Uitvoering motie van het lid Dik-Faber c.s. over financiële continuïteit en stabiliteit van 113 Zelfmoordpreventie (Kamerstuk 25424-577)
Preventief gezondheidsbeleid
Brief regering
Nummer: 2021D28268, datum: 2021-07-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32793-561).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Onderdeel van kamerstukdossier 32793 -561 Preventief gezondheidsbeleid.
Onderdeel van zaak 2021Z13226:
- Indiener: P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2021-09-08 10:00: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2021-09-09 14:05: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-11-09 17:00: GGZ / Maatschappelijke opvang / Suïcidepreventie (Commissiedebat), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2022-01-19 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
32 793 Preventief gezondheidsbeleid
25 424 Geestelijke gezondheidszorg
Nr. 561 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juli 2021
Met deze brief geef ik uitvoering aan de gewijzigde motie van het lid Dik-Faber c.s. die de regering verzoekt in kaart te brengen wat ervoor nodig is om Stichting 113 Zelfmoordpreventie financiële continuïteit en stabiliteit te bieden.1
Suïcidepreventie is een belangrijk maatschappelijk thema. Ik zet hier op verschillende manieren op in, namelijk door landelijk integraal preventiebeleid te faciliteren (de «landelijke agenda»), door kennisverwerving via onderzoek op het terrein van suïcidepreventie te stimuleren en door een hulplijn en anonieme hulpverlening voor personen met suïcidale gedachten te faciliteren.
In de uitvoering van dit beleid speelt Stichting 113 Zelfmoordpreventie een belangrijke rol. Kern van de activiteiten waarvoor ik de stichting met een jaarlijkse instellingssubsidie financier, is de 24/7 bereikbare vertrouwelijke online- en telefonische hulplijn voor personen die suïcidaal zijn of advies willen inwinnen over hoe om te gaan met mogelijk suïcidale personen in hun omgeving. Enkele andere activiteiten waarvoor ik de stichting met deze instellingssubsidie financier, betreffen vertrouwelijke hulpverlening, suïcidepreventietrainingen, onderzoek en het genereren van naamsbekendheid om zo goed vindbaar te zijn voor doelgroepen met een verhoogde kans op suïcide. Aanvullend heeft 113 Zelfmoordpreventie ook de rol van regisseur en programmamanager in de uitrol van de derde landelijke agenda suïcidepreventie (2021–2025), waarin we met partners binnen en buiten de zorg werken aan het verminderen van suïcidepogingen en suïcides. Deze landelijke agenda wordt gefinancierd met een projectsubsidie, waarvoor € 4,8 miljoen per jaar beschikbaar is gemaakt voor de periode 2021 tot en met 2025.2
Sinds de oprichting ontwikkelde Stichting 113 Zelfmoordpreventie zich snel. Mede ingegeven door een snel stijgend jaarlijks aantal hulpverzoeken (van circa 25.000 in 2012 tot circa 113.000 in 2020), namen de met de instellingssubsidie gefinancierde activiteiten, zoals de hulplijn, toe in omvang. Ook zijn er in de loop van de jaren activiteiten toegevoegd, zoals trainingen en onderzoek. De financiële omvang van deze instellingssubsidie is sinds het moment van oprichting dan ook aanzienlijk gestegen, te weten van € 0,85 miljoen (2012) tot € 9,3 miljoen (2021). Deze groei is deels gefinancierd vanuit extra (intensiverings)middelen opgenomen in het huidige Regeerakkoord. Deze intensiveringsmiddelen kennen een looptijd tot en met 2021. Vanaf 2022 is voor de instellingssubsidie structureel € 5,7 miljoen op het VWS-begroting gereserveerd.
In het licht hiervan verzocht uw Kamer mij in kaart te brengen wat ervoor nodig is om 113 Zelfmoordpreventie financiële continuïteit en stabiliteit te bieden, ook na 2021. Om uitvoering te geven aan dat verzoek, heb ik een extern adviesbureau (Vanberkel) de opdracht gegeven om te onderzoeken wat de omvang van het budget moet zijn dat VWS jaarlijks (door een instellingssubsidie) aan 113 Zelfmoordpreventie beschikbaar stelt en daartoe verschillende scenario’s uit te werken. In het onderstaande wordt ingegaan op de opzet en de uitkomsten van het onderzoek3. Tot slot wordt beschreven hoe ik hier mee verder wil gaan.
