Stand van zaken voorraden strafrechtketen en toepassing tijdelijke maatregelen
Rechtsstaat en Rechtsorde
Brief regering
Nummer: 2021D44694, datum: 2021-11-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29279-686).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Mede ondertekenaar: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 29279 -686 Rechtsstaat en Rechtsorde.
Onderdeel van zaak 2021Z20992:
- Indiener: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Medeindiener: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2021-11-24 13:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-12-01 14:30: Procedures en brieven (hybride) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-02-10 09:30: Strafrechtketen (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-02-17 17:14: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde
Nr. 686 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 november 2021
1. Inleiding
De uitbraak van het coronavirus en de in dat verband getroffen noodzakelijke maatregelen zorgden vorig jaar vanaf maart voor oplopende werkvoorraden in de gehele rechtspleging. Bij brieven van 25 juni 2020, 18 september 2020 en 10 mei 2021 hebben wij u geïnformeerd over de gezamenlijke aanpak van de partners in de strafrechtketen om de door de coronacrisis ontstane achterstanden bij strafzaken weg te werken.1 De nu voorliggende brief heeft tot doel uw Kamer zoals toegezegd voorafgaand aan de begrotingsbehandeling te informeren over de tussenresultaten van de genomen maatregelen, op basis van de maandelijkse monitorrapportage tot en met september jongstleden (paragraaf 2).
In de brief wordt, zoals verzocht in de moties van respectievelijk de leden Van den Berge c.s. en Groothuizen c.s.2, ook ingegaan op de huidige stand van de gedachtenvorming en voorbereiding van besluitvorming over het al dan niet structureel maken van een aantal getroffen tijdelijke maatregelen (paragraaf 3). Concreet gaat het hierbij om de wettelijke voorzieningen die in de Tijdelijke wet COVID 19 JenV op stafrechtelijk gebied zijn getroffen (paragraaf 3). De tijdelijk verhoogde leeftijdsgrens van rechters geldt tot 2023 en zal derhalve in deze brief niet verder worden behandeld. Daarnaast gaat het om twee maatregelen die binnen geldende regelgeving zijn getroffen met het oog op het terugdringen van de door de corona-pandemie opgelopen achterstanden in de strafrechtspleging: de geïntensiveerde inzet van de OM-strafbeschikking en de enkelvoudige in plaats van meervoudige afdoening door de rechter van zaken die daarvoor in aanmerking komen (paragraaf 4).
2. Stand van zaken afhandeling strafzaken
In de jaren 2020 en 2021 heeft de coronacrisis voor forse beperkingen voor het werk in de strafrechtketen gezorgd. Geleidelijk aan zijn deze beperkingen aan het afnemen, met als meest recente het vervallen van de 1,5-maatregel. De effecten van de corona-pandemie op het functioneren van de strafrechtketen en op het wegwerken van de in deze periode ontstane achterstanden zijn echter niet direct verdwenen. Vooral bij de afdoening van overtredingen en bij de tenuitvoerlegging van werkstraffen en andere sancties moet nog een forse inhaalslag gemaakt worden.
2.1 Opsporing
De werkvoorraad bij de politie is, na een daling vanaf september 2020, vanaf mei dit jaar gestegen en ligt in september 2021 boven het niveau van voor corona.
2.2 Vervolging en berechting
Door de getroffen maatregelen om de achterstanden weg te werken is de productie van zowel het OM als de Rechtspraak sterk toegenomen (ten opzichte van de productie in het jaar dat de gerechtsgebouwen door corona gedeeltelijk gesloten zijn geweest). Daardoor is de corona-voorraad van misdrijfzaken voor de meervoudige kamer en de jeugdrechter op landelijk niveau voor de zomer 2021 weer onder het niveau van maart 2020 (voor de corona-crisis). De laatste maanden neemt vooral de voorraad Politierechterzaken weer toe en komt thans boven het niveau van voor corona uit. Lokaal zijn er nog wel verschillen in de voorraad.
