Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda conferentie ministers verantwoordelijk voor EU Cohesiebeleid van 18 november 2021
Milieuraad
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2021D43750, datum: 2021-11-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-08-839).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S. Belhaj, Tweede Kamerlid (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: A.M. de Vrij, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 08-839 Milieuraad.
Onderdeel van zaak 2021Z20503:
- Indiener: S.A. Blok, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- 2021-11-18 16:00: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-12-09 11:30: Procedurevergadering (hybride) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2023-09-05 15:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
21 501-08 Milieuraad
Nr. 839 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 17 november 2021
De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 1 november 2021 over de geannoteerde agenda conferentie Ministers verantwoordelijk voor EU Cohesiebeleid van 18 november 2021 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 838), de brief van 17 juni 2021 over het verslag Informele Raad Algemene Zaken (RAZ) voor de Ministers verantwoordelijk voor Cohesiebeleid 18 mei 2021 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 830) en over de brief van 30 augustus 2021 over het verslag Informele Raad Algemene Zaken (RAZ) voor de Ministers verantwoordelijk voor Cohesiebeleid 18 mei 2021 (Kamerstuk 27 813, nr. 33).
De vragen en opmerkingen zijn op 10 november 2021 aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 16 november 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Belhaj
Adjunct-griffier van de commissie,
De Vrij
I Vragen en opmerkingen vanuit de fractyies
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda ten behoeve van de Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid d.d. 18 november 2021. De leden hebben een aantal aanvullende vragen en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken voor de Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid. Deze leden hebben nog enkele vragen aan de Minister.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken voor de Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid. Deze leden hebben nog enkele vragen aan de Minister.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken voor de Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid. Deze leden hebben nog enkele vragen aan de Minister.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de agenda voor de Raad Algemene Zaken Cohesie voor 18 november. De leden hebben hier nog een aantal vragen over.
Geannoteerde agenda conferentie Ministers verantwoordelijk voor EU Cohesiebeleid van 18 november 2021
Inclusion of the Republic of San Marino to the EU Strategy for the Adriatic-Ionian Region (EUSAIR)
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister voornemens is om het voorstel om de republiek San Marino toe te voegen aan de EU macro-regionale strategie voor de Adriatische-Ionische regio (EUSAIR) te steunen. De leden steunen deze inzet maar vragen de Minister wel om op enkele punten van de vier macro-regionale programma’s nader te reflecteren. Kan de Minister aangeven of hij de initiële inzet van de programma’s (i.e. adresseren van gedeelde, regionale uitdagingen en het bevorderen van socio-economische ontwikkeling en Europese integratie) voldoende terug ziet in de resultaten? Welke onderdelen zijn het meest succesvol en waar is nog winst te behalen? Hoe gaat de Minister zich inzetten dat de uitwerking van de programma’s een structureel karakter krijgen in de betreffende regio’s?
De leden van de PVV-fractie vragen hoeveel belastinggeld er gemoeid is met de EU-strategie voor de Adriatische en Ionische regio (EUSAIR) en waar dit aan wordt uitgegeven?
De leden van de CDA-fractie steunen de Minister met het instemmen om San Marino toe te voegen aan de EU-strategie voor de Adriatische-Ionische regio.
The contribution of cohesion policy programmes to recovery, competitive sustainability, green and digital transition, resilience and economic, social and territorial cohesion – challenges and opportunities in the coming years
De leden van de VVD-fractie lezen dat er tijdens de komende Raad Algemene Zaken een algeheel beleidsdebat gevoerd zal worden aangaande de cohesiefondsen, gelet op het feit dat deze fondsen een substantieel deel van begroting van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) beslaan, verwelkomen de leden deze discussie. De leden vragen zich af wat de inzet zal zijn van de Minister bij het voorliggende vraagstuk over hoe EU-instrumenten gecombineerd kunnen worden en wat de Minister als belangrijkste meerwaarde hiervan ziet? Verder hebben de leden zich al vaker uitgesproken voor een financieel degelijke beleidsvoering van de Cohesiefondsen, in de analyse van de vorige periodes EU-Cohesiebeleid bleek dat op belangrijke punten zoals prioritering, aansprakelijkheid, realistische beleidsaannames te weinig aandacht gegeven was. Welke maatregelen zijn er genomen om dit te verbeteren? Kan de Minister de leden van de VVD-fractie verzekeren dat in het EU-Cohesiebeleid 2021–2027, dit voldoende gewaarborgd is?
De leden van de VVD-fractie zijn blij dat conditionaliteit binnen het MFK en in het verlengde de cohesiefondsen duidelijk gewaarborgd is. Kan de Minister aangeven hoe hier invulling aan is gegeven in de uitvoering en daarbij zowel ingaan op de rechtsstatelijke als de macro-economische conditionaliteit? Kan de Minister aangeven welke inspanningen vanuit Nederland zijn verricht om de invulling van de conditionaliteit te bevorderen in EU-verband? Kan de Minister aan de leden schetsen wat het krachtenveld is van het uitbreiden van conditionaliteit? Hierbij denken zij bijvoorbeeld aan het opvangen van migranten.
De leden van de D66-fractie hechten grote waarde aan de correcte uitbesteding van de Europese structuur- en investeringsfondsen. In het kader van fraude met Europees geld hebben deze leden hier een aantal vragen over. Met betrekking tot de situatie in Hongarije, waarbij onder leiding van de Hongaarse Premier Victor Orbán de aanbestedingsregels worden geschonden, zijn deze leden daarom ook zeer kritisch. Naar aanleiding van de aangenomen motie van het lid Sjoerdsma over het tegengaan van fraude met EU-fondsen (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2312), zijn deze leden daarom benieuwd naar de inspanningen van de Minister. Hoe staat het met de afspraak dat de Europese Commissie met verdere maatregelen tegen deze vormen van fraude zou komen? Zijn deze maatregelen al gecommuniceerd? Zo nee, is de Minister bereid zich actief in te zetten om deze afspraak opnieuw op te brengen bij de aankomende Raad?
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de verdere uitvoering van de aangenomen motie Sjoerdsma over het tegengaan van fraude met EU-fondsen. Hoe staat het met de voorstellen van Nederland om het om het anti fraude-mechanisme te versterken om fraudeurs van EU-gelden in de toekomst uit te sluiten? Hebben er hierbij overleggen met gelijkgestemde landen plaatsgevonden? Zo ja, welke landen? En zo ja, wat waren de uitkomsten en inzichten bij deze gesprekken? Heeft de Minister verder plannen om deze voorstellen in de Raad te presenteren? En zo ja, wat zal de Nederlandse inzet van deze presentatie behelzen? Kan de Minister daarnaast toelichten wat de inspanningen van het kabinet zijn geweest en in de toekomst zullen zijn om andere lidstaten te laten aansluiten bij het Europees Openbaar Ministerie?