Opzet onderzoek
Wat er benodigd is om 113 Zelfmoordpreventie na 2021 financiële continuïteit te kunnen bieden, hangt af van de activiteiten die een nieuw kabinet wenst te financieren uit publieke middelen. Om uw Kamer inzicht te geven in de verschillende mogelijkheden zijn in het onderzoek drie verschillende scenario’s financieel uitgewerkt. Voor alle scenario’s geldt dat de focus ligt op het op pijl houden van de hulpverlening. Per doorgerekend scenario varieert het niveau van de overige dienstverlening4 dat 113 Zelfmoordpreventie kan bieden.
De benodigde toekomstige financiering hangt ook sterk af van de ontwikkeling van het aantal hulpverzoeken en van het na te streven bereikbaarheidspercentage. Dit zal ik later in deze brief nader toelichten.
De drie scenario’s zijn als volgt:
• Scenario 1: Terugval niveau overige dienstverlening 113
Uitgangspunt bij dit scenario is water qua dienstverlening aangeboden kan blijven indien er in de toekomst € 5,7 miljoen beschikbaar is. Ik koos ervoor om dit scenario door te rekenen, zodat ook inzichtelijk wordt wat er nog wél kan indien er niks verandert aan de structureel beschikbare middelen voor de instellingssubsidie aan 113 Zelfmoordpreventie bij de meest doelmatige invulling.
• Scenario 2: Continuering niveau overige dienstverlening 113 Zelfmoordpreventie
In dit scenario wordt meerjarig doorgerekend wat het zou kosten om het huidige dienstverleningsniveau van 113 Zelfmoordpreventie te continueren. In het rapport wordt in dit kader gesproken over de uitvoeringswensen van VWS, omdat VWS ten behoeve van de doorrekening van dit scenario in kaart heeft gebracht welke punten belangrijk zijn voor VWS als het gaat om de dienstverlening van 113 Zelfmoordpreventie. Hierbij is er één belangrijk verschil ten opzichte van de huidige situatie: Ik vind het passend dat de middelen die voor het verrichten van fundamenteel onderzoek op het terrein van suïcidepreventie beschikbaar worden gesteld, voor alle onderzoekers met goede onderzoeksplannen (dus ook die niet verbonden zijn aan 113 Zelfmoordpreventie) toegankelijk zijn, bijvoorbeeld via het ZonMw onderzoeksprogramma suïcidepreventie. Daarom is in dit scenario geen rekening gehouden met het financieren van fundamenteel onderzoek door 113 Zelfmoordpreventie. Wel kan 113 Zelfmoordpreventie, net als andere partijen, meedingen in het ZonMw onderzoeksprogramma.
• Scenario 3: Groei niveau overige dienstverlening 113 Zelfmoordpreventie
Dit scenario liet ik doorrekenen om uw Kamer ook inzichtelijk te maken welke financieringsomvang zou passen indien de wens is om de overige dienstverlening van 113 Zelfmoordpreventie verder uit te breiden dan in scenario 2.
De drie opgestelde beleidsscenario’s zijn financieel nader uitgewerkt door de stichting. Vervolgens heeft Vanberkel deze input kritisch getoetst en waar nodig verbeterd. Hierbij heeft Vanberkel gebruik gemaakt van een zelf ontwikkeld model om de toekomstige personele lasten te bepalen die naar verwachting nodig zijn om aan de bereikbaarheidseisen te kunnen voldoen, gegeven de verwachte ontwikkeling in het aantal hulpvragen.
Uitkomsten onderzoek
In tabel 1 worden de resultaten van het onderzoek kort samengevat. Op pagina 8 van het rapport worden de resultaten in meer detail getoond. De genoemde bedragen zijn exclusief inflatiecorrectie. Onder de tabel zal ik op de resultaten per scenario in gaan, gevolgd door een reflectie op twee bepalende factoren: de ontwikkeling in het aantal hulpvragen en de bereikbaarheidseis. Voor een uitgebreidere toelichting op de resultaten verwijs ik naar het bijgevoegde onderzoeksrapport.
1) Terugval overige dienstverlening 113 Zelfmoordpreventie | 5,7 | 5,7 | 5,7 | 5,7 |
2) Continuering overige dienstverlening 113 Zelfmoordpreventie | 11,1 | 11,1 | 12,1 | 13,2 |
3) Groei overige dienstverlening 113 Zelfmoordpreventie | 12,0 | 11,9 | 12,8 | 14,0 |
Scenario 1: Terugval niveau overige dienstverlening 113 Zelfmoordpreventie
Indien er vanaf 2022 € 5,7 miljoen beschikbaar is voor 113 Zelfmoordpreventie, zal de overige dienstverlening door 113 Zelfmoordpreventie tot een minimum afgeschaald worden. Dit betekent onder andere dat inzet op communicatie zich enkel beperkt tot instandhouding naamsbekendheid en veilige berichtgeving en dat er minder ruimte is voor toegepast onderzoek gericht op eigen bedrijfsvoering (bijvoorbeeld het verbeteren van de kwaliteit van de hulplijn) en kennisdeling. In het rapport is aangegeven dat indien de bijdragen aan deze afdelingen verder zou moeten dalen, deze activiteiten mogelijk beter geheel beëindigd kunnen worden.