Handhaving van COVID-regels leidde tot een grotere instroom van overtredingszaken. Het aantal afdoeningen door het OM is – mede door een fors aantal noodgedwongen sepots vanwege (dreigende) verjaring van de strafzaak – sterk gestegen, maar door de hoge (her)instroom bleef de voorraad overtredingszaken lange tijd hoog.
Al met al is de uitstroom van strafzaken momenteel vergelijkbaar met de instroom en slinkt de voorraad minder dan gehoopt. Een belangrijke oorzaak hiervan is een lager zittingsrendement, dat werd veroorzaakt door een combinatie van noodzakelijke coronamaatregelen (bijvoorbeeld het nemen van meer tijd tussen zaken op een zitting in verband met hygiënemaatregelen), het tekort aan rechters en het toenemen van de gemiddelde zaakzwaarte voor ter zitting gebrachte misdrijfzaken. Een van de oorzaken van het toenemen van de zaakzwaarte is dat een deel van de misdrijfzaken in plaats van meervoudig, enkelvoudig is afgedaan en eenvoudige politierechterzaken met een OM-strafbeschikking zijn afgedaan, waardoor de zaken die overblijven complexer van aard zijn.
Vanwege de geschetste ontwikkelingen zullen het OM en de Rechtspraak ook in 2022 tijd nodig hebben om de voorraden overtredingszaken terug te kunnen brengen naar het niveau van vóór de coronacrisis. Niet kan worden uitgesloten dat meer overtredingszaken moeten worden geseponeerd. In paragraaf 4 wordt aangegeven welke maatregelen worden getroffen om de voorraden zo snel als mogelijk is terug te dringen.
2.3 Tenuitvoerlegging
De in de keten getroffen maatregelen hebben ook effect op de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende, vrijheidsbeperkende en geldelijke sancties. Het CJIB monitort vanuit de rol van ketenregisseur in samenspraak met de uitvoeringspartners en het OM de voorraadvorming in de tenuitvoerlegging van sancties.
Vrijheidsbenemende sancties
Wat betreft vrijheidsbenemende sancties wordt de beschikbare celcapaciteit zo goed als mogelijk benut en is een stabiel beeld te zien. De totale maandelijkse instroom laat vanaf begin 2021 een duidelijke stijging zien tot augustus. Na een daling in augustus is de instroom in september weer gestegen. De totale instroom ligt nog iets onder het niveau van voor de coronaperiode. De instroom van preventief gehechten ligt sinds juni 2020 wel weer ongeveer op het niveau van vóór de coronacrisis. Bij de arrestanten stijgt de instroom; ook deze is vrijwel gelijk aan het pre-corona-niveau.
De instroom van zelfmelders is weliswaar gestegen tot boven de 80% ten opzichte van de instroom pre-corona, maar ligt nog ver onder het niveau van maart 2020.
De verdeling van beschikbare celcapaciteit over arrestanten en zelfmelders wordt, in afstemming met de politie, voortdurend gebalanceerd. Verwacht wordt dat ook de komende maanden meer zelfmelders zullen (kunnen) instromen. De verdeling van beschikbare celcapaciteit over arrestanten en zelfmelders wordt, in afstemming met de politie, voortdurend gebalanceerd. Hierbij geldt voor DJI dat de 1,5 meter maatregel gehandhaafd is, en de mogelijkheden om dit aantal te verhogen kunnen worden beperkt door coronabesmettingen.
Vrijheidsbeperkende sancties
Het beeld met betrekking tot de uitvoering van werkstraffen is stabiel. Door de reclassering en de Raad voor de kinderbescherming worden meer werkstraffen afgehandeld, maar ook de instroom is toegenomen. Een geleidelijke afbouw van de voorraad is sterk afhankelijk van mogelijke nieuwe coronamaatregelen.
