[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van Economische Zaken en Klimaat 2022 op 3 november 2021

Brief regering

Nummer: 2021D41482, datum: 2021-11-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2021Z19314:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Geachte Voorzitter,

Tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) hebben de leden van uw Kamer vragen gesteld. Bijgevoegd vindt u de antwoorden op een deel van die vragen. De overige vragen zullen wij later mondeling beantwoorden.

Stef Blok

Minister van Economische Zaken en Klimaat

Dilan Yeşilgƶz-Zegerius

Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat ā€“ Klimaat en Energie

Beantwoording van vragen op het terrein van minister van EZK ā€“ BBH 2022

Antwoorden op de vragen gesteld door de PVV

1

Hoe staat het met de Belgische win-win regeling een achtergestelde lening met maximaal 1,75% rente? Gaat minister daarmee aan de slag in samenwerking met minister van Financiƫn?

Antwoord

De in 2011 afgeschafte fiscale Durfkapitaalregeling vertoont grote gelijkenissen met de Win-win-regeling uit Belgiƫ. De Durfkapitaalregeling had als doel risicokapitaal voor het mkb te mobiliseren via achtergestelde leningen. De regeling is destijds afgeschaft omdat uit de evaluatie bleek dat deze niet effectief was; de belastingsubsidie kwam voor een groot deel terecht bij financieringen die toch al tot stand zouden komen (deadweight loss). Dit kabinet ziet daarom geen aanleiding om de toepasbaarheid van een vergelijkbare regeling, zoals de win-win-regeling uit Belgiƫ, te onderzoeken.

Het kabinet kiest daarentegen om de beschikbaarheid van durfkapitaal te stimuleren via de niet-fiscale route. Hiervoor bestaat een uitgebreid instrumentarium dat in 2018 positief is beoordeeld (Kamerstuk 32637, nr. 344). Hierbij kijkt het kabinet ook continu hoe de beschikbaarheid van risicokapitaal verbeterd kan worden.

Daarnaast heeft het ComitĆ© van Ondernemerschap advies uitgebracht over het versterken van de solvabiliteit van het mkb. Dit advies heeft uw Kamer op 1 november jl. ontvangen (kenmerk 2021Z19147). Hierin stelt het ComitĆ© voor om quasi equity financiering via een fonds beschikbaar te stellen aan het mkb, zodat deze ondernemers investeringen in o.a. verduurzaming, digitalisering en groei kunnen doen. Zoā€™n fonds heeft eenzelfde doel als de fiscale Durfkapitaalregeling zou hebben, namelijk meer risicokapitaal mobiliseren, maar kan gerichter worden ingezet. Het is aan het volgende kabinet om op dit advies een inhoudelijke reactie te geven.

Tot slot, hebben de Nederlandse grootbanken (ING Bank, Rabo bank, ABN AMRO) en de Algemene Pensioen Groep (APG) voor de zomer het Post Covid Growth Initiative gelanceerd. Met dit initiatief komen achtergestelde leningen beschikbaar voor het grotere mkb. De genoemde partijen hebben hier elk 100 miljoen euro voor beschikbaar gesteld (400 miljoen euro in totaal). Een achtergestelde lening kan voor 50% onder garantie worden gebracht binnen de Groeifaciliteit. Er is twee jaar uitgetrokken voor dit initiatief.

2

Gezien de grote waarde van de ruimtevaart voor onderzoeken aangaande luchtvaart, satellieten, telecom, medische wereld: wat wordt de inzet van de minister bij het nieuwe ESA-programma 2022?

Antwoord

Het Europese Ruimtevaartagentschap ESA bereidt momenteel de programmaā€™s voor waarop we in 2022 als Nederland kunnen inschrijven. Het volgende kabinet zal uw Kamer informeren over de Nederlandse inzet tijdens de conferentie. Ambtelijk zijn inmiddels de voorbereidingen gestart die nodig zijn om de keuzes voor te bereiden.

3

Wat wordt er gedaan met het projectvoorstel om knelpunten ambachtseconomie op te lossen en kan de 1 miljoen euro aan restgelden uit het opgeheven vermogen van het Hoofdbedrijfschap Ambachten (HBA) worden toegekend aan het projectvoorstel van MKB Nederland?

Antwoord

MKB Nederland en haar ambachtelijke brancheorganisaties vertegenwoordigen relatief veel ambachtsondernemers. Zij zijn echter niet de enige partijen die potentieel aanspraak kunnen maken op de gelden. Ook Stichting Ambacht Nederland hoort potentieel bij de doelgroep, en wellicht nog meer partijen.

Daarom is er een subsidieregeling gemaakt. Daarmee kunnen de restmiddelen van het bedrijfschap in een open proces worden toegewezen aan de beste plannen die uit het veld worden ingediend. De subsidieregeling wordt binnenkort gepubliceerd en begin komend jaar opengesteld.

Er is contact met de betrokken partijen en er wordt met hen besproken waarom voor deze route is gekozen.

4

In het zwartboek van MKB Nederland staan aanbevelingen om 100 knelpunten op te lossen. Welke overheidsmiddelen gaat de minister inzetten om deze knelpunten op te lossen en de economie sterker te maken?

Antwoord

Het kabinet heeft kennis genomen van het zwartboek regeldruk. We kijken nu naar de aard van deze knelpunten. Zo willen we graag weten of het om incidenten gaat of om breed gedragen knelpunten en welke oorzaken hier precies aan ten grondslag liggen. Dit sluit goed aan bij het beleid van het kabinet waarbij via verschillende methodes (zoals de maatwerkaanpak bedrijven en de inzet van de Life-eventaanpak) concrete knelpunten opgespoord worden. Uiteraard kijken we op welke wijze deze knelpunten zo effectief mogelijk kunnen worden opgepakt. Welke overheidsmiddelen hierop ingezet gaan worden hangt af van de van de vraag of en de wijze waarop de specifieke knelpunten kunnen worden opgelost.

5

Kunt u met autodesigners, VDL Born, Universiteit Delft en automotive opleidingen in gesprek gaan of we in Nederland een auto op waterstof kunnen bouwen?

Antwoord

Op dit moment lopen er in Nederland al diverse initiatieven op het gebied van waterstof als energiebron voor zwaar wegtransport. Zo ontwikkelt DAF in samenwerking met TNO een waterstofverbrandingsmotor (H2ICE) voor vrachtwagens en rijden er in de provincie Zuid-Holland al 4 waterstofbussen van VDL. Wat personenautoā€™s betreft zijn er al diverse, met name Aziatische waterstofautoā€™s op de markt (bijvoorbeeld de Hyundai ix35 Fuel Cell, Toyota Mirai, Honda Clarity Fuel Cell) en op het gebied van bestelwagens komen binnenkort ook andere Europese merken met types met brandstofcellen. In deze markt heeft Nederland vooral een sterke positie in de toeleveringsketens; hier liggen mogelijk kansen. De overheid spreekt uiteraard met partijen over die kansen op basis van sterktes. Het is echter niet aan de overheid, maar aan partijen uit de automotive sector zelf om te besluiten zich te richten op ontwikkeling van een waterstofpersonenauto.

Antwoorden op de vragen gesteld door de VVD

1

Bezie de evaluaties over de effectiviteit van het financieringsinstrumentarium integraal, haal overlap eruit, voeg versterking toe en neem daarbij de lessen van corona mee, bijvoorbeeld over communicatie, bereik en effectiviteit. Geeft dat haakjes om de voortdurende financieringskloof op te lossen?

Antwoord

Het is goed om het reguliere financieringsinstrumentarium eens in de zoveel tijd in zijn geheel te evalueren. Dit is in 2019 voor het EZK-financieringsinstrumentarium gebeurd. Het financieringsinstrumentarium is toen integraal geƫvalueerd. Hieruit kwam een positief beeld naar voren. Het financieringsinstrumentarium is noodzakelijkerwijs divers omdat specifieke knelpunten aangepakt worden. Ook doen we soms evaluaties in samenhang, zoals de risicokapitaalregelingen die tezamen in 2018 geƫvalueerd zijn.

Het evalueren van individuele instrumenten is overigens een verplichting conform de comptabiliteitswet. Het kabinet geeft daar uiteraard invulling aan. Dit is van essentieel belang voor het beoordelen van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid. Daarbij worden altijd de kosten van de evaluatie in samenhang genomen met de omvang van het instrument.

Het is goed om lessen te trekken uit de maatregelen die opgezet zijn in de coronacrisis. Maar het is ook belangrijk om te beseffen dat het doel van de coronasteunmaatregelen op het gebied van financiering is om de liquiditeitspositie van ondernemers te versterken. De reguliere financieringsinstrumenten hebben niet dit doel. Die zien toe op knelpunten van een meer structurele aard. Later deze maand volgt een brief aan over de nadere uitwerking van de evaluatieaanpak van de coronasteunmaatregelen.

2

Hoe vordert de uitwerking van de motie Aartsen (VDD) om de mkbā€™ers die door corona in de schulden zijn beland, er zo snel mogelijk weer boven op te helpen?

Antwoord

In de brief van 30 augustus jl. (Kamerstuk 35 420 nr. 365) heeft het kabinet aangegeven hoe de motie van het lid Aartsen (35 420 nr. 382) afgelopen maanden voortvarend is opgepakt. Met de uitvoeringsorganisaties RVO, UWV en de Belastingdienst hebben de ministeries van FinanciĆ«n, Economische Zaken en Klimaat en Sociale Zaken en Werkgelegenheid meerdere, concrete acties opgestart. Dit heeft geresulteerd in het voor ondernemers realiseren van een informatiepunt bij het Ondernemersplein, het realiseren van een casuĆÆstiekoverleg tussen RVO, UWV en Belastingdienst waarin verkend wordt of signalen over problemen met terugvorderingen vroegtijdig kunnen worden gedeeld en in procesafspraken met schuldeisers. Hierbij is nog een punt van aandacht de gegevensuitwisseling tussen de organisaties, omdat hiervoor een grondslag moet bestaan. Op dit moment wordt eraan gewerkt deze mogelijkheid zo snel mogelijk te creĆ«ren voor die gevallen waarvoor dit nog niet bestaat.

Daarnaast is, zoals aangegeven in de brief van 27 mei jl. (Kamerstuk 35420 nr. 314) bij terugbetalingen van TVL en NOW individueel maatwerk een belangrijk uitgangspunt. Zo stellen UWV en RVO stellen zich bij betalingsproblematiek van ondernemers coulant op. De terugbetaling van een vordering kan ā€“ met een rente van 0% ā€“over een langere periode (tot en met vijf jaar) worden uitgesmeerd, passend bij de situatie van de ondernemer.

In de brief van 11 oktober 2021 (TK 35 420, nr. 412) heeft de Staatssecretaris van Financiƫn, Fiscaliteit en Belastingdienst uw Kamer bericht over de invulling die het kabinet geeft aan de motie Aartsen c.s. (Kamerstuk 35 420, nr. 382). Het kabinet kiest ervoor om de overlevingskansen van in de kern gezonde bedrijven te vergroten door een tijdelijke soepele opstelling van de Belastingdienst (en de Douane) bij schuldsanering. De Belastingdienst zal tijdelijk (van 1 augustus 2022 tot en met 30 september 2023) genoegen nemen met hetzelfde uitkeringspercentage als concurrente schuldeisers toekomt. Daarnaast worden de ontwikkelingen ten aanzien van ondernemers met uitstel van betaling van belastingschulden de komende periode door de Belastingdienst en andere belangrijke schuldeisers gemonitord. Dit maakt het mogelijk bij knelpunten hierop snel actie te ondernemen.

Ook beziet het kabinet wat er mogelijk is op het terrein van wettelijke en buitenwettelijke schuldhulp en schuldsanering en welke partijen welke ondersteuning aan ondernemers met corona-gerelateerde schulden bieden.

3

Is EZK bereid een campusstrategie te verkennen waarin we kijken naar wat cruciale hotspots (brainport, ESTEC) en die valorisatie aldaar beter maakt, de verbindingen bevordert en best practices stimuleert?

Antwoord

Er is op dit moment geen aanleiding om een specifieke campusstrategie te ontwikkelen. Campussen zijn een belangrijk onderdeel van onderzoeks- en innovatie-ecosystemen. Regionale ecosystemen, clusters en campussen zijn daarom integraal onderdeel van de kabinetsstrategie Versterken van onderzoeks- en innovatie-ecosystemen, waarover u bent geĆÆnformeerd op 30 oktober 2020. Deze strategie kijkt naar manieren hoe ecosystemen versterkt kunnen worden waaronder op het gebied van valorisatie, talent en financiering.

Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) heeft diverse instrumenten ter beschikking om investeringen in innovatie door bedrijven en financiering van (innovatieve) bedrijven te stimuleren, zoals de WBSO, het innovatiekrediet, vroegefasefinanciering, Seed Capital en Invest-NL. Op campussen zijn veel bedrijven gevestigd die hier gebruik van maken. Ook organisaties voor toegepast onderzoek, de zogenoemde TO2-instellingen, zoals TNO en Deltares zijn in belangrijke mate op campussen gevestigd. Bedrijven en TO2-instellingen, bepalen zelf in welke mate en op welke wijze ze in de ontwikkeling van campussen investeren.

4

Hoe apprecieert de minister het voorstel van de VSNU, TNO en NFU omtrent meedraaien in de mondiale top van Valorisatie en is hij voornemens dit initiatief een slinger te geven?

Antwoord

De versterking van de valorisatiefunctie sluit aan bij de ambities van het kabinet. Het kabinet gaat graag in gesprek met de partijen uit de kenniscoalitie, TechLeap en de Regionale ontwikkelingsmaatschappijen over het uitwerken van zowel het KTO-Nederlandplan als de andere plannen voor valorisatie. Voor deze plannen zijn echter nog geen financiƫle middelen beschikbaar. Het is aan het volgende kabinet om eventueel te besluiten hiervoor financiƫle middelen vrij te maken en om een financiƫle impuls voor valorisatie te realiseren.

5

Het zesde cluster heeft geen of minder makkelijke aansluiting op de waterstofbackbone. Wat doet de regering voor de kleine industrie? Is de regering van mening dat ze hier ambitieus genoeg is, en wat is er nog meer nodig om deze bedrijven onderdeel te laten zijn van een duurzame economische toekomst van Nederland?

Antwoord

Momenteel wordt er binnen EZK gewerkt aan een plan voor de uitrol van de waterstof-backbone. Het plan moet aangeven waar en wanneer het transportnet gefaseerd wordt ontwikkeld. Hiervoor wordt een inventarisatie gedaan van de ontwikkeling van vraag en aanbod van waterstof in de clusters op basis van de cluster energie strategieƫn. Ook de strategie van het zesde cluster zal bij de uitwerking worden meegenomen.

Voor de kleine industrie is uiteraard het generieke instrumentarium beschikbaar dat ook voor de grote bedrijven open staat. Men kan de energie-investeringsaftrek benutten, een project aandragen voor SDE-subsidie, of VEKI voor een investering in procesefficiency, of voor een subsidie uit de MOOI-regeling voor een innovatietraject. Uiteraard binnen de voorwaarden van de regelingen.

Daarnaast wordt gewerkt aan een NIKI-regeling, een nationale variant op het Europese Innovation Fund. De bedoeling van deze regeling is om grote complexe doorbraaktechnologieƫn voor bijvoorbeeld groene kunstmest, kunststof en staal te faciliteren via een open en flexibele subsidieregeling. Ook deze zal open staan voor het mkb in de industrie. Over het budget voor de NIKI en voor meerjarig budget voor de VEKI-regeling zal een volgend kabinet besluiten.

6

De aanpassing van de mijnbouwwet is noodzakelijk om aardwarmte snel uit te breiden en de wijziging is niet controversieel verklaard door de Kamer; kan de regering aangeven wanneer dit wetsvoorstel verder kan worden behandeld en hoe het er nu mee staat?

Antwoord

Het is inderdaad noodzakelijk dat de Mijnbouwwet gewijzigd wordt om de verdere uitbreiding van geothermie te faciliteren. De huidige Mijnbouwwet past minder goed bij de manier waarop geothermie ontwikkeld wordt. Dat is ook de reden dat dit wetsvoorstel op 16Ā juli 2020 aan uw Kamer is gestuurd. Hierna heeft uw Kamer verslag uitgebracht (2Ā oktober 2020) en is op 26Ā november 2020 de nota naar aanleiding van het verslag aan uw Kamer gestuurd. Op 30Ā november 2020 is aan uw Kamer een nota van wijziging op dit wetsvoorstel gestuurd. Op 9Ā december 2020 heeft uw Kamer besloten dit wetsvoorstel voor plenaire behandeling aan te melden. Dit is nogmaals bevestigd op 27Ā januari 2021 toen uw Kamer het wetsvoorstel niet controversieel heeft verklaard. Het kabinet ziet geen belemmeringen om dit wetsvoorstel op korte termijn met uw Kamer te bespreken en ziet uit naar een plenaire behandeling hiervan. Op korte termijn zal uw Kamer overigens een tweede nota van wijziging ontvangen met nog een aantal technische wijzigingen.

7

Er is meer aandacht nodig voor het tekort aan technici. Wat doet de regering op dit vlak? Welke potjes zijn beschikbaar, en hoe wordt over departementen heen gewerkt? Hoe wordt samengewerkt met sectoren gewerkt waar tekorten zijn? Wat ontbreekt nog? Waar kan regering verder mee aan de slag, en welke ruimte heeft ze nodig van deze kamer?

Antwoord

Het kabinetsbeleid om het tekort aan technisch geschoold personeel terug te dringen wordt gevoerd onder de vlag van het Techniekpact. Het Techniekpact is een netwerkaanpak van de ministeries van EZK, SZW en OCW in samenwerking met veel partners (waaronder technische werkgeversorganisaties en Opleidings- & Ontwikkelingsfondsen). Met gerichte interventies proberen deze partijen knelpunten op te lossen en samenwerking te bevorderen. Denk aan het verhogen van de instroom van vrouwen in techniek en het versterken van regionale samenwerking tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Het kabinet blijft in 2022 werken aan de doelen van Techniekpact. Onder de vlag van het Klimaatakkoord wordt gewerkt aan een specifieke aanpak op het thema Arbeidsmarkt en Scholing om voldoende vakmensen voor de transitie op te leiden en te ontwikkelen. Ook op dit punt werkt het kabinet verder samen met de sectoren aan het ontwikkelen van een aanpak om per sector tot een specifieke aanpak te komen.

De middelen die bijdragen aan de doelen van het Techniekpact staan op verschillende plekken op de Rijksbegroting. Zo heeft het kabinet in augustus 2020 een aanvullend sociaal pakket van 1,4Ā miljard euro gepresenteerd met daarin aandacht voor scholing en ontwikkeling, en voor intensieve ondersteuning en begeleiding naar nieuw werk (Kamerstuk 35420, nr. 105). Een belangrijk onderdeel hiervan is de regeling omscholing naar kansrijke beroepen in de ict en techniek. Deze regeling bevat 37,5 miljoen euro en is in september 2021 opengesteld (Kamerstuk 32637, nr. 469). Via deze regeling kunnen werkgevers subsidie aanvragen om een (nieuwe) medewerker om te scholen naar een kansrijk beroep in de ict of techniek. Andere middelen die direct of indirect bijdragen aan het verminderen van personeelstekorten in de techniek zijn onder meer Sterk Techniekonderwijs, het Regionaal Investeringsfonds mbo (van OCW), de SLIM- en de STAP-regeling (van SZW) en MKB!dee en de HCA ICT (EZK).

Naast deze inzet is het aantrekken en het behoud van internationaal talent onderdeel van de human capital aanpak van EZK en een manier om structurele tekorten op de arbeidsmarkt op te lossen. Zo werkt RVO samen met verschillende regioā€™s en nationale partners werkt aan het versterken van de positionering van Nederland als vestigingsland voor kennismigranten. Focus gaat uit naar talent met schaarse technische vaardigheden en kennis dat een bijdrage kan leveren aan beleidsdoelstellingen als de energietransitie en digitalisering.

Het effect van onder meer deze extra inzet van het afgelopen jaar is op dit moment nog niet bekend, omdat veel van de regelingen nog moeten opstarten of net zijn opgestart. Daarom kan op dit moment nog niets gezegd worden over het effect van deze intensivering op de tekorten aan technisch personeel. Ook moet blijken hoe de arbeidsmarkt zich na de pandemie ontwikkelt. Het kabinet informeert uw Kamer via onder meer het Techniekpact en de Leven Lang Ontwikkelen-aanpak over beleidskansen.

Het tekort aan technisch personeel is onder andere een knelpunt om de energietransitie uitvoerbaar te houden bijvoorbeeld voor de uitbreiding van het elektriciteitsnet. Het is ook mede om die reden een serieus aandachtspunt voor het kabinet.

Antwoorden op de vragen gesteld door de SP

1

Is het kabinet bereid om de voorbereidingen te treffen voor een openbaar handelsregister, en het ook UBO-register daarvan onderdeel te laten zijn, om de internationale afspraken daarover te halen?

