[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [馃攳 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Boswijk over vanggewassen in het kader van verplichting voor het ecologisch aandachtsgebied (EA) zoals geformuleerd in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2021D37182, datum: 2021-10-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, offici毛le HTML versie (ah-tk-20212022-210).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2021Z14532:

Preview document (馃敆 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

210

Vragen van het lid Boswijk (CDA) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid over vanggewassen in het kader van verplichting voor het ecologisch aandachtsgebied (EA) zoals geformuleerd in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) (ingezonden 25聽augustus 2021).

Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 6聽oktober 2021).

Vraag 1

In hoeverre is bij u bekend dat vanwege aanhoudend slecht weer veel akkerbouwers later zijn met het binnenhalen van hun gewassen, waaronder tarwe en graszaad?

Antwoord 1

Ik heb de weersomstandigheden goed meegekregen en weet en begrijp heel goed dat het moment van oogsten van gewassen daarvan afhankelijk is.

Vraag 2

Erkent u dat dit, en de aanhoudende natte weersomstandigheden, effect heeft op het inzaaien van vanggewassen, of ze daadwerkelijk opkomen en hoe lang ze kunnen staan?

Antwoord 2

Ja.

Vraag 3

Kunt u aangeven welke verplichtingen boeren hebben met betrekking tot het inzaaien van vanggewassen, of ze daadwerkelijk opkomen en hoe lang ze staan om te voldoen aan de vergroeningseisen zoals geformuleerd in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)?

Antwoord 3

Ik beperk mij in dit antwoord tot de verplichtingen zoals geformuleerd in het GLB. Deze verplichtingen zijn opgenomen in Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. Voor het gemak heb ik enkele relevante artikelen daaruit in de bijlage bij deze brief op een rij gezet.

Vraag 4

Kunt u zich onze eerdere vragen herinneren over de controle en handhaving van de vergroeningseisen in het kader van het GLB?1

Antwoord 4

Ja.

Vraag 5

Kunt u aangeven hoe u omgaat met controle en handhaving van de verplichting voor het ecologisch aandachtsgebied (EA) in het kader van het GLB in jaren zoals nu waarin door weersomstandigheden het inzaaien, de opkomst en/of hoe lang het vanggewas kan blijven staan bemoeilijkt is?

Antwoord 5

Er geldt, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3, onder andere de verplichting om uiterlijk 15聽oktober het vanggewas in te zaaien (onderzaai kan ook) en moet het vanggewas minimaal 8 weken blijven staan. Met betrekking tot de opkomst van het vanggewas geldt 芦zorgdragen voor een zichtbare bedekking禄. De controle en handhaving maakt veelal gebruik van satelliet gegevens waarbij de zichtbare bedekking van het gewas een grote rol speelt. Is er op basis van satelliet gegevens twijfel over het voldoen aan de EA verplichting, veroorzaakt door bijvoorbeeld de weersomstandigheden dan is het voldoen aan de eisen die ik in antwoord 3 heb gemeld (zoals het moment van inzaaien, het bewaren van aankoopbewijzen en etiketten van het gebruikte zaaizaadmengsel en een zichtbare bedekking) doorslaggevend. Een veldbezoek kan ook worden gedaan. Boeren kunnen in het controle- en handhavingsproces reageren op de geconstateerde twijfel. Ik wijs erop dat boeren uiterlijk 15聽oktober hun eerder ingediende aanvraag m.b.t. vanggewassen mogen wijzigen.

Vraag 6

Hoeveel ruimte heeft u om af te wijken, oftewel in hoeverre is de regelgeving rondom het inzaaien van vanggewassen in het kader van de verplichting voor het EA zoals geformuleerd in het GLB volledig bepaald vanuit de EU?