De leden van de D66-fractie zijn verder benieuwd naar de invulling van het Nederlandse kabinet wat betreft de aangenomen resolutie van het Europees Parlement dat als norm stelt dat twee procent van het Europees herstelfonds naar de cultuursector moet gaan. Op welke manier denkt de Minister invulling te geven aan deze resolutie? Wat zijn de overwegingen achter deze invulling? Om hoeveel geld gaat het precies? Hoe kunnen cultuurinstellingen aanspraak maken op hun twee procent uit het herstelfonds? Moeten zij hiervoor subsidie aanvragen doen? Of zal het kabinet het geld verdelen onder bestaande projecten? De leden van de D66-fractie hechten er waarde aan dat de cultuursector, die zwaar geraakt is door de corona pandemie, alle steun krijgt die er beschikbaar is. De leden van de D66-fractie verzoeken de Minister dan ook om met een concrete invulling te komen van de twee procent die naar cultuur moet gaan.
De leden van de D66-fractie kijken met belangstelling naar de Nederlandse inzet om het Nederlandse absorptievermogen van de Europese structuur-en investeringsfondsen te verbeteren. Volgens de Europese Rekenkamer blijft er namelijk veel geld op de plank liggen. Hoeveel van het beschikbare geld van al deze fondsen blijft er in het Nederlandse geval op de plank liggen? Kan de Minister een gedetailleerd overzicht geven per Europees subsidiefonds, waar nog Europees geld ligt voor Nederland? Wat is de Nederlandse inzet om het absorptievermogen van Nederland te verbeteren? Hoe kunnen Nederlandse organisaties en instanties aan dit geld komen? Is er in dit proces genoeg kennis op gemeentelijk en regionaal niveau om toegang te krijgen tot deze fondsen? En zo nee, kan de Minister toezeggen om zich actief in te zullen zetten om deze hulp alsnog te realiseren? Wat voor stappen zal de Minister hierbij nemen? Wat is verder de Nederlandse inzet om de bewustwording tot de mogelijke aanwending van Europese structuur-en herstelfondsen in Nederland te bevorderen? Zou het openstellen van de deuren van het ministerie om ideeën vanuit bedrijven, onderwijs, onderzoek en de Kamer te betrekken in het opstellen van de Nederlandse herstelpannen hierbij een goed idee zijn?
De leden van D66-fractie delen verder de mening dat de potentiele mogelijkheden tot multilaterale samenwerking bij de aanwending van deze Europese structuur- en investeringsfondsen groot zijn. Is de Minister het met deze leden eens dat er meer aandacht moet komen naar grotere hervormingsprojecten op Europees gebied, als bijvoorbeeld verduurzamingsprojecten met betrekking tot de transitie naar de nieuwe waterstofeconomie, om het geld van de Europese structuur- en herstelfondsen effectiever te besteden? Wat is verder de Nederlandse inzet om de synergie tussen het cohesiebeleid en de verschillende EU-instrumenten verder te kunnen verbeteren? En wat is de Nederlandse bijdrage om de ontwikkelingsverschillen binnen de EU te verkleinen? Hoe kan het kabinet deze onderwerpen het beste aankaarten bij de aankomende Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid en wat zal de precieze inzet behelzen?
De leden van de CDA-fractie lezen bij het tweede punt op de agenda van deze Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid dat de discussie is over de uitdagingen en kansen van de cohesiebeleidsprogramma’s de komende jaren. De inzet van de Minister voor wat betreft het cohesiebeleid is gericht op innovatie, klimaat, menselijk kapitaal en sociale inclusie. Dit beleid dient ook sterk bij te dragen aan hervormingen en de groene en digitale transitie. De Minister verwelkomt dan ook complementariteit en synergie tussen (de fondsen onder) het cohesiebeleid en overige Europese fondsen. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe rechtsstatelijkheid en het waarborgen van Europese waarden hierbij in acht wordt genomen. Deze leden vragen bijvoorbeeld op welke manier lidstaten onthouden of gekort kunnen worden in de uitkering van cohesiegelden wanneer ze in strijd handelen met Europese rechtsstaat of andere waarden.
De leden van de CDA-fractie weten dat Eurocommissaris Ferreira tijdens de vorige Cohesieraad een «do-no-harm»-principe introduceerde, waarbij lidstaten volgens haar altijd moeten bekijken of maatregelen uit de herstelplannen de regionale verschillen in de EU niet vergroten. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of het «do-no-harm»-principe door alle lidstaten toegepast wordt en/of hij aanwijzingen heeft dat regionale verschillen door de ingediende en goedgekeurde herstelplannen (gaan) worden vergroot, en zo ja waar(door)?
De leden van de SP-fractie lezen dat er een beleidsdebat zal plaatsvinden over de cohesie-programma’s de komende jaren. Hierbij is er ook tijdens het debat specifiek aandacht voor het verkleinen van de ontwikkelingsverschillen en het doel om het zo effectief mogelijk bij de mensen te brengen. De leden van de SP-fractie zijn positief over deze insteek omdat het verkleinen van de welvaartsverschillen een van de belangrijkste doelen is onder de cohesiemiddelen. Wat vindt de Minister van deze insteek voor het debat? Wat gaat de inzet van de Minister worden voor dit beleidsdebat, aangezien de agenda nog niet duidelijk was bij de verspreiding van de geannoteerde agenda? Zijn de welvaartsverschillen binnen de Europese Unie de afgelopen tien jaar afgenomen of juist toegenomen? Zegt dit volgens de Minister ook iets over de effectiviteit van de cohesie-uitgaven? Kan de Minister aangeven wat de samenhang is tussen de cohesiegelden en de gelden die worden uitgegeven onder het herstelfonds? Wanneer verwacht de Minister de partnerschapsovereenkomst voor het cohesiebeleid 2021–2027 af te ronden?
De leden van de SP-fractie vragen wat de Minister vindt van het feit dat Polen maar liefst 75 miljard euro ontvangt vanuit de cohesiegelden gezien de recentelijke ontwikkelingen omtrent Polen? Schendt Polen op dit moment dan ook niet de conditionaliteiten omtrent de rechtsstaat?