Het aantrekken van tijdelijk extra personeel en de werving van nieuwe projecten door de reclassering heeft er aan bijgedragen dat sinds juni 2021 het gemiddeld productieniveau – met de toen nog geldende beperkende maatregelen – weer rond het niveau lag van voor het uitbreken van de coronacrisis. Na het opheffen van de meeste Coronamaatregelen op 25 september jl. was de verwachting dat de productie snel zou stijgen en de voorraad daadwerkelijk ingelopen zou kunnen worden. Door de aanscherping van de maatregelen per 6 november jl. loopt de beschikbare capaciteit echter terug, doordat de reclassering als gevolg van deze aanscherping bij de binnenlocaties van de werkstraffen weer de 1,5 meter maatregel in acht neemt en ook veel externe projecten weer terughoudend zijn om werkgestraften toe te laten. Omdat nog onbekend is tot wanneer de maatregelen gelden en of deze mogelijk nog worden aangescherpt, moeten de verwachtingen over het inhalen van de Coronavoorraden getemperd worden. Het risico bestaat dat de voorraden medio 2022 nog niet zijn weggewerkt.
Geldelijke sancties
De coronacrisis heeft tot op heden een beperkt effect op de tenuitvoerlegging van geldelijke sancties. De inningsresultaten zijn stabiel ten opzichte van voorgaande jaren. De trend dat burgers vaker kozen voor het treffen van een betalingsregeling is nog steeds zichtbaar.
3. Stand van zaken/toekomst Tijdelijke wet COVID 19 Justitie en Veiligheid op strafrechtelijk terrein
In de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid (hierna: de Tijdelijke wet) is een groot aantal maatregelen getroffen die tot doel hadden om de continuïteit van het wetgevingsproces, de rechtspleging en het openbaar bestuur gedurende de pandemie zo veel mogelijk te garanderen3.
Voor de toepassing van het strafrecht gaat het in de tijdelijke wet om de artikelen 27 en 28 (tijdelijke voorzieningen inzake het telefonisch horen van personen in strafzaken en het houden van online zittingen) en artikel 29 (tijdelijke voorziening inzake tenuitvoerlegging taakstraffen).
In het strafproces is al sinds 2007 het uitgangspunt van de bestaande wettelijke regeling dat videoconferentie kan worden toegepast in alle gevallen waarin sprake is van een horen, verhoren of ondervragen van een persoon (verdachte, getuige, of slachtoffer). Een procesdeelnemer hoeft dan niet fysiek aanwezig te zijn, maar kan of afstand deelnemen via een beeld- en geluidsverbinding4. Het is de rechter die beslist of in een voorkomend geval videoconferentie wordt toegepast, waarbij hij rekening houdt met het belang van het onderzoek en het standpunt van alle procesdeelnemers hierover (artikel 131a Sv). In het Besluit videoconferentie (laatstelijk geactualiseerd in maart 2020) is dit verder uitgewerkt. Daarin is onder meer bepaald dat zonder instemming van de verdachte of diens raadsman geen gebruik wordt gemaakt van videoconferentie bij de voorgeleiding voor de rechter-commissaris in verband met de inbewaringstelling en bij de inhoudelijke behandeling van de zaak ter terechtzitting van de meervoudige kamer.
In de Tijdelijke wet zijn extra mogelijkheden opgenomen. Artikel 27 voorziet in de mogelijkheid om -behoudens een aantal uitzonderingen- in plaats van videoconferentie (met een directe beeld- en geluidsverbinding), gebruik te maken van (groeps)telefonie. Het instemmingsrecht van de verdachte bij de toepassing van videoconferentie of het horen per telefoon is als gevolg van dit artikel tijdelijk niet van toepassing. Art 28 van de Tijdelijke wet maakt het mogelijk -behoudens een aantal uitzonderingen-om een zitting volledig online te houden. Een mondelinge behandeling vindt dan plaats zonder dat sprake is van een fysieke zitting in de rechtbank. Dat betekent dat geen van de procesdeelnemers aanwezig is in de zittingszaal, maar van een andere locatie inbelt of inlogt in een onlinebijeenkomst. Van de mogelijkheid een dergelijke online zitting te houden kan geen gebruik worden gemaakt bij een raadkamer gevangenhouding, een pro formazitting of de inhoudelijke behandeling van de strafzaak.
