Reactie op de motie van het lid Romke de Jong c.s. over erkenning van Wetsus als TO2-instelling (Kamerstuk 32637-457)
Bedrijfslevenbeleid
Brief regering
Nummer: 2021D38180, datum: 2021-10-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32637-474).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A. Blok, minister van Economische Zaken en Klimaat (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 32637 -474 Bedrijfslevenbeleid.
Onderdeel van zaak 2021Z17746:
- Indiener: S.A. Blok, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2021-10-26 16:10: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-10-26 16:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2022-05-25 13:30: Innovatie (Commissiedebat), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2022-06-02 15:10: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
32 637 Bedrijfslevenbeleid
Nr. 474 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 oktober 2021
Zoals door mijn voorgangster aan u is toegezegd, geef ik u hierbij een reactie op de motie van het lid Romke de Jong c.s.1. In deze brief zal ik ingaan op de taken die een instelling voor toegepast onderzoek (hierna: TO2-instelling) heeft en breng ik in beeld wat de huidige status van Wetsus is, hoeveel middelen met de financiering van Wetsus gemoeid zijn en welke andere mogelijk structurele financieringsvormen denkbaar zijn. Dit voorjaar heeft mijn voorgangster u reeds geïnformeerd over de uitkomsten van de evaluatie van TO2-instellingen2.
TO2-instellingen
De TO2-instellingen vormen een essentieel onderdeel van de Nederlandse kennisinfrastructuur. Ieder kennen ze hun eigen historie en ontstaansgeschiedenis, maar belangrijke overeenkomst is dat ze alle zijn ontstaan vanuit de behoefte van de rijksoverheid aan bepaalde (technologische) kennis ten behoeve van de ondersteuning van overheidstaken en -beleid. Het functioneren van de TO2-instellingen valt onder de verantwoordelijkheid van de rijksoverheid. Belangrijk onderdeel daarvan is de inhoudelijke verantwoordelijkheid voor de programmering van het onderzoek bij de TO2-instellingen. Mede onder de systeemverantwoordelijkheid van mijn ministerie geven de gezamenlijke departementen hier invulling aan.
De instellingen zijn verenigd in de TO2-federatie en werken in de praktijk vaak onderling samen op belangrijke vraagstukken van het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid.
Het toegepaste onderzoek bij de TO2-instellingen wordt deels gefinancierd door de overheid3. Met deze overheidsfinanciering voor de TO2-instellingen blijft Nederland ook een aantrekkelijke vestigingsplaats voor het innovatieve bedrijfsleven, hetgeen een belangrijke voorwaarde is voor economische groei en welvaart.
De TO2-instellingen hebben hierbij de volgende hoofdtaken, welke ook zijn vastgelegd in de visie TO24:
I. Het ontwikkelen, toepassen en verspreiden van kennis ten behoeve van het oplossen van maatschappelijke vragen en ondersteuning van overheidstaken- en beleid. Een deel van dit onderzoek valt onder wettelijk verplichte taken.
II. Het ontwikkelen, toepassen en verspreiden van kennis voor het versterken van de innovatiekracht en concurrentiepositie van Nederland, in het bijzonder voor de topsectoren.
III. Het beheren van strategische onderzoeksfaciliteiten welke soms uniek zijn in Nederland en deels ook internationaal.
Bovengenoemde hoofdtaken tonen ook goed de legitimatie van overheidsfinanciering aan. Het ontwikkelen, toepassen en verspreiden van kennis ten behoeve van het oplossen van maatschappelijke vragen, vraagt om een stevige kennisbasis die niet zomaar kan worden opgebouwd. Daarnaast investeren TO2-instellingen in precompetitieve kennisvragen die onvoldoende door de markt worden opgepakt. Dit geldt ook voor investeringen in grootschalige onderzoeksfaciliteiten. Tot slot is de onafhankelijke status en reputatie van de instellingen van groot belang. Dat geldt zeker voor het doen van maatschappelijk relevant onderzoek en voor de uitvoering van wettelijke onderzoekstaken, waar resultaten van onderzoek niet ter discussie mogen staan en de beschikbaarheid en directe toegang tot de kennis voor overheden moet zijn gegarandeerd.
Naast het ontwikkelen van kennis, zijn de TO2-instellingen ook een belangrijke speler in kennis- en innovatie-ecosystemen. Ze beschikken over een uitgebreid nationaal en internationaal netwerk van bedrijven, overheden en kennisinstellingen en leveren hiermee een belangrijke bijdrage aan de valorisatie van kennis. De TO2-instellingen beschikken ook allen over complexe en grootschalige onderzoeksfaciliteiten; denk hierbij aan de windtunnels van NLR of het energieonderzoek van TNO in Petten.
Positie van Wetsus
Ruim een jaar geleden heeft mijn voorgangster u geïnformeerd over het advies van de Expertgroep governance watertechnologisch onderzoek, die op verzoek van mijn Ministerie heeft geadviseerd over de versterking in de samenwerking van het watertechnologisch onderzoek, alsmede ook over de financiering van Wetsus5 Hieronder treft u een overzicht van de ontwikkelingen ten aanzien van Wetsus. Ik ga hier verder niet in op de aanbeveling van de commissie Van Saarloos, die eerder dit jaar de TO2-instellingen heeft geëvalueerd6, over het verlenen van de TO2-status aan Wetsus, omdat het aan een volgend kabinet is daarover een inhoudelijke reactie te geven.
Sinds haar ontstaan in 2003 werkt Wetsus als multidisciplinair onderzoeksinstituut aan baanbrekende innovaties in de watertechnologie. In de landschapsanalyse, die onderdeel vormde van het adviesrapport van de Expertgroep governance watertechnologisch onderzoek, werd duidelijk gemaakt dat Wetsus hiermee een belangrijke functie vervult voor het watertechnologisch onderzoek in Nederland, met name in de verbinding tussen kennisinstellingen en bedrijven.
De expertgroep constateerde tevens dat de wijze waarop Wetsus thans is gefinancierd een kwetsbaarheid vormt naar de toekomst. Sinds haar oprichting kent het een financieringsmodel waar regionale, nationale en Europese overheidsfinanciering wordt gecombineerd met bijdragen van in onderzoek van Wetsus deelnemende bedrijven en kennisinstellingen. Het wegvallen van de Zuiderzeelijnmiddelen na 2020 toonde deze kwetsbaarheid nog eens aan. Vanuit mijn ministerie is daarom voor 2021 en 2022 een bedrag van € 3,8 miljoen aan overbruggingsfinanciering beschikbaar gesteld. Tezamen met de overbruggingsmiddelen vanuit NWO, deelnemende universiteiten (WUR, RUG en UT) en NHL Stenden kon het jaarbudget van ca. € 13,8 miljoen daarmee voor de korte termijn op peil worden gehouden, zodat onderzoeksprogramma’s gecontinueerd kunnen worden.
Voor de middellange termijn zijn verschillende opties geschetst, deels ook samenhangend met de diversiteit aan financierende partijen. Dit betreft financiering vanuit NWO-instrumenten of nieuwe Europese programma’s (EFRO-programma Noord-Nederland 2021–2027). Voor beide opties geldt echter dat deze onzeker zijn en geen structureel karakter kennen. Ook het Nationaal Groeifonds (NGF), dat nog niet zo concreet in beeld was ten tijde van het adviesrapport van de Expertgroep, biedt mogelijkheden om voor de middellange termijn in financiering te voorzien. Op dit moment wordt gewerkt aan een uitwerking van een groeiplan voor de tweede ronde van het NGF op het gebied van Watertechnologie, waarin Wetsus een belangrijke rol speelt.
De expertgroep heeft voor de lange termijn geadviseerd om, naast verbeteringen in de bedrijfsvoering, meer structurele onderzoeksfinanciering vanuit het Rijk te onderzoeken, een stevigere betrokkenheid van vakdepartementen bij de programmering van watertechnologisch onderzoek te borgen en gepleit voor een structurele inbedding van het onderzoek in het kennis- en innovatie-ecosysteem. Tezamen met Wetsus en de beleidsverantwoordelijke vakdepartementen zal ik de mogelijkheden hiertoe bespreken. Het uitgangspunt hierbij is om versnippering in het kennis- en innovatie-ecosysteem tegen te gaan en synergie te stimuleren. Eventuele stappen hiertoe, inclusief het beschikbaar stellen van aanvullende middelen, zijn aan een volgend kabinet om te zetten.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
S.A. Blok
Kamerstuk 32 637, nr. 457↩︎
Kamerstuk 32 637, nr. 453↩︎
TO2-instellingen ontvangen ook inkomsten uit contractonderzoek (voor private en publieke partijen) en via in competitie verworven subsidies (bijv. TKI-subsidie of Europese onderzoeksubsidies).↩︎
Kamerstuk 32 637, nr. 68↩︎
Kamerstukken 33 009 en 32 637, nr. 90↩︎
Kamerstuk 32 637, nr. 453↩︎