Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie d.d. 1 en 2 september 2021 (kamerstuk 21501-28-223)
Defensieraad
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2021D31482, datum: 2021-09-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-28-224).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie (VVD)
- Mede ondertekenaar: F.H. Mittendorff, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 28-224 Defensieraad.
Onderdeel van zaak 2021Z14735:
- Indiener: A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Defensie
- 2021-09-07 15:10: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-09-09 10:30: Procedurevergadering (via videverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Defensie
- 2021-09-22 15:41: Regeling van Werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
21 501-28 Defensieraad
Nr. 224 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 6 september 2021
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Defensie over de brief van 20 augustus 2021 over de geannoteerde agenda informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie d.d. 1 en 2 september 2021 (Kamerstuk 21 501-28, nr. 223).
De vragen en opmerkingen zijn op 26 augustus 2021 aan de Minister van Defensie voorgelegd. Bij brief van 31 augustus 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Aukje de Vries
De adjunct-griffier van de commissie,
Mittendorff
Vragen en antwoorden
Vraag 1
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de geannoteerde agenda. Zij hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.
Met verbazing lazen zij de recente opmerkingen van HV Borrell dat het nu tijd is om de Europese Unie een interventiemacht van 50.000 militairen te geven.
Deze leden vragen de Minister aan te geven of Borrell hier simpelweg de oude Helsinki-doelstelling uit 1999 weer eens herhaalde, of dat er daadwerkelijk concrete en doordachte plannen aan het voorstel ten grondslag liggen.
Antwoord
De EU lidstaten hebben zich in 1999 gecommitteerd aan de zgn. Helsinki Headline Goal waarin het doel is gesteld om binnen 60 dagen 60.000 militairen binnen 6.000 kilometer te kunnen ontplooien. Deze doelstelling werd destijds bepaald in het licht van de onmacht van Europa om effectief in te kunnen grijpen in de Balkan-crisis.
De EU heeft al diverse keren vastgesteld dat het meer verantwoordelijkheid moet nemen op gebied van veiligheid en defensie. De EU moet haar vermogen om op te treden, bij voorkeur met partners maar zelfstandig waar en wanneer nodig, vergroten. Nederland heeft deze ambitie onder meer in de Defensievisie 2035 en de kabinetsreacties op het AIV-advies inzake Europese Veiligheid en de IOB-evaluatie van het GVDB onderschreven. De ontwikkelingen in Afghanistan geven aan dit debat een nieuwe impuls. De uitspraak van HV Borrell dient wellicht in dit licht gezien worden. Hij zal hier naar verwachting tijdens de informele RBZ een toelichting op geven. Op korte termijn is het gehele Headline Goal voor de EU niet haalbaar, dat zou vele miljarden extra investeringen in defensie van EU lidstaten vergen, inclusief Nederland. Nederland is er voorstander van om in het kader van het Strategisch Kompas haalbare tussenstappen te formuleren om het EU defensiebeleid in de komende vijf jaar te versterken. Tijdens de strategische dialoogfase van het Strategisch Kompas heeft Frankrijk een voorstel gedaan om te komen tot een initial entry force ter grootte van 5.000 militairen om snel in crisissituaties in te kunnen grijpen. Dit voorstel is door meerdere lidstaten gesteund en is wat Nederland betreft op de korte termijn een realistisch doel en een goede stap. Hiertoe kan worden voortgebouwd op de reeds bestaande snel-inzetbare EU Battlegroups, waarvan de EU er in beginsel steeds twee paraat heeft staan.
Vraag 2
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister het met deze leden eens is dat Europese landen beter, naar Nederlands voorbeeld, in samenwerking met nauwe partners hun krijgsmachten kunnen versterken, om zo over eenheden te beschikken die inzetbaar zijn onder verschillende vlaggen zoals die van de NAVO, de EU of ad hoc coalities. Zij vragen de Minister dit in te brengen bij de raadsvergadering.
Antwoord
Het kabinet acht internationale samenwerking voor het versterken van gereed gestelde en snel inzetbare eenheden van groot belang. Het kabinet is van mening dat deze samenwerking leidt tot het efficiënt en effectief vergroten van de gezamenlijke slagkracht van Europese landen. Een goed voorbeeld hiervan is de wijze waarop Nederland met Duitsland en andere partners optrekt in het kader van de EU Battlegroup, waarvan de EU er in beginsel steeds twee paraat heeft staan. Ook in NAVO-verband en andere samenwerkingsconfiguraties werkt Nederland nauw samen met partners om in gezamenlijkheid (snel) inzetbare eenheden te realiseren. Voorbeelden hiervan zijn de snelle interventiemacht van de NAVO (de NATO Response Force), het Nederlands-Duits legerkorps, de Joint Expeditionary Force en goedlopende bilaterale samenwerkingsverbanden zoals het Duits-Nederlandse tankbataljon.
Nederland is van mening dat nadere Europese defensiesamenwerking en implementatie van de verschillende EU-instrumenten voor capaciteitsontwikkeling van groot belang zijn voor de realisatie van de door lidstaten inzetbare capaciteiten, onder meer vanwege de randvoorwaardelijke coherentie en interoperabiliteit. De versterking van de capaciteiten van de lidstaten, bondgenoten en partners draagt daarmee bij aan de versterking van de krijgsmachten en de militaire capaciteiten van de EU, NAVO en ad hoc coalities. Lidstaten hebben immers een «single set of forces» die in verschillende verbanden kan worden ingezet. Interoperabiliteit is hierbij van groot belang.
Het kabinet is bereid het belang van het versterken van de samenwerking op het gebied van snel inzetbare eenheden en capaciteitsontwikkeling in te brengen bij de informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie.
Vraag 3
In plaats van telkens weer grote en niet uitvoerbare beloften te doen, kan de Europese Unie in de ogen van de leden van de VVD-fractie beter doorgaan op de ingeslagen weg van haar specifieke toegevoegde waarde gebruiken om defensie-inspanningen van lidstaten te versterken, zoals bij de defensie-industrie of militaire mobiliteit. Deze leden zijn dan ook tevreden over de Nederlandse inbreng op het gebied van het tegengaan van cyberdreigingen. Wel lazen zij deze week verontrustende berichten dat er toch weer vertragingen zijn bij de daadwerkelijke deelname van de Verenigde Staten aan het PESCO-project militaire mobiliteit, omdat uitwerking van de benodigde bestuurlijke afspraken moeilijk blijkt. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister aan te geven waar de barrières zitten, en toe te zeggen zich in te spannen om deze weg te werken.
Antwoord
De RBZ Defensie van mei jl. heeft besloten dat de VS, Canada en Noorwegen voldoen aan de voorwaarden tot toetreding tot het PESCO-project militaire mobiliteit en dat Nederland deze landen nu kan uitnodigen om aan dit project deel te nemen. Kort daarop heeft Nederland deze uitnodigingen verstuurd en zijn deze door de genoemde drie landen ook aanvaard. Het Raadsbesluit over de algemene voorwaarden waaronder derde landen kunnen worden uitgenodigd voor PESCO-projecten1 stelt dat er vervolgens een administratief arrangement met deze landen moet worden opgesteld, waarin de details over hun deelname worden geregeld. Dat proces is nu door Nederland opgestart. Daartoe dient het concept administratief arrangement eerst onder de EU lidstaten te worden afgestemd en vervolgens worden deze arrangementen met de derde landen uit onderhandeld. Dit zal een paar maanden in beslag nemen. Het streven en de verwachting is dat de administratieve arrangementen met de drie landen in november worden vastgesteld, zodat de VS, Canada en Noorwegen vanaf begin december a.s. aan het PESCO-project kunnen deelnemen.
Vraag 4
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geagendeerde agenda voor de EU Defensieraad. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie lezen dat met betrekking tot Afghanistan Nederland het belang van internationale coördinatie wil onderstrepen, maar zij vragen wat dit betekent. Voorts vragen deze leden of er nog meer internationale coördinatie nodig is en welke partijen de Minister daarbij zou willen betrekken
Antwoord
Het kabinet acht het cruciaal dat de EU en de lidstaten in gezamenlijkheid blijven handelen, in nauw overleg en in samenwerking met internationale partners. In Europees verband wordt nauw overlegd tussen Ministers van Buitenlandse Zaken (bijv. tijdens de informele Raad Buitenlandse Zaken van 17 augustus jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2400) en de informele Raad Buitenlandse Zaken van 2-3 september a.s.) (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2399) en Ministers van Defensie (informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie van 1–2 september a.s. (Kamerstuk 21 501-28, nr. 223)). Daarnaast is er binnen de EU Militaire Staf (EUMS) een tijdelijke informatie- en coördinatiecel voor Afghanistan ingericht om informatie-uitwisseling en coördinatie tussen de evacuaties van lidstaten te faciliteren. Overleg vindt ook plaats in bilateraal, NAVO- en VN-verband alsook in de G-7.
Vraag 5
De leden van de D66-fractie lezen dat Turkije kenbaar heeft gemaakt deel te willen nemen aan PESCO-projecten. Deze leden vragen wat de toetredingseisen zijn en of Turkije, met zijn huidige staat van democratie en rechtsstraat, kans maakt om toegelaten te worden tot PESCO?
Antwoord
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, heeft Turkije bij Nederland een verzoek ingediend om deel te nemen aan het PESCO-project militaire mobiliteit. Deze aanvraag is binnen het project nog in behandeling. De voorwaarden waaraan Turkije moet voldoen, staan opgesomd in artikel 3 van het Raadsbesluit over de algemene voorwaarden waaronder derde landen tot PESCO-projecten kunnen worden uitgenodigd. Eén van de voorwaarden is dat het derde landen de waarden van de EU, waaronder democratie en rechtsstaat, moet onderschrijven. De vraag of Turkije aan die voorwaarde voldoet zal onderdeel uitmaken van de beoordeling binnen het PESCO-project. Andere voorwaarden betreffen onder andere dat het derde land het principe van goede nabuurrelaties met de EU lidstaten respecteert, beschikt over een politieke dialoog met de EU, een substantiële toegevoegde waarde aan het project toevoegt, dat deelname bijdraagt aan het versterken van het Gemeenschappelijk Veiligheid en Defensiebeleid van de EU, en dat het derde land beschikt over een Security of Information Agreement met de EU. Nederland zal als neutrale voorzitter van dit PESCO-project zorgdragen voor een zorgvuldig besluitvormingsproces hierover.
Vraag 6
Met betrekking tot het verslag van de vorige EU Defensieraad willen de leden van de D66-fractie de regering erop wijzen dat er een brief is toegezegd door de Minister met een toelichting over de specialisatie.2 Hierbij zou de Minister voornamelijk in gaan op het opstarten van de discussie van specialisatie. Kan de Kamer deze brief binnenkort tegemoet zien, en kan de Minister daarbij ook ingaan op de vraag hoe andere landen, groepen en coalities in de Europese Raad hebben gereageerd op het starten van deze discussie, zo vragen de leden van de D66-fractie. Voorts vragen zij de Minister daarbij aan te geven waar de moeilijke discussiepunten zitten voor de lidstaten.
Antwoord
Er wordt gewerkt aan de Kamerbrief over specialisatie. Hierin zal ik ingaan op wat specialisatie is, de verschillende lijnen waarlangs kan worden gespecialiseerd en de kansen en risico’s ervan. In verschillende Europese overleggen heb ik het punt van specialisatie opgebracht – partners hebben daarover nog geen positie ingenomen. Er is interesse in het gedachtengoed, maar ook de zorg dat specialisatie wordt gezien als een manier om minder te gaan doen, terwijl er meer nodig is. Dat laten de huidige ontwikkelingen maar weer eens zien. Specialisatie gaat om kwaliteit en het benutten van de meerwaarde die partners hebben voor elkaar. U ontvangt de Kamerbrief over specialisatie zo snel mogelijk.
Vraag 7
De leden van de D66-fractie zijn content met het feit dat zij periodiek op de hoogte worden gehouden van de capaciteitsopbouw van de Europese defensieopbouw, en vragen daarbij of er voor het rondmaken van het Strategisch Kompas in februari 2022 onder Frans voorzitterschap al gekeken wordt naar bepaalde standaard capaciteitsopbouw of voorbereiding daartoe. Zo niet, dan vragen de leden van de D66-fractie de Minister toe te zeggen deze vraag in de Raad te beleggen, en daarbij de nadruk te leggen op de tijdsdruk die de veranderende geopolitieke omstandigheden rondom de Europese Unie met zich mee brengen om de Europese militaire capaciteiten slim op te bouwen en te bundelen.
Antwoord
De EU heeft reeds verschillende instrumenten ingericht om te komen tot standaardisatie, een grotere interoperabiliteit en nauwere samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van capaciteitsontwikkeling. Zo worden via het Capability Development Plan en het Headline Goal Process (HLG, zie ook vraag 10) respectievelijk gezamenlijke prioriteiten en tekortkomingen vastgesteld. De Coordinated Annual Review on Defence (CARD) is een tweejarige cyclus die een overzicht biedt van het Europese Defensielandschap op het gebied van defensieplanning, -samenwerking en -uitgaven. Ook identificeert CARD samenwerkingskansen voor lidstaten. Zoals eerder aan uw Kamer gecommuniceerd heeft CARD in 2020 55 samenwerkingsmogelijkheden op het gebied van capaciteitsontwikkeling en 56 op het gebied van research & technology (R&T) geïdentificeerd. Gezamenlijke projecten kunnen onder andere via PESCO en het Europees Defensiefonds worden gestart. De nieuwe CARD cyclus start eind dit jaar.
Op 28 mei jl. heeft de Raad Buitenlandse Zaken Defensie over het onderwerp capaciteitsontwikkeling in het kader van het Strategisch Kompas gesproken.3 Wat Nederland betreft dient het Strategisch Kompas politieke sturing te geven aan capaciteitsontwikkeling, bijvoorbeeld bij de herziening van het Capability Development Plan. Daarbij is het voor Nederland van belang om duidelijk te definiëren waartoe de EU in staat moet zijn, o.a. wat crisismanagement betreft. De benodigde capaciteiten vloeien daaruit voort. Zie voor concrete voorbeelden het antwoord op vraag 10.
Vraag 8
De leden van de D66-fractie merken op dat de HV van de Europese Unie Josep Borell in reactie op de chaotische en onverwachte evacuatie uit Kaboel uitspraken heeft gedaan over de wens van de Europese Unie als instantie om binnen korte termijn een Europese krijgsmacht op te richten. Hij sprak onder andere de wens uit voor een snelle reactiemacht van zo’n 50.000 manschappen. De situatie in Afghanistan moet volgens de HV een keerpunt en een wake-up call zijn voor de lidstaten van de Europese Unie dat het gemeenschappelijk buitenlands en defensiebeleid veel te lang te weinig aandacht heeft gekregen. De afhankelijkheid van de Amerikanen als enablers in Kaboel, en de opgelegde deadline door de Taliban brengen de Europese NAVO-lidstaten in enorme verlegenheid, aangezien er sinds 26 augustus niet meer geëvacueerd wordt. De leden van de D66-fractie vragen de Minister in te gaan op deze uitspraken van de Hoge Vertegenwoordiger en of de Minister zijn standpunt deelt.
Antwoord
Zie ter beantwoording het antwoord op vraag 1.
Vraag 9
Verwacht de Minister dat deze nijpende kwestie onderwerp van gesprek zal zijn bij de komende EU Defensieraad? Zo ja, wat is hierbij de Nederlandse inzet?
Antwoord
De situatie in Afghanistan zal besproken worden tijdens deze informele Raad. De situatie in Afghanistan onderstreept het belang voor de NAVO om lessen te trekken uit de gebeurtenissen van de afgelopen periode. Tijdens de bijeenkomst van Ministers van Buitenlandse Zaken van de NAVO op 20 augustus jl. riepen veel bondgenoten ook op tot een diepgaande en onafhankelijke evaluatie. De SG van de NAVO zegde toe dit proces in gang te zetten en te leiden. Het is nog niet bekend hoe dit proces er precies uit zal zien en hoe lang het gaat duren. Dat laat onverlet dat de uitkomst en de geleerde lessen ook relevant zijn voor strategische discussies zoals het Strategisch Kompas van de EU.
De EU heeft al diverse keren vastgesteld dat het meer verantwoordelijkheid moet nemen op gebied van veiligheid en defensie. De ontwikkelingen in Afghanistan tonen aan dat Europa over betere militaire capaciteiten dient te beschikken. De noodzaak van een meer zelfredzaam Europa op gebied van defensie is dan ook een speerpunt in de Defensievisie2035. Daarvoor is een forse structurele verhoging van de defensie-uitgaven in Europa nodig. Om toe te groeien naar het EU-gemiddelde waar het gaat om de 2% doelstelling van de NAVO, zijn minimaal 4 miljard extra structurele investeringen nodig. Besluitvorming hierover ligt aan een volgend kabinet.
Vraag 10
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de Europese Unie op den duur eigen hoogwaardige capaciteiten dient op te bouwen en zodoende zelf als enabler kan optreden in gevaarlijke oorlogssituaties van het hoogste geweldsspectrum.
Deze leden vragen een inventarisatie van de huidige Europese militaire capaciteiten inclusief die van Groot-Brittannië. Voorst vragen zij wat de Europese krijgsmachten missen om gezamenlijk te komen tot de status van enabler.
Antwoord
Binnen de EU wordt om de benodigde capaciteiten vast te stellen voor het bereiken van het militaire ambitieniveau gebruik gemaakt van het Headline Goal Process (HLG). In deze cyclus wordt op basis van vijf illustratieve scenario’s (gebaseerd op het Helsinki Headline Goal, zie vraag 1) in kaart gebracht wat de belangrijkste (militaire) benodigdheden en tekortkomingen zijn die om te kunnen voldoen aan de gestelde ambities. Dit gebeurt door vast te stellen welke capaciteiten benodigd zijn om de scenario’s uit te voeren en in kaart te brengen welke capaciteiten de EU-lidstaten beschikbaar stellen aan de EU. Het verschil hiertussen wordt vertaald naar kritieke tekortkomingen (de zogenaamde High Impact Capability Goals – HICG) voor zowel de korte als middellange termijn.
In het Coordinated Annual Review on Defence (CARD) rapport (2020) worden de volgende tekortkomingen als meest urgent geduid: power projection (focus op amfibische capaciteit); niet-kinetische capaciteit (focus onder andere op stabilisatie en wederopbouw, strategische communicatie en cyber); en force protection (focus op ballistische raket verdediging). Andere genoemde belangrijke HICG’s, waaronder key-enablers, zijn strategische transportcapaciteit, Joint Intelligence, Surveillance en Reconnaissance – capaciteit, elektronische oorlogsvoering, CIS (Federated Mission Networking, C2-systemen, satellietcommunicatie en tactische gevechtscommunicatie) en defensieve cyber.
Het gaat hier om capaciteiten waar de lidstaten over dienen te beschikken en die zij dan wel in EU, NAVO of ander verband kunnen inzetten. Veel van de EU capaciteitsdoelstellingen komen overeen met de capaciteitsdoelstellingen van de NAVO. Naarmate Europese landen hun krijgsmachten beter equiperen en daarin meer investeren, zal dat de slagkracht van zowel de EU als de NAVO verbeteren. De situatie in Afghanistan onderstreept het belang van een zelfredzamer Europa, zoals uiteengezet in de Defensievisie 2035.4
Na Brexit is het Verenigd Koninkrijk geen onderdeel meer van de EU, en maakt derhalve ook geen onderdeel meer uit van de hierboven beschreven processen. Nederland kan geen uitspraken doen over de beschikbare capaciteiten van het VK.
Vraag 11
De leden van de D66-fractie danken de Minister voor de brief over het nationaal plan militaire mobiliteit, wat naar aanleiding van het PESCO-project military mobility is uitgewerkt. Deze leden vragen de Minister wat zij precies moeten verstaan onder een corridor en of zij dit begrip kan definiëren en toelichten.
Antwoord
Een corridor is een van tevoren vastgestelde en bekend gestelde doorgangsroute door Nederland, waarbij een multimodale corridor aangeeft dat er meerdere mogelijkheden van vervoer/transport zijn zoals weg, binnenwater en rail. De drie multimodale Nederlandse corridors sluiten aan corridors door Duitsland en België en verzekeren bondgenoten van een (makkelijke) doorgangsroute door Europa.
Vraag 12
Wanneer wordt verwacht de twee militaire mobiliteitscorridors gereed te hebben voor gebruik?
Antwoord
De multimodale corridors staan gepland om in 2025 gereed te zijn, waarbij opgemerkt dient te worden dat deze multimodale corridors de komende jaren in huidige staat zullen worden gebruikt tijdens verplaatsingen door Nederland van bondgenoten. Daarnaast is de planning en inrichting in lijn met de Defensievisie 2035.
Vraag 13
Kan de Minister de keuze om voor twee corridors te kiezen toelichten en kan zij daarbij ingaan op de vraag waarom de derde is afgevallen?
Antwoord
Vooralsnog wordt de prioriteit gelegd bij de twee multimodale corridors, omdat op deze twee multimodale corridors in de toekomst ook infrastructurele aanpassingen en verbeteringen door het Ministerie van IenW worden meegenomen. De derde multimodale corridor is niet afgevallen, maar is nog niet afdoende onderzocht. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat de derde multimodale corridor aan de hand van de Defensievisie 2035 verder wordt onderzocht en vervolgens ook zal worden ingericht.
Vraag 14
Tot slot op dit punt vragen de leden van de D66-fractie welke departementen vertegenwoordigd zijn in de interdepartementale werkgroep.
Antwoord
Onder leiding van Defensie worden alle departementen uitgenodigd om deel te nemen aan de interdepartementale werkgroep. Daarnaast zal er een interdepartementale stuurgroep worden ingesteld om de werkgroep aan- en bij te sturen.
Vraag 15
De leden van de SP-fractie volgen met belangstelling de geostrategische discussies die worden gevoerd, zoals het plan van HV Borrell, en die nu ook wordt gehouden tijdens een werklunch van de Ministers.
Naar het oordeel van de leden van de SP-fractie is zo’n discussie hoognodig omdat de politieke en militaire wijze van optreden door NAVO- en EU-leden in diverse operaties contraproductief is. Zoals bekend zijn deze leden van mening dat deze werkwijze onbetwist tot de nederlaag zou leiden die nu in Afghanistan geleden is. Deze leden vragen of de regering hun opvatting deelt dat de bestrijding van terrorisme zoals die o.a. in Afghanistan is gevoerd contraproductief was en heeft geleid tot meer terrorisme en ook tot de overwinning van de taliban in Afghanistan. Deze leden vragen wat de geostrategische gevolgen van deze ontwikkelingen zijn.
Antwoord
Het kabinet deelt deze opvatting niet. Het kabinet zal conform de motie van het lid Jasper van Dijk en de motie van het lid Van der Lee c.s.5 een onafhankelijk overkoepelend onderzoek instellen naar twintig jaar Nederlandse inzet in Afghanistan. Het is op basis van de actuele situatie in Afghanistan te vroeg om de geostrategische ontwikkelingen hiervan te overzien.
Vraag 16
De leden van de SP-fractie volgen met belangstelling de actuele discussie over nieuwe plannen van HV Borrell om een grote EU-militaire interventiemacht 50.000 militairen te vormen6. Zij vragen hoe dit plan zich verhoudt tot de discussie in de EU over de al afgesproken vorming van de Europese Vredesfaciliteit.
Antwoord
De Europese Vredesfaciliteit (EPF) is een financieringsinstrument voor de gedeelde kosten van EU-missies en operaties (pijler 1) enerzijds, en capaciteitsopbouw van partnerlanden (pijler 2) anderzijds. Hierover is uw kamer in de Kamerbrief over de EPF geïnformeerd.7 De EPF kan de inzet van militaire eenheden van EU-lidstaten in EU-missies en operaties, wanneer de Raad daartoe beslist, gedeeltelijk financieren vanuit pijler 1. Ook de inzet van de EU Battlegroups kan gedeeltelijk worden gefinancierd uit de EPF. Zie ook het antwoord op vraag 1.
Vraag 17
De leden van de SP-fractie menen dat dit plan van Borrell de trage compromissen van de EU onder grote druk zet. De HV heeft de crisis in Afghanistan bestempeld als een signaal om werk te maken van een Europees expeditieleger. Deze leden vragen of de regering hun opvatting deelt dat dit plan moet worden verworpen. Zo nee, waarom niet? Wat is de opvatting van de Minister over deze concrete plannen?
Antwoord
Zie ter beantwoording het antwoord op vraag 1.
Vraag 18
Deze leden vragen of de Minister hun opvatting deelt dat de operaties in Afghanistan mede tot een grote crisis in de NAVO zelf hebben geleid en tot een volledige herziening van de buitenlandse politiek moeten leiden. Zo nee, waarom niet? Verwacht de Minister dat de politieke gevolgen van de crisis omtrent Afghanistan, die ook een grote crisis is voor de NAVO en het westerse politieke denken over buitenlandse politiek zijn verwerkt vóór maart 2022, als het Strategisch Kompas volgens de huidige plannen klaar moet zijn? Deelt de regering de opvatting om veel langer de tijd te nemen en een pas op de plaats te maken voor diepgaande evaluatie van zowel de oorlog in Afghanistan, de strategie tegen terrorisme als de gewenst samenwerking van de NAVO- en/of EU-leden? De leden van de SP-fractie vragen wat naar het oordeel van de Nederlandse regering de rol is van de VN in de actuele situatie en hoe de regering denkt dat de VN en de EU kunnen samenwerken? Kortom welke, punten in de geostrategische discussies zal de Nederlandse regering opbrengen, zo vragen de leden van de SP-fractie
Antwoord
Zie ter beantwoording het antwoord op vraag 9. Het kabinet ziet verder geen aanleiding om de aanname van het Strategisch Kompas uit te stellen. De crisis omtrent Afghanistan onderstreept het belang van een zelfredzamer Europa, zoals toegelicht in de Defensievisie 2035. Het kabinet staat voor een én-én-benadering, waarbij zowel het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) van de EU als de NAVO worden versterkt.
De VN is met een groot aantal VN-agentschappen, fondsen en programma’s aanwezig in Afghanistan. De VN legt zich gezien de gewijzigde context op dit moment vooral toe op humanitaire hulpverlening in Afghanistan. De Secretaris-Generaal van de VN, António Guterres heeft op 24 augustus jl. benadrukt dat de VN in Afghanistan zal blijven. Het behouden van toegang om humanitaire ondersteuning te verlenen, heeft nu grote prioriteit. Sinds 2002 is ook de politieke VN-missie UNAMA (UN Assistance Mission in Afghanistan) actief. Het mandaat van UNAMA loopt tot 17 september 2021. Eventuele verlenging van het mandaat zal naar verwachting in september in de VN-Veiligheidsraad worden besproken.
De VN-Veiligheidsraad heeft op 16 augustus jl. middels een persbericht opgeroepen tot het beëindigen van vijandigheden in Afghanistan en het instellen van een nieuwe, inclusieve en representatieve regering. Binnenkort zal de VN-Veiligheidsraad wederom over de situatie komen te spreken. De aanwezigheid van de VN geeft de organisatie mogelijk op termijn een ingang om politiek niveau een rol van te betekenis te spelen in Afghanistan, maar het is nog onbekend hoe de mogelijkheden hiertoe zich zullen ontwikkelen.
Samenwerking tussen de VN en de EU wordt allereerst op humanitair vlak versterkt. intensiveren. Ursula van der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie, heeft op 26 augustus in overleg met onder andere de Secretaris-Generaal van de VN aangegeven dat de EU de humanitaire inzet van de VN zal blijven ondersteunen. Op 24 augustus jl. kondigde zij reeds aan dat het EU-budget voor humanitaire ondersteuning in Afghanistan wordt verviervoudigd naar € 200 miljoen. In EU-verband heeft het kabinet tijdens de ingelaste informele RBZ over Afghanistan van 17 augustus jl. tevens gemeld dat de EU de Afghaanse bevolking niet uit het oog mag verliezen. Het kabinet blijft met Europese partners in gesprek over hoe deze steun er precies uit kan komen te zien.
Raadsbesluit 2020/1639.↩︎
Zie verslag vorige commissiedebat EU Defensieraad, (Kamerstuk 21 501-28, nr. 221) pagina 6, eerste alinea.↩︎
Kamerstuk 21 501-28, nr. 222.↩︎
Kamerstuk 34 919, nr. 71.↩︎
Kamerstuknummers 27 925 nrs. 772 en 775.↩︎
Europa wil nu een eigen leger | Trouw.↩︎
Kamerstuknummer 21 501-02, nr. 2262.↩︎