Artikel 29 van de Tijdelijke wet strekt ertoe te voorkomen dat taakstraffen niet meer binnen de wettelijke termijn kunnen worden uitgevoerd als gevolg van de maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de corona-pandemie. Dit artikel maakt het mogelijk de termijn voor de tenuitvoerlegging van taakstraffen met maximaal 12 maanden te verlengen om zeker te stellen dat alle openstaande taakstraffen (inclusief de tijdens de coronapandemie opgelegde taakstraffen) kunnen worden uitgevoerd.
Verlenging Tijdelijke wet
Zoals gezegd houdt de invoering -en daarmee ook het voortbestaan- van de tijdelijke wettelijke maatregelen rechtstreeks verband met de beperkingen die zijn ontstaan binnen de strafrechtspleging als gevolg van de coronapandemie. De Tijdelijke wet is recent verlengd tot 1 december 20215. Besluitvorming over de vraag op welk moment bepalingen uit de Tijdelijke wet kunnen komen te vervallen, gelet op de ontwikkeling van de pandemie en de daardoor ontstane gevolgen in de strafrechtspleging, is onderdeel van een bredere afweging. Gelet op de huidige toename van de besmettingscijfers en de onzekerheid over hoe de pandemie zich in de wintermaanden zal ontwikkelen, vinden wij het risicovol om de bovengenoemde voorzieningen in de Tijdelijke wet na 1 december niet meer te verlengen. Hierbij nemen wij ook in overweging dat voorzieningen waarvan de gelding nu niet zou worden verlengd, niet op een later moment alsnog geactiveerd kunnen worden. Als op een later moment alsnog de behoefte zou bestaan aan zo’n voorziening, zou dan dus eerst een nieuw wetgevingstraject vereist zijn om deze opnieuw in het leven te roepen. Daarom opteren wij op dit moment voor verlenging van hierboven genoemde voorzieningen. Een besluit tot verlenging met 2 maanden zal op de gebruikelijke wijze bij uw Kamer worden voorgehangen.
Blik op de toekomst: inventarisatie wensen en ervaringen organisaties
Los van de besluitvorming over verdere verlenging van de Tijdelijke wet in verband met het verloop van de coronapandemie, is het van belang om te kijken naar de ervaringen die gedurende de coronapandemie zijn opgedaan met de diverse in deze brief genoemde maatregelen. Bij de aanbieding van het actieplan strafrechtketen aan uw Kamer en in diverse met uw Kamer gevoerde overleggen hebben wij benadrukt dat het van belang is om in overleg met de betrokken organisaties te kijken welke innovaties of maatregelen die tijdens de coronapandemie zijn toegepast, mogelijk ook in de toekomst op meer structurele wijze benut zouden kunnen worden. Uiteraard zullen nut en noodzaak hiervan goed moeten worden onderbouwd en zal goed gekeken worden wat al mogelijk is binnen bestaande wettelijke kaders en wat eventueel aanvullende regelgeving zou vergen. Op dit moment worden het gebruik en de behoefte van de verschillende betrokken partners in en van de strafrechtketen door het Ministerie van JenV geïnventariseerd6. Het overleg hierover heeft tot nu toe de volgende inzichten opgeleverd:
Artikelen 27 en 28 (Telefonisch horen en online zittingen)
Deelname op afstand met alleen geluidsverbinding
De mogelijkheid om uitsluitend telefonisch te horen7 (in plaats van horen met beeld en geluid) wordt in de praktijk niet vaak gebruikt, eigenlijk alleen in situaties waarin het niet lukt een geplande beeldverbinding tot stand te brengen of de verbinding hapert. In overleg met betrokken organisaties zal bezien worden of het na verval van de Tijdelijke wet nodig en gewenst is in de bestaande regelgeving een bepaling op te nemen over telefonisch horen in noodgevallen met instemming van de verdachte.