Antwoord

De anti-witwasrichtlijn staat uitdrukkelijk toe dat lidstaten een kostendekkende vergoeding vragen voor de raadpleging van het UBO-register. Nederland is niet het enige land dat een vergoeding vraagt. Ook Oostenrijk, Estland, Ierland, Zweden en Spanje doen dat. Nederland heeft er vooralsnog voor gekozen de kosten deels bij de gebruiker van de gegevens te leggen en niet enkel bij de belastingbetaler.

De openbaarheid van het UBO-register is overigens onderwerp van een aantal rechtszaken, zowel in Nederland als daarbuiten; daar houdt het kabinet rekening mee. Aan het Hof van Justitie zijn prejudiciƫle vragen gesteld over de verhouding tussen de openbaarheid en het recht op bescherming van privacy. Door Privacy First is met een vergelijkbare vraag een zaak aangespannen tegen de Nederlandse overheid. Daarnaast zijn bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven twee zaken aanhangig over het afschermingsregime.

Middels het Datavisie-traject dat in juli jl. is gestart met een openbare verkenning, wordt samen met de Kamer van Koophandel gezocht naar een evenwicht tussen openbaarheid, privacy en bekostiging van het handelsregister ā€“ waar het UBO-register deel van uitmaakt - deels op basis van dwingende EU-regelgeving en deels om beter recht te doen aan de diverse belangen en behoeften van nationale stakeholders. Inzet is om uw Kamer voor het kerstreces te informeren.

Antwoorden op de vragen gesteld door D66

1

We moeten inzetten op vernieuwen, vergroenen en verdienen. Vernieuwen: hoe gaan we wereldwijd blijven concurreren? Voor het worden van een kenniseconomie zijn de campussen essentieel. Lukt het ons om de campus in Nederland goed te ondersteunen, en komt er nog een uitwerking van de ecosystemenstrategie?

Antwoord

Het ministerie van EZK heeft verschillende instrumenten ter beschikking om investeringen in innovatie door bedrijven en financiering van (innovatieve) bedrijven te stimuleren, zoals de WBSO, het innovatiekrediet, vroegefasefinanciering, Seed Capital en Invest-NL. Op campussen zijn veel bedrijven gevestigd die hier gebruik van maken. Ook TO2-instellingen zoals TNO en Deltares zijn in belangrijke mate op campussen gevestigd. Daarmee worden campussen in Nederland goed ondersteund. Bedrijven en TO2-instellingen bepalen verder zelf in welke mate en op welke wijze ze in de ontwikkeling van campussen investeren. Daarnaast is er intensieve samenwerking tussen de rijksoverheid, provincies en gemeenten in verschillende voor campussen relevante activiteiten. Daarbij valt te denken aan inzet van de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen, de Mkb-innovatiestimulering Regio en Topsectoren (MIT) en EFRO.

Campussen zijn een belangrijk onderdeel van onderzoeks- en innovatie-ecosystemen. Regionale ecosystemen, clusters en campussen zijn daarom integraal onderdeel van de kabinetsstrategie ecosystemen. Deze strategie kijkt naar manieren hoe ecosystemen versterkt kunnen worden waaronder op het gebied van valorisatie, talent en financiering. Deze strategie wordt benut als handvat voor het Nationaal Groeifonds voor de pijler R&D en innovatie. Er komt geen verdere uitwerking van deze strategie ecosystemen. Wel worden de handvatten in de strategie ook actief breder gedeeld en toegepast. Zo wordt op dit moment gewerkt aan de learning community ecosystemen om ecosystemen te verbinden en kennis en best practices te delen. Over de voortgang van de learning community wordt u in de zomer van 2022 geĆÆnformeerd.

2

Hoe groot is de financieringsbehoefte van Wetsus en welke stappen moeten worden genomen om Wetsus als volledige TO2-instelling te erkennen?

Antwoord

Zoals in de Kamerbrief in reactie op de motie Romke de Jong c.s. (Kamerstuk 32637, nr. 457, van 12Ā oktober 2021) is aangegeven, heeft Wetsus een jaarlijks budget van circa 13,8Ā miljoen euro, dat nu gefinancierd wordt vanuit diverse bronnen. In het adviesrapport van de Expertgroep, die aan uw Kamer in 2020 is gestuurd (KamerstukĀ 33009, nr.Ā 90, van 4Ā juni 2020), staat ook uitgebreid beschreven hoe deze financiering is opgebouwd. Met het wegvallen van de Zuiderzeelijnmiddelen vanaf 2021 ontstond een gat van 4,75Ā miljoen euro per jaar. Vanuit het ministerie van EZK, NWO en enkele universiteiten is dit tekort tot en met volgend jaar gedicht. Wanneer Wetsus op dezelfde voet haar onderzoeksactiviteiten wil kunnen voortzetten, is na 2022 ook een vergelijkbaar bedrag nodig.

De commissie die de TO2 onlangs geƫvalueerd heeft, doet enkele aanbevelingen om de positie en verdere ontwikkeling van het toegepast onderzoek in Nederland te versterken. Daartoe wordt de regering onder andere opgeroepen een afwegingskader te ontwikkelen en Wetsus de TO2-status te verlenen. Het is aan een volgend kabinet om hierin tot een afweging te komen en te bezien of hiervoor aanvullende middelen beschikbaar kunnen worden gesteld. De brief aan de Kamer over de positie van Wetsus ten opzichte van de huidige vijf TO2-instellingen kan daarbij worden betrokken.

3

Herkent de minister het beeld dat kleine ondernemingen moeite hebben met financiering aantrekken. Wat kan de minister hier aan doen?

Antwoord

Ondernemers hebben financiering nodig voor hun bedrijfsvoering en om investeringen te kunnen doen in vernieuwing, verduurzaming en digitalisering. Een goed werkende financieringsmarkt is hiervoor noodzakelijk. De toegang tot financiering monitort het CBS in opdracht van EZK nauwlettend via de jaarlijks Financieringsmonitor. Hieruit blijkt: hoe kleiner het bedrijf, hoe minder succesvol het is in het aantrekken van een financiering. Zo is 23% van het micro- en 17% van het kleinbedrijf dat een financieringsaanvraag gedaan heeft, niet succesvol, tegenover 12% van het midden- en 7% van het grootbedrijf.

Ook Dialogic concludeert in haar onderzoek naar de mkb-financieringsmarkt in 2019 dat er knelpunten zijn voor het hoge risicosegment, te weten het kleine en innovatieve mkb (Kamerstuk 32637, nr. 386). Verbeteringen zijn dus mogelijk.

Toegang tot mkb-financiering stimuleert het kabinet via onder andere de BMKB en Qredits microfinanciering. Zo verstrekte Qredits in 2020 bijna 5000 kredieten ter waarde van circa 104Ā miljoen euro en hebben ze tot kwartaal 2021 bijna 2900 kredieten verstrekt ter waarde van circa 62Ā miljoen euro. Daarnaast stimuleert het kabinet alternatieve financiering via Stichting MKB Financiering en met het recent gelanceerde DACI-fonds van 200 miljoen euro.

Er resteert echter een knelpunt voor het brede mkb: gebrek aan eigen vermogen om op basis daarvan vreemd vermogen aan te kunnen trekken en te kunnen investeren. Deze week heeft het Nederlands ComitƩ voor Ondernemerschap advies uitgebracht over de versterking van de solvabiliteit van het mkb. Het ComitƩ stelt een fonds voor dat voor ondernemers de toegang tot financiering in de vorm van meer eigen vermogen moet vergroten. Momenteel is het brede mkb voornamelijk afhankelijk van bancaire financiering in de vorm van vreemd vermogen. Financiering in de vorm van eigen vermogen aan het mkb stelt deze ondernemers in staat te investeren in duurzaamheid, digitalisering en groei. Een reactie op het voorstel van het ComitƩ wordt overgelaten aan een volgend kabinet.

4

Zou de minister de voor- en nadelen van de win-winregeling op schrift kunnen zetten?

Antwoord

Het kabinet heeft geen onderzoek gedaan naar de voor- en nadelen van een fiscale regeling zoals de win-win-regeling. De in 2011 afgeschafte fiscale Durfkapitaalregeling vertoont namelijk grote gelijkenissen met de win-win-regeling uit Belgiƫ. De Durfkapitaalregeling had als doel risicokapitaal voor het mkb te mobiliseren via achtergestelde leningen. De regeling is destijds afgeschaft, omdat uit de evaluatie bleek dat deze niet effectief was: de belastingsubsidie kwam voor een groot deel terecht bij financieringen die toch al tot stand zouden komen (deadweight loss).

Het kabinet kiest daarentegen om de beschikbaarheid van durfkapitaal te stimuleren via de niet-fiscale route. Hiervoor bestaat een uitgebreid instrumentarium dat in 2018 door onderzoeksbureau Dialogic positief is beoordeeld (KamerstukĀ 32637, nr.Ā 344). Hierbij kijkt het kabinet ook continu hoe de beschikbaarheid van risicokapitaal verbeterd kan worden. Zo zijn recent aanpassingen gedaan waarmee de Seed Business Angel-regeling is verbeterd.

Daarnaast heeft het ComitĆ© van Ondernemerschap advies uitgebracht over het versterken van de solvabiliteit van het mkb. Dit advies heeft uw Kamer op 1 november jl. ontvangen (kenmerk 2021Z19147). Hierin stelt het ComitĆ© voor om quasi equity financiering via een fonds beschikbaar te stellen aan het mkb, zodat deze ondernemers investeringen in onder andere verduurzaming, digitalisering en groei kunnen doen. Zoā€™n fonds heeft eenzelfde doel als de fiscale Durfkapitaalregeling zou hebben, namelijk meer risicokapitaal mobiliseren, maar kan gerichter worden ingezet. Het is aan het volgende kabinet om op dit advies een inhoudelijke reactie te geven.

Tot slot hebben de Nederlandse grootbanken (ING Bank, Rabobank, ABN AMRO) en APG voor de zomer het Post Covid Growth Initiative gelanceerd. Met dit initiatief komen achtergestelde leningen beschikbaar voor het grotere mkb. De genoemde partijen hebben hier elk 100Ā miljoen euro voor beschikbaar gesteld (400Ā miljoen euro in totaal). Een achtergestelde lening kan voor 50% onder garantie worden gebracht binnen de Groeifaciliteit. Er is twee jaar uitgetrokken voor dit initiatief.

5

Hoe kan het Rijk gemeenten helpen met kennis, om zo gemeenten te faciliteren in het maken van de winkelstraat van morgen?

Antwoord

Het Rijk helpt gemeenten op meerdere manieren. In 2015 heeft het ministerie van EZK de Retailagenda geĆÆnitieerd. Werken aan leefbare binnensteden en kernen met publieke en private partners is al vanaf het begin van de Retailagenda Ć©Ć©n van de doelstellingen. Met allerlei activiteiten wordt hier doorlopend kennis over opgebouwd en gedeeld via publicaties, intervisies en congressen. Een aantal voorbeelden: De ā€˜Handreiking en instrumenten voor herstel en transitie van centrum- en winkelgebiedenā€™ helpt gemeenten en partners bij transformatieprocessen. Een expertteam heeft in heel Nederland steden bezocht en van advies voorzien op het gebied van transformatie van winkelgebieden. Op dit moment is de gemeente Rotterdam de trekker van de ā€˜Transformatietafelā€™. In deze gesprekstafel staat de aanpak van Rotterdam centraal waarin twee jaar is samengewerkt met ondernemers en vastgoedeigenaren om te komen tot een nieuw toekomstbeeld voor de winkelgebieden in de stad. Rotterdam deelt de opgedane kennis met andere gemeenten en draagt haar ervaring uit tijdens een transformatiecongres. Eind november vindt de ā€˜Week van de Transformatieā€™ plaats, een themaweek met excursies naar steden en online sessie. Al deze activiteiten richten zich niet alleen op de gemeenten, maar ook op de partners die nodig zijn om winkelstraten succesvol te transformeren.

Antwoorden op de vragen gesteld door de PvdA

1

Fossiele banen zullen steeds meer verdwijnen. PvdA pleit voor een werkgarantiefonds. Mensen die bij een bedrijf werken dat niet duurzaam kan worden moeten worden opgevangen en met behoud van inkomen en worden omgeschoold. Het fonds moet 400 miljoen euro bevatten en aangevuld worden wanneer het wordt uitgeput. Graag een reactie van staatssecretaris op beide voorstellen.

Het kabinet ziet met u dat de klimaattransitie effecten op de arbeidsmarkt zal hebben. Gelukkig ontstaan er naar verwachting veel nieuwe banen, maar daarbij hoort ook dat fossiele banen kunnen verdwijnen. Bij het formuleren van nieuw beleid rondom de klimaattransitie zal het volgende kabinet ook de effecten op de arbeidsmarkt in het oog moeten houden en bezien of maatregelen zoals een werkgarantiefonds daarbij nodig en uitvoerbaar zijn.

2

Steunt het kabinet zoals bij de tabaksindustrie het geval is, een reclameverbod voor fossiele industrie?

Antwoord

Het reclameverbod voor tabak is gebaseerd op het internationale verdrag in het kader van het WHO Framework Convention on Tobacco Control (WHO FCTC). Op grond van dit verdrag is er een algeheel verbod voor reclame voor tabaksproducten bij de aangesloten landen. Ten aanzien van de fossiele industrie is er geen sprake van een vergelijkbare internationale afspraak.

Bij reclame voor fossiele industrie gaat het om een breed spectrum aan producten en diensten, zoals bijvoorbeeld de verkoop van benzine-autoā€™s, de verkoop van brandstof aan de pomp en vliegreizen. Een reclameverbod zou hiermee zeer verstrekkende gevolgen hebben. Op dit moment ontbreekt handelingsperspectief voor veel consumenten om gebruik te maken van andere brandstoffen en producten. In het kader van de energietransitie zet het kabinet zich uiteraard in, op Europees en nationaal niveau, om het handelingsperspectief voor consumenten uit te breiden.

De overheidscampagne ā€œIedereen Doet Watā€ richt zich op het bereiken van een gedragsverandering bij consumenten. Daarmee kan ook de vraag naar duurzame producten en diensten worden gestimuleerd.

In algemene zin ziet de Autoriteit Consument en Markt (ACM) toe op naleving van regels over misleidende marketing. Onlangs heeft de ACM vuistregels vastgesteld over duurzaamheidsclaims. Bedrijven moeten consumenten juiste en controleerbare informatie geven over duurzaamheid. Bedrijven die duurzaamheidsclaims doen die onjuist of misleidend zijn, kunnen door de ACM worden beboet.

3

Is het kabinet bereid om bij alle industrieclusters onderzoek te doen naar het overslaan van CCS als tussenstap, zoals Roland Berger bij Tata Steel, en daarvoor 4 miljoen vrij te maken?

Antwoord

Nee. Dat Tata Steel CCS als tussenstap overslaat betekent niet dat dit voor andere industriƫle bedrijven ook een oplossing is. Er is immers al veelvuldig onderzocht en geconcludeerd dat CCS een onmisbare en kosteneffectieve reductieroute is voor de industrie. Dit blijkt uit recente onderzoeken van toonaangevende organisaties zoals het IPCC en IEA, maar ook PBL geeft dit aan voor de Nederlandse industrie.

CCS werkt, is veilig en kan op korte termijn grote hoeveelheden CO2 reduceren. Hiermee is CCS een onmisbare technologie voor het bereiken van de 2030-doelstelling. Nu extra onderzoeken uitvoeren zorgt voor vertraging in het behalen van deze doelen. Het Roland Berger onderzoek biedt een voorlopig beeld (definitief rapport wordt dit najaar verwacht).

Binnen de SDE wordt elk jaar vastgesteld per sector of er kosteneffectieve en tijdige alternatieven zijn voor CCS. Dit is de ā€œzeefā€. Als dat het geval is, zal zoā€™n sector worden uitgesloten voor subsidie voor CCS. Ook dit jaar wordt het Zeef-onderzoek weer uitgevoerd. Als er nieuwe ontwikkelingen zijn, worden die hierin meegenomen.

4

Kan het kabinet met een landelijke datacenterstrategie komen, waarbij rekening wordt gehouden met water, elektriciteitsverbruik, restwarmte, meervoudig grondgebruik, en inpasbaarheid landschap?

Antwoord

In de NOVI zijn kaders opgenomen voor datacenters. Deze worden samen met provincies en gemeenten verder uitgewerkt. Hiermee geven we invulling aan een landelijke datacenterstrategie. Het kabinet zal dit najaar een brief over datacenters sturen (conform ook toezegging gedaan in het Commissiedebat Klimaat en Energie op 8 juli jl.). Deze brief gaat mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) o.a. in op de verwachte groei van datacenters, het verwachte elektriciteitsverbruik en in bredere zin de kansen die er bij nieuwe datacenters zijn om het gebruik van koelwater te minimaliseren, meervoudig grondgebruik voor bijvoorbeeld hernieuwbare energie toe te passen en een goede inpassing in het landschap. De planning is om deze brief op korte termijn aan uw Kamer te versturen.

Datacenters bieden werkgelegenheid en worden daarom door gemeenten verwelkomd. Maar de kanttekeningen die geplaatst worden zijn terecht. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zet erop in dat hyperscale datacenters zich bij voorkeur vestigen op bestaande locaties als Eemshaven en Wieringermeer waar voldoende aanbod is van (hernieuwbare) elektriciteit, waar capaciteit beschikbaar of te verwachten is op het elektriciteitsnetwerk en waar ruimte minder schaars is. De kaders van de NOVI worden samen met provincies verder uitgewerkt.

Decentrale overheden bepalen waar bedrijven gevestigd worden, waaronder datacenters. Zij beoordelen of de vestiging past bij o.a. economische, ruimtelijke, milieu en energetische aspecten. Activiteiten moeten passen binnen de verleende vergunningen en relevante wet- en regelgeving. Verschillende overheden en partijen hebben hier rollen en wettelijke taken in.

5

Het is een drukke tijd voor pakketbezorgers, en ze hebben soms geen tijd om te eten of naar de wc te gaan. Een oplossing is om een minimumpercentage voor het aantal mensen in dienst te stellen, net als voor postbezorgers, en dus in lijn met postwet 80% norm hanteren. Graag een reactie.

Antwoord

Het kabinet begrijpt de vraag van de PvdA. Het is echter van belang dat sectorspecifieke beleidsmaatregelen op de arbeidsmarkt een uitzondering blijven. Alleen in sectoren met heel bijzondere kenmerken is zoā€™n maatregel te verantwoorden. Voor de postmarkt was dit het geval, omdat de markt destijds werd geliberaliseerd en sterk kromp. De liberalisering zou veel impact hebben op de markt en er werd groot banenverlies verwacht. In combinatie met het algemeen belang van de universele postdienst (UPD), was de 80/20-norm daarom te verdedigen.

Voor de pakketmarkt gelden deze omstandigheden niet. Het is daarom de verwachting dat een degelijke maatregel Europeesrechtelijk op bezwaren zou stuiten.

Het is dan ook belangrijk om te bezien welke generieke maatregelen voor de arbeidsmarkt het nieuwe kabinet zal aankondigen, voordat eventuele aanvullende maatregelen op sectorniveau worden overwogen.

6

Klopt het dat er op het ruimtevaartprogramma wordt bezuinigd? Er zijn signalen dat dit gevolgen zou kunnen hebben voor het ruimtevaartcentrum in Noordwijk.

Antwoord

Zoals in mijn antwoord op de schriftelijke vraag is aangegeven, is er in de periode 2023-2025 nog 214,5Ā miljoen euro beschikbaar voor ESA-programmaā€™s (waarvan 61,5Ā miljoen euro voor optionele programmaā€™s). Dat is inderdaad minder dan de 283,5Ā miljoen euro die beschikbaar was voor de periode 2020-2022 (waarvan 134Ā miljoen euro voor optionele programmaā€™s). Dat komt mede omdat we eerder doelbewust ervoor gekozen hebben om beschikbare bedragen in de tijd naar voren te halen, om daarmee een ruimere inschrijving voor de periode 2020-2022 mogelijk te maken (zie Nota Ruimtevaartbeleid 2019, Kamerstuk 24446, nr.Ā 64, blz.Ā 17). Daarmee bleef de Nederlandse inschrijving in ESA-programmaā€™s overigens relatief laag in verhouding tot die van andere lidstaten

De bedragen die nu in de begroting vermeld staan, zijn niet meer en niet minder dan een feitelijke weergave van de reserveringen tot nu toe. Er is nog geen politiek besluit genomen over de bedragen die we beschikbaar willen stellen voor de komende ESA-periode. Dat is aan een volgend kabinet. Daarbij zal mede gebruik gemaakt kunnen worden van een NSO-advies over de Nederlandse inzet dat naar verwachting tegen de zomer van 2022 beschikbaar zal komen. Daarvoor hebben we ook nog tijd, want Nederland zal pas in november 2022 definitief moeten vastleggen voor hoeveel we willen participeren in de ESA-programmaā€™s.

