[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Omtzigt over het feit dat alle ministers en staatssecretarissen die tevens Kamerlid zijn, afwezig waren bij de hoofdelijke stemmingen over de QR-code en hoe zich dit verhoudt tot het grondwettelijke recht om zonder last te stemmend

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2021D38240, datum: 2021-10-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20212022-296).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2021Z16682:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

296

Vragen van het lid Omtzigt aan de Minister-President over het feit dat alle Ministers en Staatssecretarissen die tevens Kamerlid zijn, afwezig waren bij de hoofdelijke stemmingen over de QR-code en hoe zich dit verhoudt tot het grondwettelijke recht om zonder last te stemmen en over wie het besluit tot ontslag genomen heeft (ingezonden 29 september 2021).

Antwoord van Minister Rutte (Algemene Zaken), mede namens Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Financiën (ontvangen 12 oktober 2021).

Vraag 1

Herinnert u zich dat er op donderdag 16 september 2021 een hoofdelijke stemming heeft plaatsgevonden over de motie-Wilders om de QR-code niet in te voeren?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Herinnert u zich dat alleen de aanwezige leden van de fracties van VVD, D66, CDA, PvdA en de fractie-Den Haan tegen de motie gestemd hebben maar ĂĄlle andere fracties ervoor, zodat er maar een zeer smalle meerderheid voor invoering van de QR-code was?

Antwoord 2

Ja, ik herinner mij dat de motie met 58 stemmen voor en 70 stemmen tegen is verworpen.

Vraag 3

Is het u bekend dat, behalve Raymond Knops, geen van de Kamerleden die op dat moment tevens bewindspersoon was, heeft deelgenomen aan die hoofdelijke stemming, dus dat Mark Rutte, Carola Schouten, Wopke Hoekstra, Mona Keijzer en Hans Vijlbrief, evenals Sigrid Kaag (die op dit moment wel haar aftreden had aangekondigd, maar nog Minister was omdat het koninklijk besluit over haar ontslag pas op 17 september is getekend door de Koning), allen afwezig waren bij die stemming?

Antwoord 3

Ja.

Vraag 4

Herinnert u zich dat u die dag wel als aanwezig geregistreerd stond in het aanwezigheidsregister als Kamerlid maar zich expliciet had afgemeld voor de stemmingen?

Antwoord 4

Ja.

Vraag 5

Bent u bekend met artikel 67, lid 3 van de Grondwet waarin is vastgelegd dat Kamerleden zonder last stemmen?

Antwoord 5

Ja.

Vraag 6

Hoe beoordeelt u het feit dat de kiezers van een aantal Kamerleden, die overigens in het geval van Mark Rutte, Carola Schouten, Wopke Hoekstra, Sigrid Kaag en Mona Keijzer, ook met voorkeursstemmen gekozen zijn, niet hebben kunnen vernemen wat hun eigen opvatting is over de invoering van de QR-code?

Antwoord 6

Het is niet aan het kabinet om hier een oordeel over te hebben.

Vraag 7

Zijn er in het kabinet – of in nevenoverleggen zoals bijvoorbeeld coalitie-overleggen, Catshuisberaden – afspraken gemaakt om niet deel te nemen aan de stemmingen over de QR-code of aan stemmingen in het algemeen? Zo ja, hoe zien die afspraken eruit?

Antwoord 7

In het kabinet is de afspraak gemaakt dat bewindspersonen die tevens Kamerlid zijn niet het woord voeren in debatten waarbij medebewindspersonen het kabinetsbeleid verdedigen, dat zij geen stemverklaringen afleggen, dat zij niet optreden als (plaatsvervangend) voorzitter van de Tweede Kamer en dat zij niet deelnemen aan parlementaire delegaties. In het handboek voor bewindspersonen is daarnaast opgenomen dat deze bewindspersonen in deze periode terughoudend in acht nemen in de Tweede Kamer en dat zij de vertrouwelijkheid van de ministerraad en de eenheid van het kabinetsbeleid in acht dienen te nemen (paragraaf 2.4.1).

Indien een bewindspersoon handelt in strijd met een besluit van de ministerraad, is het allereerst aan de Minister-President, als voorzitter van de raad en om hiervan de consequenties te wegen, en hierover het overleg te voeren met de Vice-Ministers-Presidenten van de in het kabinet vertegenwoordigde partijen, om tot een gedragen besluit te komen. Deze weging heeft geen consequenties voor de positie van een bewindspersoon als Kamerlid, omdat het kabinet niet gaat over de wijze waarop een Kamerlid invulling geeft aan zijn Kamerlidmaatschap. Kamerleden zijn zelf verantwoordelijk voor hun stemgedrag.

Vraag 8

Is er op enig moment het verzoek gedaan of druk uitgeoefend op bewindspersonen om niet deel te nemen aan deze stemming of andere stemmingen? Zo ja, door wie en op welke wijze?

Antwoord 8

Nee, zie het antwoord op vraag 7.

