35845, eindtekst
Het niet-indexeren van het basiskinderbijslagbedrag en het extra bedrag van de kinderbijslag in de Algemene Kinderbijslagwet over de jaren 2022, 2023 en deels over 2024
Eindtekst
Nummer: 2021D40400, datum: 2021-10-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2021Z09205:
- Indiener: W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2021-06-01 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-06-08 16:30: Procedures en brieven commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (digitaal) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2021-06-22 16:30: Procedures en brieven commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (digitaal) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2021-07-07 14:00: Het niet-indexeren van het basiskinderbijslagbedrag en het extra bedrag van de kinderbijslag in de Algemene Kinderbijslagwet over de jaren 2022, 2023 en deels over 2024 (35845) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2021-09-14 16:30: Procedures en brieven commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2021-09-16 22:35: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-10-05 16:30: Extra procedurevergadering commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (digitaal) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2021-10-13 18:30: Het niet-indexeren van het basiskinderbijslagbedrag en het extra bedrag van de kinderbijslag in de Algemene Kinderbijslagwet over de jaren 2022, 2023 en deels over 2024 (35845) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2021-10-26 15:45: Hoofdelijke Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2021-11-02 16:30: Procedures en brieven commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Preview document (🔗 origineel)
De Tweede Kamer der Staten- Generaal zendt bijgaand door haar aangenomen wetsvoorstel aan de Eerste Kamer. De Voorzitter, 26 oktober 2021 |
|
Het niet-indexeren van het basiskinderbijslagbedrag in de Algemene Kinderbijslagwet over de jaren 2022, 2023 en deels over 2024 of totdat de beoogde dekking is gerealiseerd | |
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET | |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in verband met het wegnemen van financiële knelpunten in de uitvoering bij UWV, SVB en BKWI de indexering van het basiskinderbijslagbedrag in de Algemene Kinderbijslagwet over de jaren 2022, 2023 en deels over 2024 of totdat de beoogde dekking is gerealiseerd achterwege te laten;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE ALGEMENE KINDERBIJSLAGWET
In §1 wordt na artikel 13 van de Algemene Kinderbijslagwet een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 13a
1. In afwijking van artikel 13, tweede en derde lid:
a. wordt het bedrag, genoemd in artikel 12, eerste lid, met ingang van 1 januari 2022 over de jaren 2022 en 2023 niet gewijzigd; en
b. wordt het percentage, bedoeld in artikel 13, derde lid, met ingang van 1 januari 2024 met 0,1%-punt verlaagd.
2. Het eerste lid vindt slechts toepassing voor zover daarmee wordt bewerkstelligd dat niet-indexering als bedoeld in het eerste lid zowel structureel per jaar vanaf 2025 ten minste € 129,2 miljoen als cumulatief ten minste € 398 miljoen over de periode 2022 tot en met 2025 oplevert. Indien beide in de vorige volzin genoemde bedragen nog niet behaald zijn en niet-indexering zou leiden tot overschrijding van beide bedragen, kan om die bedragen te behalen:
a. gedeeltelijke indexering van het in het eerste lid bedoelde bedrag plaatsvinden;
b. het in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde percentage met minder dan 0,1%-punt worden verlaagd.
3. Voor de wijziging van het bedrag met ingang van 1 januari 2024 of, in de in het tweede lid bedoelde situatie, de in dat lid bedoelde datum, wordt voor de toepassing van de consumentenprijsindex waarop de laatste herziening is gebaseerd, bedoeld in artikel 13, derde lid, de consumentenprijsindex over de maand april negen maanden voor die datum indien die wijziging op 1 januari plaatsvindt of over de maand oktober negen maanden voor die datum indien die wijziging op 1 juli plaatsvindt gebruikt.
4. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2025.
ARTIKEL II. INWERKINGTREDING
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,