Uiteraard heeft het kabinet oog voor het belang van ESTEC, en de daarbij gelegen Space Campus NL in Noordwijk. Daarom heeft het kabinet eerder 40Ā miljoen euro beschikbaar gesteld uit de Regio-envelop.

Antwoorden op de vragen gesteld door het CDA

1

Wat wil Nederland met de European Chips Act en wat zijn de conclusies van de laatste Europese Raad m.b.t. de Chips Act?

Antwoord

Nederland verwelkomt het initiatief van de Europese Commissie voor een European Chips Act. De precieze inhoud van de Act is nog volop in ontwikkeling. Nederland neemt, gezien onze sterke positie in het halfgeleiderecosysteem, een actieve positie in bij de verdere invulling daarvan. Zo hebben we in de week na de aankondiging een non-paper aan de Commissie (2021D38167) verstuurd met onze ideeƫn over het doel en de inhoud van deze Act. De Act moet in de Nederlandse visie bijdragen aan de versterking van de Europese waardeketen door het voortbouwen op het bestaande ecosysteem, het stimuleren van internationale samenwerking met like-minded landen binnen een open mondiale waardeketen op basis van wederzijdse afhankelijkheden. Ook moet er binnen de Act aandacht zijn voor het opleiden van technologisch geschoold personeel en het ontwikkelen van de volgende generaties chips, ook ten behoeve van aanverwante sleuteltechnologieƫn zoals fotonica, kwantum en AI.

Nederland staat in nauw contact met de Commissie, Duitsland en Frankrijk om de komende periode de Act vorm te geven en trekt hierbij ook op met de Nederlandse industrie en kennisinstellingen.

Deze visie is ook ingebracht tijdens de meest recente Europese Raad. De Europese Raad benadrukt in haar conclusies het belang van snelle voortgang op de Act om het Europese halfgeleiders-ecosysteem, als onderdeel van de gehele waardeketen, verder te versterken en weerbaarder te maken vanwege de kritieke rol in de digitale transformatie.

2

Op 29 september jl. diende het lid Amhaouch een motie in die de regering verzoekt het grondstoffenprobleem samen met bedrijfsleven te inventariseren en met oplossingen te komen, maar dit zal pas in 2022 uitgevoerd worden. Is de minister bereid de uitvoering van de motie te versnellen? Graag een reactie.

Antwoord

In de het debat over het coronasteunpakket van 29 september jl. is gewisseld dat dit primair de verantwoordelijkheid is van het bedrijfsleven zelf. Het is voor de overheid ondoenlijk om alle leveringstekorten in kaart te brengen. Zoals tijdens dit debat ook besproken, is het kabinet bereid om hier het gesprek met het bedrijfsleven over aan te gaan. Welke oplossingen passend en mogelijk zijn voor deze problematiek, moet worden bezien in de bredere context van het industriebeleid. Het kabinet komt daar in de aangekondigde brief over de (maak)industrie begin volgend jaar op terug.

3

We krijgen ook signalen dat praktijkscholingsmiddelen uit de coronacrisis ten behoeve van omscholing in de regio amper worden gebruikt. Zouden die ook kunnen worden ingezet als prikkel richting MBO om doelmatig op te leiden om mensen zonder werkperspectief van het mbo al voor het verlaten van het mbo om te kunnen scholen?

Antwoord

De praktijkscholingsmiddelen uit het aanvullend sociaal pakket ten behoeve van omscholing staan op de begrotingen van OCW en SZW. Wij verwijzen u naar de desbetreffende ministeries.

4

Hoe zouden we initiatieven om cyberweerbaarheid te vergroten een boost kunnen geven?

Antwoord

Het Cyber Security Beeld Nederland van dit jaar laat zien dat de digitale weerbaarheid achterblijft ten opzichte van de digitale dreigingen. De Nederlandse Cyber Security Agenda is de rijksbrede aanpak om de digitale weerbaarheid van de samenleving en economie te verhogen. Over de voortgang van de aanpak bent u op 28 juni jl. geĆÆnformeerd (KamerstukĀ 26643, nr.Ā 767). Publiek-private samenwerking is hierbij essentieel en het kabinet verwelkomt nieuwe initiatieven om de weerbaarheid te verhogen. Het Digital Trust Center is in juni gestart met het actief informeren van bedrijven over digitale dreigingen en kwetsbaarheden. Een vervolg op de Nederlandse Cyber Security Agenda is een vraagstuk voor het nieuwe kabinet.

5

CDA is blij te zien dat kabinet ook maakindustrie omarmt en als vervolg op industriebrief van oktober vorig jaar werkt aan een actieagenda. Wanneer is deze actieagenda gereed? Kan Minister alvast contouren schetsen? Zullen verduurzaming, proces en productie innovatie, robotisering, en digitalisering hier een plek krijgen? En hoe kunnen sectoren en bedrijven daarbij worden ondersteund? Hoe creƫren we met EU partners nieuwe innovatieve kansen?

Antwoord

Zoals al eerder toegezegd, werken we aan een meerjarige actieagenda voor de uitdagingen waar de industrie voor gesteld staat. De themaā€™s die in de vraag genoemd worden, komen daar zeker in terug. De Europese en regionale insteek is daar een belangrijk onderdeel van. De precieze invulling van deze brief is aan het nieuwe kabinet. De verwachting is dat deze actieagenda in het eerste kwartaal van komend jaar naar uw Kamer komt.

6

Ruimtevaart is van belang voor de transitie omdat het toegang geeft tot data. Is ruimtevaart nog steeds een sleuteltechnologie voor het kabinet? Graag een toelichting.

Antwoord

De data die we met satellieten kunnen realiseren, bijvoorbeeld over de emissie van broeikasgassen, zijn inderdaad van belang voor de transitie. We kunnen veel nauwkeuriger zien waar uitstoot plaatsvindt en of onze maatregelen inderdaad leiden tot minder uitstoot.

Het kabinet heeft de Kamer eerder geĆÆnformeerd over de aanpak rond sleuteltechnologieĆ«n en de afbakening daarvan (KamerstukĀ 33009, nr.Ā 70, 2019). Ruimtevaart is daarbij niet als sleuteltechnologie genoemd. In het betreffende stuk wordt verwezen naar een beperkte lijst technologieĆ«n die we in het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid hebben benoemd als sleuteltechnologie.

Dit zegt niets over het belang van de ruimtevaart. Ruimtevaart is een enabling technologie, omdat voor overheden en bedrijven in verschillende sectoren satellietdata en ruimtevaarttechnologie cruciaal zijn voor tal van toepassingen.

Antwoorden op de vragen gesteld door Volt

1

We komen 28.000 technische mensen tekort om onze doelen te halen. Wat zijn de plannen van kabinet om dit te bereiken?

Antwoord

Het kabinetsbeleid om het tekort aan technisch geschoold personeel terug te dringen wordt gevoerd onder de vlag van het Techniekpact. Het Techniekpact is een netwerkaanpak van de ministeries van EZK, SZW en OCW in samenwerking met veel partners (waaronder technische werkgeversorganisaties en Opleidings- & Ontwikkelingsfondsen). Met gerichte interventies proberen deze partijen knelpunten op te lossen en samenwerking te bevorderen. Denk aan het verhogen van de instroom van vrouwen in techniek en het versterken van regionale samenwerking tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Het kabinet blijft in 2022 werken aan de doelen van Techniekpact. Onder de vlag van het Klimaatakkoord wordt gewerkt aan een specifieke aanpak op het thema Arbeidsmarkt en Scholing om voldoende vakmensen voor de transitie op te leiden en te ontwikkelen. Ook op dit punt werkt het kabinet verder samen met de sectoren aan het ontwikkelen van een aanpak om per sector tot een specifieke aanpak te komen.

De middelen die bijdragen aan de doelen van het Techniekpact staan op verschillende plekken op de Rijksbegroting. Zo heeft het kabinet in augustus 2020 een aanvullend sociaal pakket van 1,4Ā miljard euro gepresenteerd met daarin aandacht voor scholing en ontwikkeling, en voor intensieve ondersteuning en begeleiding naar nieuw werk (Kamerstuk 35420, nr.Ā 105). Een belangrijk onderdeel hiervan is de regeling omscholing naar kansrijke beroepen in de ict en techniek. Deze regeling bevat 37,5Ā miljoen euro en is in september 2021 opengesteld (Kamerstuk 32637, nr.Ā 469). Via deze regeling kunnen werkgevers subsidie aanvragen om een (nieuwe) medewerker om te scholen naar een kansrijk beroep in de ict of techniek. Andere middelen die direct of indirect bijdragen aan het verminderen van personeelstekorten in de techniek zijn onder meer Sterk Techniekonderwijs, het Regionaal Investeringsfonds mbo (van OCW), de SLIM- en de STAP-regeling (van SZW) en MKB!dee en de HCA ICT (EZK).

Naast deze inzet is het aantrekken en het behoud van internationaal talent onderdeel van de human capital aanpak van EZK en een manier om structurele tekorten op de arbeidsmarkt op te lossen. Zo werkt RVO samen met verschillende regioā€™s en nationale partners aan het versterken van de positionering van Nederland als vestigingsland voor kennismigranten. Focus gaat uit naar talent met schaarse technische vaardigheden en kennis dat een bijdrage kan leveren aan beleidsdoelstellingen als de energietransitie en digitalisering.

Het effect van onder meer deze extra inzet van het afgelopen jaar is op dit moment nog niet bekend, omdat veel van de regelingen nog moeten opstarten of net zijn opgestart. Daarom kan op dit moment nog niets gezegd worden over het effect van deze intensivering op de tekorten aan technisch personeel. Ook moet blijken hoe de arbeidsmarkt zich na de pandemie ontwikkelt. Het kabinet informeert uw Kamer via onder meer het Techniekpact en de Leven Lang Ontwikkelen-aanpak over beleidskansen.

Het tekort aan technisch personeel is onder andere een knelpunt om de energietransitie uitvoerbaar te houden bijvoorbeeld voor de uitbreiding van het elektriciteitsnet. Het is ook mede om die reden een serieus aandachtspunt voor het kabinet.

Aanvullend daarop zijn de publiek-private samenwerkingsverbanden (PPSā€™en) in het beroepsonderwijs van belang. Er zijn meer dan 400 van deze PPSā€™en en veel daarvan richten zich op de technische beroepen die nodig zijn om onze klimaatdoelen te kunnen halen. Via verschillende regelingen ondersteunt het kabinet PPSā€™en.

2

Twee jaar geleden bleek uit Kamerstuk dat Nederland internationaal achter blijft bij doorgroei start up en scale-ups, vooral wat betreft investeringen in de vroege fase. Wat zijn de stappen van de regering om te zorgen dat start ups en scale-ups wel aan deze financiering kunnen komen? En kan de staatssecretaris dit meenemen in gesprekken met startups over drempels en hobbels, die ze vorige week heeft toegezegd?

Antwoord

Vanuit de overheid zijn de laatste jaren verschillende maatregelen getroffen om de toegang tot financiering voor start- en scale-ups te verbeteren. Zo is onder andere de regeling Vroegefasefinanciering regionaal verankerd en geĆÆntensiveerd, is de Seed Capital regeling aantrekkelijker gemaakt voor vroege fase investeringen door Business Angels, bestaat er inmiddels een landsdekkend netwerk van Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen en is er in samenwerking met Invest-NL en het Europees Investeringsfonds (EIF) een fonds gericht op scale-ups tot stand gekomen (het Dutch Future Fund).

Begin 2021 heeft onderzoek van KplusV naar durfkapitaal in de vroege fase (Kamerstuk 32627, nr.Ā 447), dat in opdracht van EZK is uitgevoerd, laten zien dat de durfkapitaalmarkt voor startups en scale-ups in grote lijnen goed functioneert, maar verdere verbeteringen mogelijk zijn. Dit is met name het geval voor startups en scale-ups die actief zijn op het terrein van sleuteltechnologieĆ«n. Start- en scale-ups in deze sector zijn vaak kennis- en kapitaalintensief en hebben daardoor meer tijd en middelen nodig om een technologie naar de markt te brengen. In dit kader werkt het ministerie van EZK in samenwerking met Invest-NL aan de totstandkoming van een deeptech-fonds voor technologiegedreven startups in de vroege fase.

Tot slot is het ministerie van EZK nog in gesprek met partijen uit de kenniscoalitie, TechLeap en de ROMā€™s hoe financieringsknelpunten voor kennisintensieve (vaak academische) startups in de vroegste fase verder kunnen worden weggenomen. Hierover zal uw Kamer later dit jaar geĆÆnformeerd worden.

3

Is het kabinet bereid om druk uitoefenen in de Raad om aan te dringen dat er geen mazen in datagovernanceverordening komen en om ervoor te zorgen dat grote techplatforms geen consumenten kunnen insluiten door datamarkten samen te bundelen met andere gegevensdiensten?

Antwoord

De Data Governance Verordening richt zich onder andere op de regulering van datatussenpersonen die vraag en aanbod bijeen brengen in de data-economie. Die tussenpersonen moeten volgens de verordening neutrale spelers zijn. Het kabinet staat positief tegenover dat doel, omdat het consumenten en bedrijven helpt grip te houden op gegevens. Het kabinet begrijpt dat de heer Dassen zich zorgen maakt over mogelijke mazen in de wet, die zouden leiden tot een ongelijk speelveld tussen grote en kleine spelers. De wet maakt geen onderscheid tussen grote en kleine bedrijven, zodat elke speler, groot of klein, verantwoord met data moet omgaan. De zorg was wel dat de neutraliteitseisen, waaronder een juridische scheiding, lastig zijn voor startups en mkb. Daarom steunt Nederland de raadspositie, die de reikwijdte van de neutraliteitsverplichting specifieker richt op diensten die als hoofddoel hebben het delen van data.

Het kabinet deelt het belang dat bundeling van diensten door datatussenpersonen niet mag leiden tot lock-in voor consumenten of bedrijven. Het kabinet zal zich daarvoor inzetten als dat onder druk komt te staan in deze laatste onderhandelingsfase. De verordening bevindt zich momenteel in de triloogfase. De Raadspositie is op 1 oktober jl. vastgesteld, zoals aangekondigd in de geannoteerde agenda van de Telecomraad (Kamerstuk 21501-33, nr. 875).

4

Kan de Kamer de ambtelijke voorbereidingen voor de RRF ontvangen? Worden de investeringen die we kunnen doen, gebruikt om bestaande investeringen te betalen, of gaan die daadwerkelijk gebruikt worden om te zorgen dat we nieuwe innovaties op klimaat, digitalisering, onderwijs en de culturele sector kunnen doorvoeren?

Antwoord

De minister van Financiƫn heeft op 1 november jl. een brief verstuurd naar de Kamer over het vervolgproces met betrekking tot het Nederlandse Recovery and Resilience Plan (RRP) (kenmerk 2021D41011).

Zoals eerder gedeeld met uw Kamer (Kamerstuk 21501-20, nr.Ā 1626) is er op verzoek van het kabinet een ambtelijke inventarisatie gemaakt met mogelijke investeringen voor het RRP. Dit betreft een ambtelijke inventarisatie waarover (nog) geen politieke besluitvorming heeft plaatsgevonden. Het stuk bevat dan ook geen formele kabinetsstandpunten. De verkenning is in mei jl. afgerond en sindsdien onderdeel van de formatie.

Deze inventarisatie vindt u in de bijlage van de voornoemde Kamerbrief van de minister van Financiƫn en bestaat uit twee bouwstenen. Bouwsteen 1 bevat reeds gedekte investeringen en hervormingen (van februari 2020 tot april 2021) en bouwsteen 2 betreft een inventarisatie naar nieuwe, additionele investeringen.

Volgens de RRF-verordening kan het plan ingevuld worden met maatregelen (hervormingen en investeringen) die na 1 februari 2020 van start zijn gegaan. Dit betekent dat maatregelen kunnen worden opgenomen waartoe reeds is besloten, of aanvullende maatregelen. Voor alle maatregelen zijn ook de geldende Europese staatsteunregels van toepassing.

Voor zover in het Nederlandse plan gekozen wordt voor investeringen waartoe al is besloten en die reeds gedekt zijn in de nationale begroting, zorgt de bijdrage uit de RRF voor het vrijspelen van incidentele middelen uit de nationale begroting die vrij kunnen worden ingezet, bijvoorbeeld om het invoeren van hervormingen te faciliteren of voor incidentele uitgaven buiten de reikwijdte van de RRF.

Als gekozen wordt voor nieuwe investeringen dan kan daarmee een aanvullende impuls worden gegeven aan het adresseren van de uitdagingen die bijvoorbeeld de groene en digitale transitie met zich meebrengen.

Het is aan de formatie om invulling te geven aan het plan en een beslissing te nemen over maatregelen waartoe al is besloten, nieuwe maatregelen, of een combinatie van beide.

Antwoorden op de vragen gesteld door JA21

1

In berichtgeving was te lezen dat Nederland uit de coronapot 6 miljard euro kan krijgen mits er wat wordt gedaan aan het morrelen aan de hypotheekrenteaftrek. JA21 heeft hier moeite mee, is dit bericht juist en zit er een vijfde partij aan de formatietafel, namelijk Europa?

Antwoord

Het Nederlandse Recovery and Resilience Plan (RRP) moet bijdragen aan een doeltreffende aanpak van de landspecifieke aanbevelingen van 2019 en 2020. Nederland heeft de afgelopen jaren diverse landspecifieke aanbevelingen gekregen.

Op het gebied van de woningmarkt beveelt de Commissie aan om de (fiscale) verstoringen op de woningmarkt terug te dringen, onder meer door de ontwikkeling van de particuliere huursector te bevorderen en prikkels voor het aangaan van schulden door huishoudens te verminderen.

Uit de informele contacten die in het voorjaar hebben plaatsgevonden met de Europese Commissie over de mogelijke inhoud van het Nederlandse RRP, blijkt dat de Europese Commissie bij de beoordeling van het Nederlandse plan waarschijnlijk met name kritisch zal kijken naar hervormingen die invulling geven aan de uitdagingen op de Nederlandse arbeids- en woningmarkt.

Hervormingen die in lijn zijn met de landspecifieke aanbevelingen op deze terreinen zijn bijvoorbeeld het versneld afbouwen van de zelfstandigenaftrek en het meer gelijktrekken van de fiscale behandeling van de huur- en koopsector, onder andere door het versneld afbouwen van de hypotheekrenteaftrek.

Stappen in deze categorie zullen naar verwachting nodig zijn om een positieve beoordeling van het Nederlandse RRP te krijgen van de Commissie. Om deze reden heeft het demissionaire kabinet eerder besloten de invulling van hervormingen, als onderdeel van het RRP, over te laten aan de formatie.

2

Deelt de minister de mening dat het aanstaande kabinet werk moet maken van de regeldruk voor het mkb en een keiharde target moet stellen? Bijvoorbeeld met 20%, zoals Sira zegt in het Financieel Dagblad.

Antwoord

Het is aan een nieuw kabinet om het nieuwe regeldrukbeleid verder vorm te geven. Het kabinet is geen voorstander van het herinvoeren van een kwantitatieve reductiedoelstelling om de regeldrukkosten te reduceren. Na opeenvolgende generieke reductiedoelstellingen van voorgaande kabinetten gaven ondernemers juist aan dat dergelijke doelstellingen in de praktijk nauwelijks leiden tot concreet merkbare resultaten. Bovendien is het steeds lastiger geworden om nieuwe regeldruk verminderende maatregelen te vinden, zonder daarbij afbreuk te doen aan de borging van publieke belangen.

Daarom heeft dit kabinet de afgelopen jaren er voor gekozen om op basis van signalen van ondernemers concrete knelpunten op te lossen op het gebied van regeldruk. De verschillende departementen hebben hier actieprogrammaā€™s voor opgesteld. Verder is er gewerkt met een aantal generieke instrumenten om nieuwe knelpunten op het spoor te komen, zoals de maatwerkaanpak en de Life-eventsaanpak. Een van de life-eventonderzoeken betrof het aannemen van nieuw personeel waarnaar de heer Eerdmans verwijst.

Overigens herkent het kabinet zich niet in de cijfers die door SIRA-Consulting en MKB-Nederland zijn gepresenteerd. Zoals in juli jl. aan de Kamer is gemeld, naar aanleiding van vragen in een Schriftelijk Overleg over het Jaarverslag van het Adviescollege Toetsing Regeldruk (zie Kamerstuk 29515, nr.Ā 458), heeft het kabinet berekend dat de structurele regeldrukkosten als gevolg van nationale wet- en regelgeving een stuk lager uitkomen dan dat SIRA en MKB-Nederland nu doen overkomen. De structurele regeldrukkosten over de hele kabinetsperiode zijn cumulatief met 580Ā miljoen euro gestegen, waarbij 90% van Europese origine is.

3

Met ingang van 1 oktober is het terugbetalen van schulden gestart. Daar mag 5 jaar over gedaan worden. Is de minister bereid te onderzoeken hoeveel gevolgen die schuld heeft voor ondernemers en of een andere omgang met die schuld ondernemers wat lucht en bedrijfszekerheid kan geven?

Antwoord

Het kabinet wil voorkomen dat in de kern gezonde bedrijven door extra maandelijkse aflossingslasten voor belastingschulden alsnog tussen wal en schip geraken.

De staatssecretaris van FinanciĆ«n heeft daarom aangegeven in zijn brief van 11 oktober 2021 (Kamerstuk 35420, nr.Ā 412) dat de Belastingdienst, samen met vertegenwoordigers van belangrijke schuldeisers, de ontwikkelingen ten aanzien van de groep ondernemers met uitstel van belastingen gaat monitoren. Eventuele knelpunten in de praktijk worden dan snel zichtbaar aan de Belastingdienst en andere belangrijke schuldeisers, op basis waarvan wenselijke en mogelijke acties kunnen worden ondernomen.

Het aflossen van uitgestelde belastingschulden start overigens met ingang van 1 oktober 2022 (en dus niet met ingang van 1 oktober 2021).

Antwoorden op de vragen gesteld door de SGP

1

Het bedrijfsleven ziet de regeldruk toenemen en pleit voor versterking van de mkb-toets en van adviescollege toetsing regeldruk. Hoe gaat het kabinet dit oppakken?

Antwoord

De mkb-toets is onlangs geƫvalueerd en het resultaat was positief (kenmerk 2021Z19030). In dat kader zijn ook enkele praktische aanbevelingen gedaan hoe de toets vaker en doeltreffender uitgevoerd kan worden. Een inhoudelijke reactie op de aanbevelingen wordt aan het nieuwe kabinet overgelaten. In de tussentijd worden deze aanbevelingen opgepakt.

Inzake de versterking van het adviescollege toetsing regeldruk geldt dat gewerkt wordt aan een opvolger met een permanente status en een breder mandaat. U kunt binnenkort daarover een brief verwachten.

2

Bedrijven moeten betalen voor deelname aan normcommissies. In andere landen is er financiƫle steun voor normcommissies, hier niet. Dat belemmert een evenwichtige samenstelling van normcommissies. Is de minister bereid hiernaar te kijken en daar financiering voor te regelen?

Antwoord

NEN is verantwoordelijk voor het normalisatieproces in Nederland en draagt de zorg voor optimale betrokkenheid van belanghebbenden. In 2018 heeft het adviesbureau Technopolis in opdracht van het ministerie van EZK onderzoek gedaan naar de betrokkenheid van belanghebbenden bij het normalisatieproces. De Tweede Kamer is hierover geĆÆnformeerd (Kamerstuk 27879, nr.Ā 65). Uit het onderzoek bleek dat er uiteenlopende redenen voor partijen kunnen zijn om niet deel te nemen aan het normalisatieproces. Naast financiĆ«le redenen, moet vooral gedacht worden aan de tijd die nodig is voor deelname aan normcommissies. Het rapport bevatte een aantal aanbevelingen om de betrokkenheid van met name kleinere belanghebbende partijen te vergroten. In samenspraak tussen NEN, brancheorganisaties en EZK richt de inzet zich op verbeteringen in de processen rondom de normcommissies. omdat het verbeterpotentieel daar het hoogste wordt ingeschat.

3

Gezonde mkb-bedrijven komen nog steeds moeilijk aan financiering. Het ComitƩ voor Ondernemerschap pleit voor een fonds ter versterking van het eigen vermogen. Wat zijn de mogelijkheden voor opstartfinanciering vanuit het groeifonds?

Antwoord

Toegang tot financiering voor gezonde bedrijven is van belang. Het ComitĆ© voor Ondernemerschap is met een advies gekomen om door hen geĆÆdentificeerde knelpunten op de financieringsmarkt aan te pakken. Het ComitĆ© signaleert dat het mkb beperkt toegang heeft tot financiering, voornamelijk om te kunnen investeren in verduurzaming, digitalisering en groei. Het ComitĆ© stelt een fonds voor dat de toegang voor het mkb tot financiering in de vorm van eigen vermogen moet vergroten. Zo kan het mkb ook door een sterkere solvabiliteitspositie gemakkelijker vreemd vermogen aantrekken. Een inhoudelijke reactie op het voorstel van het ComitĆ© wordt overgelaten aan een volgend kabinet.

Het Nationaal Groeifonds investeert in projecten die bijdragen aan economische groei voor de lange termijn langs de pijlers kennisontwikkeling, infrastructuur en onderzoek en innovatie (R&D&I). Die investeringen worden gedaan op basis van ingediende voorstellen die worden getoetst door RVO en vervolgens worden beoordeeld door de onafhankelijke Adviescommissie. Het kabinet kan dus niet zomaar besluiten om een bijdrage uit het fonds aan een dergelijk project toe te kennen zonder dat deze zorgvuldige procedure wordt doorlopen. Het is onzeker of een dergelijk voorstel voldoet aan de criteria van het Groeifonds.

4

Kan de minister het digital trust center op volle sterkte brengen om bedrijven te informeren over cyberbedreigingen?

Antwoord

Op dit moment werken er 18 fte bij het Digital Trust Center (DTC). Er is gestart met de werving van 5 extra fte. De verwachting is dat eind 2021 23 fte bij het DTC werkzaam zijn. Het DTC is in juni gestart met het actief informeren van bedrijven over digitale dreigingen en kwetsbaarheden en breidt momenteel deze activiteiten uit met bedrijven die zich hiervoor hebben aangemeld. Dit gebeurt nu nog op kleine schaal. Op de langere termijn werkt de organisatie toe naar een systeem dat dreigingsinformatie aan grotere groepen bedrijven kan koppelen. Het DTC biedt ook tools als de cybersecurity basisscan voor bedrijven om te kijken of de basisveiligheid op orde is. Daarnaast werkt het DTC met samenwerkingsverbanden van bedrijven aan het vergroten van cyberweerbaarheid. Op dit moment zijn er 37 samenwerkingsverbanden aangesloten bij het DTC. Doel is eind 2023 50 van deze sectorale en regionale samenwerkingsverbanden te hebben. Een beslissing over het vrijmaken van additionele middelen voor het DTC vereist besluitvorming door een nieuw kabinet.

5

19 miljoen euro voor complexe aardbevingsproblemen bij Groningse boerenbedrijven is absoluut ontoereikend. Wat is het langetermijnperspectief hiervoor?

Antwoord

Uw Kamer heeft de Groningen-artikelen van de begroting EZK en ook die van BZK apart geagendeerd. Deze vraag zal ik daarom in aanloop vanhet WGO op 29 november a.s. beantwoorden.

Antwoorden op de vragen gesteld door DENK

1

Het kabinet gaat ervanuit, wat betreft de belastingen, dat we in oktober 2022 corona achter ons laten en we niet langer betalingen kunnen uitstellen. Vraag aan de minister, is dat realistisch?

Antwoord

De epidemiologisch ontwikkeling van corona is onzeker en laat zich moeilijk voorspellen. Het kabinet blijft de situatie vanzelfsprekend nauwgezet volgen. Bij belastingschulden heeft het kabinet oog voor de tijd die ondernemers nodig hebben om terug te kunnen betalen. Het is bijvoorbeeld mogelijk voor ondernemers om bij de Belastingdienst en Douane verzoek te doen om uitstel van betaling. De bredere aanpak rond belastingschulden vanwege corona wordt beschreven in de Kamerbrief van staatsecretaris FinanciĆ«n van 11 oktober jl. (Kamerstuk 35420, nr.Ā 412).

2

Welk gedeelte van de in totaal 80 miljard euro coronasteun moet uiteindelijk terugbetaald worden? Klopt het dat het gaat om ongeveer 20 miljard terugbetaling?

Antwoord

In de Kamerbrief van 11 oktober jl. van de staatsecretaris van FinanciĆ«n ā€“ Fiscaliteit en Belastingdienst (Kamerstuk 35420, nr.Ā 412) over de aanpak belastingschulden vanwege corona, wordt aangegeven dat er per september 2021 19,7Ā miljard euro aan belastingschulden openstaat bij 274.000Ā ondernemers. Op het gebied van coronasubsidies zijn op dit moment de uitvoeringsorganisaties intensief bezig met de definitieve vaststellingen van de steunmaatregelen. Daarom is het op dit moment niet mogelijk om met zekerheid aan te geven hoeveel terugbetaald moet worden onder de afzonderlijke maatregelen.

3

Veel ondernemers zijn te laat met informatie aanleveren bij RVO, daar is nu uitstel voor. Wat is de verwachting ten opzichte van 1 maand nu? Graag een reactie van de minister.

Antwoord

Op 21 september heeft RVO aangegeven de deadline voor het aanleveren van de werkelijke omzet voor eerste kwartaal van 2021 te verlengen met 6 weken naar 11 november 2021. Vaak is het enkel nodig het formulier dat reeds ingevuld is met de omzetgegevens van de Belastingdienst te controleren en akkoord te geven. De verwachting is dat ondernemers met dit uitstel voldoende tijd hebben om alsnog te reageren en de eventuele noodzakelijke accountantsproducten mee te sturen. In het geval dat ondernemers niet reageren, probeert RVO op basis van bekende gegevens, zoals van de Belastingdienst, de definitieve subsidie vast te stellen.

Antwoorden op de vragen gesteld door Groep Van Haga

1

Wat heeft het ministerie van EZK in het afgelopen jaar gedaan om de regeldruk en bureaucratie te verminderen?

Antwoord

Dit kabinet heeft de afgelopen jaren een voortdurende inspanning geleverd om regeldruk te verminderen door concrete knelpunten en problemen in bestaande wetgeving op te lossen. Deze kabinetsperiode zijn in gesprek met ondernemers zoā€™n 60 knelpunten en maatregelen opgelost en genomen. Het gaat dan om zowel het behapbaar en uitvoerbaar maken van nieuwe regelgeving als het wegnemen van belemmeringen in bestaande regels. Enkele voorbeelden hiervan: de modernisering van de kleineondernemersregeling, de vereenvoudiging aanvraagprocedure Subsidie praktijkleren en verbetering van de informatievoorziening over de arbowetgeving. Twee belangrijke pijlers van de regeldrukaanpak, namelijk de MKB-toets en het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR), zijn recent geĆ«valueerd. Uit de evaluaties blijkt dat beide een belangrijke rol spelen om mogelijke knelpunten als gevolg van nieuwe regelgeving zoveel mogelijk te voorkomen.

2

Wat heeft het ministerie van EZK in het afgelopen jaar gedaan om de financieringsmogelijkheden te verbeteren?

Antwoord

Net voor de crisis heeft het kabinet u de brief visie MKB-financiering gestuurd (Kamerstuk 32637, nr.Ā 386). Conclusie daarin was dat de instrumentenkoffer van de overheid grotendeels op orde was. Op de toen geĆÆdentificeerde knelpunten zijn acties ondernomen, ook het afgelopen jaar.

Voor een verbetering van de financieringsmogelijkheden is een divers financieringsaanbod noodzakelijk. Het kabinet heeft daarom ook in het afgelopen jaar de Stichting MKB Financiering gestimuleerd om naast de bancaire sector in Nederland ook de niet-bancaire sector te helpen professionaliseren, onder andere via zelfregulering. Afgelopen juli is ook het DACI-fonds gelanceerd - in samenwerking met EIF en Invest-NL ā€“ dat tevens zal bijdragen aan een diverser financieringsaanbod.

Daarnaast heeft het kabinet afgelopen jaar verschillende maatregelen getroffen om financieringsmogelijkheden voor start- en scale-ups te verbeteren. Zo is de regeling Vroegefasefinanciering regionaal verankerd en geĆÆntensiveerd en bestaat er inmiddels een landsdekkend netwerk van Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROMā€™s). Om de slagkracht te vergroten zijn alle ROMā€™s in 2021 door Rijk en regionale overheden versterkt met 300Ā miljoen euro om innovatie-mkb-bedrijven te ondersteunen bij het herstel uit de crisis. Daarnaast is de Seed Capital Business Angels regeling verbeterd, zodat dit instrument beter benut wordt en er zo meer Seed financiering voor technostarters beschikbaar kan komen. Ook is samen met Invest-NL en het Europees Investeringsfonds (EIF) een fonds voor innovatieve scale-ups tot stand gekomen: het Dutch Future Fund. En op korte termijn kan de lancering van het DeepTech Fonds verwacht worden.

Tenslotte hebben ondernemers afgelopen anderhalf jaar flink wat voor hun kiezen gekregen door de crisis. Het kabinet heeft daarom afgelopen jaar de coronasteunmaatregelen ten aanzien van financiering, de KKC, BMKB-C, GO-C en overbruggingskredieten via Qredits, verlengd tot eind 2021. Ook is er een corona overbruggingskrediet via Qredits voor starters in het leven geroepen. Deze maatregel loopt ook door tot en met eind 2021.

3

Wat heeft het ministerie van EZK in het afgelopen jaar gedaan om valse concurrentie uit China te bestrijden?

Antwoord

Het is van belang een passend antwoord te vinden op de uitdagingen die oneerlijke concurrentie vanuit derde landen het Nederlandse bedrijfsleven geeft, onder andere vanuit China. Zowel het kabinet als de Europese Commissie kijken hiervoor naar verschillende maatregelen. De Verordening Markttoezicht en conformiteit van producten (2019/1020) adresseert oneerlijke concurrentie op het gebied van productveiligheid. Dit geldt ook voor producten uit derde landen, zoals China. EZK werkt momenteel aan de uitvoeringswet. De Nederlandse toezichthouders, zoals de NVWA, ILT, AT en ISZW voeren deze verordening uit. In deze verordening hebben importeurs ook specifieke verantwoordelijkheden om te zorgen dat geĆÆmporteerde producten aan de Europese eisen voldoen.

Ook heeft de Europese Commissie in juli het wetsvoorstel buitenlandse subsidies uitgebracht, dat drie instrumenten bevat om oneerlijke concurrentie door overheidssteun uit derde landen tegen te gaan. Dit voorstel is onder andere gebaseerd op een Nederlands voorstel voor een level playing field instrument. Het kabinet verwelkomt dit voorstel. De onderhandelingen zijn recent gestart. Het kabinet zet zich in voor een zo effectief mogelijk instrument. Verdere toelichting staat ook in het het BNC-fiche van het voorstel dat 11 juni 2021 (Kamerstuk 22112, nr.Ā 3133) gedeeld is met de Kamer.

4

Maakt minister zich geen zorgen over feit dat de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) de slechtste is van alle ons omringende EU landen? Suggestie van vraagsteller is om de schenk- en erfbelasting af te schaffen.

Antwoord

Op dit moment worden de fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht geƫvalueerd. Hiertoe behoort ook de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR).

Onderdeel van de evaluatie is ook een vergelijking van de BOR met de ons omringende landen. Eventuele verschillen in de bezits- en voortzettingseis van de BOR met deze landen en de mogelijkheden voor harmonisatie worden in de evaluatie betrokken.

Het is niet aan dit demissionaire kabinet om in te gaan op de afschaffing van de schenk- en erfbelasting.

Beantwoording van vragen op het terrein van staatsecretaris van EZK-KE - BBH 2022

Antwoorden op de vragen gesteld door de PVV

1

Gaat de staatssecretaris de 1,3 miljard voor klimaat ontwikkelingshulp in plaats daarvan uitgeven aan energiearmoede in Nederland?

Antwoord

Het is voor Nederland cruciaal dat klimaatverandering wereldwijd wordt aangepakt. De 100Ā miljard dollar zorgt ervoor dat ook de minst ontwikkelde landen dit kunnen doen. De Nederlandse bijdrage bestaat uit publieke en private financiering en bedraagt in totaal naar verwachting ca 1,3Ā miljard euro. Bij de mobilisatie van private klimaatfinanciering voor ontwikkelingslanden spelen de internationale financiĆ«le instellingen waarvan Nederland een relatief grote donor is, zoals de Wereldbank, een belangrijke rol.

Het kabinet deelt de zorgen rondom de huidige hogere energieprijzen en monitort de situatie nauwgezet. Daarom heeft het kabinet hiertoe de volgende maatregelen aangekondigd:

  1. om tegemoet te komen voor de stijgende energierekening op de korte termijn doet het kabinet incidenteel voor 2022 een tweetal aanpassingen in de energiebelastingen. Hiertoe verhoogt het kabinet de belastingvermindering. Daarnaast wordt het tarief in de energiebelasting op de eerste schijf elektriciteit verlaagd;

  2. daarnaast stelt het kabinet 150 miljoen euro beschikbaar om kwetsbare huishoudens met een hoge energierekening en/of een slecht geĆÆsoleerde woning te ondersteunen met isolatiemaatregelen via hun gemeente. Dat kan bijvoorbeeld met het aanbieden van energiebesparende maatregelen of een uitgebreid energiebespaaradvies. De maatregelen verzachten de gevolgen van de stijgende energieprijzen met extra aandacht voor huishoudens met een laag inkomen en uitkering;

  3. deze maatregelen komen bovenop bijvoorbeeld het Warmtefonds waarmee huishoudens ondersteund worden bij het isoleren van hun woning;

  4. ook is er in de begroting van 2022 ruim 500 miljoen euro aan extra middelen vrijgemaakt voor een Nationaal Isolatie Programma.

Het kabinet blijft de ontwikkelingen rond de energieprijzen en de gevolgen voor de energierekening nauwlettend in de gaten houden.

2

Kernenergie: hoe staat het nu met de duurzame CO2 neutrale energiebron? Wanneer kunnen wij de resultaten verwachten van de scenariostudie? Wanneer denk het kabinet een uitgewerkt plan ligt voor de realisatie van een of meerdere kerncentrales?

Antwoord

De scenariostudie verwachten wij medio 2022. In de scenariostudie wordt gekeken naar de mogelijke rol en omvang van kernenergie als CO2 neutrale energiebron in de energiemix richting 2030 - 2050 en verder. De voorgestelde studie zou ons kunnen helpen door te inventariseren wat de rol is van kernenergie bij de minimalisatie van integrale (systeem-) kosten, leveringszekerheid, grondstofgebruik, importafhankelijkheid en minimalisatie van ruimtelijke impact. De scenariostudie is daarmee een aanvulling op de marktconsulatie, welke inzichten biedt met betrekking tot de haalbaarheid van kernenergie en onder welke voorwaarden marktpartijen bereid zijn te investeren in kerncentrales in Nederland. Het is aan een nieuw kabinet om mede op basis hiervan met een verdere uitwerking te komen.

Antwoorden op de vragen gesteld door de VVD

1

Wat gaat het kabinet doen om de buisleidingencorridor mogelijk te maken? Chemelot ligt ver af van de Noordzee. Duurzame elektriciteit is daarom lastiger. Er waren plannen voor buisleiding die kant op. We willen snel met die buisleiding aan de slag. Wat is de mogelijke status van deze buisleiding? Wat doet kabinet om dit mogelijk te maken? Is het mogelijk al start te maken met aanleg, bijvoorbeeld voorbereidende werkzaamheden? Wat zijn afspraken die wij gemaakt hebben met Duitsland en Noordrijn-Westfalen daarover?

Antwoord

De voorbereidingen waarnaar gevraagd wordt, zijn inmiddels gestart. Het kabinet verwacht eerste helft 2022 de Kamer nader te kunnen informeren over nut en noodzaak van een dergelijke corridor. Een Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA) is daartoe in voorbereiding. In samenwerking met het Havenbedrijf Rotterdam en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) worden de mogelijkheden verkend voor een buisleidingencorridor Rotterdam-Chemelot-Noordrijn-Westfalen (zie ook Kamerstuk 33473, nr.Ā 10).

Realisatie van de buisleidingencorridor is sterk afhankelijk van de vraagkant aan Duitse zijde. Hierover is geregeld contact met ambtsgenoten uit Noordrijn-Westfalen. Daarnaast wordt gekeken naar de meekoppelkansen van andere afnemers langs deze corridor. Over beide verwacht het kabinet uw Kamer eveneens eerste helft 2022 verder te kunnen informeren.

2

Hoe apprecieert de regering de huidige kennisinfrastructuur op nucleaire technologie, en voorziet ze daar problemen? Zo ja welke, en wat gaat de regering daar aan doen?

Antwoord

Om verantwoordelijkheden nu en in de toekomst goed waar te kunnen maken is het hebben van een goede kennisinfrastructuur op het gebied van stralingsbescherming en nucleaire kennis noodzakelijk. Een eerdere verkenning (Commissie van de Zande) uit 2019 gaf aan dat deze kennisinfrastructuur onder druk staat. Ook dreigen enkele universitaire leerstoelen op het gebied van nucleaire technologie op korte termijn te verdwijnen.

Momenteel loopt daarom een verkenning nucleaire kennisinfrastructuur. Onderzocht wordt welke kennis specifiek kwetsbaar is. Op basis daarvan zullen voorstellen worden gedaan voor versterking van de kennisinfrastructuur en zullen vervolgstappen worden geformuleerd ten behoeve van de nucleaire kennisinfrastructuur. Meerdere departementen zijn hierbij betrokken. Resultaten worden medio 2022 verwacht.

Antwoorden op de vragen gesteld door D66

1

In hoeverre draagt de 6,8 miljard euro bij aan het behalen van het Urgenda doel?

Antwoord

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) schat in dat de maatregelen uit de Miljoenennota 2022 een emissiereductie kunnen realiseren in de jaren 2022, 2023 en 2024 en zo een bijdrage kunnen leveren aan het behalen van de 25% emissiereductie. Dat geldt bijvoorbeeld voor de extra subsidie voor hybride warmtepompen, isolatie van woningen en maatschappelijk vastgoed en het budget voor elektrische autoā€™s.

Alhoewel deze maatregelen een bijdrage leveren aan de reductie van CO2, zal de komende jaren (zij het steeds kleiner wordende) onzekerheid bestaan of 25% emissiereductie wordt gerealiseerd. De 6,8Ā miljard euro die het kabinet bij Prinsjesdag heeft ingezet is daarom een belangrijke stap, maar er zullen de komende jaren nog meer maatregelen nodig zijn om de klimaatdoelstellingen te realiseren.

2

Hoe gaat het met onderhandelingen over de sluiting van de Onyx kolencentrale?

Antwoord

In het kader van de call for proposals die met het doel van het stoppen van gebruik van kolen voor elektriciteitsproductie van ƩƩn centrale vorig jaar is opengesteld, is het voorstel van Onyx beoordeeld. Er heeft een financiƫle, fiscale, technische en juridische toets plaatsgevonden op de subsidieaanvraag, met hulp van diverse adviesbureaus. Op basis hiervan kan een subsidiebesluit genomen worden. Er kan nog geen uitgebreide toelichting worden gegeven over het subsidiebesluit, omdat dit proces nog lopende is. Op dit moment verwacht het kabinet voor het einde van het jaar het subsidiebesluit te kunnen nemen.

3

Welke berekeningen zijn er voor het sneller afschakelen van kolencentrales en opschakelen van gascentrales?

Antwoord

In de kolensector is in een periode van minder dan twee jaar hard ingegrepen, met

  • een verbod op kolen per 2030,

  • de verplichte sluiting van Ć©Ć©n centrale [Hemweg] per 2020,

  • een productiebeperking voor alle centrales tot en met 2024, en

  • de vrijwillige sluiting van Ć©Ć©n centrale.

Hiermee wordt binnen de kolensector het maximaal haalbare gedaan in termen van CO2-reductie, zonder dat er risicoā€™s rondom de leveringszekerheid en de veilige verbranding van reststromen ontstaan. De risicoā€™s rondom leveringszekerheid en de veilige verbranding van reststromen gelden nog steeds, waardoor verder ingrijpen in de kolensector niet mogelijk is zonder vergaande gevolgen. Ten slotte brengt verder ingrijpen in de kolensector grote juridische risicoā€™s in het kader van de lopende claims met zich mee. TenneT monitort jaarlijks de leveringszekerheid in haar Monitor Leveringszekerheid. Uitgaande van verschillende weerssituaties, kansen op uitval van centrales en andere factoren, berekent TenneT of het aanbod van elektriciteit voldoende is om aan de vraag te voorzien. Hierbij wordt rekening gehoudenmet de ontwikkelingen van de kolen- en gascentrales. Bij het vervroegd sluiten van kolencentrales zal per direct een versterkte importafhankelijkheid ontstaan.

4

Voert de staatssecretaris gesprekken met TenneT over leveringszekerheid van elektriciteit?

Antwoord

Ja, en jaarlijks levert TenneT een Monitor leveringszekerheid op. Het kabinet heeft uw Kamer hierover als laatste op 2 juli 2021 geĆÆnformeerd (Kamerstuk 29023, nr.Ā 269).

5

In hoeverre wordt er gekeken naar maatregelen in de landbouw om aan de CO2-reductiedoelen te voldoen, bijvoorbeeld door het onder water zetten van veenweidegebieden?

Antwoord

Zoals beschreven in de Klimaatnota zijn er in het Klimaatakkoord klimaatmaatregelen afgesproken gericht op de veehouderij, de glastuinbouw en de bosbouw. De aanpak in veenweidegebieden maakt ook onderdeel uit van de afspraken in het Klimaatakkoord. De minister van Landbouw NV heeft vorig jaar het Veenplan 1e fase aangeboden aan Uw Kamer (Kamerstuk 32813, nr.Ā 562) waarin die aanpak is beschreven.

6

Hoe krijgen private marktpartijen ruimte om te investeren in lokale elektriciteitsnetten, gezien het feit dat commerciƫle partijen nu al bereid zijn in het lokale net te investeren om krapte om het net tegen te gaan, maar dat zij tegen wet- en regelgeving aan lopen?

Antwoord

Netbeheerders zijn in principe als enige verantwoordelijk voor het uitbreiden van het elektriciteitsnet en het aansluiten van burgers en bedrijven op dit net omdat het elektriciteitsnet een natuurlijk monopolie betreft om de publieke belangen te kunnen borgen. In afwijking hiervan kunnen private investeerders lokaal investeren in een zogenaamd gesloten distributiesysteem, waarbij meerdere partijen onderling elektriciteit kunnen uitwisselen via dit lokale net en gezamenlijk een aansluiting hebben op het net van de netbeheerder. Partijen die gebruik willen maken van een gesloten distributiesysteem moeten hiervoor een ontheffing van de Autoriteit Consument en Markt krijgen. Hierbij is het van belang dat de rechten van aangeslotenen geborgd worden en blijven.

Zowel netbeheerders als private partijen werken met aannemers om de elektriciteitsnetten aan te leggen. Een strijd om de inzet van deze aannemers is niet wenselijk en komt een efficiƫnte uitrol van het elektriciteitsnet niet ten goede omdat er dan een strijd kan ontstaan tussen wie het meest betaalt.

Naast de mogelijkheid van een gesloten distributiesysteem kunnen partijen ook gebruik maken van de mogelijkheid van cable-pooling, waarbij partijen een aansluiting van de netbeheerder kunnen delen voor de opwek van elektriciteit via bijvoorbeeld wind en zon, die vaak intermitterend leveren. Ook bijvoorbeeld opslag, congestiemanagement en voorkomen van pieken in aanbod en verbruik zijn manieren om de capaciteit van het elektriciteitsnet meer uit te nutten.

7

Hoe staat het met het doorlopen van alle stappen om 10GW extra windenergie op zee voor 2030 (eerdere motie Boucke) ook echt gerealiseerd te hebben?

Antwoord

De motie Boucke c.s. (Kamerstuk 35668, nr.Ā 21) verzoekt de regering om de aanwijzing van windparken op zee, met inachtneming van de afspraken in het Noordzeeakkoord, te versnellen en dit jaar te borgen dat minimaal 10 gigawatt wordt aangewezen, en de Kamer over de voortgang te informeren in oktober 2021. Dat laatste hebben we net niet gehaald, maar op 9Ā november a.s. stuurt de minister van IenW een brief aan uw Kamer waarin we uitvoering geven aan de motie.

Het kabinet heeft in de Ministerraad van 29 oktober jl. besloten om voldoende ruimte op zee te reserveren om 10 GW extra windenergie op zee te kunnen realiseren tot en met 2030. Het aanvullend ontwerp van het Programma Noordzee waarin deze gebieden zijn opgenomen wordt door de minister van Infrastructuur en Waterstaat op 9 november ter inzage gelegd. Een volgend kabinet kan besluiten wat de daadwerkelijke extra opgave voor windenergie op zee wordt, bovenop de bestaande opgave voor circa 11 GW in 2030.

De bouw van extra windparken op zee tot en met 2030 is een enorme opgave. 10 GW extra komt neer op ongeveer een verdubbeling van de huidige ambitie. Het is uitdagend om deze versnelling mogelijk te maken gezien de duur van de procedures voor de aanleg van de windparken en de aanlanding van de windenergie naar land, zeker als het gaat om een mogelijke doorkruising van de Waddenzee.

Het demissionaire kabinet zet nu alvast de benodigde stappen om een extra opgave mogelijk te maken. Het is mogelijk om uiterlijk in 2030 voor 10 GW extra windenergie op zee de voorbereiding afgerond te hebben, te weten de tenders voor de windparken en de ruimtelijke en vergunningenprocedures voor de bijbehorende netaansluitingen. De doorlooptijd van de aanleg van de elektriciteitsinfrastructuur, het net op zee, inclusief de voorbereidende procedures, is bepalend voor de snelheid waarmee extra windparken op zee kunnen worden gerealiseerd. Het lijkt mogelijk om 6 GW extra windenergie op zee eind 2030 gerealiseerd en in bedrijf te hebben. De resterende 4 GW (voor 10 GW extra) kan waarschijnlijk eind 2031 gerealiseerd zijn. Dit lijkt de snelst mogelijke planning gezien de zorgvuldige procedures die moeten worden doorlopen en de druk op de toeleverketen. Het kabinet zal nog dit jaar een brief aan uw Kamer sturen waarin het uiteenzet welke ruimtelijke procedures het hiervoor start. In die ruimtelijke procedures worden lokale belanghebbenden betrokken.

Voor het realiseren van een hogere opgave geldt een aantal randvoorwaarden, met als belangrijkste een investeringspakket van 2 miljard euro tot en met 2030 bij een opgave van 10Ā GW extra voor voorbereiding en uitvoering, inpassing op zee en land, en versterking van ecologie. Besluitvorming over de hoogte van de opgave voor windenergie op zee en de bijbehorende financiĆ«le middelen is aan een volgend kabinet.

Daarnaast is een belangrijke randvoorwaarde dat er voldoende vraag naar de extra elektriciteit is dichtbij de plekken waar deze wordt aangeland, bijvoorbeeld voor elektrificatie van de industrie of waterstofproductie. Dan blijven windparken subsidievrij en is extra uitbreiding van het hoogspanningsnet niet nodig. De verhoging van de ambitie voor windenergie op zee moet dus hand in hand gaan met de toename van de elektriciteitsvraag op land.

8

Kan er nu al duidelijkheid geven worden en over de routekaart naar 100% duurzame energievoorziening in Caribisch Nederland?

Antwoord

Verduurzaming van de energievoorziening in Caribisch Nederland is nodig. Op 26 april 2021 is de beleidsdeelneming Bonaire Brandstof Terminals (BBT) opgericht om de voorzieningszekerheid van energie op Bonaire te borgen. Op verzoek van uw Kamer (motie Boucke c.s., KamerstukĀ 35632, nr.Ā 13) is in de statuten van BBT ook als doelstelling opgenomen om zich in te zetten voor de verduurzaming van de energie.

Het kabinet werkt aan een plan voor BBT voor investeringen in hernieuwbare energie op Bonaire, hiervoor wordt bij najaarsnota maximaal 10Ā miljoen euro gereserveerd. Hiermee kan BBT aanvullend kapitaal aantrekken, eveneens voor investeringen in duurzame energie op Bonaire. Daarmee heeft BBT het kapitaal dat nodig is voor de investeringen in duurzame energie op Bonaire. BBT is nu in gesprek met alle betrokken partijen op Bonaire over de investeringsbeslissingen die op de korte termijn genomen moeten worden voor de leveringszekerheid en verduurzaming van de elektriciteitsvoorziening op Bonaire.

Op verzoek van uw Kamer, middels de motie Boucke c.s. (KamerstukĀ 35632, nr.Ā 15), laat het kabinet ook een routekaart naar een 100 procent duurzame energievoorziening in Caribisch Nederland opstellen. Hierbij wordt ook gekeken naar de rol van BBT in verduurzaming op Bonaire. Het kabinet verwacht de routekaart januari 2022 naar uw Kamer te sturen.

9

Welke manieren binnen bestaande instrumenten ziet de minister voor verduurzaming van het mkb? Is de minister van mening dat er aanvullende instrumenten nodig zijn?

Antwoord

De staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat ā€“ Klimaat en Energie heeft uw Kamer op 1Ā november jl. een brief gestuurd over de ondersteuning van het mkb bij de klimaat- en energietransitie (kenmerk 2021Z19081). Met deze brief legt het kabinet de basis voor de ondersteuning van het mkb bij de transitie op lange termijn.

De brief geeft een inventarisatie van reeds genomen maatregelen en maatregelen die nog verder verkend worden om het mkb te ondersteunen om te verduurzamen. De maatregelen zien toe op het verbeteren van de informatievoorziening en ondersteuning, onrendabele delen van investeringen verminderen en het verbeteren van de toegang tot financiering.

Antwoorden op de vragen gesteld door de PvdA

1

Wat is uw reactie op PBL en VN-organisatie UNEP die stellen dat het EU doel voor 2050 te laat is voor 1.5 graden doel?

Antwoord

Het Planbureau voor de Leefomgeving en UNEP constateren terecht dat de huidige klimaatplannen van landen niet optellen tot de Parijsdoelen. Met de huidige plannen van alle landen komen we uit op 2,7Ā graden, terwijl het Parijsakkoord als doel heeft ruim onder de 2Ā graden te blijven met als streven 1,5Ā graad. De komende decennia zijn daarom forsere en snellere reducties in de mondiale uitstoot nodig.

Dit betekent niet dat er geen belangrijke stappen zijn gezet: de EU heeft vorig jaar al besloten tot een reductie van netto 55% in 2030 ten opzichte van 1990 en netto-nul emissies in 2050. Dit is een forse aanscherping. Uit o.a. de analyses van PBL blijkt dat de EU met deze doelen een goede bijdrage levert aan het halen van het meest ambitieuze 1,5Ā graad doel. Het komt er nu op aan dat ook andere grote mondiale uitstoters hun nationale ambities aanscherpen. Dat is de inzet van het kabinet voor de COP26 in Glasgow in november.

2

Het PBL stelt dat het doel van de EU om in 2050 klimaatneutraal te zijn, wat traag is om 1,5 graden te halen. Graag een reactie van de staatssecretaris hierop. Wat is het verschil tussen 1,5 en 2 graden voor Nederland? Moeten we ons heel erg druk maken om die 0,5 graden of valt het allemaal wel mee en komt het allemaal wel goed? Graag een reflectie daarop van de staatssecretaris.

Antwoord

Zoals blijkt uit de rapporten van het IPCC zijn er grote verschillen tussen het beperken van de temperatuurstijging tot 1,5 graden en 2 graden, bijvoorbeeld ten aanzien van de zeespiegelstijging, de verzuring van oceanen en de toename extreem weer. Dat heeft ook gevolgen voor Nederland.

Wetenschappelijke analyses laten zien dat de wereldwijde emissies tussen 2070 en 2080 op nul moeten uitkomen om onder de 2 graden te blijven. Om de opwarming verder te beperken, en onder de 1,5 graad te blijven, moet klimaatneutraliteit zijn bereikt tussen 2030 en 2060. PBL gaat er in analyses van uit dat rijkere landen, waaronder de Europese lidstaten, hierbij het voortouw nemen. PBL stelt zodoende dat de Europese ambitie van netto nul-emissies in 2050 in lijn ligt met het beperken van de opwarming tot ruim onder de twee graden, maar wat laag lijkt voor het streven om onder de 1,5 graad te blijven. Daarbij geeft het PBL aan dat het verstandig te vinden dat Europa ervoor heeft gekozen om het 2030-doel niet vast te stellen op basis van een lineaire lijn tussen 2020 en 2050, maar het doel iets ambitieuzer vast te stellen op ten minste 55%. Daarmee wordt ruimte gecreƫerd om de lastigste laatste emissies richting 2050 tijdig te kunnen reduceren.

3

De fossiele sector heeft invloed op het klimaatbeleid. Hoeveel contacten, gesprekken en briefwisselingen heeft de staatssecretaris met de fossiele industrie, en waar pleiten zij voor? Voor eigen belangen of wat goed is voor Nederland? Hoeveel contact heeft de staatssecretaris met de duurzame energiesector, planbureaus en met de klimaatbeweging?

Antwoord

Vanwege het grote maatschappelijk belang van klimaatbeleid, onderstreept het kabinet de noodzaak om met alle betrokken en geĆÆnteresseerde partijen te spreken. Dit is een brede en diverse groep ā€“ van ngoā€™s tot multinationals en van wetenschappers tot startups en het mkb - die uiteraard ieder hun eigen invalshoek onder de aandacht willen brengen. Overleggen van het kabinet met externe stakeholders worden met regelmaat op Rijksoverheid.nl gepubliceerd.

Met de brief van 28 oktober komt ik tegemoet aan het verzoek van het lid Van der Plas door inzicht te verschaffen in deze diverse groep betrokken stakeholders rond klimaatbeleid. In de brief op het verzoek van lid Van der Plas is aangegeven dat voor de totstandkoming en uitvoering van het klimaatbeleid er wordt gesproken met een verscheidenheid aan stakeholders. Met veel van de partijen die betrokken waren bij de totstandkoming van het Klimaatakkoord heeft het kabinet ook bilaterale contacten, bijvoorbeeld met Eneco, TenneT, LTO Nederland, Vereniging Eigen Huis, Shell, Glastuinbouw Nederland, en de ANWB. Maar ook met mensen thuis die mij in het dagelijks leven aanspreken en lokale ondernemers. Ook heb ik regulier overleg met Milieudefensie, Natuur & Milieu en Greenpeace en vindt er zeer regelmatig overleg plaats met de medeoverheden over de uitvoering van het klimaatbeleid. Het kabinet heeft daarnaast regelmatig contact met bedrijven die zich bezighouden met de productie van (hernieuwbare) energie of veel (hernieuwbare) energie verbruiken. Deze contacten zijn van belang om verdere verduurzaming te stimuleren. Sectoren wijzen bijvoorbeeld op het belang van de realisatie van de benodigde infrastructuur om over te gaan op andere energiedragers, zoals waterstof en elektriciteit, of geven aan behoefte te hebben aan hulp bij financiering van de onrendabele top van verduurzamingsprojecten. Hierbij geldt overigens altijd het principe dat de vervuiler betaalt.

4

Kan er dit najaar nog een extra SDE++ ronde worden georganiseerd, voor bijvoorbeeld 1 miljard euro, om te zorgen dat er een versnelling wordt gerealiseerd voor groene waterstof?

Antwoord

Het is niet mogelijk om dit najaar een extra SDE++ ronde te organiseren. De SDE++ staat op dit moment open voor de verschillende technieken, waaronder de productie van groene waterstof. Deze ronde zal nog openstaan tot 11Ā november a.s. en heeft een openstellingsbudget van 5Ā miljard euro. Een aparte waterstofronde is niet mogelijk op basis van de huidige staatsteungoedkeuring voor de SDE++.

Het kabinet vindt de opschaling van groene waterstof van groot belang. Daarom wordt op dit moment gewerkt aan de ontwikkeling van een apart opschalingsinstrument om gericht de ontwikkeling van elektrolyseprojecten te ondersteunen. Uiterlijk begin december wordt uw Kamer geĆÆnformeerd over de stand van zaken van dit instrument, met de brief over waterstof die vorige week is toegezegd tijdens het debat over het Fit for 55-pakket.

5

Hoe gaat het met de uitvoering van de motie-Thijssen over Urgenda?

Antwoord

De KEV 2021 laat zien dat in 2021 waarschijnlijk minder dan 25% emissiereductie wordt gerealiseerd. Ook in de jaren na 2021 blijven de onzekerheden in de ramingen groot. Om de klimaatdoelen te behalen heeft het kabinet bij de Miljoenennota wederom maatregelen aangekondigd die de komende jaren zorgen voor een extra reductie. Hiermee heeft het kabinet, rekening houdend met haar demissionaire status, wezenlijke stappen genomen om op korte termijn te zorgen voor een versnelling van emissiereductie en uitvoering te geven aan de gewijzigde motie van het lid Thijssen (Kamerstuk 35668, nr.Ā 41). Alhoewel deze maatregelen een bijdrage leveren aan de reductie van CO2, zal de komende jaren (zij het steeds kleiner wordend) onzekerheid bestaan of 25% emissiereductie wordt gerealiseerd. Het is aan een volgend kabinet vervolgstappen verder vorm te geven.

Antwoorden op de vragen gesteld door het CDA

1

Als we kijken naar de doorlooptijden voor de realisatie van windparken op zee, hoogspanningskabels en transformatorstations, waterstofnetten, CO2-transportinfrastructuur en laadpalen voor elektrische autoā€™s, dan lopen we steeds tegen lange doorlooptijden aan. De meeste tijd is nodig voor vergunningsprocedures en ruimtelijke inpassing. Is de staatssecretaris bereid om een inventarisatie te maken van de mogelijke oplossingsrichtingen om deze procedures te versnellen? Hoe kijkt de staatssecretaris naar de oproep van de NVDE voor een radicale versnelling van procedures?

Antwoord

Lange doorlooptijden voor energie-infrastructuurprojecten vormen inderdaad Ć©Ć©n van de bottlenecks in de snelle uitrol hiervan. Om die reden bespreekthet kabinet met regelmaat dan ook versnellingsopties samen met netbeheerders, industrie en andere stakeholders in het Programma Energiesysteem (PES) en in het Programma Infrastructuur Duurzame Industrie (PIDI). De constatering is dat niet zozeer de wettelijke proceduretermijnen lang zijn, maar dat er vooral veel tijd gemoeid is met bestuurlijke afstemming en participatie van de omgeving voorafgaand aan formele ruimtelijke besluiten. Energie-infrastructuurprojecten zijn vaak ingrijpend in de fysieke leefomgeving. Het kabinet vindt het belangrijk om te komen tot gedragen besluiten over de ruimtelijke inpassing daarvan. Dat kost tijd.

De uitdaging is dus om deze participatieve processen te versnellen zonder afbreuk te doen aan zorgvuldige betrokkenheid van bestuurders, omwonenden en andere belanghebbenden. Het kabinet herkent en deelt de urgentie die achter de oproep van de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie (NVDE) zit. De versnelling zit volgens het kabinet niet zo zeer in het versnellen van procedures, maar in het met elkaar onderkennen van de noodzaak van dergelijke projecten. Overheden, netbeheerders en initiatiefnemers hebben hierin ieder vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheid een aandeel in om de gewenste versnelling te realiseren.

2

De netbeheerders hebben extra eigen vermogen nodig om de grote toename aan investeringen in elektriciteitsnetten te kunnen financieren. Als deze kapitaalbehoefte niet wordt ingevuld kunnen de netbeheerders deze investeringen niet goed meer financieren. Hoe denkt de staatssecretaris dat dit probleem moet worden opgelost? En als het Rijk bereid is bij te springen, onder welke voorwaarden gaat het Rijk dat dan doen? Maakt het Rijk dan afspraken over verkorten van doorlooptijden, nauwe samenwerking tussen de netbeheerders onderling en focus op kerntaken?

Antwoord

Zoals in de brief van 29 oktober jl. (kenmerk 2021Z19005) over de financiering van netwerkbedrijven is aangegeven dat het Rijk sinds enige tijd in gesprek is met de drie grote netwerkbedrijven bij wie de eigen vermogensbehoefte (in de toekomst) speelt. Hierbij wordt per bedrijf in kaart gebracht welke investeringsopgave deze bedrijven tot 2030 en daarna voorzien. Daarnaast is er op vertrouwelijke basis in kaart gebracht welke kapitaalbehoefte daarbij ontstaat en hoeveel eigen vermogen daarbij nodig is. Als ook de analyse in deze fase is afgerond ligt de vraag op tafel of het Rijk een bijdrage zal leveren in de kapitaalbehoefte van de drie bedrijven. Zoals in bovengenoemde brief van 29 oktober is aangegeven zal het kabinet voordat het stappen zet uw Kamer over het vervolg informeren. Daarbij zullen vanzelfsprekend ook de voorwaarden waaronder er mogelijk sprake kan zijn van een eventuele Rijksbijdrage aan de orde komen. Het verkorten van doorlooptijden voor energie-infrastructuur is overigens een issue dat in de ogen van het kabinet losstaat van de eigen vermogensbehoefte van de netwerkbedrijven (zie ook antwoord op vraag 1 van de CDA-fractie), maar uiteraard belangrijk is. De focus ligt de komende tijd op het oplossen van de kapitaalbehoefte van de bedrijven zodat zij voortvarend door kunnen gaan met het faciliteren van de energietransitie.

3

Recent heeft de TKI Industrie de Routekaart Elektrificatie in de Industrie gepresenteerd. Elektrificatie gaat een belangrijke rol spelen in de verduurzaming van de industrie. Wat gaat de staatssecretaris doen om deze Routekaart in beleid om te zetten? En hoe gaat in de enorme extra elektriciteitsvraag worden voorzien? Welke CO2-vrije bronnen zijn geschikt en kunnen op tijd gerealiseerd worden?

Antwoord

Bij de aanbieding van de Routekaart Elektrificatie Industrie op 15 oktober 2021 (Kamerstuk 32813, nr. 869) heb ik u aangegeven dat een nieuw kabinet moet bepalen in hoeverre ze de aanbevelingen uit de Routekaart kan overnemen. Belangrijke bestaande prikkels voor CO2-reductie in de industrie, door onder andere elektrificatie, zijn het ETS, de CO2-heffing industrie en de verbrede SDE++.

Volgens de recente Klimaat- en energieverkenning 2021 stijgen de opgestelde vermogens: zon van 10,7 in 2020 naar 25,2 GW in 2030, windenergie op land van 4,2 in 2020 naar 7,2 GW in 2030 en windenergie op zee van 2,5 in 2020 naar 11,6 GW in 2030. Daarmee stijgt ook de elektriciteitsproductie in Nederland van 122,6 in 2020 naar 135,3-150,3 TWh in 2030. Volgens diezelfde Klimaat en energieverkenning 2021 was Nederland in 2020 voor het eerst sinds 1981 netto-exporteur van elektriciteit. In de jaren 2000-2008 en 2012-2014 importeerde Nederland per saldo 15-20 TWh elektriciteit per jaar, in de ander jaren wat minder. De komende jaren loopt de export van elektriciteit, ondanks ook aangenomen elektrificatie van de industrie, op tot 15-29 TWh in 2029 volgens PBL. Tot slot is de elektriciteitsmarkt geen Nederlandse markt, maar een Europese. Vraag en aanbod in Europa zullen ook de Nederlandse industrie in staat moeten stellen te elektrificeren.

De energietransitie is breder dan alleen elektrificatie van de industrie. Het is een complex systeem met veel onderlinge afhankelijkheden en juist daarom is een integrale blik nodig. Het kabinet is voornemens om u op korte termijn een brief te sturen met een eerste aanzet voor een richtinggevend kader voor de energiehuishouding van 2050.

Antwoorden op de vragen gesteld door GroenLinks

1

Vindt de staatssecretaris dat het beter is om de beleidscyclus van de Klimaatwet te integreren met de begrotingscyclus?

Antwoord

Het is belangrijk dat de besluitvorming in de begrotingscyclus adequaat wordt voorzien van de meest recente inzichten. De Klimaat- en Energieverkenning (KEV) van PBL speelt een belangrijke rol in de beleidscyclus. Het afgelopen jaar heeft er intensief contact plaatsgevonden met al de bij de KEV betrokken kennisinstellingen en departementen waarbij de voor- en nadelen van een andere publicatiedatum van de KEV in beeld zijn gebracht. Daarbij speelt een belangrijke rol dat de cijferbasis van de KEV ook gebruikt wordt bij rapportages voor andere beleidsterreinen waarvoor Nederland gehouden is aan internationale verplichtingen. Aanpassing van de nationale Klimaatwet is aan een volgend kabinet.

2

Vindt u dat er bovenop het integraal wetgevingsprogramma nog meer rijksregie moet komen?

Antwoord

Het kabinet ziet dat regie nodig is om de vele samenhangende inspanningen uit de klimaat- en energietransitie effectief op gang te brengen. Aangezien het energiesysteem zo belangrijk is voor de transitie in vrijwel alle sectoren ontwikkelt het kabinet een aanpak om te komen tot meer regie op de ontwikkeling daarvan. Om te zorgen dat de aanleg van de energie-infrastructuur tijdig en voldoende aansluit op de verduurzaming van de industrie heeft het kabinet het Nationaal Programma Infrastructuur Duurzame Industrie (PIDI) ingesteld, waarin het Rijk in nadrukkelijke samenwerking met de relevante partijen (industrie, energieproducenten, netwerkbedrijven, regionale overheden) besluitvorming over de aanleg van infrastructuur tracht te versnellen. De regionale stakeholders hebben clusterenergiestrategieƫn (CES-en) opgesteld. Deze geven de basis voor het voorstel in het eerste Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK) dat aangeeft welke infraprojecten het kabinet de komende periode wil gaan versnellen. Met het aanscherpen van het benodigde beleid, het wegnemen van knelpunten en zoeken naar aanvullende financiering wil het kabinet die versnelling en besluitvorming regie geven. Het MIEK wordt later uitgebreid naar de andere sectoren.

Tegelijkertijd herkent het kabinet het belang dat iedereen kan meepraten en meebeslissen. Deze transitie kunnen we alleen met elkaar maken. Het is dan ook belangrijk dat burgers, bedrijven en overheden gezamenlijk de regie op deze transitie pakken. Dat betekent dat meepraten, zowel landelijk als lokaa,l van belang is en dat ook bijvoorbeeld gemeenteraden in staat zijn om richting te geven aan ontwikkelingen in hun gemeenten. Die invloed moet geborgd zijn in de aanpak van de transitie. Bovendien hecht het kabinet sterk aan de interbestuurlijke samenwerking.

3

Is de staatssecretaris er voorstander van om een Coƶrdinerend Klimaatminister in de toekomst ook mee te laten beslissen over uitgaven Ʃn wetgeving van andere ministeries?

Antwoord

Gezien de maatschappelijke impact van het klimaatbeleid is het van belang dat het primaat bij de politiek blijft liggen en dit wordt geborgd in de huidige besluitvormingsprocedures. De coƶrdinerend bewindspersoon is op dit moment al eindverantwoordelijk om de klimaatdoelen te realiseren en heeft in dat verband reeds een coƶrdinerende en ministeriƫle verantwoordelijkheid. Dat neemt echter niet weg dat ook de andere betrokken bewindspersonen een gedeelde eigen verantwoordelijkheid dragen om de (wettelijk vastgelegde) klimaatdoelen (mede) te realiseren. Een integrale en gestructureerde interdepartementale aanpak is noodzakelijk. Dat is reeds in gang gezet door de instelling van de Ministeriƫle Commissie Klimaat en Energie, als onderraad voor de ministerraad.

4

Vindt u dat burgerparticipatie versterkt moet worden en daarbij ook burgerberaden moeten worden toegepast?

Antwoord

De betrokkenheid van de inwoners van Nederland bij het energie- en klimaatbeleid is onmisbaar; het beleid kan alleen goed gemaakt Ć©n uitgevoerd worden als we oog hebben voor wat voor mensen belangrijk is, als hun ideeĆ«n welkom zijn, en als iedereen mee kan doen en mee kan komen. In de afgelopen kabinetsperiode is dan ook stevig ingezet op burgerparticipatie, zoals bij zon- en windprojecten en in de RESā€™en. Daarbij wordt door overheden, coƶperaties en ontwikkelaars in de praktijk veel geleerd, en is er ook nog veel te leren. Daarom vindt het kabinet het belangrijk dat deze positieve inzet wordt geĆÆntensiveerd en doorgezet. Tijdens deze demissionaire periode doet het kabinet dit onder meer door het onderwerp tijdens de bestuurlijke RES-gesprekken op de agenda te zetten, en door de Participatiecoalitie ook in 2022 te subsidiĆ«ren.

Een onafhankelijke commissie onder leiding van prof. Alex Brenninkmeijer heeft begin dit jaar de mogelijkheid van burgerfora over klimaatbeleid onderzocht en hier advies over uitgebracht. De commissie concludeert dat burgerfora potentie hebben om burgers beter bij het klimaatbeleid te betrekken, maar waarschuwt dat voor een succesvol burgerforum aan een aantal belangrijke randvoorwaarden moet worden voldaan. De wijze waarop hier opvolging aan wordt gegeven is aan een volgend kabinet. Intussen zijn verschillende gemeenten en RES-regioā€™s al bezig om deze vorm van participatie in de praktijk te brengen. Het kabinet moedigt gemeenten en RES-regioā€™s dan ook aan om kennis te nemen van het advies en te kijken hoe zij dit kunnen toepassen in hun participatietrajecten.

5

Vindt u dat er nationale kaders voor de vervolgstappen in de RESsen en CESsen gewenst zijn?

Antwoord

Het kabinet hecht sterk aan de interbestuurlijke samenwerking die de afgelopen jaren is opgebouwd rond energieprogrammaā€™s als de RESā€™en en de CESā€™en. Daarbij opereren het Rijk en de decentrale overheden waar mogelijk samen als Ć©Ć©n overheid, maar ieder vanuit zijn eigen rol en verantwoordelijkheid. Deze aanpak werkt. Tegelijkertijd werkt het Rijk energiesysteemanalyses uit en ontwikkelt op basis daarvan een energiesysteemvisie en het Programma Energiehoofdstructuur waarin de ruimte zal worden geborgd die nodig is voor de energie-infrastructuur van nationaal belang. Deze bevatten kaders en vormen de basis voor concrete ruimtelijke investeringsprojecten. Binnenkort ontvangt uw Kamer zowel een brief over de voortgang van de RESā€™en als over de voortgang van de CESā€™en en de afspraken die daar met partijen in het kader van het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat over zijn gemaakt.

6

Vindt u dat de Klimaatwet aangescherpt moet worden met een verplichtend tussendoel van minimaal 55% CO2-reductie in 2030 en de resultaatverplichting van klimaatneutraliteit, dus 100% in 2050?

Antwoord

Met de inwerkingtreding van de Europese Klimaatwet zijn de klimaatdoelstellingen voor de Unie als geheel aangescherpt en vastgelegd in een verordening. Een aanpassing van de Nederlandse Klimaatwet is noodzakelijk, omdat de Nederlandse Klimaatwet geen rekening houdt met de juridisch bindende verplichtingen uit de Europese Klimaatwet. De emissiereductiedoelen voor 2030 en 2050 in de Nederlandse Klimaatwet moeten worden aangepast. Daarvoor bestaan verschillende opties. In het rapport Bestemming Parijs van de ambtelijke studiegroep-Van Geest is een aantal opties beschreven. Een van de opties is om het emissiereductiedoel voor 2030 aan te scherpen naar -55%, zoals de Afdeling naar voren brengt, maar ook andere opties zijn mogelijk. Het kabinet laat, gelet op haar demissionaire status, de keuze daarover aan een nieuw kabinet.

7

Vindt u dat er in de Klimaatwet (net als EU) ook doelen voor hernieuwbare energie en energiebesparing moeten komen?

Antwoord

Wijzigingen van de Nederlandse Klimaatwet, zoals het vastleggen van doelen voor energieĀ­besparing en hernieuwbare energie, vragen om een politiek besluit en zijn deels afhankelijk van de onderhandelingen die nog plaats gaan vinden over het Fit for 55-pakket. De keuzes daarover en de implementatie van het Fit for 55-pakket zijn ook aan een volgend kabinet.

8

Vindt het kabinet dat de enorme capaciteitsproblemen op het stroomnet een aparte versnellingswet netinfrastructuur rechtvaardigt?

Antwoord

Met de voorgenomen Energiewet wil het kabinet al meer duidelijkheid geven over hoe netbeheerders om moeten gaan met transportschaarste en worden de mogelijkheden vergroot om eerder regie te nemen over energie-infrastructuurprojecten door provincies en het Rijk. Daarmee wordt het wettelijk kader gemoderniseerd.

De capaciteitsproblemen komen echter niet zo zeer voort uit wettelijke beperkingen maar veel meer uit ruimtelijk inpassingsproblematiek, tekort aan technisch personeel en de forse groei naar transportcapaciteit als gevolg van de groeiende, digitaliserende en elektrificerende economie en energietransitie.

Daarom ondersteunt het kabinet netbeheerders momenteel waar mogelijk zodat deze efficiƫnter gebruik te kunnen maken van het net met bijvoorbeeld de invoering van AMvB n-1 waarmee 5 tot 30% additionele transportcapaciteit kan worden vrijgemaakt voor invoeding van elektriciteit door de zogenaamde spitstrook in te zetten.

Voor zover het om eventuele financiƫle ruggensteun gaat is in de brief van 29 oktober jl. (Kenmerk DGK-E 21244373) aangegeven dat het Rijk sinds enige tijd in gesprek is met de drie grote netwerkbedrijven bij wie de eigen vermogensbehoefte (in de toekomst) speelt. Hierbij wordt per bedrijf in kaart gebracht welke investeringsopgave deze bedrijven tot 2030 en daarna voorzien.

Daarnaast is er op vertrouwelijke basis in kaart gebracht welke kapitaalbehoefte daarbij ontstaat en hoeveel eigen vermogen daarbij nodig is. Als ook de analyse in deze fase is afgerond ligt de vraag op tafel of het Rijk een bijdrage zal leveren in de kapitaalbehoefte van de drie bedrijven.

Zoals in de brief van 29 oktober is aangegeven zal het kabinet voordat het stappen zet uw Kamer over het vervolg informeren. Daarbij zullen vanzelfsprekend ook de voorwaarden waaronder er mogelijk sprake kan zijn van een eventuele Rijksbijdrage aan de orde komen.

9

Welke stappen gaat het kabinet zetten in het beschermen van burgers tegen volatiliteit in energieprijzen en tegen risicoā€™s van partijen die omvallen?

Antwoord

In haar brief van 15 oktober jl. heeft het kabinet toegezegd de komende periode een vinger aan de pols te houden als het gaat om de ontwikkeling van de energieprijzen. Daarnaast onderstreept de huidige situatie op de gasmarkt het belang van een betrouwbare en betaalbare energievoorziening. In de toekomst kan onze energievoorziening steeds vaker te maken krijgen met volatiliteit in de energieprijzen. Het is daarom van belang om vinger aan de pols te houden als het gaat om de toekomstige effecten die deze volatiliteit kan hebben.

De markt voor elektriciteit- en gaslevering is een open markt waarin consumenten een vrije keuze hebben uit energieleveranciers. Marktwerking gedijt echter alleen als er ook marktregels zijn en een strenge toezichthouder daarop toeziet. ACM is in dit geval de toezichthouder. Het toezicht is erop ingericht om er voor te zorgen dat marktpartijen eerlijk met elkaar concurreren om de gunsten van de consument en in het geval een leverancier failliet gaat dat afnemers geen dag zonder elektriciteit of gas komen te zitten.

Leveranciers moeten beschikken over een vergunning die zij aanvragen bij ACM. ACM toetst of de leverancier de consument goed kan bedienen: de leverancier moet beschikken over de benodigde organisatorische, financiƫle en technische kwaliteiten. ACM toetst of de leverancier op een betrouwbare wijze en onder redelijke tarieven en voorwaarden energie kan leveren aan huishoudens en klein-zakelijke afnemers. Zij toetst dat elk jaar nog eens extra door voor de winter begint de financiƫle positie van leveranciers te monitoren en met name of leveranciers de winter denken door te komen.

Zoals aangegeven in de brief aan Uw Kamer in reactie op de motie van Omtzigt c.s. (d.d. 1 november jl., kamerstuk 35925-137) over toezicht op energieleveranciers, werkt het kabinet aan scherper toezicht en scherpere eisen aan energieleveranciers, en is het voornemens deze op te nemen in de nieuwe Energiewet die uw Kamer naar verwachting volgend jaar ontvangt. Het kabinet geeft daarmee uitvoering aan de motie Beckerman c.s. (2019) die ziet op strengere eisen aan leveranciers en voorkomen van faillissementen. Het kabinet is van mening dat het pallet aan nieuwe eisen (die deels in lagere regelgeving moet worden uitgewerkt) consumenten beter zal beschermen tegen negatieve aspecten van faillissementen. In dat kader overweegt het kabinet ook om de waarborgsom die leveranciers van consumenten vragen te maximeren. Met deze voorgenomen aanscherpingen zet het kabinet extra stappen in aanvulling op de reeds bestaande consumentenbescherming.

10

Kan het kabinet aangeven of het mijn uitvoeringsplan voor energiebesparing wil overnemen?

Antwoord

Het kabinet dankt kamerlid Van der Lee voor zijn plan. Het kabinet bestudeert op dit moment het uitvoeringsplan en bekijkt op welke wijze dit past bij het voornemen van het kabinet om de energiebesparingsplicht te actualiseren en deze verplichting uit te breiden naar ETS-bedrijven. De juridische uitwerking van deze actualisatie en een toelichting daarop zal komend jaar aan de Kamer worden voorgelegd.

Antwoorden op de vragen gesteld door de PvdD

1

Tot hoeveel CO2-reductie leidt het maatregelenpakket van 6,8 miljard uit de Miljoenennota leidt en op welke termijn? Wordt hiermee wel Urgenda in 2021 gehaald? Als er geen CO2 wordt gereduceerd, op welke manier draagt het wel bij zoals door het creƫren van banen?

Antwoord

Daarnaast schat het PBL in dat het totale pakket in 2030 in aanvulling op het staande klimaatbeleid enkele Megatonnen aan CO2-reductie kan realiseren. Daarnaast levert het maatregelenpakket ook een bijdrage aan realisatie van de 25% emissiereductie in de jaren 2022, ā€™23 en ā€™24. Daarbij PBL constateert het PBL ook dat er nog veel onduidelijk is over hoe het kabinet deze middelen in wil zetten, en dat er aan bepaalde voorwaarden voldaan moet zijn voordat de extra middelen resulteren in extra reducties. Dat geldt bijvoorbeeld voor de inzet van SDE++ middelen. Het kabinet zal de kanttekeningen uit de analyse van PBL ter harte nemen bij de verdere uitwerking van maatregelen en gaat hier voortvarend mee aan de slag.

De 6,8 miljard euro die het kabinet bij Prinsjesdag heeft ingezet is daarom een belangrijke stap, maar er zullen de komende jaren nog meer maatregelen nodig zijn om de klimaatdoelstellingen te realiseren.

