Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde Agenda van de informele Raad Buitenlandse Zaken Gymnich van 2 en 3 september 2021
Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2021D31591, datum: 2021-08-31, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-02-2404).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: G. Wilders, Tweede Kamerlid (PVV)
- Mede ondertekenaar: T.J.E. van Toor, griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 02-2404 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken .
Onderdeel van zaak 2021Z14769:
- Indiener: S.A.M. Kaag, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Defensie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2021-09-16 14:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2021-09-16 22:35: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-09-29 13:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2404 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 15 september 2021
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 24 augustus 2021 over de geannoteerde agenda van de informele Raad Buitenlandse Zaken Gymnich van 2 en 3 september 2021 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2399), over de brief van 16 juli 2021 over het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 12 juli 2021 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2390) en over de brief van 23 augustus 2021 over het verslag van de informele videoconferentie van de Raad Buitenlandse Zaken van 17 augustus 2021 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2400).
De vragen en opmerkingen zijn op 26 augustus 2021 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 31 augustus 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Wilders
De griffier van de commissie,
Van Toor
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken Gymnich van 2 en 3 september 2021. Zij hebben hierover de onderstaande vragen en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geagendeerde stukken. Deze leden hebben nog enkele vragen aan het kabinet.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken. Deze leden hebben nog enkele vragen aan het kabinet.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken. Deze leden hebben nog enkele vragen aan het kabinet.
De leden van de Tweede Kamerfractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele Raad Buitenlandse Zaken en de bijbehorende brieven. Zij hebben de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken. Deze leden hebben nog enkele vragen aan het kabinet.
Geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken Gymnich van 2 en 3 september 2021
Afghanistan
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen van het kabinet om de lokale bevolking in Afghanistan te blijven steunen. Deze leden delen de opvatting dat dit zo veel mogelijk in Europese Unie (EU)-verband moet plaatsvinden en op basis van strikte conditionaliteit. In dit kader noemt het kabinet terecht het respecteren van mensenrechten, met vrouwenrechten in het bijzonder. Zet het kabinet zich er daarnaast voor in dat strikte condities worden gesteld rond migratie/evacuatie en het bestrijden van terroristische groeperingen als Al-Qaida en IS-K? Wat is in dit opzicht de inzet van het kabinet binnen de Europese Unie, zo vragen deze leden.
1. Antwoord van het kabinet
Het kabinet is voornemens de Afghaanse bevolking te blijven steunen. Hoe deze steun er op middellange dan wel lange termijn uit zal zien is op dit moment nog onduidelijk. Het kabinet zal de mogelijkheden en opties hiervoor onderzoeken en uitwerken. Het is hierbij van belang dat voorwaarden worden gerespecteerd op het gebied van onder andere mensenrechten, in het bijzonder van vrouwen en kinderen, en rechtsstaat, zoals ook aan uw Kamer gemeld in het verslag van de informele videoconferentie van de Raad Buitenlandse Zaken (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2400).
Het kabinet is voornemens om in navolging van enkele andere lidstaten de Europese Commissie te verzoeken om te komen tot een integraal EU-actieplan voor Afghanistan waarin aandacht is voor humanitaire- en veiligheidsaspecten, opvang in de regio en migratiesamenwerking. Teneinde sociale implosie te voorkomen, zal er een oplossing moeten komen voor de voortgang van dienstverlening (m.n. onderwijs en gezondheidszorg). Daartoe moeten onder meer de EU, WB, UNDP en IMF met elkaar in gesprek. Het moet eveneens duidelijk zijn dat de Taliban alle banden met internationaal terrorisme moet staken en dat Afghanistan niet weer een uitvalsbasis voor terroristische groeperingen en georganiseerde misdaad mag worden. Het kabinet is van mening dat de huidige situatie het belang van een goede screeningprocedure aan de buitengrens van de EU nogmaals onderstreept. Het voorstel voor de Screeningsverordening1 omvat ook een veiligheidscheck om zeker te stellen dat van de persoon in kwestie, een vreemdeling op de Schengenbuitengrens die niet aan de voorwaarden voor toegang voldoet of is aangehouden vanwege illegale grensoverschrijding, geen dreiging uitgaat voor de nationale veiligheid. Ook is het van belang dat de EU en de lidstaten zich in nauwe onderlinge samenwerking blijven inzetten om het uitreizen uit Afghanistan van staatsburgers, ingezetenen van EU-lidstaten en Afghanen die in aanmerking komen voor een verblijfstitel in de EU mogelijk te maken.
Het kabinet is van mening dat de EU de betrekkingen met de buurlanden van Afghanistan dient te intensiveren, om de regionale stabiliteit te bevorderen en deze landen bij te staan bij de opvang van Afghaanse vluchtelingen en zo nodig bij het tegengaan van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit als gevolg van de crisis in Afghanistan. Ook vindt het kabinet het van belang dat de EU nauw blijft samenwerken met andere internationale spelers bij het monitoren van de veiligheidssituatie, het geven van (humanitaire) steun aan de Afghaanse bevolking en het in kaart brengen van migratiestromen.
De huidige situatie in Afghanistan brengt de noodzaak met zich mee voor de Europese Unie om contacten met de Taliban te onderhouden. Hoe verlopen de contacten tussen de Europese Unie en de Taliban op dit moment? Wat is hierbij de inzet vanuit het Nederlandse kabinet? Staat Nederland terughoudend en met grote reserves tegenover de erkenning van een door de Taliban geleide (interim-)regering? Welke criteria hanteert het kabinet om eventueel tot erkenning over te gaan, zo vragen de leden van de VVD-fractie?
2. Antwoord van het kabinet
De EU Speciaal Gezant voor Afghanistan, Tomas Niklasson, heeft tijdens zijn bezoeken aan de regio contact gehad met vertegenwoordigers van relevante partijen, inclusief de Taliban. Ook andere Europese landen onderhielden reeds contacten met vertegenwoordigers van de Taliban, onder meer in het kader van de vredesonderhandelingen die in Doha plaatsvonden. Zoals aan de Kamer gemeld in de Kamerbrief (Kamerstuk 27 925, nr. 805) sluit het kabinet niet uit dat het ook voor Nederland nodig is om operationele contacten te onderhouden met de Taliban. Dergelijke operationele contacten gericht op het behartigen van Nederlandse belangen en steun aan de Afghaanse bevolking betekenen niet dat Nederland het Talibanbewind erkent als legitieme vertegenwoordiger van de bevolking van Afghanistan. Nederland erkent staten en geen regeringen. Dit is staand beleid sinds juli 1990 (Kamerstuk 21 300 V, nr. 138).
Op korte termijn is het van belang dat mensen die op de Nederlandse evacuatielijsten stonden maar nog in Afghanistan verblijven, het land alsnog via het vliegveld van Kaboel kunnen verlaten. Ook is het uit humanitair oogpunt van belang dat Taliban grensposten open houdt. Welke mogelijkheden ziet het kabinet om in EU-verband en met andere bondgenoten de Taliban hiertoe te bewegen? Is het kabinet bereid om er in de Europese Unie op aan te dringen om ontwikkelingsgelden, sancties en diplomatieke instrumenten als drukmiddel in te zetten? Ziet het kabinet hiertoe nog andere drukmiddelen?
3. Antwoord van het kabinet
Zoals schriftelijk aan de Kamer gemeld (Kamerstuk 27 925, nrs. 805 en 809) is de Nederlandse evacuatieoperatie in Afghanistan sinds 26 augustus jl. beëindigd. Op 30 augustus hebben de VS Hamid Karzai International Airport (HKIA) in Kaboel definitief verlaten.
Het kabinet deelt de mening van de VVD-fractie dat het van groot belang is alle mensen die voor evacuatie in aanmerking komen en nog in Afghanistan zijn te blijven helpen. Het kabinet blijft daarover in overleg met Europese partners en zal tijdens deze Raad het belang van Europese samenwerking daarin benadrukken. Het kabinet zal erop aandringen dat de EU en de lidstaten zich in nauwe onderlinge samenwerking blijven inzetten om het uitreizen uit Afghanistan mogelijk te maken middels reguliere vluchten en door het openhouden van landgrensposten. Het kabinet erkent de noodzaak om in samenwerking met Europese partners en andere bondgenoten op alle mogelijke manieren de Taliban ertoe te bewegen hieraan mee te werken.
Zoals op 26 augustus jl. aan uw Kamer gemeld (Kamerstuk 27 925, nr. 805) worden de werkzaamheden ook na het vertrek van het ambassadeteam en de Nederlandse militairen voortgezet. Zo blijft tot 31 augustus a.s. een Nederlandse C-130 met een klein team militairen en een ambassadeteam aanwezig in de regio. Deze C-130 is snel inzetbaar indien er zich mogelijkheden voordoen om, tegen de huidige verwachtingen in, toch extra personen vanuit Kaboel naar Nederland te brengen. Ook zal in deze periode een speciaal consulair team aanwezig blijven in de regio. Daarnaast blijven ook de teams in Den Haag die zich bezighouden met de inventarisatie van de doelgroepen van de motie van het lid Belhaj c.s. voorlopig in stand. Het kabinet zal zich blijven inzetten voor de personen die zich hebben gemeld en aan de criteria voldoen. Het kabinet zal hierbij inzetten op samenwerking met Europese partners, zoals ook de afgelopen periode is gebeurd. Op 29 augustus jl. bracht Nederland hiertoe met 100 landen ook een statement uit.2
Daarnaast beraadt het kabinet zich, in overleg met Europese partners, op een toekomstige presentie in Afghanistan zelf, om ter plekke consulaire bijstand te kunnen verlenen aan Nederlanders die zich nog in Afghanistan bevinden en de Afghaanse bevolking beter te kunnen blijven steunen. Een belangrijke voorwaarde is dat de veiligheidssituatie ter plaatse deze aanwezigheid moet toelaten.
Hoewel de situatie in Afghanistan momenteel nog chaotisch en onvoorspelbaar is, moet worden geanticipeerd op de middellange termijn. De leden van de VVD-fractie hechten daarbij vooral aan het voorkomen dat Afghanistan opnieuw een uitvalsbasis wordt voor terroristische groeperingen die aanslagen kunnen plegen op westerse doelen. Ziet het kabinet dit ook als belangrijke prioriteit? Welke rol kan de Europese Unie in dit opzicht spelen? Het is hiervoor van belang om in de toekomst een accurate informatiepositie over Afghanistan te hebben. Deelt het kabinet de mening dat Europese landen zich actiever moeten opstellen om in de toekomst eenzijdige afhankelijkheid van de inlichtingen van de Verenigde Staten te voorkomen, en daarom ook meer moeten samenwerken in het vergaren van voldoende inlichtingen? Ten slotte, welke mogelijkheden ziet het kabinet om met buurlanden en andere grootmachten gezamenlijk op te trekken om terrorisme in Afghanistan te bestrijden (via druk op de Taliban), zo vragen de leden van de VVD-fractie? Naast de Europese Unie, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten hebben ook buurlanden en grootmachten als China, Rusland en India er immers belang bij dat Afghanistan geen vrijhaven voor terroristen wordt.
4. Antwoord van het kabinet
Het voorkomen dat Afghanistan opnieuw een uitvalsbasis wordt voor internationaal terrorisme is sinds 2002 een belangrijk doel van de Nederlandse inzet en blijft een prioriteit voor het kabinet. Het is van belang dat EU lidstaten eensgezind de boodschap blijven uitdragen dat grensoverschrijdende terrorismedreiging vanuit Afghanistan niet geaccepteerd zal worden. In overleg met Europese en andere partners zal nader overwogen moeten worden welke instrumenten naast politieke zullen worden ingezet om deze boodschap extra kracht bij te zetten. Ook dient de EU nauw te blijven samenwerken met de Verenigde Staten en andere internationale spelers bij het monitoren van de veiligheidssituatie. Daarnaast zal het nodig zijn om contacten hierover te onderhouden met landen in de regio en andere landen die een rol van betekenis in Afghanistan willen spelen, waaronder Rusland, China en India. Ook zij hebben baat bij een stabiel Afghanistan waar geen terroristische dreiging vanuit gaat.
Het verzamelen en delen van inlichtingen is een taak van de AIVD en MIVD. De AIVD en MIVD doen in het openbaar geen uitspraken over de precieze invulling van de samenwerking met inlichtingen- of veiligheidsdiensten.
Voor de leden van de VVD-fractie is een andere belangrijke prioriteit het voorkomen van ongecontroleerde migratiestromen richting Europa. Is dit ook een belangrijke prioriteit voor het kabinet? Welke ondersteuning zijn Nederland en de Europese Unie bereid te geven aan opvang in de regio? Welke afspraken zijn volgens het kabinet nodig tussen de Europese Unie en omringende landen om ongecontroleerde migratiestromen te voorkomen? Is het kabinet bereid erop aan te dringen dat de Europese Unie hier proactief afspraken over maakt met landen in de regio, zo vragen deze leden?
5. Antwoord van het kabinet
Het kabinet acht het van belang dat de EU gezamenlijk reageert op de uitdagingen die de huidige situatie in Afghanistan met zich meebrengt en zich gezamenlijk voorbereidt op de mogelijke gevolgen voor de EU op het terrein van migratie en asiel. Ondanks dat op dit moment vooral het aantal intern ontheemden toeneemt en het aantal Afghanen dat naar buurlanden vlucht beperkt is, kan de situatie snel veranderen en is het daarom van groot belang op alle scenario’s voorbereid te zijn. Het kabinet zal hier ook tijdens de JBZ-Raad van 31 augustus aandacht voor vragen.
Het kabinet, alsook andere EU-lidstaten die oproepen tot een gezamenlijke EU-inzet, achten daarbij de volgende aspecten van belang. Allereerst moet worden ingezet op het adresseren van de humanitaire noden van de Afghaanse bevolking. Indien migratiestromen naar buurlanden op gang komen, zal opvang van ontheemde Afghanen voorts primair in de regio plaats moeten vinden. De EU dient de regio hierbij te ondersteunen en samen te werken met UNHCR en IOM om deze opvang mogelijk te maken. Het kabinet roept de Europese Commissie op in dialoog te treden met landen in de regio en transitlanden om de samenwerking op het gebied van migratiemanagement fors te intensiveren. Daaronder valt in eerste instantie o.a. het bijdragen aan duurzame opvang van vluchtelingen, het ondersteunen bij grensbewaking en het tegengaan van mensensmokkel.
De leden van de D66-fractie maken zich grote zorgen over de steeds penibelere situatie in Afghanistan, zeker nu de Amerikanen niet in staat of bereid zijn het tijdvak voor de evacuatie te verlengen. Wordt er gesproken over het scenario dat de Europese partners inclusief Groot-Brittannië in Afghanistan blijven na het vertrek van de Amerikanen? Zijn er scenario’s mogelijk voor een Europese aanwezigheid op de luchthaven van Kaboel zonder Amerikaanse aanwezigheid, zo vragen de leden van de D66-fractie? Zo ja, hoe realistisch zijn deze scenario’s en worden hier al voorbereidingen voor getroffen? Is er een scenario mogelijk waarbij de Amerikanen alleen luchtsteun en inlichtingen blijven verschaffen maar de Amerikaanse manschappen worden vervangen door Europese eenheden? Kan het kabinet deze vragen opbrengen in de Raad?
6. Antwoord van het kabinet
Zoals aan uw Kamer gemeld, zijn de Nederlandse militairen en het ambassadeteam in de avond van 26 augustus op de laatste Nederlandse vlucht vertrokken uit Kaboel (Kamerstuk 27 925, nr. 805) en hielden de VS vast aan het plan om uiterlijk op 31 augustus de luchthaven te verlaten. Alternatieve scenario’s zijn in de afgelopen periode onderzocht maar het bleek om veiligheidsredenen niet mogelijk om zonder Amerikaanse aanwezigheid met Europese landen een presentie op de luchthaven van Kaboel te houden. Aangezien de operatie volgens de huidige planning ten tijde van de Raad beëindigd zal zijn acht het kabinet het niet meer opportuun om dit op te brengen.
Over aanwezigheid in Afghanistan in bredere zin is uw Kamer op 26 augustus jl. geïnformeerd (Kamerstuk 27 925, nr. 805). Het kabinet beraadt zich, in overleg met Europese partners, op een toekomstige presentie in Afghanistan zelf. Voor het kabinet is daarbij leidend dat de veiligheidssituatie ter plaatse deze aanwezigheid moet toelaten en dat aanwezigheid mogelijk is zonder dat dit leidt tot of kan worden opgevat als erkenning van de legitimiteit van de Taliban.
De Hoge Vertegenwoordiger (HV) zal aanwezig zijn tijdens deze Raad Buitenlandse Zaken en zal onder anderen spreken over de situatie in Afghanistan. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of de HV ook zal spreken over zijn suggestie om naar aanleiding van de situatie in Afghanistan een Europees leger op te tuigen en wanneer dat zo is wat de input wordt van het kabinet in een rondgang langs de deelnemers van de Raad. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet bovendien in te brengen dat de HV zijn standpunt verduidelijkt en naar aanleiding daarvan bereid is de lidstaten verschillende opties en/of varianten voor te leggen van dergelijke vergaande suggesties op militaire samenwerking. Daarbij bovendien de lessen in acht nemend die nu al getrokken kunnen worden uit de recente ervaringen in Afghanistan. Tevens vragen deze leden of ook de geopolitieke rol van de Verenigde Staten wordt besproken en de gevolgen van het optreden van de Verenigde Staten in Afghanistan wordt gezien als een appel op de verantwoordelijkheid voor het mondiale gezamenlijke optreden van de EU-lidstaten.
7. Antwoord van het kabinet
Naar alle waarschijnlijkheid zal de discussie tijdens Gymnich gericht zijn op de huidige politieke actualiteit. De EU lidstaten hebben zich in 1999 gecommitteerd aan de zogenaamde Helsinki Headline Goals waarin het doel is gesteld om binnen 60 dagen 60.000 militairen binnen 6.000 kilometer te kunnen ontplooien. Deze doelstelling werd destijds bepaald in het licht van de onmacht om effectief in te kunnen grijpen in de Balkan-crisis. Op dit moment is de EU niet in staat aan deze doelstelling te voldoen. De uitspraak van HV Borrell kan mogelijk in dit licht gezien worden.
De discussie over het Strategisch Kompas, die de komende maanden gevoerd zal worden, zal ruimte bieden om breder te spreken over hoe de kloof tussen het ambitieniveau van de EU en de daarvoor beschikbare capaciteiten en structuren kan worden gedicht. Nederland is er daarbij voorstander van om dit middels haalbare tussenstappen te doen. Tijdens de zogenaamde «strategische dialoog» in het kader van het Strategisch Kompas heeft Frankrijk een voorstel gedaan om te komen tot een early entry force ter grootte van 5.000 militairen om snel in crisissituaties in te kunnen grijpen. Dit voorstel is door meerdere lidstaten gesteund en is wat Nederland betreft op de korte termijn een realistisch doel. Hiertoe kan worden voortgebouwd op de reeds bestaande snel-inzetbare EU Battlegroups, waarvan de EU er in beginsel steeds twee paraat heeft staan.
Bij de bespreking van de huidige situatie in Afghanistan zal naar verwachting zeker ook de betrokkenheid van de internationale gemeenschap aan de orde komen en de vraag op tafel komen welke lessen de EU hieruit dient te trekken.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet welke rol de Europese Unie kan spelen en op welke manier dat besproken zal gaan worden tijdens deze Raad om voor een langere periode mensen te kunnen evacueren uit Afghanistan en op welke manier EU-lidstaten daarbij meer samen zouden kunnen werken.
8. Antwoord van het kabinet
In de informele RBZ d.d. 17 augustus jl. werd bevestigd dat evacuatie van alle Afghanen en hun gezinnen die zich in de afgelopen jaren voor de EU en de lidstaten hebben ingezet, en die momenteel gevaar lopen, een breed gedeelde prioriteit is onder de EU-lidstaten.
Zoals op 26 augustus jl. aan uw Kamer gemeld (Kamerstuk 27 925, nrs. 805 en 809) is Nederland op 26 augustus jl. op instructie van de Verenigde Staten vertrokken uit Kaboel. De VS waren verantwoordelijk voor de veiligheid van het vliegveld en het bleek niet mogelijk om zonder Amerikaanse aanwezigheid met Europese landen een presentie op de luchthaven van Kaboel te houden. Dit betekent dat Nederland en andere landen de evacuatiewerkzaamheden op dit moment niet vanuit Afghanistan zelf kunnen voortzetten. Verschillende EU-lidstaten zien zich dus geconfronteerd met dezelfde situatie, waarin zij momenteel geen aanwezigheid in Afghanistan hebben maar nog niet iedereen die daarvoor in aanmerking komt is geëvacueerd. Het kabinet acht het van groot belang dat alle mensen die voor evacuatie in aanmerking komen en nog in Afghanistan zijn geholpen worden. Het kabinet blijft daarover in overleg met Europese partners en zal tijdens deze Raad het belang van Europese samenwerking daarin benadrukken.
Het kabinet is van mening dat de Europese Unie zich op korte termijn in elk geval moet blijven inzetten voor het verlenen van humanitaire steun aan de Afghaanse bevolking. De leden van de CDA-fractie ondersteunen deze inzet en vragen het kabinet wat daarmee precies bedoeld wordt en op welke manier Nederlandse inzet Europese inzet kan aanvullen of versterken. Tevens vragen deze leden of er ook contact is door de Europese Unie met de omringende landen om opvang van vluchtelingen in de regio te ondersteunen met Europese inzet. Het kabinet stelt in de brief immers dat het van cruciaal belang dat de Europese Unie de relatie met de buurlanden van Afghanistan intensiveert. Dit onderstrepen de leden van de CDA-fractie dus, maar vragen het kabinet dit concreet te maken en aan te geven welke acties daaromtrent door de Europese Unie en door lidstaten genomen zijn. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet ook welke rol de Verenigde Staten speelt in het faciliteren van opvang van vluchtelingen in de regio en of er extra Amerikaanse middelen worden ingezet om dergelijke faciliteiten op te zetten en buurlanden te ondersteunen. Tevens vragen deze leden welke rol China en Rusland daarin spelen?
9. Antwoord van het kabinet
Het voorkomen van een humanitaire ramp in Afghanistan en de mogelijke migratiestromen als gevolg hiervan is een belangrijke prioriteit van het kabinet. Het kabinet zet zich er bij de EU en lidstaten dan ook in te komen met een sterke gezamenlijke respons. De Europese Unie heeft reeds aangekondigd het budget voor humanitaire hulp aan de Afghaanse bevolking en vluchtelingen in buurlanden te verhogen van 57 miljoen euro tot meer dan 200 miljoen euro. Nederland en andere lidstaten kunnen deze inzet aanvullen en versterken door additionele humanitaire financiering beschikbaar te stellen. Hiertoe heeft het kabinet op 22 augustus jl. reeds 10 miljoen euro toegezegd voor het Afghanistan Humanitarian Fund. Conform het Nederlandse humanitaire beleid zal Nederland zich inzetten voor naleving van internationaal humanitair recht door alle betrokken partijen, inclusief de Taliban.
Indien migratiestromen naar buurlanden op gang komen, zal opvang van ontheemde Afghanen voorts primair en duurzaam in de regio plaats moeten vinden. De EU dient de regio hierbij te ondersteunen en samen te werken met UNHCR en IOM om deze opvang mogelijk te maken. Het kabinet roept de Europese Commissie op in dialoog te treden met landen in de regio en transitlanden om de samenwerking op het gebied van migratiemanagement fors te intensiveren. Daaronder valt in eerste instantie o.a. het bijdragen aan duurzame oplossingen voor vluchtelingen, het ondersteunen bij grensbewaking en het tegengaan van mensensmokkel. De Europese Commissie dient hiertoe EU-fondsen beschikbaar te stellen.
Gedurende de evacuatiecrisis heeft de VS met verschillende landen in de regio en daarbuiten afspraken gemaakt om Afghaanse evacuees tijdelijk op te vangen. Tijdens de NAVO FMM van 20 augustus jl. heeft het kabinet opgeroepen tot steun aan buurlanden van Afghanistan voor duurzame oplossingen voor vluchtelingen.
Ook China en Rusland zijn gebaat bij stabiliteit in Afghanistan en het tegengaan van oncontroleerbare migratiestromen. Over hun rol bij het faciliteren van opvang van vluchtelingen in de regio is bij het kabinet vooralsnog weinig bekend. Specifiek met betrekking tot Afghanistan heeft China aangegeven dat de internationale gemeenschap een vluchtelingenstroom kan voorkomen door via diplomatieke en politieke inzet eraan bij te dragen dat er geen nieuwe burgeroorlog en geen humanitaire ramp in Afghanistan plaatsvindt.
De leden van de SP-fractie maken zich grote zorgen over de ontwikkelingen in Afghanistan, in het bijzonder over de evacuatie van kwetsbare personen uit het land, die soms voor Nederland hebben gewerkt. Deze leden vragen het kabinet aan te geven tot wanneer Nederland effectief kan werken aan evacuatie vanuit Kaboel. Zal dit uiterlijk 31 augustus, en vermoedelijk al enkele dagen daarvoor, (min of meer) tot stilstand komen? Hoeveel tijd heeft Nederland nodig om al het personeel uit Kaboel weg te halen? Volgt Nederland de Verenigde Staten, dat nu onderdanen ontraadt naar het vliegveld te komen? Heeft het Nederlandse kabinet inzicht in de dreiging die de basis vormt voor deze Amerikaanse opstelling?
10. Antwoord van het kabinet
Zoals schriftelijk aan uw Kamer gemeld (Kamerstuk 27 925, nrs. 805 en 809) is de evacuatieoperatie in Afghanistan sinds 26 augustus jl. beëindigd. De lokale medewerkers van de ambassade die hadden aangegeven dat te willen, hebben het land intussen kunnen verlaten; het diplomatieke en militaire personeel hebben de laatste vluchten begeleid en zijn inmiddels ook uit Kaboel vertrokken. Op 30 augustus vertrokken ook de VS uit Afghanistan. Het kabinet blijft in overleg met Europese partners over hoe het de kwetsbare mensen die in aanmerking komen voor evacuatie kan helpen en zal tijdens deze Raad het belang van Europese samenwerking daarin benadrukken. Op 29 augustus jl. bracht Nederland hiertoe met 100 landen ook een statement uit.3 In navolging van de VS en andere landen heeft ook Nederland op 26 augustus jl. iedereen waarmee contact onderhouden kon worden opgeroepen niet naar de luchthaven te gaan en een veilig onderkomen te vinden vanwege de imminente veiligheidsdreiging.
Zie verder ook de beantwoording op vraag 3.
Wat het optreden van de Nederlandse militairen buiten het vliegveld in Kaboel betreft, vragen de SP-leden het kabinet aan te geven hoe, wanneer en tot in welk detail de Kamer geïnformeerd gaat worden over de activiteiten die nu uitgevoerd worden. Deze leden hechten er belang aan dat ook op dit punt verantwoordelijkheid richting de Kamer wordt afgelegd. Kan ook aangegeven worden of er een soort van rangorde geldt voor het ophalen van mensen buiten het vliegveld in Kaboel? Komt iedereen hiervoor in gelijke mate in aanmerking of wordt er onderscheid gemaakt? Worden ook mensen zonder Nederlands paspoort opgehaald van buiten het vliegveld, zo vragen de leden van de SP-fractie?
11. Antwoord van het kabinet
Zoals op 24 augustus aan uw Kamer gemeld, deden de teams van Defensie en Buitenlandse Zaken al het mogelijke om te evacueren personen op het vliegveld van Kaboel te krijgen (Kamerstuk 27 925, nr. 804). Voortdurend zijn alle opties om mensen op het vliegveld te krijgen bezien, mede met bondgenoten zoals het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Mensen die zich in de nabijheid van de poort bevonden en waarvan werd vermoed dat zij op de Nederlandse lijst stonden, werden dagelijks door Nederlandse militairen buiten de poort geassisteerd bij het verkrijgen van toegang tot de luchthaven. Daarbij werd geen rangorde gehanteerd en werden ook mensen zonder Nederlands paspoort geholpen. Voor wat betreft het vervoer per bus naar de luchthaven van Kaboel geldt dat, in verband met de veiligheid, alleen mensen met een Nederlands paspoort daarvoor zijn opgeroepen. Er waren geen Nederlandse militairen aanwezig in of bij de bussen.
Het kabinet heeft aangegeven dat Afghanen die in het verleden voor Nederland hebben gewerkt niet allemaal geëvacueerd kunnen worden. De leden van de SP-fractie vinden dat uitermate pijnlijk. Deze leden vragen het kabinet aan te geven om welke aantallen het hier gaat. Wat is de verwachting hoeveel Afghanen die nu op lijsten van Nederland staan niet geëvacueerd kunnen worden? Als deze informatie nu niet voorhanden is, kan deze op een later moment dan alsnog gegeven worden? Kan ook aangegeven worden hoeveel Afghanen en Nederlanders inmiddels door Nederland geëvacueerd zijn en hoeveel er nu nog op evacuatielijsten voorkomen? Hoeveel van de duizenden meldingen die zijn gedaan staan nu (nog) niet op de evacuatielijst van Nederland? Waarom niet? Klopt het dat vele tientallen bussen, met onder andere Nederlanders aan boord, in de file staan nabij het vliegveld en maar geen toegang krijgen, zo vragen deze leden? Of zitten hier inmiddels geen Nederlanders of voor Nederland bestemde Afghanen meer in omdat ze allemaal toegelaten zijn?
12. Antwoord van het kabinet
Zoals toegezegd in de brief aan de Kamer van 26 augustus jl. zal het kabinet zo spoedig mogelijk informeren over de definitieve aantallen geëvacueerde personen per categorie (Kamerstuk 27 925, nr. 805). Daarbij zal ook een indicatie worden gegeven van de aantallen mensen die niet geëvacueerd konden worden.
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet ook waarom het kennelijk niet lukt de deadline voor evacuatie tot na 31 augustus te laten voortduren. Is hierover overleg met de Taliban? Is Nederland bij dat overleg betrokken? Wat is de stand van zaken met betrekking tot dit overleg, zo vragen deze leden.
13. Antwoord van het kabinet
Zoals toegelicht in de Kamerbrief Inwerkingtreding vertrekplan luchthaven Kaboel (Kamerstuk 27 925, nr. 809), waren de Verenigde Staten verantwoordelijk voor de veiligheid van het vliegveld en hebben zij Nederland en andere landen geïnstrueerd om op 26 augustus jl. uit Kaboel te vertrekken.
Het kabinet heeft alle politieke en diplomatieke kanalen aangewend en in EU-, NAVO- en VN-verband alsmede bilateraal gepleit voor een goed gecoördineerde evacuatie van alle kwetsbare groepen en het zo lang als mogelijk openhouden van Hamid Karzai International Airport (HKIA) om dit te realiseren. Zie verder het antwoord op vraag 2 en 3.
Het kabinet schrijft over de internationaalrechtelijke basis van de evacuatieoperatie, zo lezen de leden van de SP-fractie. Kan daar nader op ingegaan worden? In hoeverre is deze rechtsgrond internationaal breed geaccepteerd?
14. Antwoord van het kabinet
Zoals in de Kamerbrief is aangegeven, is de internationaalrechtelijke rechtsgrond voor de evacuatieoperatie het recht van staten om hun staatsburgers en die van bondgenoten te beschermen en te evacueren als de staat waarin zij zich bevinden niet (meer) in staat of bereid is om bescherming te bieden. Over deze rechtsgrond is de Kamer eerder in het algemeen geïnformeerd (Kamerstuk 29 521, nr. 41; p. 7). Daarin staat dat staten onder strikte voorwaarden hun onderdanen mogen beschermen en, zo nodig, door inzet van militaire eenheden, mogen evacueren vanuit een ander land. In de interpretatie van het kabinet is dit afgeleid van het recht op zelfverdediging. Tot de daarvoor geldende voorwaarden behoort in ieder geval de omstandigheid dat het gastland in kwestie zelf niet langer bereid of in staat is om de noodzakelijke bescherming te bieden. Het is immers in eerste instantie een verantwoordelijkheid van het gastland om alle op het grondgebied aanwezige personen, ongeacht hun nationaliteit, te beschermen. Daarnaast dient een eventuele inzet van militairen zich te kenmerken door terughoudendheid, onder andere door het geweldgebruik te beperken tot strikt noodzakelijke zelfverdediging (waaronder de verdediging van de betreffende te beschermen personen) en de inzet als geheel te beperken tot de eigenlijke bescherming of evacuatie, dus zonder verdere inmenging in de omstandigheden of ontwikkelingen in het land zelf. Steun voor de acceptatie van een internationaalrechtelijke rechtsgrond voor het uitvoeren van de evacuaties blijkt uit de praktijk van de staten die de afgelopen weken evacuaties hebben uitgevoerd en de rechtsopvatting van staten, zoals bijvoorbeeld tot uitdrukking komt in de militaire doctrine van het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.4 Voor de basis van de Nederlandse inzet is het tevens van belang te wijzen op de afspraken die de Taliban en de Verenigde Staten hebben gemaakt over evacuaties tot 31 augustus. De evacuaties die door Nederland zijn uitgevoerd zijn ook gebaseerd op deze afspraken.
Hulporganisaties geven aan dat er grote tekorten ontstaan in Afghanistan sinds de machtsovername door de Taliban, onder andere op het gebied van voedsel en medische hulpmiddelen. De leden van de SP-fractie vragen het kabinet een beeld te schetsen van de huidige tekorten en uitdagingen in Afghanistan. Is het kabinet bereid in internationaal verband erop aan te blijven dringen dat hulp aan Afghanistan nodig is en is Nederland ook bereid zelf te blijven leveren, ook in de toekomst? Deelt het kabinet met de leden van de SP-fractie dat het onwenselijk zou zijn als Afghanistan opnieuw van de buitenwereld wordt afgesneden?
15. Antwoord van het kabinet
De humanitaire noden in Afghanistan waren reeds hoog, onder andere door aanhoudende droogte, COVID-19 en het langdurige conflict, en zullen naar verwachting stijgen als gevolg van de recente ontwikkelingen. Naast dreigende tekorten op het gebied van voedsel en medische hulpmiddelen hebben hulporganisaties – wereldwijd, niet alleen in Afghanistan – te maken met een tekort aan fondsen. In Afghanistan bestaan er ook uitdagingen rondom de veiligheid en humanitaire toegang van hulpverleners in door de Taliban gecontroleerde gebieden. Hulporganisaties rapporteren dat zij momenteel hierover een dialoog voeren met de Taliban. Het is echter onzeker hoe de houding van de Taliban en de situatie voor humanitaire organisaties zich zullen ontwikkelen, en of het internationale humanitair recht gerespecteerd zal worden door alle partijen, inclusief de Taliban. Het kabinet zet bijdragen aan noodhulp altijd in op basis van de wereldwijde noden, met respect voor de humanitaire principes (onafhankelijkheid, neutraliteit, onpartijdigheid en menselijkheid). Het kabinet is van mening dat het onwenselijk zou zijn als Afghanistan opnieuw van de buitenwereld wordt afgesneden.
De leden van de SP-fractie vragen tenslotte hoe de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) lessen gaat trekken uit de gebeurtenissen van de afgelopen periode? Ligt daarbij ook de vraag op tafel waarom het bondgenootschap het niet is gelukt in twintig jaar oorlog een ook maar enigszins functionerende Afghaanse staat achter te laten? Wil Nederland dit punt inbrengen als de NAVO zich over de evaluatie buigt, zo vragen de leden van de SP-fractie?
16. Antwoord van het kabinet
De situatie onderstreept het belang voor de NAVO om lessen te trekken uit de gebeurtenissen van de afgelopen periode. Tijdens de bijeenkomst van Ministers van Buitenlandse Zaken op 20 augustus jl. riepen Nederland en andere bondgenoten daarom ook op tot een diepgaande en onafhankelijke evaluatie, opdat een drama zoals zich dat nu voltrekt, in de toekomst kan worden voorkomen. De Secretaris-Generaal van de NAVO zegde toe dit proces in gang te zetten. Daarbij moet wat Nederland betreft in brede zin gekeken worden naar de doelstellingen van de NAVO-inzet en waarom het niet gelukt is die op een duurzame manier te bereiken.
Ten aanzien van de evacuatie uit Afghanistan zouden de leden van de fractie van de ChristenUnie het kabinet willen vragen wat er concreet ondernomen is om Afghanen uit hoogrisicogroepen, zoals bedoeld in de motie van het lid Belhaj c.s. (Kamerstuk 27 925, nr. 788), te helpen evacueren? Deze leden lezen dat het van cruciaal belang is dat de Europese Unie de relatie met de buurlanden van Afghanistan intensiveert en dat zij moeten worden bijgestaan bij de opvang van Afghaanse vluchtelingen en zo nodig bij preventie en tegengaan van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit als gevolg van de crisis in Afghanistan. Zij hebben ook opgemerkt dat het kabinet, in de persoon van premier Rutte, gesproken heeft met de Pakistaanse premier over de situatie. Heeft het kabinet daarbij ook gesproken over de Pakistaanse steun voor de Taliban? Zo nee, waarom niet? Hoe werkt het feit dat Pakistan de Taliban al vanaf de jaren ’90 steunt door in de verhouding tussen de Europese Unie en Pakistan? Wat is in dit verband de ratio achter de gunstige handelsstatus die Pakistan heeft met de Europese Unie, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie? Is het kabinet van plan die status ter discussie te stellen wanneer Pakistan de Taliban blijft steunen en daarmee indirect bijdraagt aan vluchtelingenstromen in de richting van Europa? Zo nee, waarom niet? Kan het kabinet in dit verband haar eigen visie op de relatie tussen Nederland, de Europese Unie en Pakistan schetsen, zo vragen deze leden?
17. Antwoord van het kabinet
Zoals gemeld in de brief van 26 augustus jl. aan de Kamer (Kamerstuk 27 925, nr. 805) heeft het kabinet zich ingespannen om Afghanen uit hoogrisicogroepen, zoals bedoeld in de motie van het lid Belhaj c.s., in veiligheid te brengen. Deze mensen zijn zoveel mogelijk geïdentificeerd en op de evacuatielijst geplaatst. Vervolgens zijn zij waar mogelijk via het vliegveld van Kaboel uit Afghanistan geëvacueerd. De inspanningen van het kabinet worden voortgezet om ook diegenen te helpen die voor evacuatie in aanmerking komen en nog in Afghanistan zijn achtergebleven. De teams in Den Haag die zich bezighouden met de inventarisatie van de doelgroepen van de motie Belhaj c.s. blijven vooralsnog in stand. Het kabinet zal zich blijven inzetten voor de personen die zich hebben gemeld en die aan de criteria voldoen. De lijsten met deze personen zullen ook aan de IND worden overgedragen, zodat deze informatie kan worden betrokken bij de beoordeling van een eventuele asielaanvraag in Nederland.
In het gesprek van Minister-President Rutte met de Pakistaanse premier is niet gesproken over eventuele steun van Pakistan aan de Taliban aangezien het gesprek gericht was op het verkrijgen van maximale ondersteuning van Pakistan aan de Nederlandse evacuatie, die grotendeels via Islamabad verliep. In algemene zin spreekt Nederland regelmatig met Pakistan over het belang van een constructieve rol ten aanzien van Afghanistan. Het kabinet onderstreept dat het de meldingen over mensenrechtenschendingen door de Taliban zorgwekkend vindt en dat het de Taliban op hun daden beoordeelt en dit zal blijven doen. De GSP+ status die Pakistan momenteel geniet, is gelieerd aan het naleven van 27 internationale conventies op het gebied van mensenrechten, arbeidsrechten, milieubescherming en goed bestuur. De naleving van deze conventies wordt door de EU nauwgezet gemonitord en hierover vindt dialoog plaats met de Pakistaanse overheid. Zowel bilateraal als in EU-verband wordt de rol van Pakistan in de regio en specifiek ten aanzien van Afghanistan met de Pakistaanse autoriteiten regelmatig besproken.
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 17 augustus 2021 benadrukten verschillende lidstaten het belang om nauw contact te houden met partners in de regio. Het kabinet heeft hierbij benadrukt dat het van cruciaal belang is dat de EU de relatie met de buurlanden van Afghanistan intensiveert. Zij moeten worden bijgestaan bij de opvang van Afghaanse vluchtelingen en zo nodig bij het tegengaan van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit als gevolg van de crisis in Afghanistan.
Op 17 augustus jl. vond een extra ingelaste Raad Buitenlandse Zaken plaats over de situatie in Afghanistan, zo constateren de leden van de fractie van Volt. Daar spraken de lidstaten unaniem hun zorgen uit over de situatie in Afghanistan. De leden van de fractie van Volt onderschrijven deze zorgen en uit in het bijzonder zorgen over de periode na 31 augustus wanneer de Amerikaanse troepen Afghanistan verlaten. Hoe nu verder, zo vragen deze leden?
18. Antwoord van het kabinet
Het voorkomen van een humanitaire ramp in Afghanistan – en de mogelijke migratiestromen als gevolg hiervan – is een belangrijke prioriteit van het kabinet. Het kabinet zal de EU en lidstaten gedurende de Gymnich dan ook oproepen om te komen met een sterke en gezamenlijke respons. Daarnaast zal het kabinet benadrukken dat humanitaire hulpverlening aan de Afghaanse bevolking in Afghanistan en buurlanden moet verlopen met respect voor de humanitaire principes en humanitaire toegang. Het kabinet wil de Afghaanse bevolking ook op langere termijn blijven steunen. In EU verband en met andere internationale partners zullen mogelijkheden voor het continueren van steun bij het voorzien in basisvoorzieningen worden onderzocht. Het kabinet blijft streven naar een inclusieve politieke oplossing in Afghanistan waarbij fundamentele rechten en verworven vrijheden voor meisjes en vrouwen behouden blijven.
Eerder vandaag (Kamerstuk 27 925, nr. 805) kondigden de demissionaire Ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie en Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan dat later vandaag de laatste Nederlandse evacuaties uit Kaboel zullen plaatsvinden, zo constateren de leden van de Volt-fractie. Ook andere landen kondigden aan de evacuaties te stoppen. De leden van de Volt-fractie hebben in dit kader een aantal vragen over de deelname van het kabinet in de persoon van de Minister van Buitenlandse Zaken aan de Gymnich van 2 en 3 september 2021. Allereerst: (i) wat is de inzet van het kabinet om in EU-verband zo goed mogelijk zorg te dragen en veiligheid te verschaffen voor de mensen, waaronder EU-burgers, die in Afghanistan zullen achterblijven na 31 augustus? (ii) Ligt er al een plan om hierbij als EU gezamenlijk op te trekken? Zo ja, (iii) hoe beoordeelt het kabinet dit plan? Zo niet, (iv) hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat een dergelijk plan er alsnog komt? (v) Wat zal de Nederlandse inzet zijn, met betrekking tot de diplomatieke relaties tussen Nederland, de Europese Unie en de – in de woorden van het kabinet – de facto Afghaanse autoriteiten? (vi) Kijkt het kabinet in EU-verband naar diplomatieke relaties met China en Rusland? Zo ja, (vii) op welke manier wordt er met deze landen gesproken om de veiligheid van EU-burgers en Afghanen te garanderen, zo vragen de leden van de Volt-fractie?
19. Antwoord van het kabinet
Verschillende EU-lidstaten zien zich geconfronteerd met dezelfde situatie, waarin zij momenteel geen aanwezigheid in Afghanistan hebben maar nog niet iedereen die daarvoor in aanmerking komt is geëvacueerd. Het kabinet blijft in overleg met Europese partners over hoe het deze mensen kan helpen en zal tijdens deze Raad het belang van Europese samenwerking daarin benadrukken. Daarbij is EU-coördinatie, mede door de EDEO, zeer wenselijk. Ook roept het kabinet op tot coördinatie met de VS, het VK en andere gelijkgezinde landen. Tevens is het van belang dat in de gesprekken die de EU voert met Rusland en China de situatie in Afghanistan aan de orde komt – ook zij hebben baat bij een stabiel Afghanistan. De Minister van Buitenlandse Zaken sprak recentelijk al kort met de Chinese Minister van Buitenlandse Zaken.
Over aanwezigheid in Afghanistan in bredere zin is uw Kamer op 26 augustus jl. geïnformeerd (Kamerstuk 27 925, nr. 805). Het kabinet beraadt zich, in overleg met Europese partners, op een toekomstige presentie in Afghanistan zelf. Voor het kabinet is daarbij leidend dat de veiligheidssituatie ter plaatse deze aanwezigheid moet toelaten en dat aanwezigheid mogelijk is zonder dat dit leidt tot of kan worden opgevat als erkenning van de legitimiteit van de Taliban. Het kabinet sluit niet uit dat het noodzakelijk is om operationele contacten aan te gaan met de Taliban. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 2. Het kabinet benadrukt met klem dat Nederland in al deze inspanningen nauw blijft samenwerken met internationale partners.
In het verslag van de extra ingelaste Raad Buitenlandse Zaken van 17 augustus jl. benadrukt het kabinet het belang van internationale samenwerking, onder meer op het gebied van het monitoren van de veiligheidssituatie, het in kaart brengen van migratiestromen en het geven van humanitaire steun, zo lezen de leden van de Volt-fractie. (i) Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat in EU-verband wordt samengewerkt om tot een gezamenlijke Europese aanpak te komen om Afghaanse vluchtelingen in de Europese Unie op te vangen? (ii) Wat zal het kabinet doen als losse lidstaten een gezamenlijke oplossing dwarsliggen? In het geval blijkt dat er onvoldoende draagvlak is voor een gezamenlijke aanpak op EU-niveau, (iii) welke andere aanpak zal het kabinet dan voorstellen om ervoor te zorgen dat vluchtelingen goed in de EU worden opgevangen, zo vragen deze leden?
20. Antwoord van het kabinet
Het kabinet acht het van belang dat de EU gezamenlijk reageert op de uitdagingen die de huidige situatie in Afghanistan met zich meebrengt, en zich gezamenlijk voorbereidt op de mogelijke gevolgen voor de EU op het terrein van migratie en asiel. Ondanks dat op dit moment vooral het aantal intern ontheemden toeneemt en het aantal Afghanen dat naar buurlanden vlucht beperkt is, kan de situatie snel veranderen en is het daarom van groot belang op alle scenario’s voorbereid te zijn.
Het kabinet, alsook andere EU-lidstaten die oproepen tot een gezamenlijke EU-inzet, achten daarbij de volgende aspecten van belang. Allereerst moet worden ingezet op het adresseren van de humanitaire noden van de Afghaanse bevolking. Indien migratiestromen naar buurlanden op gang komen, zal opvang van ontheemde Afghanen voorts primair in de regio plaats moeten vinden. De EU dient de regio hierbij te ondersteunen en samen te werken met UNHCR en IOM om deze opvang mogelijk te maken. Het kabinet roept de Europese Commissie op in dialoog te treden met landen in de regio en transitlanden om de samenwerking op het gebied van migratiemanagement fors te intensiveren. Daaronder valt in eerste instantie o.a. het bijdragen aan duurzame oplossingen voor vluchtelingen, het ondersteunen bij grensbewaking en het tegengaan van mensensmokkel. De Europese Commissie dient hiertoe EU-fondsen beschikbaar te stellen.
Daarnaast achten deze lidstaten het van belang dat de EU en haar agentschappen voorbereid zijn op eventuele verhoogde migratiestromen naar de EU. Hierbij is m.n. van belang dat Europese buitengrenzen op orde zijn en registratie van asielzoekers via EURODAC daadwerkelijk plaatsvindt. Ook de veiligheidsaspecten verdienen aandacht. Ten slotte onderstreept deze situatie wederom de noodzaak tot voortgang ten aanzien van de onderhandelingen over het migratie- en asielpact. Het uitgangspunt van het kabinet in deze onderhandelingen is om te komen tot een beter management van asiel- en migratiebewegingen naar én in de EU.
Zowel in het verslag extra Raad Buitenlandse Zaken als in de geannoteerde agenda van de informele Raad Buitenlandse Zaken Gymnich komt naar voren dat het kabinet en de Europese Unie zullen blijven inzetten op humanitaire assistentie aan Afghanistan en haar bevolking, ondanks de – in haar woorden – de facto machtsovername door de Taliban. Het kabinet geeft aan dat het nog niet helemaal duidelijk is hoe die steun eruit zou moeten zien. (i) Kan het kabinet wel aangeven welke concrete voorstellen zij zal doen voor Europese humanitaire noodhulp tijdens de Gymnich? Zo ja, (ii) welke voorstellen zal zij doen? (iii) Is het kabinet bekend met het feit dat Duitsland 100 miljoen euro aan noodhulp beschikbaar zal stellen voor internationale hulporganisaties die Afghanen in omringende landen bijstaan? (iv) Hoe gaat het kabinet zich tijdens de Gymnich inzetten om noodhulp voor Afghaanse burgers ook vanuit de Europese Unie beschikbaar te stellen? (v) Kan het kabinet bevestigen dat dit om een additioneel bedrag zal gaan en dus niet ten koste gaat van de opvang van vluchtelingen in Europa, zo vragen de leden van de Volt-fractie? Voorts schrijft het kabinet dat EU-inzet zoveel mogelijk ten goede moet komen van het maatschappelijke middenveld in Afghanistan en dat het tegelijkertijd van groot belang is dat samenwerking met een toekomstige Afghaanse overheid op basis van strikte conditionaliteit geschiedt. Schendingen van EU-eisen op het gebied van onder andere mensenrechten en rechtsstaat, zullen gevolgen hebben voor de inzet van Europese ontwikkelingssamenwerking. (i) Hoe ziet het kabinet dit? (ii) Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat de lidstaten overeenstemming vinden om zoveel mogelijk Europese OS-inzet zo snel mogelijk bij de behoevende burgers in Afghanistan terechtkomt, los van het handelen van eventuele toekomstige Afghaanse overheden, zo vragen de leden van de Volt-fractie?
21. Antwoord van het kabinet
Het voorkomen van een humanitaire ramp in Afghanistan en de mogelijke migratiestromen als gevolg hiervan zijn belangrijke prioriteiten van het kabinet. Het kabinet zal de EU en lidstaten tijdens Gymnich dan ook oproepen om te komen met een sterke en gezamenlijke respons. Daarnaast zal het kabinet benadrukken dat humanitaire hulpverlening aan de Afghaanse bevolking in Afghanistan en buurlanden moet verlopen met respect voor de humanitaire principes en humanitaire toegang. Hierover zal de internationale gemeenschap een dialoog voeren met alle betrokken partijen, inclusief de Taliban.
De Europese Unie heeft aangekondigd het budget voor humanitaire hulp aan de Afghaanse bevolking en vluchtelingen in buurlanden te verhogen van 57 miljoen euro naar meer dan 200 miljoen euro. Er zijn dus reeds middelen beschikbaar vanuit de Europese Unie voor noodhulpverlening aan Afghaanse burgers. Nederland en andere lidstaten kunnen deze inzet aanvullen en versterken door additionele humanitaire financiering beschikbaar te stellen. Hiertoe heeft het kabinet op 22 augustus jl. 10 miljoen euro toegezegd voor het Afghanistan Humanitarian Fund. Het kabinet is bekend met het feit dat Duitsland 100 miljoen euro aan noodhulp beschikbaar zal stellen voor internationale hulporganisaties die Afghanen in omringende landen bijstaan.
Dergelijke humanitaire bijdragen gaan niet ten koste van de opvang van vluchtelingen in Europa. De humanitaire inzet van de EU in derde landen valt onder hoofdstuk 6 van de EU-begroting «Neighbourhood and the World» en wordt in voorkomende gevallen aangevuld met bijdragen uit de Solidarity and Emergency Aid Reserve (SEAR).
Het kabinet wil de Afghaanse bevolking ook op lange termijn blijven steunen. In EU-verband en met andere internationale partners zullen mogelijkheden voor het continueren van steun bij het voorzien in basisvoorzieningen worden onderzocht. Het kabinet blijft streven naar een inclusieve politieke oplossing in Afghanistan waarbij fundamentele rechten en verworven vrijheden voor meisjes en vrouwen behouden blijven. Die elementen waren en zijn voorwaardelijk voor toekomstige samenwerking met Afghanistan. De verhoogde Europese en Nederlandse bijdragen aan humanitaire hulporganisaties zijn de eerste stap bij het leveren van steun aan behoevende Afghaanse burgers. Humanitaire hulp dient in overeenstemming te zijn met de humanitaire principes en respect voor humanitaire toegang.
EU – Golfregio
De leden van de VVD-fractie delen het belang dat het kabinet hecht aan een stabiele Golfregio. Wat is de huidige status met betrekking tot de onderhandelingen voor een terugkeer naar het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA)? Hoe ziet het kabinet daarbij het Iraanse besluit om uranium tot een percentage van zestig procent te verrijken? Gaat het hierbij nog om een drukmiddel in onderhandelingen, of lijkt Iran dat stadium nu voorbij? Welke mogelijkheden ziet het Nederlandse kabinet in EU-verband om de druk op alle betrokken partijen op te voeren om tot een akkoord te komen, zo vragen deze leden?
22. Antwoord van het kabinet
Iran is overgegaan tot de verrijking van uranium tot een percentage van 60% en de productie van uraniummetaal met een verrijkingspercentage van 20%. Beide stappen zijn in strijd met het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA) en dragen niet bij aan het vergroten van de kans dat de onderhandelingen over een terugkeer naar volledige naleving van het JCPOA op korte termijn tot een succesvolle afronding komen. Het kabinet maakt zich dan ook ernstige zorgen over deze laatste provocerende stappen van Iran weg van het JCPOA. Momenteel is er op Iraans verzoek een pauze in de onderhandelingen in Wenen ingelast. Nederland en de EU spreken zich met regelmaat in verschillende fora uit voor een terugkeer naar volledige implementatie van het JCPOA. Nederland onderschrijft dan ook de oproep van Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk van 19 augustus jl. dat Iran deze provocerende stappen zonder vertraging ongedaan moet maken en terug moet keren naar de onderhandelingstafel in Wenen.
De leden van de VVD-fractie hebben zorgen over de destabiliserende en agressieve rol van Iran in de Golfregio. Hoe beoordeelt het kabinet de recente aanval op een olietanker (waarbij twee doden vielen) en de rol van Iran hierin? Wat kan de Europese Unie volgens het kabinet doen om dergelijke aanvallen van Iran in de toekomst te voorkomen?
23. Antwoord van het kabinet
De recente aanval op de Israëlische olietanker Mercer Street met een drone waarbij twee doden zijn gevallen, een Roemeen en een Brit, is zeer zorgelijk. Het is waarschijnlijk dat Iran achter deze provocatie zit. Dergelijke aanvallen zijn onacceptabel. Nederland heeft deze aanval dan ook samen met EU-landen veroordeeld en zal blijven bezien met deze partners hoe deze dreiging gezamenlijk het best te adresseren. Nederland zet zich voorts in voor maritieme veiligheid in de Golfregio middels een kleinschalige bijdrage aan de European-led Maritime Awareness in the Strait of Hormuz (EMASoH) missie, die zowel een maritiem als een diplomatiek spoor kent.
Enkele Golfstaten spelen een belangrijke rol in het financieren van terroristische organisaties in het Midden-Oosten, waaronder Hamas. Welke mogelijkheden ziet het kabinet om in EU-verband druk uit te oefenen op de betreffende golfstaten om deze financieringsstromen af te bouwen, zo vragen de leden van de VVD-fractie?
24. Antwoord van het kabinet
Het kabinet spreekt betrokken statelijke actoren met regelmaat aan op hun steun aan organisaties die door de EU als terroristische organisatie zijn bestempeld. Het kabinet acht het van belang dat de EU dit ook doet en zal dit waar nodig onder de aandacht brengen van onder andere de HV en EDEO. De GCC is lid van de FATF (Financial Action Task Force). Ook in dat verband wordt dit onderwerp besproken.
De leden van de D66-fractie merken op dat er in de geannoteerde agenda over de relatie tussen de Europese Unie en de Golfstaten niets wordt genoemd over het schrijnende conflict in Jemen. Waarom wordt hier niets over vermeld, zo vragen deze leden? Waarom wordt er gesproken over de goede betrekkingen met Arabische Golflanden zonder de humanitaire ramp te noemen die zich al zeven jaar op het Arabische schiereiland voltrekt? Kan het kabinet toezeggen het conflict in Jemen te betrekken bij de reeds lopende onderhandelingen tussen Saoedi-Arabië en Iran? Deelt het kabinet de mening dat een einde tot het conflict in Jemen alleen tot stand kan komen als de Jemenieten zelf, onderling, een akkoord sluiten? Is er voor de Europese Unie een rol weggelegd voor het bereiken van zo’n akkoord?
25. Antwoord van het kabinet
Het conflict in Jemen is niet als zodanig geagendeerd voor de discussie tijdens Gymnich. Alle betrokken partijen in de Golf-regio zouden hun verantwoordelijkheid moeten nemen ten aanzien van het conflict in Jemen, teneinde het conflict en het lijden van de bevolking tot een einde te brengen. Een akkoord tussen de Jemenitische partijen is daarbij onmisbaar. De Europese Unie tracht het VN-geleide vredesproces waar mogelijk te ondersteunen en te bevorderen. Bij de onderhandelingen tussen Saoedi-Arabië en Iran is Nederland noch de EU echter partij.
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de toenemende agressie in de Perzische Golf. Wat doet de Europese Unie gezamenlijk tegen de toenemende dreigingen voor scheepsvaart in de Perzische golf? Wat is daarbij de Nederlandse inzet, zo vragen deze leden?
26. Antwoord van het kabinet
Maritieme veiligheid is van groot belang, zeker voor Nederland. Aanvallen zoals die recentelijk op de Israëlische olietanker Mercer Street zijn onacceptabel. Het is waarschijnlijk dat Iran achter deze provocatie zit. Nederland heeft deze aanval dan ook samen met EU-landen veroordeeld en zal blijven bezien met deze partners hoe deze dreiging gezamenlijk het best te adresseren. Nederland zet zich voorts in voor maritieme veiligheid in de Golfregio middels een kleinschalige bijdrage aan de European-led Maritime Awareness in the Strait of Hormuz (EMASoH) missie, die zowel een maritiem als een diplomatiek spoor kent.
Zie verder de beantwoording van vraag 23.
Over het JCPOA vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie zich af waarom het kabinet een terugkeer naar het JCPOA met Iran wenselijk acht. Welke voorwaarden zou zij daaraan willen stellen? Overigens vragen deze leden zich ook af waarom Nederland een vertegenwoordiger heeft gestuurd naar de inauguratie van de nieuwe Iraanse president, gezien diens staat van dienst in het bijzonder, de Iraanse mensenrechtensituatie en de Iraanse rol bij geweld in buurlanden in het algemeen? Zou het kabinet ook een dergelijke vertegenwoordiger afvaardigen als het ging om bijvoorbeeld het regime in Myanmar, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie? Zo nee, waarom valt Iran deze behandeling dan ten deel? Deze leden zouden willen weten waarom het kabinet streeft naar betere betrekkingen met het Iraanse regime.
27. Antwoord van het kabinet
Nederland ziet het JCPOA als het meest effectieve middel in het voorkomen van de ontwikkeling van een kernwapen door Iran en daarmee verdere proliferatie in de regio. Dat is en blijft van essentieel belang voor de Nederlandse, Europese en regionale veiligheid. Bovendien vindt Nederland het van groot belang de integriteit van internationale afspraken te waarborgen. Multilateralisme en dialoog zijn immers belangrijke uitgangspunten van het Nederlands buitenlandbeleid. Nederland is geen partij bij de onderhandelingen over het JCPOA. Het is dan ook niet aan Nederland om voorwaarden te stellen aan een terugkeer van Iran naar het JCPOA.
Net als alle in Iran vertegenwoordigde EU-landen werd Nederland bij de inauguratie van de Iraanse president vertegenwoordigd door de ambassadeur.
EU-China
De VVD-fractieleden delen de zorgen van het kabinet en de kritische houding ten aanzien van China. Tegelijkertijd erkennen zij het belang om in gesprek te blijven met China, zowel over lastige onderwerpen als over thema’s waarop samenwerking mogelijk is. Als onderwerp waarop samenwerking mogelijk is noemt het kabinet expliciet klimaat. Uiteraard is het van belang dat China de afspraken uit het klimaatakkoord van Parijs nakomt. Kan het kabinet in meer detail toelichten welke samenwerking er op klimaat er mogelijk is tussen China en de Europese Unie (in aanvulling op het nastreven van dezelfde klimaatdoelen)? Wat houdt deze gewenste samenwerking concreet in, zo vragen deze leden?
28. Antwoord van het kabinet
Recent is de EU-China Climate and Environment Dialogue weer opgestart. Het doel van de dialoog is constructief samenwerken om ambities voor de middellange termijn te verhogen en concrete stappen voor de kortere termijn te formuleren om mondiaal momentum te behouden. Daarnaast vormt klimaatsamenwerking een vast agendaonderdeel van de high-level ontmoetingen tussen de EU en China. Het kabinet roept de Commissie en EDEO ertoe op om de onderdelen van de Green Deal een regulier onderdeel te maken van de politieke dialogen die de EU met derde landen en regio’s voert, waaronder met China.
Om klimaatverandering tegen te gaan en de doelen van Parijs te halen is samenwerking met China, jaarlijks ’s werelds grootste uitstoter, van cruciaal belang. Hoewel China veel investeert in hernieuwbare energie, zijn ambitieuzere Chinese klimaattoezeggingen en uitfasering van fossiele brandstoffen nodig om de kloof naar 1,5 graden te dichten.
De EU en China zijn op grote schaal met complexe klimaattransities bezig. Naast de EU maakt ook China zichtbaar werk van de klimaatdoelen, onder andere door middel van gerichte stimuleringsmaatregelen en doelen voor industrieën. In VN verband is afgesproken dat landen verschillende transitiepaden kunnen bewandelen. China presenteerde in 2020 haar nationale klimaatdoelstellingen (NDC) en streeft daarbij naar een piek in emissies voor 2030 en naar netto nul uitstoot voor 2060. Recent kondigde de Chinese klimaatgezant aan dat deze doelstelling niet alleen geldt voor CO2-uitstoot, maar voor álle broeikasgassen.
Tegelijkertijd geldt dat ook in China de klimaatambities kunnen aanlopen tegen conflicterende economische belangen. Recent werden door China in een aantal sectoren, zoals de staalproductie, de doelen iets versoepeld omwille van het belang van economische groei. Ook de Chinese steenkoleninvesteringen staan haaks op de klimaatambities die nodig zijn. China zou dus nog stappen kunnen maken in de implementatie van zijn ambities. Daar moet de EU zich voor in zetten.
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van eenheid tussen de EU-lidstaten tegenover China. Daarbij zijn deze leden het eens met kabinet dat lidstaten elkaar moeten steunen als een van hen door China onder druk wordt gezet, om zo te voorkomen dat Europa uit elkaar wordt gespeeld. Hiervoor is wel een voorwaarde dat er meer transparantie is over de druk die China uitoefent op individuele lidstaten, bijvoorbeeld via investeringen in Europese bedrijven en vitale infrastructuur en via cyberaanvallen. De leden van de VVD-fractie vragen het kabinet welke mogelijkheden het kabinet ziet om de gegevensuitwisseling en samenwerking tussen EU-lidstaten te verbeteren ten aanzien van Chinese investeringen en cyberdreigingen?
29. Antwoord van het kabinet
Om te zorgen voor een snellere informatie-uitwisseling onder lidstaten, steunt het kabinet het rapid alert system waartoe veel lidstaten waaronder Nederland het afgelopen voorjaar opriepen. Dit systeem moet ervoor zorgen dat alle lidstaten snel op de hoogte zijn van Chinese druk die wordt uitgeoefend op een individuele lidstaat. Wat het kabinet betreft wordt niet alleen snel informatie gedeeld, maar kunnen lidstaten zo ook gezamenlijk handelingsopties overeenkomen.
Op het gebied van informatie-uitwisseling inzake buitenlandse investeringen zijn belangrijke stappen gezet. Sinds 11 oktober 2020 is een Europese FDI-screeningsverordening van kracht. Door deze verordening moeten lidstaten de Commissie en andere lidstaten informeren over buitenlandse investeringen die worden onderworpen aan een investeringstoets. Hierdoor kunnen lidstaten geïnformeerd worden over investeringen die niet in hun land plaatsvinden, maar wel grensoverschrijdende effecten kunnen hebben. De goedkeuring van de verordening leidde tot een constructieve discussie over de screening van investeringen in Europa en verschillende lidstaten zijn momenteel bezig hun screeningmechanismen te hervormen of nieuwe mechanismen aan te nemen. In haar richtsnoer van maar 2020 riep de Commissie de lidstaten die momenteel geen screeningmechanisme hebben, of waarvan de screeningmechanismen niet alle relevante transacties dekken, op om een volwaardig screeningmechanisme op te tuigen.
Tot slot is Nederland binnen de EU een drijvende kracht achter de EU Cyber Diplomacy Toolbox en de aanname van het EU cybersanctieregime in mei 2019. Met deze instrumenten wordt de gegevensuitwisseling en samenwerking tussen EU-lidstaten ten aanzien van cyberdreigingen bevorderd. Concreet resultaat daarvan zijn bijvoorbeeld de sancties die zijn opgelegd aan twee Chinese staatsonderdanen en een Chinese entiteit verantwoordelijk voor economische spionage. Een ander voorbeeld is de EU verklaring van 19 juli jl., waarin China wordt opgeroepen kwaadwillende cyber-activiteiten vanaf Chinees grondgebied tegen te gaan. Gelijktijdig publiceerden de NAVO, VS, VK en andere landen verklaringen over cyberdreigingen uit China. Het kabinet zal blijven inzetten op een sterke rol van de EU op cyberveiligheid, langs lijnen van de EU cyberbeveiligingsstrategie die afgelopen december is aangenomen.
In datzelfde kader wijzen de leden van de VVD-fractie op de recente Chinese druk op Litouwen, omdat dat land de naam Taiwan heeft gebruikt bij het openen van een vertegenwoordiging aldaar. Is het kabinet bereid zich in te spannen voor een steunbetuiging aan Litouwen vanuit de Europese Unie, zo vragen deze leden?
30. Antwoord van het kabinet
In algemene zin is het kabinet er voorstander van dat lidstaten elkaar zo snel mogelijk informeren op het moment dat ze te maken krijgen met diplomatieke of economische druk vanuit derde landen. Daarbij is het uitgangspunt van het kabinet dat de specifieke wensen van de betrokken lidstaat leidend zijn. Zoals uiteengezet in antwoord 29, onderschrijft het kabinet het belang dat lidstaten zich in dergelijke situaties solidair verklaren en de lidstaat in kwestie waar mogelijk bijstaan. Dat geldt ook voor de situatie van de recente Chinese druk op Litouwen.
Verder zien de leden van de VVD-fractie de strategische afhankelijkheden van de Europese Unie ten opzichte van China als een belangrijke onevenwichtigheid die dient te worden verminderd. Zolang de Europese Unie afhankelijk blijft van China voor cruciale grondstoffen, producten en technologieën, heeft China een belangrijk drukmiddel in handen richting de Europese Unie. Welke mogelijkheden ziet het kabinet om lopende initiatieven te versnellen die als doel hebben om strategische afhankelijkheden van China te verminderen? Is het kabinet bereid om in EU-verband te pleiten voor het versnellen en uitbreiden van deze initiatieven, zo vragen de leden van de VVD-fractie?
31. Antwoord van het kabinet
De Europese Commissie heeft dit voorjaar een analyse van strategische afhankelijkheden gepubliceerd. De Commissie werkt specifiek aan een farmaceutische strategie om afhankelijkheden voor actieve farmaceutische ingrediënten te verminderen. Dit is in het bijzonder van belang in relatie tot China. Voor grondstoffen heeft de EU een raw materials alliance opgericht om grondstoffenafhankelijkheden te verminderen. Voor de versterking van de positie van de EU binnen strategische waardeketens worden bovendien IPCEI’s (Important Projects of Common European Interest) opgezet. Dit geldt onder meer voor cloud computing en micro-elektronica. Het kabinet zet zich voortdurend in EU-verband in om deze initiatieven te ondersteunen. In het antwoord op de motie van de leden Alkaya en Weverling (Kamerstuk 35 570 XVII, nr. 26) en de motie van het lid Brekelmans (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2383) zal nader op deze materie worden ingegaan.
De leden van de D66-fractie moedigen een nieuwe Europese Unie-China top aan. Zal het kabinet dit voorstellen in de Raad? Op welke manier kan de Europese Unie er voor zorgen dat China haar ecologische voetprint gaat verminderen? Is het mogelijk dat een EU-delegatie voor de 26ste Conference of Parties (COP) van de United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) van 1–12 november 2021 in Glasgow zowel een gesprek met China als met India voert over klimaatverandering, om de kansen op een ambitieuze uitkomst in Glasgow te verhogen?
32. Antwoord van het kabinet
Het kabinet is er voorstander van om in een ingewikkelder wordende relatie met elkaar te blijven praten, ook op het hoogste niveau. Het kabinet zal er tijdens de Raad dan ook voor pleiten dat binnen afzienbare tijd weer een EU-Chinatop wordt georganiseerd.
In de aanloop naar de 26e Conference of Parties (COP26) klimaatonderhandelingen in Glasgow zullen EU delegaties samen met EU lidstaten wereldwijd demarches uitvoeren om de kansen op een ambitieuze uitkomst in Glasgow te verhogen. Deze dialogen zijn onderdeel van een bredere klimaatdiplomatieke aanpak.
De EU wil door het intensiveren van «groene diplomatie», in het bijzonder richting de grote uitstoters van broeikasgassen zoals China en India, en het ondersteunen van de ambitieuze milieu- en klimaatdoelen uit de Green Deal met handels- en ontwikkelingsbeleid, bevorderen dat de mondiale doelen worden gehaald.
Tot slot wil de Europese Commissie met het voorstel voor een Carbon Border Adjustment Mechanism koolstoflekkage tegengaan door ervoor te zorgen dat bepaalde geïmporteerde producten op dezelfde wijze worden belast als in de EU geproduceerde producten onder het Emissions Trading System (ETS). Een bijkomend gevolg kan zijn dat Chinese bedrijven een prikkel krijgen om hun productieprocessen te vergroenen.
Kan het kabinet bij het volgende gesprek tussen de Europese Unie en China aandacht vragen voor de mensenrechtensituatie in Xinjiang en Tibet? Kan het kabinet tevens aandacht vragen voor de recente afbreuk van vrijheden in Hong Kong en het ondermijnen van het «een land, twee systemen» door China, zo vragen de leden van de D66-fractie? Daarnaast constateren deze leden een toenemende mate van Chinese agressie jegens buurtland Taiwan, een land dat fundamentele waarden als vrijheid en democratie met de Europese Unie deelt. Is het kabinet bereid in de Raad voor te stellen de gespannen situatie rondom Taiwan in de eerst volgende gesprekken met China te adresseren, en daarbij de agressie van China af te keuren?
33. Antwoord van het kabinet
Mensenrechten worden consequent besproken tijdens gesprekken tussen de EU en China, waarbij speciale aandacht uitgaat naar de situatie in Xinjiang, Tibet en Hongkong. Na het instellen van sancties tegen een aantal Chinese individuen en een entiteit die betrokken zijn bij mensenrechtenschendingen in Xinjiang in maart jl. heeft China de EU-China mensenrechtendialoog opgeschort. Dit versterkt het belang om het onderwerp in gesprekken onder de aandacht te blijven brengen.
Het kabinet vindt dat Hongkongs hoge mate van autonomie, inclusief alle rechten en vrijheden die Hongkong in het kader van het Eén Land, Twee Systemen-model toekomen, moet worden gerespecteerd. De inhoud van de Nationale Veiligheidswet voor Hongkong, de wijze waarop China’s Nationale Volkscongres de wet heeft ingevoerd, evenals de wijze waarop die wet nu wordt toegepast, roept de vraag op in hoeverre die hoge mate van autonomie binnen dat model stand kan houden. Het kabinet heeft daarover meermaals ernstige zorgen overgebracht, onder meer in EU-verband, zowel publiekelijk als in bilaterale contacten met de regering van Hongkong en de centrale Chinese regering in Peking en zal dat blijven doen.
China zet in op vreedzame hereniging met Taiwan, maar sluit militair ingrijpen niet geheel uit. Die Chinese inzet is niet nieuw. Er bestaan aan Taiwanese zijde grote bezwaren tegen de wijze waarop China vreedzame hereniging wil vormgeven. Nederland en de EU zijn van mening dat geschillen tussen China en Taiwan vreedzaam moeten worden opgelost, waarbij rekening moet worden gehouden met de wensen van de Taiwanese bevolking. Die boodschap brengt de EU waar mogelijk over. Nederland en de EU verwerpen het gebruik van geweld, en ook het dreigen daarmee. Het kabinet blijft alle betrokkenen oproepen om te handelen naar een vreedzame oplossing van de geschillen.
Ten aanzien van China vragen de leden van de ChristenUnie-fractie zich af of het kabinet het met deze leden eens is dat de Raad tot een gezamenlijk standpunt zou moeten komen ten aanzien van China, nu dit land Litouwen onder druk zet omdat het uit de 17+1-groep is gestapt en de handelsbetrekkingen met Taiwan aanhaalt.
34. Antwoord van het kabinet
Zie het antwoord op vraag 30. Naast het op verzoek bijstaan van lidstaten die druk ervaren, blijft het noodzakelijk om lidstaten die de EU-eenheid doorbreken aan te spreken en te overtuigen van het belang van een gezamenlijk en stevig standpunt om de belangen van de EU te waarborgen.
Lunch met Minister BZ India
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd dat er overleg plaatsvindt met de Minister van Buitenlandse Zaken van India, aangezien het belangrijk is om de samenwerking tussen de Europese Unie en India te versterken. Welke mogelijkheden ziet het kabinet ten aanzien van veiligheid om de samenwerking met India te intensiveren?
35. Antwoord van het kabinet
Bij de EU-Indiatop op 8 mei jl. is afgesproken om de samenwerking te versterken op het gebied van bestrijding van de COVID-19 pandemie, klimaat en duurzame groei, handel en investeringen, en regionale veiligheid. Op deze wijze wordt invulling gegeven aan het strategisch partnerschap tussen India en de EU, op basis van gedeelde democratische waarden. Het kabinet steunt deze versterkte samenwerking, en zal waar mogelijk bijdragen aan concrete samenwerkingsactiviteiten, bijvoorbeeld op het gebied van regionale veiligheid en klimaatsamenwerking. India is voorts geïnteresseerd in versterking van de bilaterale samenwerking op het gebied van maritieme veiligheid met het oog op ontwikkelingen in de Indo/Pacific. Het kabinet verwelkomt die toenadering in het licht van de vorig jaar uitgebrachte leidraad voor de Indo/Pacific. Ook op het gebied van terrorismebestrijding en cybersecurity en in de multilaterale exportcontroleregimes voor wapens wordt gekeken naar mogelijkheden tot intensievere bilaterale samenwerking.
Met het oog op het verminderen van strategische afhankelijkheden van China liggen er mogelijk kansen door de inkoop van grondstoffen, essentiële producten en technologie vanuit India te vergroten. Welke concrete kansen ziet het kabinet, zo vragen de leden van de VVD-fractie? En welke rol kan de Europese Unie spelen om waardeketens te diversifiëren door het vergroten van de invoer vanuit India?
36. Antwoord van het kabinet
India kan een belangrijke rol spelen bij de diversificatie van waardeketens om daarmee de afhankelijkheid van een land als China te verminderen. Daarvoor is het noodzakelijk om import-, export- en investeringsbarrières met India te verlagen. Bij de recente EU-India top van 8 mei jl. is afgesproken om de onderhandelingen over een handels- en investeringsovereenkomst, die enige jaren stil hadden gelegen, te hervatten. Deze kan op termijn bijdragen aan het verlagen van onderlinge handels en investeringsbelemmeringen. Daarbij moet opgemerkt dat de ambities in de onderhandelingen van beide partijen nog ver uit elkaar liggen. Intensievere technologische samenwerking tussen de EU en India in het Horizon Europe Programma levert ook een belangrijke bijdrage aan technologische samenwerking tussen India en de EU. Maar ook de toenemende bilaterale samenwerking op dit gebied biedt veel kansen om de uitwisseling van kennis en technologie tussen India en Nederland te intensiveren. Tenslotte kan het aantrekken van Indiase bedrijven een belangrijke rol spelen. Een goed voorbeeld is de vestiging van het Indiase Serum Instituut in Nederland waardoor Nederland een belangrijke plek kan verwerven in internationale waardeketens voor vaccins.
Overig
Wit-Rusland
Tot slot hebben de leden van de VVD-fractie een vraag over de berichten dat Belavia met van Europese bedrijven gehuurde vliegtuigen vluchten met migranten, onder meer vanuit Turkije, blijft uitvoeren, die vervolgens naar de grenzen met Litouwen en Polen worden gebracht. De leden van de VVD-fractie dringen al langer aan op een stevigere aanpak van Belarus, en vinden dat het aanpakken van deze vluchten hierbij een voornaam doel zou moeten zijn. Welke activiteiten onderneemt het kabinet om (in lijn met de motie van het lid Brekelmans, Kamerstuk 21 501-02, nr. 2385) aanvullende sancties tegen Belarus voor te bereiden? En wat zouden in dat kader de effecten zijn van het op een sanctielijst plaatsen van Belavia, of het verbieden van samenwerking en transacties met dit bedrijf door Europese entiteiten? Ziet het kabinet dit als een passende sanctie, zo vragen deze leden?
37. Antwoord van het kabinet
Zoals aangeven in het Commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken van 8 juli jl. is de wijze waarop het regime in Belarus migranten inzet voor politieke doeleinden onacceptabel. Op de Raad Buitenlandse Zaken van 12 juli jl., waar de kwestie Litouwen ook ter sprake kwam, heeft het kabinet conform de motie Brekelmans, in brede zin aangegeven open te staan voor het treffen van voorbereidingen voor een vijfde sanctiepakket tegen het Belarussische regime. Met nieuwe sancties streven we ernaar de druk op de machthebbers in Belarus verder op te bouwen, en de prijs te verhogen voor dit handelen van het regime. Het kabinet doet geen uitspraken over hoe aan te nemen sancties precies zullen worden vormgegeven, omdat dat niet ten goede komt aan de effectiviteit van die sancties.
Doel van deze Raad in Gymnichformat is ruimte bieden voor een strategische discussie, met enige afstand tot de actualiteit. De leden van de CDA-fractie hebben daarom tenslotte nog enkele additionele vragen over Rusland en Wit-Rusland welke het kabinet mogelijk kan inbrengen tijdens de strategische discussies in deze Raad.
Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) heeft een bedrag van bijna een miljard dollar toegezegd aan Wit-Rusland. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of het mogelijk is dat de EU-lidstaten hier gezamenlijk bezwaar tegen maken binnen het IMF. De argumentatie van het IMF is dat niet voldoende staten het Wit-Russische regime veroordelen, echter de leden van de CDA-fractie kunnen zich voorstellen dat ook het IMF bepaalde mensenrechten en democratische indicatoren hanteert bij de inzet van middelen. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet dit in te brengen en de Europese Unie te verzoeken actie te ondernemen, mogelijk in een coördinerende rol, om deze financiële injectie door het IMF in Wit-Rusland te voorkomen en wanneer dat niet het geval is te onderzoeken hoe voorkomen kan worden dat met deze financiële injectie door het IMF sancties van de Europese Unie teniet worden gedaan.
38. Antwoord van het kabinet
Op 23 augustus jl. heeft het IMF ongeveer 650 miljard dollar aan speciale trekkingsrechten gealloceerd. Internationaal was brede steun voor een allocatie van speciale trekkingsrechten om zo opkomende economieën en lage-inkomenslanden te ondersteunen in deze fase van de coronacrisis. Speciale trekkingsrechten zijn onconditioneel en worden aan alle leden van het IMF gealloceerd, tenzij het IMF geen relaties met een overheid onderhoudt. Op basis van de Articles of Agreement kunnen speciale trekkingsrechten niet voor individuele landen worden teruggeroepen, maar is een annulering alleen mogelijk wanneer deze gelijk is voor alle deelnemers.
Om speciale trekkingsrechten te verzilveren moet de centrale bank van Belarus deze op de internationale kapitaalmarkt omwisselen voor harde valuta bij andere centrale banken.
Nederland zet er nu in contacten met de EU en andere internationale partners op in om, in lijn met het staande sanctiebeleid, de mogelijkheden daartoe voor Belarus zoveel mogelijk te beperken. Op grond van afspraken met het IMF behoudt De Nederlandsche Bank zich altijd het recht voor om SDR transacties te weigeren met tegenpartijen waar (EU-)sancties voor gelden.
Het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Canada hebben afgelopen week nieuwe economische sancties aangekondigd tegen Wit-Rusland. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet hoe deze sancties zich verhouden tot de reeds ingestelde sancties door de Europese Unie en vragen het kabinet tevens of deze nieuwe sancties van Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Canada gesteund of overgenomen kunnen worden door de Europese Unie binnen de reeds ingestelde sancties van de Europese Unie.
39. Antwoord van het kabinet
Het kabinet is van mening dat druk op het regime moet worden opgevoerd zolang er geen verbeteringen waarneembaar zijn en verwelkomt daarom ook de nieuwe maatregelen van de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Canada. Deze sancties richten zich grotendeels op dezelfde sectoren als waar de EU sancties tegen heeft ingesteld, waarmee Westerse democratieën de rijen sluiten in hun afkeuring van de repressie en inperking van democratische rechten.
Daarnaast hebben deze drie landen ook maatregelen getroffen die de EU nog niet heeft ingesteld, zoals sancties tegen specifieke staatsbedrijven en individuele zakenmensen. Tenslotte heeft de VS ook het Belarussische olympisch comité gesanctioneerd.
Bij de voorbereiding van nieuwe EU-sancties tegen Belarus pleit Nederland ervoor dat zo veel mogelijk samen wordt opgetrokken met andere internationale partners, zoals de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Canada, om de effectiviteit van sancties te vergroten.
Voorts vragen de leden van de CDA-fractie het kabinet om de vluchtelingen crisis in Litouwen tijdens deze Raad te bespreken. Deze leden verzoeken het kabinet om haar Litouwse collega te vragen naar de situatie, te overwegen wat eventuele extra EU-inzet kan zijn en in het strategische Gymnichdiscussieformat te bezien hoe voorkomen kan worden dat Wit-Rusland vluchtelingen, mensen dus, gebruikt om de Europese Unie onder druk te zetten.
40. Antwoord van het kabinet
Naar verwachting zal dit onderwerp tijdens de Raad kort besproken worden. Het kabinet acht elke poging van derde landen om migranten voor politieke doeleinden te gebruiken onacceptabel, en heeft reeds meermaals in Europees verband opgeroepen tot gezamenlijk en stevig optreden in de richting van Belarus. Zoals eerder aan uw Kamer medegedeeld, heeft de Europese Raad in zijn Raadsconclusies van 24 en 25 juni jl. elke poging van derde landen om migranten voor politieke doeleinden te gebruiken veroordeeld en verworpen (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1721). Op de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) van 12 juli jl., waar de kwestie Litouwen ook ter sprake kwam (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2390), heeft het kabinet conform de motie Brekelmans, in brede zin aangegeven open te staan voor het treffen van voorbereidingen voor een vijfde sanctiepakket tegen het Belarussische regime. Over de uitwerking van deze nieuwe sancties wordt nu in EU-verband verder gesproken.
Tijdens de IPCR van 18 augustus jl. heeft het kabinet conform de brief aan uw Kamer van 16 augustus 2021 (Kamerstuk 32 317, nr. 703) het belang benadrukt van gezamenlijk en stevig optreden in de richting van Belarus en van de inzet van alle beschikbare middelen om het misbruiken van migranten voor geopolitieke doeleinden te voorkomen en aan te pakken. Om het probleem bij de bron aan te pakken is bovendien vanuit de EU het contact met Irak geïntensiveerd. Irak heeft aangekondigd tot tenminste medio september directe vluchten naar Belarus op te schorten. Mede dankzij deze contacten met Irak is de instroom van migranten in de laatste weken sterk verminderd. De EU en de lidstaten hebben Litouwen reeds ondersteund met materiële, financiële en personele (o.a. extra Frontex medewerkers) middelen. Eventuele extra inzet hangt mede af van de behoeften van Litouwse zijde.
Syrië
Ten slotte vragen de leden van de CDA-fractie in discussie met de HV tijdens deze Raad te vragen naar de situatie in Daraa Al-Balad in het zuiden van Syrië. Syrische activisten waarschuwen namelijk voor een humanitaire ramp nu het Assad-regime en Russische troepen de woonwijk sinds 24 juni belegeren. Voedsel, medicijnen en andere noodzakelijke levensmiddelen worden niet toegelaten en burgers melden dat internet- en elektriciteit zijn afgesloten. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet om te onderzoeken wat de Europese Unie kan doen in deze situatie en wat eventueel in gezamenlijkheid met andere lidstaten gedaan kan worden om een humanitaire ramp af te wenden.
41. Antwoord van het kabinet
Het zuidelijke deel van de stad Daraa, Daraa al Balad, wordt sinds 26 juni gedeeltelijk belegerd en is sinds 5 juli nagenoeg afgesloten van de buitenwereld. De interne ontheemding is toegenomen. Het kabinet deelt de geuite zorgen over de situatie in Daraa en breder in Syrië. De situatie blijft onverminderd zorgwekkend en de humanitaire noden zijn hoog.
De EU financiert stabilisatie en humanitaire inzet in Syrië, zo ook in het gebied rondom Daraa. De EU blijft de humanitaire noden in Syrië op de internationale agenda houden, onder meer met de organisatie van de Brussel-conferenties. In Europees verband trekt Nederland nauw op met andere LS in het kader van de verlenging van de VNVR cross-border resolutie ten behoeve van toegang voor humanitaire hulpverlening.
Nederland geeft primair humanitaire hulp door het «ongeoormerkt» financieren van noodhulporganisaties, zoals VN-organisaties en de Rode Kruis-bewegingen. Meerdere van de organisaties waar Nederland ongeoormerkt aan bijdraagt, zijn actief in Syrië. Daarnaast draagt Nederland in 2021 in totaal 19 miljoen euro bij om de humanitaire noden in Syrië te verlichten via de twee Country-Based Pooled Funds (Syrian Humanitarian Pooled Fund en Syria Cross-border Humanitarian Fund) en de Dutch Relief Alliance, een samenwerkingsverband van Nederlandse hulporganisaties.
Azerbeidzjan /Armenië
Hoewel het niet op de agenda van deze Raad staat willen de leden van de fractie van de ChristenUnie ook vragen hoe het kabinet denkt over de recente uitlatingen en daden van de Azerbeidzjaanse president Aliyev ten aanzien van Armenië. Brengen dergelijke uitlatingen en daden het kabinet nog op andere gedachten over de oorzaak van het uitbreken van de recente vijandelijkheden tussen deze landen, of houdt zij zich strikt aan het adagium dat waar er twee kijven er altijd twee even veel schuld hebben? Is het kabinet bereid haar collega’s in de Raad op te roepen tot een strengere houding ten opzichte van de regering-Aliyev? Zo nee, waarom niet, zo vragen deze leden?
42. Antwoord van het kabinet
Armenië en Azerbeidzjan geven elkaar de schuld van het uitbreken van de oorlog en het schenden van het staakt-het-vuren. Het kabinet beschikt niet over de feiten die het in staat stelt een van de partijen hierop concreet aan te spreken. In alle gesprekken over dit conflict wordt het belang van dialoog en onderhandeling benadrukt en worden beide partijen opgeroepen zich te weerhouden van provocerende retoriek en acties. Dit gebeurt via de EU alsook via de OVSE. Het kabinet oordeelt niet over welke partij hoeveel schuld heeft. Dit is onmogelijk vast te stellen gezien de complexiteit en de lange geschiedenis van dit conflict. Bovendien ontbreekt onafhankelijke bevestigde informatie en spreken de partijen elkaar tegen. Nederland en de EU spreken beide partijen aan op eigen verantwoordelijkheden; zo wordt Azerbeidzjan aangesproken op de krijgsgevangenen die nog vastzitten. Het is van belang dat Nederland en de EU de covoorzitters van de Minsk Groep in hun moeilijke werk blijven ondersteunen, ook conform de motie van het lid Ploumen (Kamerstuk 35 570 V, nr. 42). Als de EU een strengere houding zou aannemen richting Azerbeidzjan dan zou dat het werk van de covoorzitters alleen maar moeilijker maken. Ook alle overige EU lidstaten steunen een gebalanceerde benadering. Het kabinet blijft het belang van accountability en een internationaal onafhankelijk onderzoek onderstrepen.
Ik verwijs u verder naar de recente kamerbrieven en het verslag van het schriftelijk overleg van 14 juni jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2375 en Kamerstuk 21 501-02, nr. 2389).
Zie Kamerstuk 22 112, nr. 2958.↩︎
https://www.state.gov/joint-statement-on-afghanistan-evacuation-travel-assurances/.↩︎
https://www.state.gov/joint-statement-on-afghanistan-evacuation-travel-assurances/.↩︎
Voor de militaire doctrine van het Verenigd Koninkrijk: zie United Kingdom Joint Doctrine Publication 3-51 (JDP 3-51), gedateerd maart 2021 en voor de militaire doctrine van de Verenigde Staten, Joint Publication 3-68, Noncombatant Evacuation Operations, 14 November 2017.↩︎