Instemmingsrecht
In bepaalde situaties (horen bij inbewaringstelling en bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak voor de meervoudige kamer) heeft de verdachte instemmingsrecht bij de toepassing van videoconferentie. De Tijdelijke wet heeft dit instemmingsrecht tijdelijk buiten werking gesteld8.
Diverse organisaties spreken de behoefte uit om videoconferentie ook in de toekomst blijvend in te zetten in bepaalde processituaties, bijvoorbeeld bij de inbewaringstelling en de raadkamer gevangenhouding. Daarbij spelen naast het instemmingsrecht van de verdachte ook andere factoren een belangrijke rol, zoals de kwaliteit van de verbinding en aandacht voor de positie van andere procesdeelnemers, zoals slachtoffers. Nader onderzoek en overleg is nodig om vast te stellen of de bestaande regelgeving (in het bijzonder het besluit videoconferentie) op dit punt aanpassing behoeft of dat dit via werkafspraken kan worden opgelost.
Online zittingen
Van de mogelijkheid om zittingen volledig online te houden9 is tijdens de (gedeeltelijke) sluiting van de gerechtsgebouwen in strafzaken incidenteel gebruik gemaakt, maar deze mogelijkheid wordt in het strafrecht momenteel niet meer gebruikt. Geen van de betrokken organisaties heeft de behoefte uitgesproken om deze mogelijkheid, waarbij een mondelinge behandeling plaatsvindt zonder dat sprake is van een fysieke zitting in de rechtbank en dus alle procesdeelnemers op afstand deelnemen aan een zitting, te behouden na verval van de Tijdelijke wet. Wel zijn de meeste organisaties geïnteresseerd in hybride vormen, waarbij een of meer procesdeelnemers op afstand, via videoconferentie kunnen deelnemen aan rechtszittingen. Hierbij spelen naast het instemmingsrecht van de verdachte ook andere aspecten een belangrijke rol, zoals de kwaliteit van de (beeld- en geluid) verbinding en het kostenaspect.
Toezegging Minister voor Rechtsbescherming
De mogelijkheid van een hybride zitting met de inzet van videoconferentie bestaat dus, zoals hiervoor besproken, al in het strafrecht (evenals in het vreemdelingenrecht, zie art. 97 Vreemdelingenwet). In het civiele recht en het bestuursrecht is daarin voorzien door de Tijdelijke wet. Voor het civiel- en het bestuursrecht ligt met name de vraag voor of, en zo ja onder welke voorwaarden de mogelijkheid van videoconferentie na het verval van de Tijdelijke wet beschikbaar moet blijven. Dit vergt nog nader onderzoek en overleg. In het commissiedebat Rechtspraak van 30 september jl. (Kamerstuk 29 279, nr. 681) heeft de Minister voor Rechtsbescherming toegezegd dat uw Kamer in december 2021 nader zal worden geïnformeerd over het verdere proces. In december 2021 zal ook de visie van de Rechtspraak over online zittingen beschikbaar komen. Deze visie wordt betrokken bij de verdere gedachtevorming over een eventueel vervolg van de tijdelijke maatregelen en de voorwaarden waaronder voortzetting zou kunnen plaatsvinden.
Artikel 29 (verlengde termijn tenuitvoerlegging taakstraffen)
Deze maatregel wordt door de betrokken organisaties nadrukkelijk gezien als tijdelijk, er zijn geen wensen over structurele toepassing ervan. Wel is er een dringende noodzaak, gelet op de door corona ontstane voorraad van nog ten uitvoer te leggen taakstraffen, om in elk geval tot de zomer van 2022 nog gebruik te kunnen blijven maken van de verlengde termijn voor tenuitvoerlegging. Bij de tenuitvoerlegging is sprake van een na-ijleffect van achterstanden die eerder in de strafrechtketen zijn ontstaan.