2

De staatssecretaris van EZK schrapte vleesvermindering uit Iedereen Doet Wat campagne. Waarom geeft overheid niet zelf het goede voorbeeld? Is de staatssecretaris bereid om een landelijke ā€˜carnivoor geef het doorā€™ campagne op te zetten? Is de staatssecretaris bereid plantaardig voedsel de norm te maken bij de overheid zonder keuzevrijheid te beperken?

Antwoord

Het thema ā€˜minder vlees etenā€™ is sinds eind 2019 onderdeel van de Iedereen Doet Wat campagne. In samenspraak met consumenten- en gedragsexperts is bekeken hoe dit onderwerp via een positieve boodschap gecommuniceerd kon worden. In plaats van het sec noemen van ā€˜minder vleesā€™ is daarbij een meer praktisch handelingsperspectief gecommuniceerd: ter vervanging van vlees kan de consument kiezen voor een gevarieerder dieet, met een goede balans tussen dierlijke en plantaardige eiwitten, met peulvruchten en noten als vervanger van vlees. Daarnaast wordt ook verwezen naar het Voedingscentrum, dat ook aandacht geeft aan een betere balans tussen plantaardig en dierlijk eiwit in het voedingspatroon en eten volgens de Schijf van Vijf. Het kabinet ziet dan ook geen noodzaak om een andere campagne hiervoor op te zetten.

3

In Glasgow is methaanplegde getekend door Nederland en 102 landen. Wat gaat de staatssecretaris doen om deze niet te laten verwateren maar om te zetten in actie?

Antwoord

De methaanpledge zorgt er voor dat landen hun methaanuitstoot te verminderen. Nederland steunt dit doel. Het is daarmee een belangrijke prikkel voor landen die tot nu toe minder dan Nederland hebben gedaan om hier maatregelen te nemen. In Nederland hebben we al maatregelen genomen om methaan te reduceren in de afval-, landbouw en energiesector gereduceerd. Zo heeft de Nederlandse offshore energiesector de methaanuitstoot met 50% gereduceerd t.o.v. 2017. Dit was vrijwillig op basis van een convenant tussen EZK, SodM (toezichthouder) en NOGEPA (sector). Dat geeft al aan dat vooruitlopend op de ondertekening van deze pledge Nederland al de nodige verantwoordelijkheid heeft genomen.

4

Er is meer coƶrdinatie nodig. De Raad van State heeft geadviseerd te komen met een minister voor Klimaat die optreedt als coƶrdinator en er op toeziet dat andere ministeries leveren in lijn met de 1,5 graad. Wat Partij van de Dieren betreft wordt dit een minister voor klimaat en biodiversiteit die dezelfde status krijgt als de minister van Financiƫn. Een oproep richting kabinet en formerende partijen. Wat vindt u hiervan?

Antwoord

Gezien de maatschappelijke impact van het klimaatbeleid is het van belang dat het primaat bij de politiek blijft liggen en dit wordt geborgd in de huidige besluitvormingsprocedures. De coƶrdinerend bewindspersoon is al eindverantwoordelijk om de klimaatdoelen te realiseren en heeft in dat verband reeds een coƶrdinerende en ministeriĆ«le verantwoordelijkheid. Dat neemt echter niet weg dat ook de andere betrokken bewindspersonen een gedeelde eigen verantwoordelijkheid dragen om de (wettelijk vastgeĀ­legde) klimaatdoelen (mede) te realiseren.

Een integrale en gestructureerde interdepartementale aanpak is noodzakelijk. Dat is reeds in gang gezet door de instelling van de MinisteriĆ«le Commissie Klimaat en Energie, als onderraad voor de ministerraad. De voorstellen die de Afdeling doet om de coƶrdinerend bewindspersoon voor klimaat een verstevigde coƶrdinatie- en regietaak en beslissingsbevoegdheid voor uitgaven en wetgeving van andere ministeries te geven, zijn vergaand en zouden ook vanuit staatsrechteĀ­lijk perspectief goed moeten worden bezien. De besluitvorming over een nadere verkenning hiervan laat het kabinet, gezien het verstrekkende karakter van de voorstellen van de Raad, aan het nieuwe kabinet.

5

Uit de Klimaatnota blijkt dat het aandeel verbranding van vergisting biomassa dit decennium nog onveranderd is, ongeveer 100 petajoule op jaarbasis. Kan het kabinet dit bevestigen en hoeveel CO2 komt vrij bij de opwekking van biomassa?

Antwoord

Het klopt dat de KEV2021 op basis van voorlopige gegevens de prognose stelt dat er in 2020 119,4 PJ biogrondstoffen voor energie zijn ingezet en dat dit geen afname ten opzichte van het voorgaande jaar impliceert. Deze biogrondstoffen zijn ingezet voor verschillende toepassingen: het verbranden van biogeen afval in verbrandingsinstallaties, de bij- en meestook in kolencentrales, verbranding van biogrondstoffen bij huishoudens of bedrijven, biogas en transportbrandstoffen. Het is niet bekend hoeveel biogene CO2 hierbij vrijgekomen is, omdat deze uitstoot o.b.v. internationale afspraken als CO2-neutraal telt. Het is dus niet mogelijk om aan te geven hoeveel CO2 hierbij is vrijgekomen.

Een deel van de genoemde toepassingen geldt als laagwaardig en zal worden afgebouwd. Specifiek voor enkel elektriciteitsproductie uit houtige biogrondstoffen worden reeds geen nieuwe subsidies meer afgegeven. Voor lagetemperatuurwarmte uit houtige biogrondstoffen heeft het kabinet de ambitie uitgesproken zo snel als dat haalbaar en betaalbaar is, te willen stoppen met het afgeven van nieuwe subsidiebeschikkingen. Gezien de controversiƫle status van dit thema is besluitvorming over een afbouwpad voor lagetemperatuurwarmte aan een nieuw kabinet.

6

Is het kabinet bereid om biomassa uit te sluiten van de twee innovatieregelingen, DEI+ en HER+, gericht op innovatieve pilots en demo's?

Antwoord

De HER+ faciliteert vanaf de volgende ronde geen projecten voor lagetemperatuurwarmte uit houtige biogrondstoffen. De HER+ volgt namelijk de SDE++, die in lijn met de motie van Esch c.s. (Kamerstuk 30175, nr. 360) in 2021 niet opengesteld wordt voor lagetemperatuur-warmtetoepassingen van houtige biogrondstoffen. Ook elektriciteitsopwekking uit biogrondstoffen komt niet voor subsidie in aanmerking aangezien deze toepassingen geen vernieuwing van de stand der techniek inhouden.

Ook de DEI+ faciliteert momenteel geen projecten voor elektriciteitsopwekking en lagetemperatuur-warmtetoepassingen uit biogrondstoffen. Dit komt niet in aanmerking voor subsidie, wegens toetsing op het criterium ā€˜slaagkans in markt en maatschappijā€™ en/of geen vernieuwing van de stand der techniek inhouden.

Andere toepassingen van biogrondstoffen vormen echter een belangrijk onderdeel van de transitie naar een klimaatneutrale en circulaire economie. Het kabinet heeft in het duurzaamheidskader biogrondstoffen aangegeven dat biogrondstoffen noodzakelijk zijn voor de verduurzamingsopgave in Nederland. In het bijzonder hebben hoogwaardige toepassingen als groen gas (ter vervanging van aardgas), hoge temperatuurwarmte voor de industrie en hoogwaardige biobrandstoffen een belangrijke rol in de transitie en deze zullen richting 2050 belangrijk blijven. Het bevorderen van innovatie ten aanzien van deze toepassingen is belangrijk om de efficiƫnte en effectieve inzet voor deze toepassingen te bevorderen. Hieronder vallen oplossingen voor circulaire economie, zoals biogrondstoffen voor groene chemie en (bouw)materialen. Hieronder vallen ook hoogwaardige energietoepassingen die in de transitie noodzakelijk zijn, zoals groen gas en (geavanceerde) biobrandstoffen voor zwaar wegtransport en lucht- en scheepvaart.

Aangezien projecten met betrekking tot houtige biogrondstoffen voor energetisch gebruik in de praktijk niet in aanmerking komen voor innovatiesubsidie en de belangrijke functie van laatstgenoemde toepassingen van biogrondstoffen ligt het niet in de rede biogrondstoffen uit te sluiten van de innovatieregelingen DEI+ en HER+.

7

Klopt het dat voor NorthH2 grijze waterstof, op basis van aardgas, de basis vormt van het project?

Antwoord

De link die wordt gelegd tussen grijze waterstof en het NortH2 project herken ik niet. Het project geeft aan zich te richten op groene waterstof uit windenergie.

Voor nu wil ik alvast benadrukken dat het NortH2-consortium een privaat initiatief is gericht op het combineren van wind-op-zee met groene waterstofproductie in Noord-Nederland. Er zijn in de contacten met NortH2 geen toezeggingen gedaan over een eventuele Rijksbijdrage. Het beleid en de marktordening voor waterstof is juist gericht op het creƫren van een gelijk speelveld tussen marktpartijen en een regierol voor de overheid bij de ontwikkeling van infrastructuur. De ontwikkeling van deze infrastructuur is ook niet afhankelijk van het wel of niet doorgaan van het NortH2-project.

Zoals toegezegd tijdens het plenaire debat over Fit for 55 op 27 oktober jl. volgt er begin december een brede Kamerbrief over waterstof, waarbij ook op dit punt ingegaan zal worden. Daarnaast is er een verzoek gedaan voor een technische briefing over waterstof door uw Kamer, waarin dit punt eveneens kan worden besproken.

8

Kunnen Bonaire, Sint Eustatius en Saba meegenomen worden in de KEV? Kunnen regelingen voor verduurzamingssubsidies ook beschikbaar worden gemaakt voor Caribisch Nederland? Deze Kamer heeft een motie aangenomen van PvdD en BIJ1 over projecten die schade aanbrengen aan koraalriffen, om deze geen doorgang te laten vinden. Is het kabinet bereid aan de noodrem te trekken voor projecten die schade aan het koraal aanrichten? Kunnen verduurzamingssubsidies ook beschikbaar worden gemaakt voor Caribisch Nederland?

Antwoord

Nee, Bonaire, Sint Eustatius en Saba kunnen niet meegenomen worden in de KEV omdat de doelen waar de KEV over rapporteert niet over die eilanden gaat.

De Demonstratieregeling Energie-innovatie (DEI) is sinds 2018 ook opengesteld is voor Caribisch Nederland. Ook is het Nationaal Groeifonds opengesteld voor Caribisch Nederland.

De SDE++ subsidie wordt gefinancierd uit de belasting die wordt geheven via de opslag duurzame energie. In Caribisch Nederland zijn bedrijven en particulieren uitgesloten van de opslag duurzame energie en om deze reden ook uitgesloten van de SDE++ subsidie.

Op verzoek van de Kamer heeft beleidsdeelneming Bonaire Brandstof Terminals B.V. (BBT) in zijn statuten als doelstelling opgenomen om zich in te zetten op de verduurzaming van de elektriciteitsproductie op Bonaire. Op verzoek van uw Kamer wordt een routekaart naar een 100 procent duurzame energievoorziening in Caribisch Nederland opgesteld en daarbij gekeken naar de taken die BBT op zich kan nemen rondom verduurzaming. Deze zult u naar verwachting in januari 2022 ontvangen.

Ten aanzien van de motie van de leden van Raab en Simons (35632, nr. 7) inzake projecten die mogelijk klimaatschade veroorzaken zal het kabinet vĆ³Ć³r de behandeling van de LNV-begroting een schriftelijke reactie geven.

Antwoorden op de vragen gesteld door Volt

1

Hoe rijmt het kabinet de financiƫle fiscale prikkels, zoals de vrijstelling van de belasting op kerosine en stookolie en korting op grootverbruik voor energie voor grote bedrijven, met de oproep van de heer Rutte voor actie?

Antwoord

Het kabinet ziet dit als iets dat idealiter in internationaal verband wordt geadresseerd. Het kabinet vindt het dan ook belangrijk dat de aanpak van dergelijke prikkels in Europees verband gebeurt, om de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven te behouden en CO2-weglek te voorkomen. De Europese Commissie heeft in de zomer een voorstel tot herziening van de Richtlijn Energiebelastingen gepresenteerd. Hierin wordt onder meer voorgesteld de richtlijn te verbreden naar energieproducten en elektriciteit die worden gebruikt als brandstof in luchtvaartuigen bij vluchten binnen de EU.

Het kabinet staat positief kritisch tegenover het uitbreiden van de reikwijdte van de richtlijn door het belasten van brandstoffen die worden gebruikt in de lucht-, zee- en binnenvaart. Dit sluit aan bij het nationale fiscale vergroeningsbeleid waarbij het kabinet liever belast wat we niet willen (vervuiling) en minder belast wat we wel willen (arbeid). Tevens zorgt een uitbreiding van de reikwijdte voor een versterking van de belastingopbrengsten van de energiebelastingen doordat de grondslag wordt verbreed. Het voorstel om de reikwijdte van de richtlijn uit te breiden naar belasten van luchtvaartbrandstoffen binnen de EU past bovendien bij de oproep van Nederland aan de Commissie en acht andere lidstaten om een voorstel te doen voor een Europees initiatief op het gebied van beprijzing van de luchtvaart. Dit neemt echter niet weg dat de effecten van het belasten van brandstof in de luchtvaart en de zeevaart en binnenvaart in samenhang moeten worden beoordeeld met de andere voorstellen uit het Fit-for-55-pakket waar de luchtvaart, zeevaart en binnenvaart onderdeel van zijn, en waardoor stapelingseffecten en bijbehorende kosten voor de sector kunnen ontstaan.

Het beoordelen van het effect op de verduurzaming van de verschillende voorstellen gebeurt in samenhang met de kaders die het kabinet schetst voor de verduurzaming van de luchtvaart in de Luchtvaartnota. Tevens wordt door de Europese Commissie voorgesteld kortingen en vrijstellingen voor grootverbruikers te beperken, het kabinet is ook daar voorstander van. Voor een verdere toelichting zie BNC-Fiche 3 Herziening Richtlijn Energiebelastingen van 17 september (Kamerstuk 22112, nr. 3198).

2

Wat zijn sinds de motie van der Lee (2018) om prikkels die klimaatbeleid tegen werken af te bouwen de stappen geweest de het kabinet genomen heeft? En wanneer - voorziet het kabinet - zijn prikkels voor fossiele brandstoffen volledig afgebouwd?

Antwoord

Zoals eerder gedeeld in de brief van 14 september 2020 (Kamerstuk 32813, nr. 566) heeft het kabinet het voornemen om in Europees verband deze financiƫle prikkels voor fossiele brandstoffen af te bouwen en zo het gebruik van fossiele brandstoffen beter te beprijzen. Daarbij is van belang dat dit dient te gebeuren met oog voor het gelijke speelveld. De regelingen zien in veel gevallen op sectoren die gevoelig zijn voor internationale concurrentie.

Bovendien zijn vrijstellingen soms zowel vastgelegd via regelingen in het kader van de Europese Richtlijn Energiebelastingen als via internationale, Europese en bilaterale verdragen, hetgeen de mogelijkheid tot en het effect van eigenstandig handelen van Nederland beperkt. De Europese Commissie heeft een voorstel gedaan voor de herziening van de Richtlijn Energiebelastingen zodat deze past in het streven naar een CO2-neutrale energiehuishouding in 2050. Dit voorstel biedt kansen voor verminderen of afschaffen van financiƫle prikkels voor fossiele brandstoffen in Europees verband en kan als input dienen voor een nieuw kabinet. Het BNC-fiche met de positie van het kabinet is op 17 september jl. met uw Kamer gedeeld.

3

Wil de staatssecretaris het ambitieuzere doel voor hernieuwbare energie daadwerkelijk gaan halen?

Antwoord

Het kabinet beaamt dat een hoger aandeel hernieuwbare energie een belangrijke bijdrage kan leveren aan het behalen van het EU-doel voor ten minste 55% emissiereductie in 2030. Nederland zet traditioneel in op sturen op het hoofddoel van CO2-reductie met als voordeel dat de meest kostenefficiƫnte maatregelen eerst worden genomen. De onderhandelingen over de wijziging van de richtlijn hernieuwbare energie zijn net begonnen. Als de onderhandelingen over dit doel zijn afgerond is het uiteraard de kabinetsinzet om de in EU-verband het afgesproken doelen te voor hernieuwbare energie behalen.

4

Ook Nederland investeert al jaren in onderzoek naar SMRs in Petten. Hoe staat het met de voortgang daarop? Hoe ziet de staatssecretaris de inzet van deze nieuwe innovaties in kernenergie voor de toekomst van Nederland?

Antwoord

Nederland draagt inderdaad bij aan onderzoeken bij de Nucleair Research & Consultancy Group (NRG) in Petten. NRG richt zich daarbij vooral op algemene technologie rondom de Molten Salt reactor; een SMR.

Nieuwe innovaties zoals SMRs bieden kansen voor CO2-reductie op langere termijn. Het kabinet acht het van belang om in zowel nationaal als internationaal verband samen verder te werken aan kennisontwikkeling en aansluiting te zoeken bij de Europese toekomstige ontwikkeling van SMRs, zodat Nederland goede kennis en ervaring heeft voor de mogelijkheden van kernenergie voor de nabije toekomst.

5

Maakt de minister samen met zijn Europese collegaā€™s concrete plannen om energienetten te verzwaren en aan elkaar te koppelen?

Antwoord

Nederland is al bijzonder goed verbonden met de ons omringende landen via een of meerdere verbindingen. Het Nederlandse elektriciteitsnet is verbonden met Duitsland, Belgiƫ, het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen en Denemarken. Hierdoor wordt de Noordwest-Europese elektriciteitsmarkt tot stand gebracht.

In Europees verband wordt verder gesproken over de TEN-E verordening en het kabinet spreekt in pentalateraal verband over de werking van de Noordwest-Europese elektriciteitsmarkt.

Nationaal ondersteunt het kabinet netbeheerders waar mogelijk zodat deze efficiƫnter gebruik te kunnen maken van het net met bijvoorbeeld de invoering van AMvB n-1 waarmee 5 tot 30% additionele transportcapaciteit kan worden vrijgemaakt voor invoeding van elektriciteit door de zogenaamde spitsstrook in te zetten.

Voor zover het om eventuele financiƫle ruggensteun gaat is in de brief van 29 oktober jl. (kenmerk 2021Z19005) aangegeven dat het Rijk sinds enige tijd in gesprek is met de drie grote netwerkbedrijven bij wie de eigen vermogensbehoefte (in de toekomst) speelt. Hierbij wordt per bedrijf in kaart gebracht welke investeringsopgave deze bedrijven tot 2030 en daarna voorzien.

Daarnaast is er op vertrouwelijke basis in kaart gebracht welke kapitaalbehoefte daarbij ontstaat en hoeveel eigen vermogen daarbij nodig is. Als ook de analyse in deze fase is afgerond ligt de vraag op tafel of het Rijk een bijdrage zal leveren in de kapitaalbehoefte van de drie bedrijven.

Zoals in bovengenoemde brief van 29 oktober is aangegeven zal het kabinet voordat het stappen zet uw Kamer over het vervolg informeren. Daarbij zullen vanzelfsprekend ook de voorwaarden waaronder er mogelijk sprake kan zijn van een eventuele Rijksbijdrage aan de orde komen.

6

Heeft het kabinet al het overzicht ontvangen met alle best practices uit andere landen zoals toegezegd door Timmermans?

Antwoord

In de toolbox van 13 oktober jl. heeft de Europese Commissie aangegeven dat lidstaten nationale maatregelen kunnen nemen om de gevolgen van de gestegen energieprijzen voor kwetsbare consumenten te verzachten. Hierbij noemde de Commissie onder andere het verlagen van energiebelastingen, maar ook het uitwisselen van best practices via de coƶrdinatiegroep energiearmoede en kwetsbare consumenten. Dit overzicht heeft het kabinet nog niet ontvangen. De coƶrdinatiegroep zal later in november plaatsvinden.

Antwoorden op de vragen gesteld door JA21

1

Wat vindt het kabinet van de onderzoeken naar de gezondheidseffecten van windturbines (artikel in Binnenlands Bestuur over onderzoeken van het RIVM, onderzoek van LUMC) en is het kabinet bereid om alle ontwikkelingen rond nieuwe windparken stop te zetten?

Antwoord

In het artikel in Binnenlands Bestuur wordt kritiek geleverd op de werkwijze van het RIVM bij twee literatuurstudies naar de gezondheidseffecten van windturbines. Het RIVM volgt echter bij al zijn literatuuronderzoeken standaard de internationale protocollen die de wetenschappelijke kwaliteit waarborgen. Hierbij hoort dat er niet op voorhand artikelen worden uitgesloten, ook niet als daarin een mogelijk belangenconflict wordt gemeld. Het kabinet vertrouwt erop dat het RIVM bij zijn literatuuronderzoek goed kijkt naar de wetenschappelijke kwaliteit van de gebruikte studies en op objectieve wijze de studies op waarde schat. Voor het kabinet is en blijft het RIVM een onafhankelijke autoriteit. Voor een uitgebreidere reactie op het artikel in Binnenlands Bestuur, verwijst het kabinet naar de reactie van het RIVM op hun website. Wat betreft het andere aangehaalde onderzoek, dat door LUMC, wordt er gerefereerd naar een nog niet officieel gepubliceerd onderzoek van een audioloog verbonden aan het LUMC. Hoewel hier vaker naar wordt verwezen is dit onderzoek ruim een jaar na de eerste berichten erover nog niet officieel gepubliceerd. Het RIVM en het kabinet zijn dus niet op de hoogte van de daarin gestelde conclusies. Wanneer dit onderzoek officieel gepubliceerd wordt, zal het RIVM hierop kunnen reflecteren.

In algemene zin geldt voor het thema windenergie ā€“ net als voor vergelijkbare dossiers zoals verkeer, landbouw en de gebouwde omgeving ā€“ dat er al veel bekend is over de mogelijke gezondheidseffecten, maar dat het ook altijd goed is om de kennisbasis te blijven aanvullen. Het RIVM doet dit met het Expertisepunt Windenergie en Gezondheid en door uit te zoeken welk aanvullend gezondheidsonderzoek rondom wind op land relevant en nuttig is. Daarnaast voert het externe adviesbureau Arcadis momenteel onderzoek uit naar de effecten van verschillende afstandsnormen voor windturbines, naar aanleiding van de motie Erkens/Leijten (Kamerstuk 32 813, nr. 731). Voor beide trajecten geldt dat ook critici worden betrokken bij de onderzoeken. De Tweede Kamer zal in het voorjaar van 2022 over de uitkomst van beide onderzoeken geĆÆnformeerd worden. Daarnaast loopt ook nog het traject voor de planMER voor windturbinebepalingen, naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State. Hierop zal ook nieuwe besluitvorming volgen.

We houden de kennisbasis dus continu bij. Indien er een goede aanleiding voor is, zal het beleid voor de inpassing van windenergie samen met het ministerie van IenW opnieuw tegen het licht worden gehouden. Het is momenteel aan de RES-regioā€™s om goed afgewogen te bepalen waar nieuwe wind- en zonneparken gerealiseerd kunnen worden waarbij uiteraard oog is voor de belangen en wensen van inwoners.

2

Windturbines hebben negatieve gevolgen voor de vispopulatie, blijkt uit onderzoek van Deltares. Kent de staatssecretaris dit onderzoek en hoe rijmt zij dat onderzoek met de behoeftes van de Stuurgroep Extra Opgave voor de behoeftes van de industrie om 45 TWh energie extra op te wekken op zee, naast nog 35 TWh op land? Waarom wordt voorgespiegeld dat dit probleemloos zou kunnen, terwijl dit naast alle problemen de welvaart voor het zeeleven aantast?

Antwoord

Dit onderzoek is mij bekend. Het is uitgevoerd binnen het Wind op Zee Ecologisch Programma (WOZEP). WOZEP wordt door Rijkswaterstaat in opdracht van het ministerie van EZK uitgevoerd. Doel van dit programma is het onderzoeken en zoveel mogelijk beperken van de effecten van windparken op zee op de natuur. De uitkomsten van het onderzoek van Deltares zijn belangrijk, maar geven nu op onderdelen eerste indicaties op effecten aan. Het vergt nader onderzoek om daar eenduidig conclusies over te kunnen trekken.

De Stuurgroep Extra Opgave roept op tot 10 GW extra windenergie op zee. In het aanvullend ontwerp Programma Noordzee 2022-2027 wordt ruimte gereserveerd om hier invulling aan te kunnen geven. Bij de totstandkoming van dit aanvullend ontwerp Programma is onderzocht en doorgerekend of de realisatie van 10 GW kan plaatsvinden binnen de ecologische draagkracht van de Noordzee. Op basis van dat ecologische (plan MER) onderzoek wordt gericht vervolgonderzoek gedaan. Het kabinet neemt alle ecologische onderzoeken mee bij het aanwijzen van nieuwe windenergiegebieden. Dat kan betekenen dat niet in alle zoekgebieden uit het ontwerp Programma Noordzee ook daadwerkelijk windparken worden gebouwd. Het kabinet maakt een zorgvuldige afweging waar de impact op natuur wordt meegewogen. Een kavelbesluit met de vergunningen voor een windpark wordt pas genomen als dat past binnen de ecologische draagkracht van de Noordzee. De ecologie is daarmee een randvoorwaarde voor toekomstige windparken op zee.

3

De bestaande kernreactor in Borssele moet wat JA21 betreft open blijven en er moeten ten minste twee bij. Wat is hierop uw reactie?

Antwoord

In de Kernenergiewet is een bepaling opgenomen dat de vergunning voor het in werking houden van de kerncentrale Borssele per 31 december 2033 vervalt. Op basis van de motie Mulder/Harbers (Kamerstuk 32813, nr. 511) wordt een aanpassing van de Kernenergiewet voorbereid om eventuele bedrijfsduurverlenging van de kerncentrale in Borssele na 2033 mogelijk te maken.

Het kabinet is met EPZ in overleg over bedrijfsduurverlenging en de stappen die nu genomen kunnen worden, zoals het starten van het benodigde technische onderzoek. Het uiteindelijke besluit of bedrijfsduurverlenging ook bedrijfseconomisch haalbaar is, is aan de aandeelhouders van de kerncentrale (Provincie Zeeland en aantal gemeenten).

In de scenariostudie wordt gekeken naar de mogelijke rol en omvang van kernenergie als CO2-neutrale energiebron in de energiemix richting 2030-2050 en verder. De scenariostudie is daarmee een aanvulling op de marktconsulatie die inzichten biedt in de haalbaarheid van kernenergie en onder welke voorwaarden marktpartijen bereid zijn te investeren in kerncentrales in Nederland. De scenariostudie wordt medio 2022 verwacht. Het is aan een nieuw kabinet om mede op basis hiervan met een verdere uitwerking te komen.

4

De economische gevolgen van het klimaatbeleid in Nederland zijn groot, de invloed van Nederland op wereldklimaat blijft klein. Wat wel merkbaar is zijn de gevolgen voor de burgers in Nederland. De kosten zijn daarmee ook erg hoog. Het aardgasvrij maken van een woning kost gemiddeld 40.000 euro per huis, waarvan de helft niet valt terug te verdienen. Daarnaast wordt de energierekening hoger. Het kabinet komt met compensatie, maar gaat voorbij aan de oorzaak van het oplopen van de energierekening, namelijk de torenhoge belasting op energie om het lagere verbruik af te dwingen en de ODE, om vervolgens dat geld te zien verdwijnen in de windmolen in de achtertuin. Die rekening lijkt nog hoger te worden door het Fit for 55 programma. Dit kan leiden tot stijging energieprijzen. Wat is hierop uw reactie?

Antwoord

Sinds de zomer is er sprake van een uitzonderlijke situatie op de gasmarkt. De energieprijzen, en in bijzonder die van gas, zijn in de afgelopen maanden fors gestegen. Het kabinet ziet dat deze situatie onzekerheid oplevert omdat mensen en bedrijven zich zorgen maken of de prijzen blijven stijgen en of ze hun energierekening nog kunnen betalen.

Het kabinet erkent deze zorgen. Energie is een basisbehoefte en moet zodoende beschikbaar en betaalbaar zijn en blijven. Daarom heeft het kabinet aangekondigd incidenteel een tweetal maatregelen in de energiebelastingen in 2022 te nemen. Ook bij de verdere uitwerking van het fit55 pakket zal het kabinet oog blijven houden voor de betaalbaarheid en haalbaarheid van de voorgestelde doelstellingen en maatregelen.

De energierekening bestaat uit drie componenten: de leveringstarieven, nettarieven en belastingen. De huidige stijging van de energierekening volgt voor het overgrote merendeel door een stijging van de leveringstarieven en niet door het klimaatbeleid van het kabinet.

Om verschillende redenen is er op dit moment krapte op de aardgasmarkt. De krapte heeft onder meer de volgende oorzaken: de aantrekkende economie wereldwijd leidt tot een hogere vraag naar energie; verminderde duurzame elektriciteitsproductie in delen van de wereld door minder windenergieproductie en minder productie van waterkrachtcentrales in bijvoorbeeld Braziliƫ, waardoor er relatief veel gebruik wordt gemaakt van aardgas voor de productie van elektriciteit; er was deze zomer minder aanbod in Europa door onder andere onderhoud in Noorwegen en Rusland.Veel van de oorzaken voor de huidige krapte op de gasmarkt en daarmee de hogere energieprijzen zijn incidenteel van aard.

5

In het commissiedebat heb ik de staatssecretaris gevraagd waarom zij doorgaat met het bouwen van turbines, terwijl zij ook onderzoek doet naar schadelijke effecten. Maar zij vond dit geen probleem, omdat er al zoveel onderzoek naar effecten verricht was. Maar in Binnenlands Bestuur blijkt dat RIVM studies over gezondheid windturbines doorspekt is met invloed uit de windlobby. Graag een reactie.

Antwoord

In het artikel in Binnenlands Bestuur wordt kritiek geleverd op de werkwijze van het RIVM bij twee literatuurstudies naar de gezondheidseffecten van windturbines. Het RIVM volgt echter bij al zijn literatuuronderzoeken standaard de internationale protocollen die de wetenschappelijke kwaliteit waarborgen. Hierbij hoort dat er niet op voorhand artikelen worden uitgesloten, ook niet als daarin een mogelijk belangenconflict wordt gemeld. Het kabinet vertrouwt erop dat het RIVM bij zijn literatuuronderzoek goed kijkt naar de wetenschappelijke kwaliteit van de gebruikte studies en op objectieve wijze de studies op waarde schat. Voor het kabinet is en blijft het RIVM een onafhankelijke autoriteit. Voor een uitgebreidere reactie op het artikel in Binnenlands Bestuur, verwijst het kabinet naar de reactie van het RIVM op hun website. Wat betreft het andere aangehaalde onderzoek, dat door LUMC, wordt er gerefereerd naar een nog niet officieel gepubliceerd onderzoek van een audioloog verbonden aan het LUMC. Hoewel hier vaker naar wordt verwezen is dit onderzoek ruim een jaar na de eerste berichten erover nog niet officieel gepubliceerd. Het RIVM en het kabinet zijn dus niet op de hoogte van de daarin gestelde conclusies. Wanneer dit onderzoek officieel gepubliceerd wordt, zal het RIVM hierop kunnen reflecteren.

In algemene zin geldt voor het thema windenergie ā€“ net als voor vergelijkbare dossiers zoals verkeer, landbouw en de gebouwde omgeving ā€“ dat er al veel bekend is over de mogelijke gezondheidseffecten, maar dat het ook altijd goed is om de kennisbasis te blijven aanvullen. Het RIVM doet dit met het Expertisepunt Windenergie en Gezondheid en door uit te zoeken welk aanvullend gezondheidsonderzoek rondom wind op land relevant en nuttig is. Daarnaast voert het externe adviesbureau Arcadis momenteel onderzoek uit naar de effecten van verschillende afstandsnormen voor windturbines, naar aanleiding van de motie Erkens/Leijten (Kamerstuk 32 813, nr. 731). Voor beide trajecten geldt dat ook critici worden betrokken bij de onderzoeken. De Tweede Kamer zal in het voorjaar van 2022 over de uitkomst van beide onderzoeken geĆÆnformeerd worden. Daarnaast loopt ook nog het traject voor de planMER voor windturbinebepalingen, naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State. Hierop zal ook nieuwe besluitvorming volgen.

We houden de kennisbasis dus continu bij. Indien er een goede aanleiding voor is, zal het beleid voor de inpassing van windenergie samen met het ministerie van IenW opnieuw tegen het licht worden gehouden. Het is momenteel aan de RES-regioā€™s om goed afgewogen te bepalen waar nieuwe wind- en zonneparken gerealiseerd kunnen worden waarbij uiteraard oog is voor de belangen en wensen van inwoners.

Antwoorden op de vragen gesteld door de SGP

1

Waar blijft ruggensteun voor regionale netbeheerders om energienet te versterken?

Antwoord

Het kabinet ondersteunt netbeheerders waar mogelijk zodat deze efficiƫnter gebruik te kunnen maken van het net met bijvoorbeeld de invoering van AMvB n-1 waarmee 5 tot 30% additionele transportcapaciteit kan worden vrijgemaakt voor invoeding van elektriciteit door de zogenaamde spitstrook in te zetten. Ook in de voorgenomen Energiewet wordt er duidelijker gemaakt hoe netbeheerders om moeten gaan met de ontstane transportschaarste en worden de mogelijkheden vergroot om als provincie de regie te nemen bij de inpassing van energie-infrastructuur.

Daarnaast vergroot het Rijk met verschillende programmaā€™s de publieke regie op de energietransitie waardoor o.a. vraag en aanbod van energie in een eerder stadium gearticuleerd wordt zodat netbeheerders hier op eerder kunnen acteren. Hierbij is het ook van belang om te vermelden dat hierbij niet alleen een rol voor het Rijk is weggelegd maar dat alle betrokken overheden, netbeheerders en andere stakeholders een rol hebben bijvoorbeeld bij een efficiĆ«nte en snelle ruimtelijke inpassing van energie-infrastructuur.

Voor zover het om eventuele financiƫle ruggensteun gaat is in de brief van 29 oktober jl. (Kamerstuk 2021Z19005) aangegeven dat het Rijk sinds enige tijd in gesprek is met de drie grote netwerkbedrijven bij wie de eigen vermogensbehoefte (in de toekomst) speelt. Hierbij wordt per bedrijf in kaart gebracht welke investeringsopgave deze bedrijven tot 2030 en daarna voorzien.

Daarnaast is er op vertrouwelijke basis in kaart gebracht welke kapitaalbehoefte daarbij ontstaat en hoeveel eigen vermogen daarbij nodig is. Als ook de analyse in deze fase is afgerond ligt de vraag op tafel of het Rijk een bijdrage zal leveren in de kapitaalbehoefte van de drie bedrijven.

Zoals in bovengenoemde brief van 29 oktober is aangegeven zal het kabinet voordat het stappen zet uw Kamer over het vervolg informeren. Daarbij zullen vanzelfsprekend ook de voorwaarden waaronder er mogelijk sprake kan zijn van een eventuele Rijksbijdrage aan de orde komen.

2

Zorgt de staatssecretaris ervoor dat warmteprojecten ook aanspraak kunnen maken op het ontwikkelfonds voor energiecoƶperaties?

Antwoord

Op dit moment staat het ontwikkelfonds voor energiecoƶperaties open voor wind- en zonprojecten. Warmteprojecten kennen in de regel een grotere complexiteit. Het kabinet zal de meerwaarde van het opnemen van warmteprojecten in dit fonds, in overleg met de beheerders van het fonds, onderzoeken.

3

De subsidieregeling coƶperatieve energieopwekking was in korte tijd overtekend. Toch staat het voor volgend jaar op slechts 37 miljoen euro. Terwijl deze projecten niet de nadelen hebben van grote zonneparken, goed in het net passen, en hele woonwijken enthousiasmeren. Zo betrek je de mensen bij de transitie, want die kun je als overheid niet afdwingen. Is de staatssecretaris bereid om extra SDE-geld in te zetten voor ophoging van dit budgetplafond?

Antwoord

Het kabinet deelt de mening van uw Kamer dat de Subsidieregeling Coƶperatieve Energieopwekking een populaire en belangrijke regeling is. Daarom begrijpt het kabinet ook goed de wens van uw Kamer om het budget voor 2022 op te hogen om zo tegemoet te komen aan de vele geplande projecten van energiecoƶperaties en VvEā€™s. Het is primair aan een nieuw kabinet om te beoordelen of het wenselijk is het budget voor de komende jaren structureel te verhogen.

4

Voor CO2-opslag geldt een vrijstelling van CO2-heffing en voor CO2-benutting niet. Is de staatssecretaris bereid dit aan te passen?

Antwoord

Voor de CO2-heffing worden de regels van het EU-ETS gevolgd. Daarvoor geldt dat alleen ondergronds opgeslagen CO2 en verwerking in bijvoorbeeld specifieke bouwmaterialen erkend worden als CO2-reductie. Over CO2-benutting op andere wijze is EZK ambtelijk wel in gesprek met de Europese Commissie in het kader van de EU-ETS. Zolang er hiervoor in de Commissie geen erkenning is, wordt dit in de heffing ook niet mogelijk gemaakt.

5

Ik zie kansen voor het gelijktijdig aanpakken van stikstof en methaan in de landbouw en het produceren van biogas. Staat dit ook bij het kabinet op het netvlies? Drie vliegen in een klap.

Antwoord

Het kabinet is zich ervan bewust dat de productie van biogas/groen gas aan meerdere opgaven, waaronder de reductie van stikstof, methaan en CO2, kan bijdragen en zet zich conform de Routekaart Groen Gas in voor de opschaling van de productie van groen gas (Kamerstuk 32813, nr. 487). Ook in de verkenning naar de vervolgaanpak stikstof door dit kabinet wordt nadrukkelijk gekeken naar de samenhang tussen de stikstofproblematiek en andere opgaves zoals klimaat en de verbetering van de waterkwaliteit. Het verder vormgeven van (en besluiten over) een vervolgaanpak is aan een volgend kabinet.


Antwoorden op de vragen gesteld door DENK

1

Een aantal burgers gaat hun geld niet terugkrijgen na het omvallen van de energiemaatschappij Welkom Energie. Wat is de rol van de overheid? Ziet het kabinet hierin een rol van de overheid, bijvoorbeeld via de ACM, om te kijken hoe zij deze de burgers kan beschermen?

Antwoord

Zoals gedeeld in de brief aan Uw Kamer met de reactie op de motie van het lid Omtzigt c.s. (d.d. 1Ā november jl., Kamerstuk 35925, nr.Ā 137) over toezicht op energieleveranciers heb aangegeven werkt het kabinet aan scherper toezicht door de ACM en scherpere eisen aan energieleveranciers. Het kabinet is voornemens deze op te nemen in de nieuwe Energiewet die uw Kamer naar verwachting volgend jaar ontvangt.

Het kabinet heeft daarmee uitvoering gegeven aan de motie Beckerman c.s. (2019) en een toezegging van mijn ambtsvoorganger, die zien op strengere eisen aan leveranciers en het voorkomen van faillissementen. Het kabinet is van mening dat het pallet aan nieuwe eisen (die deels in lagere regelgeving moeten worden uitgewerkt), consumenten beter zal beschermen tegen negatieve aspecten van faillissementen. In dat kader overweegt het kabinet ook om de waarborgsom die leveranciers van consumenten vragen te maximeren.

Of en wanneer consumenten in geval van faillissement van hun energieleverancier, zoals het recente faillissement van Welkom Energie, teruggave van te veel betaalde voorschotten of andere bedragen kunnen verwachten, hangt af van de financiƫn van het betreffende bedrijf. In dit geval van Welkom Energie zal dit bedrijf nog met een eindafrekening naar haar klanten moeten komen voor het verbruik tot en met 31 oktober. De curator heeft de rol de boedel te verdelen, het is nu aan hem om te bezien in hoeverre de consument te veel betaalde voorschotten zal terug ontvangen.

2

Welke bedrijven staan op omvallen, en welke maatregelen worden er getroffen om dat tegen te gaan?

Antwoord

De ACM is als onafhankelijk toezichthouder belast met onder meer het monitoren van de leveranciers en of zij in staat zijn en blijven om betrouwbaar aan afnemers te kunnen leveren. De voorgenomen aanscherpingen in het toezicht door ACM dragen daar aan bij. De ACM heeft als taak om de leveringszekerheid te borgen, met andere woorden dat afnemers niet zonder elektriciteit of gas komen te zitten. De vraag over welke bedrijven er mogelijk op omvallen staan, ziet op vertrouwelijke bedrijfsgegevens.

De ACM informeert het ministerie als er daadwerkelijk sprake is van een mogelijk faillissement en/of er sprake is van het intrekken van de leveringsvergunning. Als deze omstandigheden zich voordoen treedt er een wettelijke procedure in werking (conform de Besluiten leveringszekerheid elektriciteit en gas) om de getroffen klanten zo goed mogelijk onder te brengen bij een of meerdere andere leveranciers.

3

We hebben nog steeds geen realistische doelstellingen die haalbaar zijn in de Klimaatnota. En die maatschappelijke kosten die er bij komen zijn gewoon hoog. Dat betekent dat je per woning tussen de 20.000 euro en 50.000 euro moet gaan investeren. En dan is het de vraag of dat ook door iedereen te betalen is. Dan is de vraag; wat is een eerlijke bijdrage daarin van de overheid?

Antwoord

De doelen uit de klimaatnota zijn wel haalbaar, maar vergen nog wel een extra beleidsinspanning. Het is bij de invulling van het beleid inderdaad belangrijk dat het ook betaalbaar is. Met diverse instrumenten wordt de burger daarbij ondersteund. Zoals uit de Miljoenennota blijkt, doen we bijvoorbeeld veel aan hybride warmtepompen en isolatie.