Vraag 9

Is er op enig moment aan bewindspersonen door de premier of door een vicepremier te verstaan gegeven dat een stem voor de motie-Wilders gevolgen zou hebben?

Antwoord 9

Nee, zie het antwoord op vraag 7.

Vraag 10

Hoe verhoudt zich volgens u artikel 67, lid 4 van de Grondwet (Kamerleden stemmen zonder last) tot het reglement van orde voor de ministerraad en dan specifiek tot artikel 12, lid 2 («In geen geval handelt een Minister of Staatssecretaris tegen een besluit van de raad»)? Welke van deze twee heeft voorrang wanneer zij in een geval strijdig zijn met elkaar?

Antwoord 10

Indien een bewindspersoon handelt in strijd met een besluit van de ministerraad, is het allereerst aan de Minister-President, als voorzitter van de raad en om hiervan de consequenties te wegen, en hierover het overleg te voeren met de Vice-Ministers-Presidenten van de in het kabinet vertegenwoordigde partijen, om tot een gedragen besluit te komen. Deze weging heeft geen consequenties voor de positie van een bewindspersoon als Kamerlid, omdat het kabinet niet gaat over de wijze waarop een Kamerlid invulling geeft aan zijn Kamerlidmaatschap. Kamerleden zijn zelf verantwoordelijk voor hun stemgedrag.

Deze kwestie laat nog eens zien dat de huidige situatie complex is. Bij de uitvoering van de motie van de leden Ellian en Inge van Dijk (35 896, nr. 14) over een commissie die het functioneren van artikel 57 van de Grondwet analyseert kan dit element worden betrokken.

Vraag 11

Hoe denkt u dit spanningsveld tussen stemmen zonder last en eenheid van kabinetsbeleid op te lossen voor bewindspersonen die tevens Kamerlid zijn, nu de kabinetsformatie eindeloos voortsleept?

Antwoord 11

Zie het antwoord op vraag 10.

Vraag 12

Hebben alle Kamerleden, die tevens bewindspersoon zijn, de mogelijkheid gehad om zich in volledige vrijheid, zonder de grondwettelijke last, uit te spreken over de motie-Wilders?

Antwoord 12

Het is niet aan het kabinet om te oordelen over het stemgedrag van Kamerleden.

Vraag 13

Op basis van welke procedure en welke wet is Mona Keijzer ontslagen als Staatssecretaris?

Antwoord 13

Artikel 4 van het Reglement van Orde van de ministerraad noemt voordrachten van de Minister-President voor Koninklijke besluiten tot benoeming en ontslag van Ministers en Staatssecretarissen als onderwerp van besluit in de ministerraad. Dit brengt tot uitdrukking dat het in de Nederlandse staatsrechtelijke verhoudingen altijd een door het kabinet gedragen besluit is een bewindspersoon voor te dragen voor benoeming of ontslag. In de staatsrechtelijke praktijk laten situaties waarin bewindspersonen worden voorgedragen voor benoeming of ontslag doorgaans geen ruimte voor voorafgaande besluitvorming in de ministerraad voordat een voordracht wordt gedaan. In dit geval heeft de Minister-President met instemming van de Minister van EZK, als verantwoordelijke Minister, en de drie Vice-Minister-Presidenten de genoemde Staatssecretaris voorgedragen voor ontslag met onmiddellijke ingang. Hiermee is materieel gewaarborgd dat het besluit is genomen in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad en recht gedaan aan het reglement van orde van de ministerraad.

Vraag 14

Wie hebben expliciet ingestemd met de voordracht tot ontslag van Staatssecretaris Mona Keijzer? Is dat, zoals in de brief van de Minister-President staat, alleen de Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) met wie u vanuit New York belde of op andere wijze contact had?

Antwoord 14

De Minister-President heeft met instemming van de Minister van EZK, als verantwoordelijke Minister, en de drie Vice-Minister-Presidenten de genoemde Staatssecretaris voorgedragen voor ontslag met onmiddellijke ingang.

Vraag 15

Kunt u uitputtend aangeven welke Ministers expliciet ingestemd hebben?

Antwoord 15

Zie antwoord 14.

Vraag 16

Heeft Minister Carola Schouten, wiens fractie – waar zij deel van uitmaakt – tegen de QR-code gestemd heeft, ingestemd met het ontslag van Mona Keijzer – wiens fractie waar zij deel vanuit maakt voor de QR code gestemd heeft – die twijfels uitte over de QR-code?

Antwoord 16

De Minister-President heeft met instemming van de Minister van EZK, als verantwoordelijke Minister, en de drie Vice-Minister-Presidenten de genoemde Staatssecretaris voorgedragen voor ontslag met onmiddellijke ingang.

Vraag 17

Namens wie is het concept-Koninklijk Besluit voor het ontslag van Mona Keijzer voorgelegd aan de Koning? Namens het kabinet of niet?

Antwoord 17

Het concept-Koninklijk Besluit voor het ontslag van de voormalig Staatssecretaris Keijzer is getekend door de Minister-President. De Minister-President heeft dit gedaan met instemming van de Minister van EZK, als verantwoordelijke Minister en de drie Vice-Minister-Presidenten. Hiermee is materieel gewaarborgd dat het besluit is genomen in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad en recht gedaan aan het reglement van orde van de ministerraad.

Vraag 18

Klopt het dat in artikel 4 van het reglement van orde voor de ministerraad staat dat de raad beraadslaagt over voordrachten van de Minister-President voor Koninklijke Besluiten tot benoeming en ontslag van Ministers en Staatssecretarissen en dat u de letter van dit artikel niet gevolgd heeft in deze procedure omdat er geen ministerraad bijeengeroepen is, zoals u in de Kamer heeft toegegeven?

Antwoord 18

Artikel 4 van het Reglement van Orde van de ministerraad noemt voordrachten van de Minister-President voor Koninklijke besluiten tot benoeming en ontslag van Ministers en Staatssecretarissen als onderwerp van besluit in de ministerraad. Dit brengt tot uitdrukking dat het in de Nederlandse staatsrechtelijke verhoudingen altijd een door het kabinet gedragen besluit is een bewindspersoon voor te dragen voor benoeming of ontslag. In de staatsrechtelijke praktijk laten situaties waarin bewindspersonen worden voorgedragen voor benoeming of ontslag doorgaans geen ruimte voor voorafgaande besluitvorming in de ministerraad voordat een voordracht wordt gedaan. In dit geval heeft de Minister-President met instemming van de Minister van EZK, als verantwoordelijke Minister, en de drie Vice-Minister-Presidenten de genoemde Staatssecretaris voorgedragen voor ontslag met onmiddellijke ingang. Hiermee is materieel gewaarborgd dat het besluit is genomen in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad en recht gedaan aan het reglement van orde van de ministerraad.

Vraag 19

Klopt het dat in het onderhavige geval geen ministerraad heeft plaatsgevonden en Mona Keijzer dus niet de mogelijkheid had zich te verweren ten overstaan van alle Ministers over haar ontslag?

Antwoord 19

Ja.

Vraag 20

Indien u van mening bent dat een kabinet een besluit kan nemen, gehoord de gevoelens van de ministerraad, is het dan ook mogelijk dat het kabinet een wetsvoorstel aanvaardt, gehoord de gevoelens van de ministerraad? Zo nee, waarom niet en zo ja, waarom is er dan nog een kabinet (als je op dit moment van een kabinet kunt spreken)?

Antwoord 20

Op grond van artikel 4 van het reglement van orde van de ministerraad, beraadslaagt en besluit de raad onder meer over wetsvoorstellen. In spoedeisende gevallen kan het voorkomen dat een beslissing (van een onderraad) geëffectueerd moet worden, voordat de raad zich daarover heeft kunnen uitspreken. In dergelijke gevallen oefent de raad een repressieve controle uit op de besluitvorming (van de onderraad).2 Anders dan bij besluitvorming over wetsvoorstellen laat de staatsrechtelijke praktijk in situaties waarin bewindspersonen worden voorgedragen voor benoeming of ontslag doorgaans geen ruimte voor voorafgaande besluitvorming in de ministerraad voordat een voordracht wordt gedaan.

Vraag 21

Klopt het dat bij het historische precedent, namelijk het ontslag van Staatssecretaris Glastra van Loon in 1975, het kabinet erover beraadslaagd heeft en een besluit genomen heeft over zijn ontslag (voordat hij zelf aftrad)?

Antwoord 21

Ja.

Vraag 22

Ligt er een kabinetsbesluit ten grondslag aan het ontslag van de Staatssecretaris of heeft een Minister-President slechts de instemming van de Minister van het departement nodig om de Staatssecretaris van dat departement voor te dragen voor ontslag? Kunt u dit staatsrechtelijk duiden?

Antwoord 22

Het is, gegeven de Nederlandse staatsrechtelijke verhoudingen niet voorstelbaar dat een Staatssecretaris louter met de instemming van de Minister van het departement wordt voorgedragen voor ontslag. In de Nederlandse staatsrechtelijke verhoudingen dient namelijk sprake te zijn van een door het kabinet gedragen besluit om een bewindspersoon voor te dragen voor ontslag.

Vraag 23

Heeft u hier het reglement van orde voor de ministerraad overtreden?

Antwoord 23

Zie hiervoor het antwoord op vraag 18.

Vraag 24

Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden en wel voor vrijdag 1 oktober 2021?

Antwoord 24

Dit is helaas niet gelukt. De vragen zijn wel beantwoord binnen de termijn van drie weken, zoals gesteld in artikel 12.2, eerste lid, van het reglement van orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.


  1. Kamerstuk 25 295, nr. 1424.↩

  2. Stb 1994, nr. 203.↩