[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Onderzoek financiële en organisatorische invulling van UPV

Wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/851 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen (PbEU L 150) (Implementatiewet wijziging EU-kaderrichtlijn afvalstoffen)

Brief regering

Nummer: 2021D40480, datum: 2021-10-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35267-26).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35267 -26 Wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/851 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen (PbEU L 150) (Implementatiewet wijziging EU-kaderrichtlijn afvalstoffen) .

Onderdeel van zaak 2021Z18835:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

35 267 Wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/851 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen (PbEU L 150) (Implementatiewet wijziging EU-kaderrichtlijn afvalstoffen)

Nr. 26 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 oktober 2021

In het besluit Uitgebreide Producentenverantwoordelijkheid1 is aangekondigd dat het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een onderzoek uit laat voeren naar hoe producenten financieel en organisatorisch invulling kunnen geven aan hun verplichtingen ten aanzien van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV). Hierbij bied ik dit onderzoek aan uw Kamer aan (zie bijlage)2.

Het onderzoek is uitgevoerd door Rebel Group in samenwerking met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De onderzoekers hebben samen met IenW een theoretisch model verder uitgewerkt en vervolgens een model gebouwd waarmee de kosten en eventuele baten inzichtelijk worden van de fase na het gebruik van een product. Op deze wijze kan al bij het op de markt brengen van een product rekening worden gehouden met de kosten en eventuele baten na het gebruik van het product en wordt inzichtelijk gemaakt welke financiële reserveringen producenten zouden moeten doen om aan hun producentenverantwoordelijkheid te kunnen voldoen. De onderzoekers hebben rekening gehouden met verschillende circulaire bedrijfsmodellen waarbij de verschillende R-strategieën centraal staan. Ter illustratie zijn de toekomstige kosten modelmatig in kaart gebracht voor drie theoretische productcategorieën en is op basis daarvan inzicht gegeven in de hoogte en ontwikkeling van de te treffen reservering. Daarnaast is gekeken naar de uitvoerbaarheid van het model voor verschillende productgroepen.

In huidige UPV-systemen worden vaak pas kosten gemaakt op het moment dat een product afgedankt wordt. Door reeds een reservering te treffen aan de voorkant stellen bedrijven bij het op de markt brengen van producten al zeker dat er voldoende middelen beschikbaar zullen zijn op het moment dat producten afgedankt worden. Door de financiële reservering voor deze toekomstige kosten bij het op de markt brengen van een product ontstaat bij de producent ook een prikkel om in een zo vroeg mogelijk stadium te sturen op het voorkomen van afval en voor een circulair alternatief te kiezen.

Uitgebreide producentenverantwoordelijkheid is een belangrijk instrument in de transitie naar een circulaire economie en blijft onder de aandacht bij de verdere doorontwikkeling van het beleid ter ondersteuning van die transitie. Het onderzoek geeft hiertoe bruikbare inzichten voor het evalueren van bestaande en het opzetten van toekomstige UPV systemen, mede in het licht van de minimumeisen die daarvoor gelden op basis van de gewijzigde Kaderrichtlijn afvalstoffen. In de brief aan uw Kamer van 7 april 2020 bent u hierover geïnformeerd.3

De motie van de leden Agnes Mulder en Hagen (Kamerstuk 35 267, nr. 24) verzoekt het kabinet een quickscan te laten uitvoeren naar de wijze waarop producenten tot bredere optimalisatie van ketensamenwerking kunnen komen om daarmee weglekeffecten te voorkomen. Het nu opgestelde theoretische model is de eerste stap ter uitvoering van de motie. In het vervolg zal dit najaar in samenwerking met Partners for Innovation, een nadere praktijkgerichte verkenning worden uitgevoerd.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S.P.R.A. van Weyenberg


  1. Bijlage bij Kamerstuk 35 267, nr. 22↩︎

  2. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎

  3. Kamerstuk 35 267, nr. 18↩︎