Voortgang inzake de unilaterale oplossing voor een specifieke groep rijnvarenden alsmede over de nog lopende besprekingen met Luxemburg
Socialeverzekeringspositie van grensarbeiders
Brief regering
Nummer: 2021D27654, datum: 2021-07-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-26834-52).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
Onderdeel van kamerstukdossier 26834 -52 Socialeverzekeringspositie van grensarbeiders.
Onderdeel van zaak 2021Z12879:
- Indiener: W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Medeindiener: J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
- Volgcommissie: vaste commissie voor Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2021-09-08 12:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-09-14 16:30: Procedures en brieven commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2021-09-30 14:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2021-10-27 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
26 834 Socialeverzekeringspositie van grensarbeiders
Nr. 52 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juli 2021
In vervolg op onze brief van 8 februari 20211 informeren wij u over de voortgang inzake de unilaterale oplossing voor een specifieke groep rijnvarenden alsmede over de nog lopende besprekingen met Luxemburg. Het gaat hier om een specifieke groep in Nederland woonachtige rijnvarenden die onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel valt en problemen ervaart bij het terugvorderen van eerder ten onrechte in Luxemburg betaalde premies.
De besprekingen met Luxemburg hebben tot doel deze rijnvarenden in de positie te brengen waarin zij zouden hebben verkeerd indien niet ten onrechte in Luxemburg premies zouden zijn betaald maar conform de geldende aanwijsregels in de juiste lidstaat, te weten Nederland. De unilaterale oplossing in de vorm van een tegemoetkoming, is een gebaar dat ook bijdraagt aan dit doel en op de uitkomst van het bilaterale overleg vooruitloopt. Zo bieden wij de rijnvarenden eerder perspectief. Volledigheidshalve merken wij op dat ook in de situatie waarin de rijnvarenden een tegemoetkoming ontvangen, per saldo nog steeds sprake kan zijn van behoorlijke bedragen die moeten worden betaald. De rijnvarenden zijn in Nederland belasting- en premieplichtig en de betaalde Luxemburgse sociale zekerheidsbijdrage ligt lager dan de verschuldigde Nederlandse premies volksverzekeringen. Tot de afronding van de voorgenomen (uiteindelijke) oplossing, blijft de invorderingspauze voor deze groep rijnvarenden van kracht.
In de brief van 8 februari 2021 hebben wij u de hoofdlijnen geschetst van de tegemoetkoming aan rijnvarenden met een Luxemburgse werkgever in de periode 1 mei 2010 – 31 december 2015. Bij het uitwerken van de kaders voor de tegemoetkoming is duidelijk geworden dat deze kaders, mede gelet op het onverschuldigde karakter van de tegemoetkoming, het beste vastgelegd kunnen worden in een ministeriële regeling. Vanwege het bijzondere karakter van deze tegemoetkoming heeft het tijd gekost om een geschikte juridische grondslag voor deze ministeriële regeling te vinden. Hierdoor heeft het proces vertraging opgelopen.
Wij denken deze grondslag gevonden te hebben in de Kaderwet SZW-subsidies. Wij werken aan de definiëring van de kring van rechthebbenden, de berekening van de tegemoetkoming en de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de tegemoetkoming. Verder moet invulling worden gegeven aan de procedurele aspecten, zoals de gegevensdeling en de mandatering van de uitvoering van de regeling aan de Belastingdienst.
Wij streven ernaar de ministeriële regeling voor de tegemoetkoming aan het einde van het jaar gereed te hebben. Nadat de Uitvoeringstoets op het beleidskader is afgerond, zal de Belastingdienst nog enige tijd nodig hebben voor de afhandeling van deze tegemoetkoming. Met enige voorzichtigheid beogen wij dat de Belastingdienst binnen enkele maanden nadat de regeling is gepubliceerd, de tegemoetkomingen kan afhandelen. Zelfs als informatie over de inhoudingen in Luxemburg moet worden opgevraagd, verwachten wij dat de tegemoetkoming aan het eind van de zomer van 2022 kan worden afgerond. Zodra de Belastingdienst de regeling kan gaan uitvoeren, zullen de rijnvarenden die in beeld zijn hiervan persoonlijk op de hoogte worden gesteld. Zo krijgen zij zo spoedig mogelijk duidelijkheid over de procedure. Ook zal de Belastingdienst een meldpunt openen voor de rijnvarenden, zodat ook degenen die niet in beeld zijn zich alsnog kunnen melden.
Zoals aangegeven in de brief van 8 februari 2021 wordt voor een aantal groepen nog nagedacht over mogelijke maatwerkoplossingen. Het gaat om rijnvarenden die werken bij een nog actieve werkgever in de jaren 2010 – 2015 alsook rijnvarenden die reeds Luxemburgse uitkeringen ontvangen. Voor de periode 2016 – 2020 kunnen de rijnvarenden via hun Luxemburgse werkgevers een verzoek tot premierestitutie indienen in Luxemburg. Dit is mogelijk op grond van de Luxemburgse wet- en regelgeving. Waar nodig en mogelijk kunnen wij in het overleg met Luxemburg een bemiddelende rol spelen.
De tegemoetkoming dient nadrukkelijk geplaatst te worden in het licht van het streven naar een bilaterale oplossing met Luxemburg. Het Luxemburgse uitvoeringsorgaan kan echter nog steeds onvoldoende tijd vrijmaken om grote stappen te zetten. Tijdens de gesprekken met Luxemburg hebben mijn ambtenaren erop aangedrongen dat Luxemburg de reeds geleverde prestaties niet zal terugvorderen en dat Luxemburg de tijdvakken voor de oudedagsvoorziening die dubbelen met in Nederland opgebouwde tijdvakken zal schrappen. Luxemburg ziet bezwaren, onder meer vanwege de eigen wettelijke terugvorderingstermijn van vijf jaar, maar is zich aan het beraden op mogelijke oplossingen.
In het najaar zullen wij uw Kamer nader informeren over de voortgang op zowel de unilaterale tegemoetkoming als de nog lopende besprekingen met Luxemburg.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
De Staatssecretaris van Financiën,
J.A. Vijlbrief
Kamerstuk 26 834, nr. 51.↩︎