Hoewel de hulpverlening in dit scenario prioriteit krijgt, blijkt uit deze doorrekening dat ook de hulpverlening in dit scenario moet worden ingekrompen. Daarmee zal de bereikbaarheid van de hulplijn volgens het door Vanberkel ontwikkelde model uitkomen op slechts 25% in 2022 (ter vergelijking: het is nu ca. 80%) en door de veronderstelde toename in het jaarlijks aantal hulpverzoeken vervolgens elk jaar een stukje dalen (naar 20% in 2023). Een bereikbaarheidspercentage van 20% betekent dat in 20% van de gevallen een hulpgesprek via de telefoon of chat in één keer wordt opgepakt. Tot slot zal ook het aantal beschikbare therapiesessies voor hulpzoekenden moeten halveren in dit scenario.
Scenario 2: Continuering niveau overige dienstverlening 113 Zelfmoordpreventie
Voor scenario 2 geldt dat 113 Zelfmoordpreventie de huidige activiteiten kan continueren, aangevuld met enkele investeringen in de supportorganisatie (met name ICT, HRM en Finance) die nodig zijn om de organisatie verder te professionaliseren. In dit scenario wordt rekening gehouden met de stijging van de hulpvraag en een bereikbaarheid van 95%.
De benodigde omvang van de instellingssubsidie bedraagt in dit scenario € 11,1 miljoen (2022) en loopt op tot € 13,2 miljoen (2025). Zoals op pagina 10 van het rapport wordt toegelicht, wordt de toename van de kosten van 2025 ten opzichte van 2022 volledig veroorzaakt door de toename van de hulpverlening, met incidentele kosten in 2022. Op dezelfde pagina van het rapport wordt ook het verschil tussen € 11,1 miljoen (2022) en € 9,3 miljoen (hoogte huidige instellingssubsidie) verklaard. Deze toename zit in een uitbreiding van de formatie om te voldoen aan de stijging van de hulpvraag en de realisatie van 95% bereikbaarheid, in een uitbreiding van de huisvesting en een toename van de ICT-afdeling.
Scenario 3: Groei niveau overige dienstverlening 113 Zelfmoordpreventie
Dit scenario gaat uit van een toename van activiteiten bij alle afdelingen. De toename van de activiteiten bij de afdelingen Onderzoek, Academy en Marketing & Communicatie hebben als doel het bewustzijn verder te verhogen en hiermee op termijn afname van de hulpverzoeken te realiseren. Denk hierbij aan meer aanvullend onderzoek om beter inzicht te krijgen in de verschillende aanpakken en om interventies beter op elkaar aan te laten sluiten, communicatie om specifieke doelgroepen te bereiken en inzet om een omslag te kunnen maken naar niet alleen zelf trainingen aanbieden, maar ook andere organisaties trainen om trainingen te geven (train-de-trainermodel). Daarnaast geldt net als bij scenario 2 als uitgangspunt een stijging van de hulpvraag en een bereikbaarheid van 95%.
De kosten voor dit scenario bedragen € 12,0 miljoen (2022) en lopen op tot € 14,0 miljoen (2025). Net als in scenario 2 wordt er in dit scenario rekening gehouden met incidentele kosten (in 2022) en de groei van de hulpverlening. De onderzoekers merken bij dit scenario op dat het niet inzichtelijk is of en wanneer de inspanningen/groei van de overige dienstverlening zullen leiden tot een afname van het aantal hulpverzoeken. Daarnaast voorzie ik overlap tussen de gewenste toename van de activiteiten in dit scenario en de activiteiten uit de derde landelijke agenda suïcidepreventie, waarvoor tot en met 2025 € 4,8 miljoen per jaar beschikbaar is gesteld.5 Indien voor dit scenario wordt gekozen zal er daarom op toegezien moeten worden dat er geen dubbele financiering plaatsvindt.
Overige factoren die de benodigde financieringsomvang bepalen
Eerder in deze brief meldde ik al dat de ontwikkeling in het aantal hulpverzoeken en het na te streven bereikbaarheidspercentage een grote invloed hebben op de benodigde financieringsomvang. Dit licht ik hieronder nader toe.
De eerste factor die een grote invloed heeft op de kosten is de ontwikkeling van het aantal hulpverzoeken. De jaarlijkse toename van de kosten voor de hulpverlening is het gevolg van de veronderstelde stijging in het jaarlijks aantal hulpverzoeken. De onderzoekers van Vanberkel veronderstellen op basis van hun analyses dat het aantal hulpverzoeken de komende jaren met 21% zal blijven groeien. Vanberkel heeft op basis van hun model berekend dat bij 95% bereikbaarheid en een groei van hulpverzoeken met 21%, er circa € 1,2 miljoen extra in het jaar 2025 nodig is voor het aannemen van personeel om de bereikbaarheidseis te behalen. Tegelijkertijd is heel duidelijk dat een afnemend groeipercentage in de periode 2021–2025 de benodigde financieringsomvang omlaag zou brengen. Met andere woorden: waar de uitgaven met betrekking tot de overige dienstverlening eenvoudiger te voorspellen is, omdat het in principe vaste uitgaven zijn, hangen de uitgaven voor de hulpverlening samen met de werkelijke ontwikkeling in het aantal hulpverzoeken. Ik zal daarom de ontwikkeling van het aantal hulpverzoeken blijven monitoren om te kijken wat passende financiering is.
Een andere factor die een grote invloed heeft op de berekende financieringsomvang, is de bereikbaarheid. Momenteel wordt gestreefd naar het realiseren van een bereikbaarheid van de hulplijn van 95%. Dit houdt in dat in 95% van de gevallen een hulpgesprek via de telefoon of chat in één keer wordt opgepakt. In het onderzoek wordt geconstateerd dat in de afgelopen jaren de bereikbaarheid van de hulplijn circa 80% bedroeg. Door de inzet van extra medewerkers wordt gestreefd om 95% te realiseren, hetgeen een directe impact heeft op de personele uitgaven van 113 Zelfmoordpreventie.
In het rapport wordt opgemerkt dat een hoger bereikbaarheidspercentage inherent leidt tot een hoger beschikbaarheidspercentage. Dit betekent dat indien de personele bezetting van de hulplijn wordt afgestemd op een dagelijks te bereiken piekbelasting, ook geldt dat op rustige momenten sprake is een minder doelmatige inzet, oftewel hulpverleners die zitten te wachten op het aannemen van hulpgesprekken. De onderzoekers schrijven dat een wijziging van het bereikbaarheidspercentage met stappen van 5%, resulteert in een wijziging van de directe personele lasten van ongeveer 6%. Een stijging van een bereikbaarheid van 80% naar het in het model gehanteerde uitgangspunt van 95%, leidt naar verwachting dus tot een stijging van de personele lasten bij de hulpverlening (de eerste rij uit de tabel op pagina 8 van het rapport) van 18%, ofwel circa € 1,0 miljoen in 2022 oplopend tot circa € 1,5 miljoen in 2025.
Gegeven de aanzienlijke financiële impact van de verhoging van de bereikbaarheid, mede resulterend in een inherent hogere ondoelmatigheid, adviseert Vanberkel na te gaan hoe de piekcapaciteit in samenwerking met andere hulplijnen kan worden opgevangen, danwel om het nagestreefde bereikbaarheidspercentage te herevalueren.
De komende tijd zal ik met 113 Zelfmoordpreventie in gesprek gaan om te kijken hoe we aan de slag kunnen met deze aanbeveling. Daarnaast zijn gedurende het onderzoek aanbevelingen gedaan aan VWS en 113 Zelfmoordpreventie die zien op het financiële beheer. Deze aanbevelingen neem ik ter harte en zullen de komende tijd in gezamenlijkheid worden opgepakt.
Vervolg
Het onderzoek van Vanberkel maakt inzichtelijk dat in de huidige situatie, waarin vanaf 2022 teruggegaan wordt naar het structureel beschikbare middelenniveau (€ 5,7 miljoen), de overige diensten van 113 Zelfmoordpreventie zullen moeten inkrimpen en de bereikbaarheid van de hulplijn flink terug zal vallen. Dit ligt ver beneden de bereikbaarheid waar ik naar streef. Tegelijkertijd vraagt verdere groei en zelfs ook continuering van de huidige dienstverlening om aanzienlijke investeringen. Ik laat het aan een volgend kabinet om te beslissen in welke mate zij duurzaam willen investeren in de continuering of groei van (de overige dienstverlening van) deze stichting.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis