we zouden kunnen doen, is daar meerjarige staatjes aan
toevoegen, zodat u meer informatie heeft en de ontwikkelingen kan
volgen. De nota komt altijd voor het Veteranendebat naar u toe. Als ik
de motie zo mag uitleggen, is het goed te doen. Dan doet het aan twee
werelden iets. Dan kun je ook de vorm behouden. Ik had net al wat gezegd
over ISAF, maar toen had ik niet Dutchbat III genoemd. Aan die twee
groepen kan ik aandacht besteden. Als ik de motie zo mag uitleggen, maar
dan moet u daar iets over zeggen, dan laat ik het oordeel aan de
Kamer.
De voorzitter:
Het is in ieder geval sportief dat de minister 'm grotendeels omarmt.
Dat is wat mij betreft prima. De strekking is duidelijk. We gaan gewoon
kijken wat de minister ervan maakt.
Minister Bijleveld-Schouten:
Ik hoop dat waarom we tot dit zijn gekomen, ook duidelijk is. Het is
niet zo dat 2014 nog hetzelfde is als 2021. Ik snap echt wel met wie u
gesproken heeft. Ik wil die andere kant er ook bij leggen, omdat we hier
echt met elkaar en met de veteranenwereld goed over hebben nagedacht.
Dus als ik de motie zo mag uitleggen, dan laat ik het oordeel aan de
Kamer.
Uw volgende motie, op stuk nr. 245, beschouw ik als een soort
aansporing. Ik heb zelf al gezegd hoe ongelukkig ik het vind dat het
niet werkte. Ik beschouw 'm maar als een steun in de rug. Ik laat ook
het oordeel aan de Kamer.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik maak nog van de gelegenheid gebruik om te melden dat de
motie op stuk nr. 245 inmiddels mede is ingediend door mevrouw Belhaj en
het lid Van Haga.
Dan is het nu aan mij om de toezeggingen voor te lezen.
De minister informeert de Kamer in de volgende Veteranennota nader over het LZV.
In de volgende Veteranennota informeert de minister de Kamer nader over de uitkomsten van het gezondheidsonderzoek bij ISAF-veteranen.
In de volgende Veteranennota informeert de minister de Kamer over de stand van zaken met betrekking tot revalidatietrajecten van veteranen.
De minister stuurt haar brief aan de Veteranenombudsman over het geval van verlopen rijbewijzen van in Duitsland gestationeerde militairen aan de Kamer.
Dat waren de toezeggingen. Ik dank de minister en haar ondersteuning en ik sluit de vergadering.
Sluiting 17.47 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Verslag OSV 118 (2020-2021) van 22 juni 2021 |
---|
Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |