Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2022
Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2021D36571, datum: 2021-10-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35925-IX-8).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (VVD)
- Mede ondertekenaar: M. Schukkink, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 35925 IX-8 Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2022.
Onderdeel van zaak 2021Z14793:
- Indiener: W.B. Hoekstra, minister van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
Onderdeel van zaak 2021Z17004:
- Indiener: W.B. Hoekstra, minister van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2021-09-21 15:06: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-09-22 15:41: Regeling van Werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-09-27 14:00: Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2022 (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Financiën
- 2021-09-30 14:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2021-10-06 11:00: Algemene Financiële Beschouwingen (inclusief 35925-IXA en 35925-IXB) (1e termijn Kamer) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2021-10-07 14:20: Algemene Financiële Beschouwingen (inclusief 35 925-IXA en 35 925-IXB) (voortzetting) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2021-10-13 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2021-10-27 21:30: Algemene Financiële Beschouwingen (inclusief 35925-IXA en 35925-IXB) (3e termijn) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2021-11-02 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-12-01 10:00: Procedurevergadering Financiën (per videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2021-12-07 15:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2023-05-11 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
35 925 IX Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2022
Nr. 8 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 28 oktober 2021
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 27 september 2021 voorgelegd aan de Minister van Financiën. Bij brief van 1 oktober 2021 zijn ze door de Minister van Financiën beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Tielen
Adjunct-griffier van de commissie,
Schukkink
Vragen bij de Ontwerpbegroting Financiën
Vraag 1
Hoe groot zal de faillissementengolf zijn nu uitgestelde belastingbetalingen die opgebouwd zijn tijdens de coronacrisis alsnog verrekend moeten worden?
Antwoord op vraag 1
Het aantal faillissementen bevond zich in 2020 op het laagste niveau in twintig jaar, en in 2021 is dit aantal nog steeds erg laag. Dat is op de korte termijn goed nieuws, want het betekent dat de steunpakketten veel bedrijven overeind hebben gehouden, en hebben voorkomen dat de omzetdaling in getroffen sectoren is overgeslagen naar bijvoorbeeld de financiële sector. Tegelijkertijd zijn door de steunpakketten ook niet-levensvatbare bedrijven overeind gebleven. Bij een normale economische ontwikkeling horen immers ook faillissementen. Zelfs in goede economische tijden gaan veel bedrijven failliet en worden ook weer nieuwe bedrijven opgericht, en in slechte tijden ligt het aantal faillissementen beduidend hoger. Ter vergelijking: in de crisisjaren 2009 t/m 2014 gingen er gemiddeld per jaar ongeveer 6900 bedrijven failliet, in 2020 waren het er ongeveer 2700.
Het is nog onzeker hoe het aantal faillissementen zich later dit jaar ontwikkelt. CPB verwacht in hun raming onderliggend aan de Miljoenennota – de Macro Economische Verkenning 2021 (Bijlage bij Kamerstuk 35 570, nr. 2) – dat het aantal faillissementen oploopt nadat de steunmaatregelen aflopen, maar geven geen kwantitatieve prognose. Het heropenen van de economie en de maatregelen omtrent de terugbetaling van belastingen zullen op zichzelf een dempend effect hebben op de toename van faillissementen, omdat ondernemers hierdoor meer omzet kunnen draaien en meer tijd en gunstigere voorwaarden krijgen om hun belastingschuld terug te betalen.
Vraag 2
Klopt het dat de totale kosten van de toeslagenaffaire oplopen tot 5 miljard euro? Zo nee, om hoeveel gaat het?
Vraag 3
Kunt u een overzicht verstrekken van de 5 miljard euro aan kosten vanwege de toeslagenaffaire? Hoe zijn de bedragen opgebouwd?
Vraag 5
Hoeveel extra geld is er in deze Miljoenennota uitgetrokken voor de toeslagenaffaire? Waar komt dit geld vandaan?
Antwoord op vraag 2, 3 en 5
In totaal is cumulatief 5,2 miljard euro geraamd. Dit bedrag bestaat voor 3 miljard euro uit budgetten die reeds staan opgenomen op de departementale begrotingen en voor 2,2 miljard euro uit een reservering op de aanvullende post. Deze 3 miljard euro bestaat uit 2,6 miljard euro programmabudget en voor 0,4 miljard euro uit apparaatsbudget. De grootste posten in het programmabudget zijn 1,2 miljard euro voor compensatie van gedupeerden, 0,7 miljard euro voor kwijtschelding publieke schulden en 0,4 miljard euro voor kwijtschelding private schulden.
Van de 2,2 miljard euro die gereserveerd is op de aanvullende post is 1,1 miljard euro bestemd voor een actualisatie van de raming van de bestaande regelingen doordat er een hoger aantal aanmeldingen is voor de compensatieregeling. De andere 1,1 mld. euro is voor de aanvullende regelingen, te weten: de kindregeling (460 mln. euro aanvullend op het bestaande budget van 200 miljoen euro), de ex-partnerregeling (590 miljoen euro) en niet-KOT-regeling (90 miljoen euro aanvullend op het bestaande budget van 67 miljoen euro) Deze middelen worden gefinancierd uit het generale beeld (ten laste van de staatsschuld). Voordat deze reserveringen op de aanvullende post gebruikt zullen worden, zal het parlement gevraagd worden om een gerelateerd begrotingsvoorstel te autoriseren.
Een uitgebreid overzicht van de kosten vindt u in de Miljoenennota, bijlage 20.1. Daarnaast heb ik u ook een nieuw overzicht gestuurd in de achtste Voortgangsrapportage Kinderopvangtoeslag van 30 september jl., paragraaf 3.6.
Vraag 4
Zijn er al regelingen voor mogelijke gedupeerden van de toeslagenaffaire bij andere toeslagen dan de kinderopvangtoeslag? Hoeveel budget is hiervoor vrijgemaakt?
Antwoord op vraag 4
Het kabinet heeft eerder aangegeven ook gedupeerden van de uitvoering van de huurtoeslag, zorgtoeslag en het kindgebonden budget te compenseren. Bij deze toeslagen zijn ook fouten gemaakt. Op 30 september jl. (Kamerstuk 31 066, nr. 899) heeft de Staatssecretaris van Financiën T&D u in de achtste Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag hierover nader geïnformeerd. De komende tijd zal zij in overleg met de voor die toeslagen verantwoordelijke ambtsgenoten een keuze maken voor een compensatieregeling voor andere toeslagen.
In het voorjaar is reeds 67 miljoen euro vrijgemaakt voor een regeling voor andere toeslagen. Daarnaast heeft het kabinet additioneel 90 miljoen euro gereserveerd op de aanvullende post voor een compensatieregeling voor gedupeerden van andere toeslagen dan de Kinderopvangtoeslag. Om de mogelijke budgettaire gevolgen door uw kamer te laten autoriseren zal eerst een begrotingsvoorstel worden ingediend vóór de start van de uitvoering. De reservering op de aanvullende post kan worden aangewend ter dekking van dit voorstel.
Vraag 6
Hoe kunnen de verschillende waardes voor de opdrachten aan Wijzer in Geldzaken bij de verplichtingen en ontvangsten worden verklaard?
Antwoord op vraag 6
In het beeld dat wordt geschetst in de ontwerpbegroting 2022 lijkt het dat de uitgaven en ontvangsten vanaf 2023 voor Wijzer in geldzaken afnemen. Het Ministerie van Financiën financiert het platform samen met een aantal partijen uit de sector. Elke drie jaar worden er nieuwe afspraken met de partners van Wijzer in geldzaken gemaakt. Voor de periode na 2022 moeten er nog nieuwe afspraken worden gemaakt over hun bijdrage. In de volgende ontwerpbegroting zullen deze afspraken worden verwerkt.
Vraag 7
Wordt in de evaluatie van de Financial Action Task Force (FATF) ook aandacht besteed aan de nadelige effecten van de regelgeving die we in de FATF hebben afgesproken?
Antwoord op vraag 7
De FATF brengt bij de evaluatie de resultaten in kaart die Nederland heeft behaald op het gebied van het tegengaan van witwassen en terrorismefinanciering. Daarbij kijkt de FATF naar de werking van het voorgeschreven systeem met een risicogebaseerde aanpak, waarbij landen poortwachters en toezichthouders, FIU en opsporing inzetten. De FATF spreekt ook met private partijen die een rol hebben bij de uitvoering van de regels om witwassen en terrorismefinanciering te voorkomen. Dit zijn poortwachters zoals financiele instellingen, maar bijvoorbeeld ook NGOs. In deze gesprekken kunnen nadelige effecten en de beheersing daarvan aan de orde komen. Deze onbedoelde gevolgen hebben de aandacht van de FATF, die in juni een werkgroep in het leven heeft geroepen die onderzoek doet naar deze effecten en mogelijke maatregelen om die effecten te beperken. De resultaten worden halverwege 2022 verwacht. Nederland neemt deel aan deze werkgroep en brengt daarbij signalen over die zij van betrokkenen ontvangt. Betrokkenen kunnen ook zelf negatieve effecten bij de FATF onder de aandacht brengen.
Nationaal wordt bij de omzetting van de regels van de FATF naar de Europese of nationale rechtsorde ook rekening gehouden met mogelijke ongewenste effecten. Om te voorkomen dat bepaalde typen cliënten als categorie uitgesloten worden, benadrukt de regering bijvoorbeeld dat bij het aannemen van klanten altijd een individuele risicobeoordeling nodig is. Ook lopen er gesprekken met banken over toegang tot het betalingsverkeer voor groepen waarvan er signalen zijn dat zij vanwege hoge witwasrisico’s moeilijk een bankrekening krijgen. Daarnaast is er aandacht voor de kosten van de uitvoering en wordt bijvoorbeeld bij de beoordeling van de nieuwe voorstellen van de Europese Commissie op het gebied van het tegenaan van witwassen en terrorismefinanciering gekeken naar de proportionaliteit van de maatregelen.
Vraag 8
Staan tegenover de bijdragen aan het toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB) op de BES-eilanden (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) ook inkomsten vanuit deze eilanden?
Antwoord op vraag 8
Ja. Aan de instellingen worden voor zowel doorlopend toezicht als eenmalige toezichthandelingen, zoals het aanvragen van een vergunning, kosten in rekening gebracht. Deze kosten dekken niet de volledige toezichtkosten van AFM en DNB. Het Ministerie van Financiën vergoedt het resterende deel van de toezichtkosten.
Vraag 9
Wat zijn de kosten van het toezicht op de Europese richtlijn betaaldienstverlening PSD2 door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB) naast de kosten voor de AFM en Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en hoe verhoudt zich dat tot de kosten in andere Europese landen?
Antwoord op vraag 9
Het toezicht op de implementatiewet naar aanleiding van de Europese richtlijn betaaldienstverlening (PSDII) wordt uitgevoerd door DNB, AFM, AP en ACM. Op de Rijksbegroting is een bedrag van EUR 363.000 opgenomen voor toezichtkosten PSDII. Dit zijn kosten voor ACM en AP. De AP ziet toe op de naleving van artikel 3:17, zevende lid, Wet op het financieel toezicht. De werkzaamheden van de AP zijn gerelateerd aan de gegevensbeschermingaspecten in PSDII. ACM heeft op grond van artikel 1:25a Wet op het financieel toezicht (Wft) tot taak het toezicht op de naleving van de artikelen 5:88 (toegang tot betalingssystemen) en 5:88a (toegang tot betaalrekeningsdiensten) Wft uit te oefenen. Tevens houdt ACM toezicht op de vergoeding voor het gebruik van betaalinstrumenten (artikel 520, derde en vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek).
Bovengenoemd bedrag staat los van de toezichtkosten die DNB en AFM maken als toezichthouders. Deze kosten worden rechtstreeks doorberekend aan ondertoezichtstaande instellingen en zijn daarmee niet van invloed op de Rijksbegroting. De afgelopen jaren hebben de toezichthouders intensiveringen in het toezicht doorgevoerd als gevolg van PSDII. Deze intensiveringen zien met name op de betaalinstellingen. Voor de toezichtinspanningen en inzet van middelen wordt verwezen naar de begrotingen en verantwoordingen van de betreffende financiële toezichthouders.
Ook in andere lidstaten heeft PSDII gevolgen gehad voor het toezicht. De bekostigingssystematiek verschilt echter per land. Zo is de wijze van financiering per land anders en worden toezichtinspanningen niet altijd op eenzelfde manier toegerekend. Daarnaast speelt ook de aard en omvang van de financiële sector in een bepaald land een rol. Afhankelijk daarvan verschilt het per land op welk gebied bijvoorbeeld sneller efficiencyslagen gemaakt kunnen worden in het toezicht. De kosten verschillen daarom per land.
Vraag 10
Is er ook een norm voor de beschikbaarheid van internetbankieren en mobiel bankieren afgesproken met de banken?
Antwoord op vraag 10
Er zijn geen wettelijke normen voor de beschikbaarheid van internetbankieren en mobiel bankieren. Wel rapporteert het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer jaarlijks de beschikbaarheid in de Jaarrapportage, die ook jaarlijks aan de Kamer wordt aangeboden1. De beschikbaarheid van deze diensten is zeer hoog. Zo was de beschikbaarheid van internetbankieren in 2020 99,9 procent, en van mobiel bankieren 99,85 procent.
Vraag 11
Kunt u de stijging in de kosten voor eigen personeel op beleidsartikel 13 in 2022 en de daaropvolgende daling verklaren?
Antwoord op vraag 11
De Toeslagenherstelorganisatie voert in 2022 meer taken met eigen personeel uit dan in 2021. Dit verklaart een deel van de stijging van de lasten van eigen personeel. Daarnaast wordt in 2022 verder geïnvesteerd in het verbeteren van de dienstverlening van Toeslagen in den brede, waarbij het vergroten van de menselijke maat voorop staat. Na 2022 dalen de lasten van eigen personeel, dit is te relateren aan de tijdelijkheid van de Toeslagenherstelorganisatie. Voor 2023 en verder is vooralsnog geen eigen personeelsbudget opgenomen voor UHT.
In de Miljoenennota staan wel extra middelen gereserveerd op de aanvullende post voor zowel programma- als apparaatsuitgaven. Deze zullen, mede afhankelijk van de herijking van het Toeslagenherstel, deels gebruikt worden voor apparaatskosten van Toeslagenherstel naar aanleiding van de bijstelling van de raming en de verwachte aanvullende regelingen. Echter, voordat deze reserveringen op de aanvullende post gebruikt zullen worden, zal het parlement gevraagd worden om een gerelateerd begrotingsvoorstel te autoriseren.
Vraag 12
Betekent de daling in de uitgaven voor eigen personeel op beleidsartikel 13 dat er veel mensen op tijdelijke basis worden aangenomen? Zo ja, om hoeveel mensen gaat dat dan in absolute en relatieve zin?
Antwoord op vraag 12
De daling in het eigen personeelsbudget op artikel 13 na 2022 is te relateren aan de tijdelijkheid van de Toeslagenherstelorganisatie. Vanuit de aard van haar werkzaamheden is UHT per definitie een tijdelijke projectorganisatie, waarvoor in overwegende mate een beroep gedaan wordt op tijdelijke krachten. De formatie van eigen personeel van het hele DG Toeslagen ontwikkelt zich van 1.875 FTE in 2022, naar 1.496 FTE in 2023 en 1.349 FTE na 2023, wat dus vooral verklaard wordt doordat na 2022 voor UHT geen budget meer beschikbaar is.
In de Miljoenennota staan wel extra middelen gereserveerd op de aanvullende post voor zowel programma- als apparaatsuitgaven. Deze zullen, mede afhankelijk van de herijking van het Toeslagenherstel, deels gebruikt worden voor apparaatskosten van Toeslagenherstel naar aanleiding van de bijstelling van de raming en de verwachte aanvullende regelingen. Echter, voordat deze reserveringen op de aanvullende post gebruikt zullen worden, zal het parlement gevraagd worden om een gerelateerd begrotingsvoorstel te autoriseren.
Zie voor de jaarrapportage over 2020 Kamerstuk 27 863, nr. 92.↩︎