Antwoord 6

Op basis van de Europese GLB verordeningen gelden verplichtingen. Zoals 100% administratieve controles en daar bovenop fysieke controles (op basis van satelliet beelden en of veldbezoek). Daarnaast geldt Europees de eis dat het ingezaaide vanggewas uit een mengsel moet bestaan en dat het een periode van minimaal 8 weken moet staan. Ik heb geen ruimte om van deze EU-eisen af te wijken. Wel kunnen boeren ingeval van extreme weersomstandigheden een beroep doen op overmacht. De eis opgenomen in de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB om uiterlijk 15聽oktober het vanggewas in te zaaien is geen eis die Europees is voorgeschreven. Deze eis heb ik opgenomen om het GLB controleproces te faciliteren. Het draagt er aan bij alle controles voor het einde van jaar af te ronden en daarmee de subsidies in december uit te kunnen betalen. Ik wijs er op, om mogelijke verwarring te voorkomen, dat vanggewassen na de teelt van mais op zand en l枚ssgrond, waarvoor vanuit de mestwetgeving 1聽oktober geldt in verband met het belang van de waterkwaliteit, niet meetellen voor het GLB.

Vraag 7

Kunt u aangeven wat het doel is van vanggewassen in het kader van de verplichting voor het EA zoals vastgelegd in het GLB? In hoeverre heeft dit te maken met het vasthouden van stikstof in de grond?

Antwoord 7

Ik citeer een deel van de overweging 44 van de EU Verordening 1307/2013: 芦Er moeten ecologische aandachtsgebieden worden gecre毛erd, met name om de biodiversiteit op landbouwbedrijven te beschermen en te verbeteren. Onder ecologische aandachtsgebieden worden derhalve gebieden verstaan die rechtstreeks van invloed zijn op biodiversiteit, zoals braakliggend land, landschapselementen, terrassen, bufferstroken, beboste gebieden en boslandbouwgebieden, of gebieden die de biodiversiteit onrechtstreeks be茂nvloeden door een verminderd gebruik van landbouwproductiemiddelen, zoals gebieden bedekt met vanggewassen en een winterplantendek...芦 Het verminderd gebruik van landbouwproductiemiddelen met vanggewassen en een winterplantendek heeft onder andere te maken met het vasthouden van stikstof in de bodem.

Vraag 8

Kunt u aangeven hoe het doel van vanggewassen in het kader van de verplichting voor het EA zoals vastgelegd in het GLB zich verhoudt tot het feit dat het voor graszaad (Engels raaigras) op bouwland nodig is om een ander vanggewas in te zaaien (bijvoorbeeld gele mosterd) om te voldoen aan de eisen, terwijl graszaad vaak blijft staan en dus stikstof vasthoudt aan de ene kant, maar het voor bijvoorbeeld mais mogelijk is om Engels raaigras als onderzaai te zaaien?

Antwoord 8

Voor het invullen van de vergroeningsverplichting van 5% van het bouwland als EA, in het kader van het GLB, mag de boer kiezen om na de hoofdteelt een vanggewas in te zaaien. Dit is dus geen verplichting. De boer kan voor het invullen van het ecologisch aandachtsgebied namelijk uit meerdere maatregelen kiezen, zoals bijvoorbeeld het aanleggen van een akkerrand. Een vanggewas mag ook als onderzaai ingezaaid worden, bijvoorbeeld gelijktijdig met het hoofdgewas of het mag ingezaaid worden na de oogst van de hoofdteelt. Wanneer gekozen wordt voor onderzaai, geldt niet de verplichting dat er sprake moet zijn van een mengsel. Wordt gekozen voor inzaai na de oogst, dan moet er wel een mengsel worden ingezaaid. Aangezien graszaad een monoteelt is en in verband met de zaadwinning er geen vanggewas 芦doorgezaaid禄 kan worden als onderzaai, betekent het dat, als de landbouwer een dergelijk perceel wil inzetten als EA vanggewas, hij de stoppel (na de oogst) door moet zaaien met een andere toegestane soort. Dit geldt alleen als de landbouwer er voor kiest om het graszaadperceel in te zetten met een vanggewas voor de EA-verplichting. Boeren die uitsluitend met vanggewassen willen voldoen aan de EA verplichting moeten minimaal op 16,7% (wegingsfactor van 0,3) van het bouwland een vanggewas telen.

Vraag 9

Hoe ziet u het dilemma in jaren zoals nu, waarin door weersomstandigheden het inzaaien, de opkomst en/of hoe lang het vanggewas kan blijven staan zeer onzeker zijn, om wel/niet een vanggewas in te zaaien en daarmee in ieder geval CO2 uit te stoten?

Antwoord 9

Als een vanggewas goed opkomt, groeit en naarmate het langer blijft staan is de kans op het vasthouden van stikstof in de bodem groter en de kans op het vastleggen van CO2 ook groter. Mogelijke uitstoot van CO2 door eisen voor vanggewas als gevolg van weersomstandigheden acht ik lastig te be茂nvloeden en daarom ben ik terughoudend daarvoor extra voorschriften in het NSP te introduceren.

Bijlage: enkele relevante artikelen over vanggewassen uit de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB

Artikel 2.17. Ecologisch aandachtsgebied

1Als ecologisch aandachtsgebied als bedoeld in artikel 46, eerste en tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 wordt beschouwd:

...

d.areaal, anders dan het areaal waarop artikel 45, negende lid, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 639/2014 van toepassing is, waarop combinaties van vanggewassen worden geteeld als bedoeld in bijlage 2, onder de voorwaarden die per categorie voor de desbetreffende soorten in deze bijlage zijn vermeld;

...

4In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel d, wordt areaal waarop na de teelt van ma茂s de verplichting, bedoeld in artikel 8a van het Besluit gebruik meststoffen, van toepassing is niet aangemerkt als ecologisch aandachtsgebied.

...

Artikel 4.2. Verzamelaanvraag

...

7De landbouwer die vanggewassen inzet als ecologisch aandachtsgebied kan de inhoud van de verzamelaanvraag, onderdeel Regelingen grondgebonden, ingevolge artikel 14, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 809/2014 tot 16聽oktober wijzigen wat het gebruik van landbouwpercelen betreft met gebruikmaking van een middel dat door de Minister beschikbaar wordt gesteld.

...

9De landbouwer die hennep als vanggewas teelt stuurt de Minister de etiketten van het gebruikte zaaizaad uiterlijk op 1聽september van het jaar van aanvraag toe met gebruikmaking van een middel dat door de Minister beschikbaar wordt gesteld.

...

Bijlage 2. bij artikel 2.17, eerste lid, onderdeel d

Voorwaarden voor het telen van vanggewassen algemeen

1.De landbouwer gebruikt ten minste 75% van de in de Aanbevelende Rassenlijst voor landbouwgewassen, CSAR, aanbevolen hoeveelheid zaaizaad, en draagt zorg voor een zichtbare bedekking met het vanggewas.

2.Vanggewassen worden v贸贸r 16聽oktober van het jaar van aanvraag gezaaid.

3.De landbouwer meldt de datum van inzaai van vanggewassen uit categorie 1 en 2 uiterlijk op de dag van inzaai bij de Minister door middel van een daartoe door de Minister beschikbaar gesteld middel.

4.Vanggewassen uit categorie 1 en 2 zijn na de oogst van het hoofdgewas tenminste 8 weken op het perceel aanwezig. Voor vanggewassen uit categorie 3 geldt dat ze na de oogst van het hoofdgewas tenminste 8 weken op het perceel aanwezig zijn of tot de inzaai van een ander hoofdgewas indien dit binnen 8 weken wordt ingezaaid.

5.De teelt van vanggewassen vindt uitsluitend plaats na de teelt en de oogst van het hoofdgewas en na 15聽juli, met uitzondering van de teelt van vanggewassen uit categorie 2.

6.Een combinatie van vanggewassen bestaat uit een zadenmengsel van ten minste twee soorten.

7.Elke in het zadenmengsel, bedoeld in categorie 2, aanwezige soort vertegenwoordigt tenminste een aandeel van 3% in het totale gewicht van het zadenmengsel.

8.De landbouwer bewaart aankoopbewijzen en etiketten van het gebruikte zaaizaad(mengsel) gedurende 5 jaar in zijn administratie.

9.Het gebruik van meststoffen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Meststoffenwet, is toegestaan.

10.Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, is niet toegestaan vanaf de dag waarop het hoofdgewas wordt geoogst tot aan de datum waarop de perioden, bedoeld onder 4, zijn verstreken.

11.In afwijking van onderdeel 4 zijn vanggewassen in 2018 ten minste 6 weken op het perceel aanwezig mits aansluitend een wintergewas wordt geteeld en hiervan v贸贸r 1聽december 2018 melding wordt gemaakt bij de Minister door middel van een daartoe door de Minister beschikbaar gesteld middel.

12.In afwijking van onderdeel 6 in samenhang met artikel 45, negende lid, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 639/2014, kan in 2018 volstaan worden met het inzaaien van 1 soort vanggewas op voorwaarde dat het een gras of ander kruidachtige voedergewas betreft en hiervan v贸贸r 1聽december 2018 melding wordt gemaakt bij de Minister door middel van een daartoe door de Minister beschikbaar gesteld middel.

13.In afwijking van artikel 45, negende lid, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 639/2014 kunnen in 2018 arealen met wintergewassen, die normaliter in het najaar worden ingezaaid om te worden geoogst als diervoeder of te worden begraasd, worden aangemerkt als arealen met vanggewassen mits ze bestemd zijn voor veevoeder en hiervan v贸贸r 1聽december 2018 melding wordt gemaakt bij de Minister door middel van een daartoe door de Minister beschikbaar gesteld middel.

14.Hybride soorten vanggewassen die bestaan uit een kruising van de in de lijst met vanggewassen genoemde soorten uit Categorie 1 of een kruising van de in de lijst met vanggewassen genoemde soorten uit Categorie 2 worden geacht deel uit te maken van de opsomming in de respectievelijke lijsten.

Categorie 1. Combinaties van vanggewassen (algemeen)

Lijst van vanggewassen die in combinatie met een of meer andere vanggewassen kunnen worden geteeld:

Bladrammenas Raphunus sativus
Gele mosterd Sinapsis alba
Sarepta mosterd/Caliente Brassica juncea
Bladkool Brassica napus
Engels raaigras Lolium perenne
Italiaans/Westerwolds raaigras Lolium multiflorum
Rietzwenkgras Festuca arundinacea
Soedangras/Sorghum Sorghum bicolor
Facelia Phacelia tanacetifolia
Spurrie Spergula arvensis
Japanse haver Avena strigosa
Voederwikke Vicia sativa
Alexandrijnse klaver Trifolium alexandrinum
Perzische klaver Trifolium resupinatum
Rode klaver Trifolium pratense
Witte klaver Trifolium repens
Bladraap Brassica rapa L. var. sylvestris
Deder Camelina sativa
Ethiopische mosterd Brassica carinata
Franse boekweit Fagopyrum tataricum
Incarnaat klaver Trifolium incarnatum
Lupine Lupinus angustifolius
Niger Guizotia abyssinica
Seradelle Ornithopus sativa
Stoppelknollen Brassica rapa var. rapa
Festulolium Lolium sp. x Festuca sp.
Vlas Linum usitatissimum
Zwaardherik Eruca sativa
Beemdlangbloem Festuca pratensis
Veldbeemdgras Poa pratensis
Timothee Phleum pratense
Erwten Pisum sativum
Winterwikke, bonte wikke of zachte wikke Vicia villosa
Zonnebloem Helianthus annuus

Categorie 2. Vanggewassen ten behoeve van de bestrijding van aaltjes

Lijst met vanggewassen die in combinatie met een of meer andere vanggewassen als zadenmengsel ter bestrijding van aaltjes (nematoden) kunnen worden geteeld:

Raketblad Solanum sisymbriifolium
Zwaardherik Eruca sativa
Afrikaantje (laag) Tagetes patula
Afrikaantje (hoog) Tagetes erecta
Japanse haver Avena strigosa

Categorie 3. Onderzaai van gras en vlinderbloemige gewassen als combinatie van vanggewassen

Specifieke voorwaarden waaronder grassen en vlinderbloemige gewassen in combinatie met de hoofdteelt als combinatie van vanggewassen kunnen worden geteeld:

1.De grassoort, grassoorten of vlinderbloemige gewassen worden als onderzaai in combinatie met de hoofdteelt gezaaid en zijn na de oogst van het hoofdgewas tenminste 8 weken op het perceel aanwezig of tot de inzaai van een ander hoofdgewas indien dit binnen 8 weken wordt ingezaaid.

2.De landbouwer meldt de datum van oogst van de hoofdteelt, welke is gelegen voor 16聽oktober, uiterlijk op de dag van oogst bij de Minister door middel van een daartoe door de Minister beschikbaar gesteld middel.

3.Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is niet toegestaan vanaf het moment van oogst van het hoofdgewas gedurende ten minste 8 weken of tot de inzaai van het volgende hoofdgewas.


  1. 2021D29410鈫╋笌