Overig
De leden van de VVD-fractie bedanken de Minister en in het bijzonder de betreffende ambtenaren voor het verzorgen van een technische briefing die erg nuttig was. De Europese structuur- en investeringsfondsen hebben een impuls gegeven aan de regionale economie en arbeidsmarkt. Kan de Minister in het verlengde van de technische briefing nader ingaan op welke wijze hij zich inspant om de middelen die voor Nederland beschikbaar zijn ook daadwerkelijk ten gelde te maken en hoe de ondersteuning en betrokkenheid van gemeenten en provincies is vormgegeven in het voortraject? Hoe weegt de Minister de bijdrage van deze fondsen en kan de Minister aangeven welke projecten succesvol zijn gebleken en welke lessen te trekken zijn? Kan de Minister al inzicht geven in de effectiviteit van de fondsen in relatie tot de gestelde doelen als bijdragen aan verduurzaming, herstel en digitalisering? Zijn er regio’s aan te merken als voortrekkers op een bepaald gebied om de effectiviteit van de fondsen te vergroten? Voorts vragen de leden of het feit dat drie Nederlandse provincies de transitiestatus hebben gekregen nog effect heeft gehad en hoe aan deze status nadere invulling is gegeven, zij vragen hierbij ook het ESF+ te betrekken. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister tenslotte of hij inzicht kan geven hoe hij de implementatie van deze vier fondsen combineert met de andere Europese financiële instrumenten, onder andere Next Generation EU, Meerjarig Financiële Kader? Is de Minister verder voornemens om meer projecten op te starten en bijvoorbeeld regio’s verder te ondersteunen bij de energietransitie en te stimuleren dat Nederland koploper wordt in Europa op dit punt?
De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister van Economische Zaken en Klimaat het niet hypocriet vindt dat de Europese Commissie, bij monde van de heer Timmermans, de burger dicteert minder te vliegen maar dat de voorzitter van de Europese Commissie geen moeite heeft met het gebruik van een privéjet voor een vlucht van vijftig kilometer?
De leden van de PVV-fractie vragen hoe vaak er sinds het aantreden van de huidige Europese Commissie gebruik wordt gemaakt van een lijnvlucht dan wel een privévlucht? Wat kost dit?
De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister het te verantwoorden vindt, dat de gewone Nederlander het vliegtuig wordt uitgepest omwille van «klimaat» maar vervolgens de EU-bobo’s zelf privéjets – soms wel meerdere keren per dag – als pendeldienst gebruiken?
De leden van de PVV-fractie vragen of het klopt dat het nieuwe contract van de Europese Commissie ten aanzien van het gebruik van privévliegtuigen 13,5 miljoen euro voor vier jaar bedraagt en het vorige vijf-jaarcontract 10,71 miljoen euro? De leden van de PVV-fractie vragen hoe dit nieuwe contract zich tot de uitspraak van Eurocommissaris Timmermans verhoudt dat je voor reizen tót 800 kilometer best de trein kunt nemen? Waarom meent de Europese Commissie dat dit standpunt voor iedereen geldt behalve voor hen zelf?
De leden van de PVV-fractie vragen hoe vaak heeft de Europese Commissie gebruikgemaakt van de trein ten opzichte van het vliegtuig? En voor welke afstanden was dit? Kan hier een overzicht van verstrekt worden door het kabinet?
II Reactie van de bewindspersoon
1
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister voornemens is om het voorstel om de republiek San Marino toe te voegen aan de EU macro-regionale strategie voor de Adriatische-Ionische regio (EUSAIR) te steunen. De leden steunen deze inzet maar vragen de Minister wel om op enkele punten van de vier macro-regionale programma’s nader te reflecteren. Kan de Minister aangeven of hij de initiële inzet van de programma’s (i.e. adresseren van gedeelde, regionale uitdagingen en het bevorderen van socio-economische ontwikkeling en Europese integratie) voldoende terugziet in de resultaten? Welke onderdelen zijn het meest succesvol en waar is nog winst te behalen? Hoe gaat de Minister zich inzetten dat de uitwerking van de programma’s een structureel karakter krijgen in de betreffende regio’s?
Antwoord
Nederland is geen lid van één van de vier macroregionale programma’s en heeft zodoende geen inhoudelijk zicht op concrete resultaten van deze strategieën. De strategieën zijn op verzoek van het Europees Parlement opgesteld door de Europese Commissie en deelnemende landen. De strategie zorgt voor een gecoördineerde aanpak tussen de deelnemende landen op verschillende thema’s. Het is aan de deelnemers zelf om de strategie om te zetten in een structureel succes. De EC treedt hierin op als een onafhankelijke facilitator.
2
De leden van de PVV-fractie vragen hoeveel belastinggeld er gemoeid is met de EU-strategie voor de Adriatische en Ionische regio (EUSAIR) en waar dit aan wordt uitgegeven?
Antwoord
Vanuit de Europese Unie worden geen extra middelen ingezet voor deze strategie. Mogelijke projecten moeten gefinancierd worden met reeds toegezegde cohesiemiddelen, middelen van de deelnemende landen of via incidentele subsidieaanvragen binnen bestaande Europese programma’s.
3
De leden van de VVD-fractie lezen dat er tijdens de komende Raad Algemene Zaken een algeheel beleidsdebat gevoerd zal worden aangaande de cohesiefondsen, gelet op het feit dat deze fondsen een substantieel deel van begroting van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) beslaan, verwelkomen de leden deze discussie. De leden vragen zich af wat de inzet zal zijn van de Minister bij het voorliggende vraagstuk over hoe EU-instrumenten gecombineerd kunnen worden en wat de Minister als belangrijkste meerwaarde hiervan ziet?
Antwoord
Nederland is van mening dat het cohesiebeleid bedoeld is voor structurele aanpassingen in de economie om de verschillen binnen de EU te verkleinen. Bovendien ondersteunt het cohesiebeleid die initiatieven die de grootste EU-meerwaarde hebben. De Nederlandse invulling van het cohesiebeleid is om die reden gericht op interventies op innovatie, digitalisering en de transitie naar een groene toekomst. Nederland heeft daarom synergie-opties ondersteund tussen verschillende fondsen zoals: Horizon Europe, het Europees Sociaal Fonds Plus) (ESF+) en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Door het creëren van synergie kunnen initiatieven per ontwikkelfase gebruik maken van Europese middelen. Het Horizon Europe-programma richt zich meer op (wetenschappelijk) technologisch onderzoek, EFRO richt zich meer op valorisatie van potentiële marktproducten.
Het kabinet acht het van belang dat er geen dingen dubbel gedaan worden en verwelkomt dan ook een discussie over complementariteit en synergie tussen (de fondsen onder) het cohesiebeleid en andere EU-instrumenten. Ook de Commissie heeft aandacht voor synergie en complementariteit tussen de fondsen. In de RRF-verordening zijn bijvoorbeeld voorwaarden opgenomen die moeten voorkomen dat in geval van verschillende financieringsbronnen, deze goed op elkaar zijn afgestemd.
Het kabinet zal tijdens de Raad nogmaals benadrukken dat het belangrijk is dat uitgaven van verschillende EU-programma’s elkaar versterken en dat dubbele financiering voorkomen wordt.
4
Verder hebben de leden zich al vaker uitgesproken voor een financieel degelijke beleidsvoering van de Cohesiefondsen, in de analyse van de vorige periodes EU-Cohesiebeleid bleek dat op belangrijke punten zoals prioritering, aansprakelijkheid, realistische beleidsaannames te weinig aandacht gegeven was. Welke maatregelen zijn er genomen om dit te verbeteren? Kan de Minister de leden van de VVD-fractie verzekeren dat in het EU-Cohesiebeleid 2021–2027, dit voldoende gewaarborgd is?
Antwoord
Tijdens de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader, en specifiek de Europese Structuur en Investeringsfondsen, heeft het kabinet gepleit voor betere financiële beleidsvoering van de fondsen onder het cohesiebeleid, zoals ook in de relevante BNC-fiches genoemd staat. Dit heeft geleid tot opname van de mid-term review in artikel 18 van de Common Provisions Regulation. Deze review komt in de plaats van de zogenaamde prestatie-indicatoren, waar de Europese Rekenkamer in een rapport kritisch over is. Met de mid-term review bekijken lidstaten de voortgang van de programma’s binnen de verschillende fondsen en stellen waar nodig herziening van programma’s voor. De Europese Commissie toetst deze beoordeling van de lidstaten. Het kabinet acht dit een belangrijke volgende stap is in het verbeteren van de beleidsvoering van de ESI-fondsen.
Vraag 5
De leden van de VVD-fractie zijn blij dat conditionaliteit binnen het MFK en in het verlengde de cohesiefondsen duidelijk gewaarborgd is. Kan de Minister aangeven hoe hier invulling aan is gegeven in de uitvoering en daarbij zowel ingaan op de rechtsstatelijke als de macro-economische conditionaliteit? Kan de Minister aangeven welke inspanningen vanuit Nederland zijn verricht om de invulling van de conditionaliteit te bevorderen in EU-verband? Kan de Minister aan de leden schetsen wat het krachtenveld is van het uitbreiden van conditionaliteit? Hierbij denken zij bijvoorbeeld aan het opvangen van migranten.
Antwoord
Beide Kamers ontvangen op korte termijn per brief een overzicht van en toelichting op het beschikbare instrumentarium voor de bescherming van de rechtsstaat. In deze brief zal zowel het preventieve als het handhavende instrumentarium worden toegelicht, inclusief de beschikbare financiële instrumenten, zoals de MFK-rechtsstaatverordening (Verordening (EU) 2020/2092) en de Common Provisions Regulation (Verordening (EU) 2021/1060).
Op dit moment zijn de onderhandelingen over het meerjarig financieel kader en de onderliggende sectorale verordeningen afgerond voor de periode 2021–2027. Het veranderen van voorwaarden om middelen uit de verschillende programma’s onder het MFK te ontvangen, zoals opvang van migranten, is op dit moment dan ook niet aan de orde.
De Europese Commissie kan volgens artikel 19 van de CPR-aanpassingen van relevante programma’s verzoeken wanneer dit nodig is in het kader van goed economisch beleid. Dit kan op basis van de uitkomsten van verschillende procedures binnen het Stabiliteits- en Groeipact (SGP), zoals de buitensporig tekortprocedure. Wanneer een lidstaat in herhaaldelijke gevallen geen gehoor geeft aan de aanbevelingen en Commissiebesluiten binnen het SGP kan de Commissie overgaan tot het stopzetten van een deel van de betalingen. Op dit moment geldt de algemene ontsnappingsclausule voor het SGP vanwege de COVID-19-crisis; dat betekent dat er geen procedures zullen starten (zoals buitensporig tekortprocedure) onder het SGP. Het is dan ook niet waarschijnlijk dat artikel 19 CPR voor het pauzeren cohesiegelden op basis van de macro-economische conditionaliteit op korte termijn gebruikt zal worden.
6
De leden van de D66-fractie hechten grote waarde aan de correcte uitbesteding van de Europese structuur- en investeringsfondsen. In het kader van fraude met Europees geld hebben deze leden hier een aantal vragen over. Met betrekking tot de situatie in Hongarije, waarbij onder leiding van de Hongaarse Premier Victor Orbán de aanbestedingsregels worden geschonden, zijn deze leden daarom ook zeer kritisch. Naar aanleiding van de aangenomen motie van het lid Sjoerdsma over het tegengaan van fraude met EU-fondsen (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2312), zijn deze leden daarom benieuwd naar de inspanningen van de Minister. Hoe staat het met de afspraak dat de Europese Commissie met verdere maatregelen tegen deze vormen van fraude zou komen? Zijn deze maatregelen al gecommuniceerd? Zo nee, is de Minister bereid zich actief in te zetten om deze afspraak opnieuw op te brengen bij de aankomende Raad?
7
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de verdere uitvoering van de aangenomen motie Sjoerdsma over het tegengaan van fraude met EU-fondsen. Hoe staat het met de voorstellen van Nederland om het om het anti fraude-mechanisme te versterken om fraudeurs van EU-gelden in de toekomst uit te sluiten? Hebben er hierbij overleggen met gelijkgestemde landen plaatsgevonden? Zo ja, welke landen? En zo ja, wat waren de uitkomsten en inzichten bij deze gesprekken? Heeft de Minister verder plannen om deze voorstellen in de Raad te presenteren? En zo ja, wat zal de Nederlandse inzet van deze presentatie behelzen? Kan de Minister daarnaast toelichten wat de inspanningen van het kabinet zijn geweest en in de toekomst zullen zijn om andere lidstaten te laten aansluiten bij het Europees Openbaar Ministerie?
Antwoord op 6 en 7
Een optimale inzet op het voorkomen en bestrijden van fraude met EU-middelen is nodig. Het kabinet zet stevig in op versterking van de aanpak tegen misbruik met EU-middelen, en zal dit in de toekomst blijven doen. Dankzij Nederlandse inzet is er in het kader van de onderhandelingen over de EU-meerjarenbegroting 2021–2027 afgesproken dat het EOM en het OLAF voldoende middelen zullen ontvangen om de bescherming van de financiële belangen van de Unie te waarborgen. In de recent gewijzigde verordening (EU) 2020/2223 is de rol van OLAF versterkt en zijn de samenwerkingsmogelijkheden met het EOM met inachtneming van het respectievelijke mandaat van beide organisaties geregeld.
Daarnaast is er veel aandacht voor de bestrijding van fraude in de faciliteit voor herstel en veerkracht (Recovery and Resilience Facility, RRF). Een van de criteria uit RRF-verordening is dat lidstaten maatregelen treffen om corruptie, fraude en belangenverstrengeling te voorkomen, op te sporen en te corrigeren. OLAF is bij die beoordeling betrokken. De Commissie zal beoordelen of deze audit- en controlesystemen uit de herstelplannen voldoende zekerheid bieden. Als de voorgestelde regelingen ontoereikend worden geacht, kan het plan niet worden goedgekeurd en zal een lidstaat geen middelen ontvangen. In de uitbetalingsfase gaat de controle door en dient ieder uitbetalingsverzoek een managementdeclaratie te bevatten van de uitgevoerde audits en controls. Ook dient informatie over de uiteindelijke begunstigde van RRF-gelden te worden bijgehouden. Ook is Europol in oktober 2021 operatie Sentinel gestart om fraude met geld uit de RRF op een gecoördineerde wijze aan te kunnen pakken. Bij operatie Sentinel zijn OLAF, EOM, Europol, Eurojust en 19 lidstaten – waaronder Nederland – betrokken. Het kabinet stelt aansluiting bij het EOM actief aan de orde in bilaterale gesprekken. Zo heeft de Minister van Justitie en Veiligheid dit vorig jaar bij zijn Hongaarse en Poolse collega’s ter sprake gebracht om deze lidstaten te stimuleren mee te doen. Het kabinet zal dit in de toekomst blijven doen, maar niet-deelnemende lidstaten kunnen niet gedwongen worden om zich aan te sluiten bij het EOM.
Het Early-Detection and Exclusion System (EDES) is een systeem dat in 2016 is opgericht door de Europese Commissie ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie tegen fraude en onregelmatigheden.1 Het EDES bevat informatie over personen of entiteiten die een risico vormen voor de financiële belangen van de Unie.2 Informatie uit het EDES wordt door de Commissie gebruikt bij de beoordeling en toekenning van EU-middelen in direct en indirect beheer3. Het EDES wordt beheerd door de Commissie. De Commissie biedt lidstaten de mogelijkheid om rechtstreeks toegang te krijgen tot het EDES. Hierdoor kunnen lidstaten informatie uit het EDES gebruiken bij de toekenning van middelen in gedeeld beheer4, zoals de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI-fondsen). Tot op heden heeft Nederland hier geen gebruik van gemaakt. In lijn met het voornemen uit de Kamerbrief is Nederland het gesprek aangegaan met de Europese Commissie, als oprichter en beheerder van het EDES, om aanvullende informatie te verkrijgen. Op basis van de recente gesprekken met de Commissie ziet Nederland voorlopig nog geen toevoegde waarde in deelname aan EDES bij fondsen in gedeeld beheer. Nederland zal blijven monitoren of deelname in EDES in de toekomst wel van toegevoegde waarde wordt.
Tijdens de aanstaande Raad staat het onderwerp fraude niet op de agenda en zal hier niet op worden ingegaan.
8
De leden van de D66-fractie zijn verder benieuwd naar de invulling van het Nederlandse kabinet wat betreft de aangenomen resolutie van het Europees Parlement dat als norm stelt dat twee procent van het Europees herstelfonds naar de cultuursector moet gaan. Op welke manier denkt de Minister invulling te geven aan deze resolutie? Wat zijn de overwegingen achter deze invulling? Om hoeveel geld gaat het precies? Hoe kunnen cultuurinstellingen aanspraak maken op hun twee procent uit het herstelfonds? Moeten zij hiervoor subsidie aanvragen doen? Of zal het kabinet het geld verdelen onder bestaande projecten? De leden van de D66-fractie hechten er waarde aan dat de cultuursector, die zwaar geraakt is door de corona pandemie, alle steun krijgt die er beschikbaar is. De leden van de D66-fractie verzoeken de Minister dan ook om met een concrete invulling te komen van de twee procent die naar cultuur moet gaan.
Jolien
Antwoord
De Minister van Financiën heeft op 1 november jl. een brief verstuurd naar de Kamer over het vervolgproces met betrekking tot het Nederlandse Recovery and Resilience Plan (RRP) (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1790). Het RRP dient te voldoen aan de voorwaarden die gesteld worden in de RRF-verordening. De RRF-verordening bevat geen eis dat 2% van de middelen besteed moeten worden aan de cultuursector. In de genoemde EP-resolutie van 20 oktober jl. over «De situatie van kunstenaars en het cultureel herstel in de EU» is een oproep gedaan aan de EU lidstaten over de invulling van het RRF voor cultuur. Dit is geen bindende norm. Het is aan de formatie om invulling te geven aan het plan en een integrale beslissing te nemen over de maatregelen die zullen worden opgenomen in een Nederlands RRP.
9
De leden van de D66-fractie kijken met belangstelling naar de Nederlandse inzet om het Nederlandse absorptievermogen van de Europese structuur-en investeringsfondsen te verbeteren. Volgens de Europese Rekenkamer blijft er namelijk veel geld op de plank liggen. Hoeveel van het beschikbare geld van al deze fondsen blijft er in het Nederlandse geval op de plank liggen? Kan de Minister een gedetailleerd overzicht geven per Europees subsidiefonds, waar nog Europees geld ligt voor Nederland? Wat is de Nederlandse inzet om het absorptievermogen van Nederland te verbeteren? Hoe kunnen Nederlandse organisaties en instanties aan dit geld komen? Is er in dit proces genoeg kennis op gemeentelijk en regionaal niveau om toegang te krijgen tot deze fondsen? En zo nee, kan de Minister toezeggen om zich actief in te zullen zetten om deze hulp alsnog te realiseren? Wat voor stappen zal de Minister hierbij nemen? Wat is verder de Nederlandse inzet om de bewustwording tot de mogelijke aanwending van Europese structuur-en herstelfondsen in Nederland te bevorderen? Zou het openstellen van de deuren van het ministerie om ideeën vanuit bedrijven, onderwijs, onderzoek en de Kamer te betrekken in het opstellen van de Nederlandse herstelpannen hierbij een goed idee zijn?
Antwoord
De meest recente cijfers rondom de implementatie van de ESI-fondsen laten zien dat de committeringsgraad rond de 100% zit. Voor bijvoorbeeld het EFRO is al ruim 100% van de middelen vastgelegd. Door overcommittering kan vrijval van middelen uit projecten die voortijdig stoppen of qua kosten lager uitvallen dan eerder verwacht, alsnog worden uitgegeven. De jaarlijkse bestedingsnormen zijn de afgelopen jaren steeds gehaald. Er is dan ook geen reden om te twijfelen aan het absorptievermogen van de ESI-fondsen. De managementautoriteiten van de verschillende programma’s stellen alles in het werk om de bekendheid onder het brede publiek te vergroten en potentiële aanvragers te werven. Het kabinet heeft er alle vertrouwen in dat de fondsen aan het einde van de subsidiabele periode een volledige besteding van de Europese middelen laten zien; er blijft dus geen geld op de plank liggen.
10
De leden van D66-fractie delen verder de mening dat de potentiële mogelijkheden tot multilaterale samenwerking bij de aanwending van deze Europese structuur- en investeringsfondsen groot zijn. Is de Minister het met deze leden eens dat er meer aandacht moet komen naar grotere hervormingsprojecten op Europees gebied, als bijvoorbeeld verduurzamingsprojecten met betrekking tot de transitie naar de nieuwe waterstofeconomie, om het geld van de Europese structuur- en herstelfondsen effectiever te besteden? Wat is verder de Nederlandse inzet om de synergie tussen het cohesiebeleid en de verschillende EU-instrumenten verder te kunnen verbeteren? En wat is de Nederlandse bijdrage om de ontwikkelingsverschillen binnen de EU te verkleinen? Hoe kan het kabinet deze onderwerpen het beste aankaarten bij de aankomende Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid en wat zal de precieze inzet behelzen?
Antwoord
Zoals u kunt lezen bij het antwoord op vraag 3 worden deze middelen in Nederland ingezet voor interventies op innovatie, digitalisering en de transitie naar een groene toekomst, waarbij we ook inzetten op synergie tussen verschillende Europese fondsen. De ESI-fondsen worden uitgevoerd in gedeeld beheer door de managementautoriteiten van de verschillende programma’s. De focus ligt daarbij op de desbetreffende regio. Dit maakt dat grotere pan-Europese hervormingsprojecten niet geschikt zijn om uit de ESI-fondsen te financieren. Voor grensoverschrijdende of transnationale samenwerking zijn andere Europese instrumenten meer geschikt. Hierbij kunt u denken aan Interreg, CEF en Horizon Europe.
Het kabinet is van mening dat het cohesiebeleid op een aantal punten verbeterd kan worden om de ontwikkelingsverschillen binnen de EU te verkleinen. Zo zouden de middelen nog specifieker gebruikt moeten worden voor structurele aanpassingen in de economie. Die zijn volgens ons te vinden in interventies gericht op innovatie, digitalisering en de transitie naar een groene toekomst. Dit was dan ook de inzet van het kabinet voor de onderhandelingen voor de programmaperiode 2021–2027. Het kabinet zal deze inzet blijven uitdragen, ook tijdens de komende Raad.
11
De leden van de CDA-fractie lezen bij het tweede punt op de agenda van deze Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid dat de discussie is over de uitdagingen en kansen van de cohesiebeleidsprogramma’s de komende jaren. De inzet van de Minister voor wat betreft het cohesiebeleid is gericht op innovatie, klimaat, menselijk kapitaal en sociale inclusie. Dit beleid dient ook sterk bij te dragen aan hervormingen en de groene en digitale transitie. De Minister verwelkomt dan ook complementariteit en synergie tussen (de fondsen onder) het cohesiebeleid en overige Europese fondsen. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe rechtsstatelijkheid en het waarborgen van Europese waarden hierbij in acht wordt genomen. Deze leden vragen bijvoorbeeld op welke manier lidstaten onthouden of gekort kunnen worden in de uitkering van cohesiegelden wanneer ze in strijd handelen met Europese rechtsstaat of andere waarden.
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 5 van deze brief
12
De leden van de CDA-fractie weten dat Eurocommissaris Ferreira tijdens de vorige Cohesieraad een «do-no-harm»-principe introduceerde, waarbij lidstaten volgens haar altijd moeten bekijken of maatregelen uit de herstelplannen de regionale verschillen in de EU niet vergroten. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of het «do-no-harm»-principe door alle lidstaten toegepast wordt en/of hij aanwijzingen heeft dat regionale verschillen door de ingediende en goedgekeurde herstelplannen (gaan) worden vergroot, en zo ja waar(door)?
Antwoord
De herstelplannen die ingediend worden onder de Recovery and Resilience Facility moeten voldoen aan verschillende voorwaarden om aanspraak te maken op middelen. Het verkleinen van regionale verschillen is één van de doelen van de RRF, en de Europese Commissie toetst bij de beoordeling van de herstelplannen op de bijdrage van het herstelplan aan de economische, sociale en territoriale cohesie van de Unie. Tot nu toe heeft de Europese Commissie de ingediende herstelplannen positief beoordeeld op dit punt.
13
De leden van de SP-fractie lezen dat er een beleidsdebat zal plaatsvinden over de cohesie-programma’s de komende jaren. Hierbij is er ook tijdens het debat specifiek aandacht voor het verkleinen van de ontwikkelingsverschillen en het doel om het zo effectief mogelijk bij de mensen te brengen. De leden van de SP-fractie zijn positief over deze insteek omdat het verkleinen van de welvaartsverschillen een van de belangrijkste doelen is onder de cohesiemiddelen. Wat vindt de Minister van deze insteek voor het debat? Wat gaat de inzet van de Minister worden voor dit beleidsdebat, aangezien de agenda nog niet duidelijk was bij de verspreiding van de geannoteerde agenda?
Antwoord
Het kabinet is van mening dat het cohesiebeleid op een aantal punten verbeterd kan worden om de ontwikkelingsverschillen binnen de EU te verkleinen, zoals ook aangeven is bij het antwoord op vraag 3 en 10.
14
Zijn de welvaartsverschillen binnen de Europese Unie de afgelopen tien jaar afgenomen of juist toegenomen? Zegt dit volgens de Minister ook iets over de effectiviteit van de cohesie-uitgaven?
Antwoord
De effecten van het cohesiebeleid op regionaal niveau over een langere periode is lastig te bepalen. Regionale verschillen worden namelijk door veel factoren beïnvloed, waardoor een causaal effect van cohesiebeleid lastig te meten is. De Commissie publiceert iedere drie jaar een rapport over de voortgang van de economische en sociale cohesie in de EU. Het rapport van 2017 concludeert dat de economie na recessies in 2008 en 2011 groeiende is, en de regionale verschillen kleiner worden. Het kabinet acht het van belang dat de cohesiemiddelen effectief worden besteed. Het kabinet heeft bij de onderhandelingen over de verordeningen van de ESI-fondsen dan ook gepleit voor goede selectie van projecten door de managementautoriteiten en toetsing door de Commissie van de Partnerschapsovereenkomst. Op deze manier kan de effectiviteit op projectniveau gemeten worden.
15
Kan de Minister aangeven wat de samenhang is tussen de cohesiegelden en de gelden die worden uitgegeven onder het herstelfonds?
Antwoord
Indien met het herstelfonds de Europese Recovery and
Resilience Facility (RRF) wordt bedoeld, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 3. Indien u met het herstelfonds het Next Generation EU-pakket bedoelt, verwijs ik u door naar het antwoord op vraag 22.
16
Wanneer verwacht de Minister de partnerschapsovereenkomst voor het cohesiebeleid 2021–2027 af te ronden?
Antwoord
De verwachting is dat de partnerschapsovereenkomst in december wordt afgerond, opdat de eerste programma’s ook nog dit jaar formeel bij de Europese Commissie kunnen worden ingediend.
17
De leden van de SP-fractie vragen wat de Minister vindt van het feit dat Polen maar liefst 75 miljard euro ontvangt vanuit de cohesiegelden gezien de recentelijke ontwikkelingen omtrent Polen? Schendt Polen op dit moment dan ook niet de conditionaliteiten omtrent de rechtsstaat?
Antwoord
Het tegengaan van de ondermijning van de rechtsstaat vergt een proactieve rol met name van de Commissie als hoedster van de verdragen, maar ook van de lidstaten. Tijdens de Europese Raad van 21–22 oktober jl. heeft Nederland in lijn met de motie van het lid Sjoerdsma c.s.5 en motie van het lid Ploumen c.s.6 geïntervenieerd en steun uitgesproken voor de aankondiging van de Commissie om proactief gebruik te maken van alle instrumenten die haar ter beschikking staan om het functioneren van de Unie te beschermen.
Beide Kamers ontvangen op korte termijn per brief een overzicht van dit beschikbare instrumentarium voor de bescherming van de rechtsstaat. In deze brief zal zowel het preventieve als het handhavende instrumentarium worden toegelicht, inclusief de beschikbare financiële instrumenten inclusief de MFK-rechtsstaatverordening (Verordening (EU) 2020/1092).
18
De leden van de VVD-fractie bedanken de Minister en in het bijzonder de betreffende ambtenaren voor het verzorgen van een technische briefing die erg nuttig was. De Europese structuur- en investeringsfondsen hebben een impuls gegeven aan de regionale economie en arbeidsmarkt. Kan de Minister in het verlengde van de technische briefing nader ingaan op welke wijze hij zich inspant om de middelen die voor Nederland beschikbaar zijn ook daadwerkelijk te gelde te maken en hoe de ondersteuning en betrokkenheid van gemeenten en provincies is vormgegeven in het voortraject?
Antwoord
De voorbereiding van de programmering van het EFRO 2021–2027 is in Nederland in handen van de vier kwartiermakende landsdelen Noord, Oost, Zuid en West. De programma’s komen tot stand via een uitgebreid voorbereidingsproces waarin alle relevante stakeholders, waaronder provincies en gemeenten, zijn betrokken en tevens een brede publieksconsultatie heeft plaatsgevonden. De planning is om de EFRO-programma’s in december van dit jaar formeel bij de Europese Commissie in te dienen. Naar verwachting kunnen de programma’s in het voorjaar van 2022 van start gaan en worden de beschikbare middelen vanaf dan ook opengesteld voor het indienen van projectaanvragen.
19
Hoe weegt de Minister de bijdrage van deze fondsen en kan de Minister aangeven welke projecten succesvol zijn gebleken en welke lessen te trekken zijn?
Antwoord
De inzet van de middelen vanuit het EFRO is belegd bij de vier landsdelen. De managementautoriteiten in de vier landsdelen zijn verantwoordelijk voor het doen van openstellingen, het selecteren van projecten en het monitoren van de voortgang van deze projecten. Binnen deze programma’s zijn er diverse succesvolle projecten gerealiseerd. Kennis en inzichten om het programma te verbeteren worden continu opgedaan, gedeeld met vergelijkbare programma’s en indien mogelijk verwerkt. Op de website van Europa om de hoek is een overzicht te raadplegen van projecten die vanuit de verschillende ESI-fondsen zijn gefinancierd.
20
Kan de Minister al inzicht geven in de effectiviteit van de fondsen in relatie tot de gestelde doelen als bijdragen aan verduurzaming, herstel en digitalisering? Zijn er regio’s aan te merken als voortrekkers op een bepaald gebied om de effectiviteit van de fondsen te vergroten?
Antwoord
De extra middelen vanuit het Next Generation EU-pakket die onder de noemer REACT-EU aan de EFRO-programma’s zijn toegevoegd, dienen te worden ingezet op herstel door verduurzaming en digitalisering. Deze middelen zijn eind 2020 beschikbaar gesteld voor projecten die momenteel nog lopen; over de bijdrage van deze projecten aan het herstel van de Nederlandse economie valt op dit moment dan ook nog weinig te zeggen.
21
Voorts vragen de leden of het feit dat drie Nederlandse provincies de transitiestatus hebben gekregen nog effect heeft gehad en hoe aan deze status nadere invulling is gegeven, zij vragen hierbij ook het ESF+ te betrekken.
Antwoord
Bij de verdeling van de Europese middelen vanuit het EFRO over de vier landsdelige programma’s heeft het kabinet als uitgangspunt de criteria gehanteerd die in juli 2020 door de Europese Raad zijn overeengekomen voor de verdeling over de lidstaten. Deze criteria worden de «Berlijn criteria» genoemd. Het gaat hierbij om statistische gegevens op het gebied van bevolkingsomvang, bbp per hoofd van de bevolking, werkloosheid en opleidingsniveau, alsmede migratie en CO2-uitstoot. In de berekening is rekening gehouden met transitieregio's; zo ontvangen landsdelen Noord en West door de transitie status van Drenthe en Friesland respectievelijk Flevoland een hoger bedrag uit de Nederlandse enveloppe.
De verdeling van de ESF-middelen bestemd voor gemeenten gebeurt al sinds de start van het lopende ESF-programma (2014–2020) met succes op basis van het verdeelmodel ten behoeve van de begeleidingsmiddelen Participatiewet. Dit model houdt rekening met de aantallen kwetsbare mensen in de Nederlandse gemeenten (bijstand, laaggekwalificeerd) en de nabijheid van werk. Hierbij wordt dus al rekening gehouden met het feit dat de regio's met de grootste arbeidsmarktproblematiek meer inspanningen moeten plegen om mensen aan het werk te helpen. De ESF+-middelen kunnen worden toegewezen aan iedere regiocategorie, zolang de inzet in overeenstemming is met de specifieke doelstellingen die met het programma worden beoogd. Met de eerder gekozen doelstelling om mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie te ondersteunen, betekent dit dat bij het verdelen van de ESF+-middelen het bestaande verdeelmodel kan worden gehanteerd.
22
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister tenslotte of hij inzicht kan geven hoe hij de implementatie van deze vier fondsen combineert met de andere Europese financiële instrumenten, onder andere Next Generation EU, Meerjarig Financiële Kader?
Antwoord
Het Next Generation EU-pakket is een van de twee financieringsbronnen van de Europese Commissie voor haar beleid. De primaire bron is het Meerjarig Financieel Kader. De middelen uit deze twee bronnen worden ingezet voor het beleid, zo ook het cohesiebeleid met bijbehorende fondsen. De fondsen onder het cohesiebeleid worden dus gevuld met middelen uit het Next Generation EU-pakket en het Meerjarig Financieel Kader.
23
Is de Minister verder voornemens om meer projecten op te starten en bijvoorbeeld regio’s verder te ondersteunen bij de energietransitie en te stimuleren dat Nederland koploper wordt in Europa op dit punt?
Antwoord
Het ministerie, noch decentrale overheden starten projecten. De managementautoriteiten van de EFRO-programma’s stellen via subsidieregelingen middelen beschikbaar waar geïnteresseerde partijen een projectvoorstel voor kunnen indienen. Hier liggen ook kansen voor consortia die bijdragen aan de energietransitie.
24
De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister van Economische Zaken en Klimaat het niet hypocriet vindt dat de Europese Commissie, bij monde van de heer Timmermans, de burger dicteert minder te vliegen maar dat de voorzitter van de Europese Commissie geen moeite heeft met het gebruik van een privéjet voor een vlucht van vijftig kilometer?
Antwoord
De woordvoerder van Von der Leyen heeft voor deze specifieke vlucht gereageerd op de overwegingen van deze specifieke vlucht te kiezen. Verder heeft de Europese Commissie zelf aangegeven in het commentaarveld van het reisoverzicht van Von der Leyen dat van chartervluchten gebruik kan worden gemaakt als er geen commercieel alternatief voorhanden is die in de agenda past of vanwege veiligheidsredenen.
Het is verder niet aan het kabinet om een oordeel te vellen over deze specifieke afweging.
25
De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister het te verantwoorden vindt, dat de gewone Nederlander het vliegtuig wordt uitgepest omwille van «klimaat» maar vervolgens de EU-bobo’s zelf privéjets – soms wel meerdere keren per dag – als pendeldienst gebruiken?
Antwoord
Het is niet aan het kabinet om een oordeel over de specifieke afweging van de Commissie te maken. Voor Nederlandse bewindspersonen geldt dat er altijd een afweging gemaakt moet worden waarbij de kosten, efficiënte en het belang van de reis mee worden gewogen. Aangenomen mag worden dat de Commissie deze afwegingen ook maakt.
26
De leden van de PVV-fractie vragen of het klopt dat het nieuwe contract van de Europese Commissie ten aanzien van het gebruik van privévliegtuigen 13,5 miljoen euro voor vier jaar bedraagt en het vorige vijf-jaarcontract 10,71 miljoen euro? De leden van de PVV-fractie vragen hoe dit nieuwe contract zich tot de uitspraak van Eurocommissaris Timmermans verhoudt dat je voor reizen tót 800 kilometer best de trein kunt nemen? Waarom meent de Europese Commissie dat dit standpunt voor iedereen geldt behalve voor hen zelf?
Antwoord
Het bedrag van 13,5 miljoen EUR was het genoemde plafondbedrag in de uitvraag zoals genoemd in de aanbestedingsuitvraag gepubliceerd op 24 december 2020. Op 22 juni 2021 is er een contract gesloten met een plafondbedrag van 12,1 miljoen EUR voor een periode van 4 jaar. Het betreft hier een raamovereenkomst. Dat betekent dat er op basis van daadwerkelijke aantal gemaakte vluchten in die periode wordt gerekend.
Op voorhand is het daarom niet in te schatten of het hogere plafondbedrag t.o.v. het vorige contract betekent dat er meer zal worden gevlogen met een chartervlucht.
Alle missies van Eurocommissarissen worden bijgehouden op de website van de Commissie. Daarbij worden ook de totale kosten van elk bezoek vermeld. De website biedt u ook de mogelijkheid om een overzicht samen te stellen van alle missies per Eurocommissaris.
27
De leden van de PVV-fractie vragen hoe vaak heeft de Europese Commissie gebruikgemaakt van de trein ten opzichte van het vliegtuig? En voor welke afstanden was dit? Kan hier een overzicht van verstrekt worden door het kabinet?
Antwoord
Het kabinet heeft geen overzicht van deze informatie.
28
De leden van de PVV-fractie vragen hoe vaak er sinds het aantreden van de huidige Europese Commissie gebruik wordt gemaakt van een lijnvlucht dan wel een privévlucht? Wat kost dit?
Antwoord
De overzichten over dienstreizen van de Europese Commissie zijn te vinden onder het kopje transparantie op de pagina van de betreffende Commissaris op de website van de Europese Commissie.
Early Detection and Exclusion System (EDES) | Europese Commissie (europa.eu)↩︎
Artikel 135 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 (Financieel Reglement).↩︎
Er is sprake van direct beheer wanneer financieringsprogramma’s worden beheerd door eigen afdelingen van de Europese Commissie, bij de EU-vertegenwoordigingen of via de uitvoerende agentschappen van de EU. Er is sprake van indirect beheer wanneer financieringsprogramma’s worden beheerd door EU-landen, niet EU-landen, internationale organisaties of ontwikkelingsagentschappen van EU-landen.↩︎
Er is sprake van gedeeld beheer wanneer de Europese Commissie het beheer van financieringsprogramma's aan EU-landen toevertrouwt.↩︎
Kamerstuk 21 501-20, nr. 1728.↩︎
Kamerstuk 21 501-20, nr. 1734.↩︎