4. Maatregelen
De hierboven aangegeven stand van zaken van de voorraden strafzaken maakt duidelijk dat de voorraden niet in elke fase van het strafproces in voldoende mate slinken en dat extra maatregelen getroffen moeten worden om ervoor te zorgen dat strafzaken binnen acceptabele termijn kunnen worden afgedaan en om sepots te voorkomen. De organisaties in de strafrechtketen hebben daarvoor een aantal maatregelen getroffen.
a. Selectiviteit
Met de ketenpartners is een begin gemaakt met het verkennen van de mogelijkheden om te komen tot meer selectiviteit aan de voorkant van de strafrechtketen. Het strafrecht is en blijft een onmisbaar en noodzakelijk instrument bij de bestrijding van criminaliteit. Doel van meer selectiviteit is om het strafrecht vooral daar in te zetten waar dat het meest passend en effectief is. Door middel van selectie aan de voorkant wordt steeds scherp beoordeeld of een strafrechtelijke afdoening inderdaad de meest opportune is, of dat een anders dan strafrechtelijke reactie dan wel meer inzetten op preventie meer op zijn plaats is.
b. Geïntensiveerde inzet OM-strafbeschikking
Zoals bekend heeft het OM met het oog op het terugdringen van door de coronapandemie ontstane achterstanden aan de hand van een nieuw beoordelingskader strafzaken herbeoordeeld om een gewenste verschuiving te realiseren van zaken van de meervoudige kamer naar de enkelvoudige kamer en van de enkelvoudige kamer naar de strafbeschikking. Indien zaken zich ook bleken te lenen voor afdoening door het OM door middel van een strafbeschikking, is aan deze afdoeningsmodaliteit de voorkeur gegeven. Mede door deze aanpak kon het OM de afgelopen maanden realiseren dat de uitstroom van strafzaken hoger was dan de instroom.
Zoals ik eerder aan uw Kamer heb aangegeven is de toepassing van de OM-strafbeschikking en het beleid dienaangaande – binnen de bestaande wettelijke kaders – een autonome bevoegdheid van respectievelijk de officier van justitie en het OM. Efficiency in het strafrecht en het tegengaan van lange doorlooptijden is van groot belang, met name om verdachten en slachtoffers niet langer dan nodig in onzekerheid te houden, uiteraard met inachtneming van de rechtswaarborgen voor verdachten. De geïntensiveerde inzet van de strafbeschikking heeft nog te kortstondig plaatsgevonden om er op dit moment in evaluerende zin conclusies aan te kunnen verbinden als het gaat om de effecten en de gevolgen voor justitiabelen.
Uiteraard is efficiency in het strafproces niet de enige maatstaf voor voortzetting van de aanpak; ook de rechtspositie van justitiabelen is van belang. In onze brief van 18 september 2020 (Kamerstuk 29 279, nr. 614) gaven wij reeds aan dat de informatie aan verdachten over de gevolgen van een straf die bij strafbeschikking is opgelegd, is verbeterd. Ook is gerealiseerd dat aangehouden verdachten bij afdoening met een OM-strafbeschikking rechtsbijstand van een advocaat krijgen en bij niet-gehechten in de oproep wordt aangegeven dat de verdachte in aanmerking kan komen voor gefinancierde rechtsbijstand.
In het commissiedebat met uw Vaste Commissie voor Justitie en Veiligheid op 30 september jongstleden spraken wij naar aanleiding van mediaberichten over de mate van betrokkenheid van slachtoffers bij afdoening van strafzaken met een strafbeschikking. In de wetgeving ten aanzien van de strafbeschikking is bepaald wanneer slachtoffers in de gelegenheid moeten worden gesteld om aan de officier van justitie hun wensen kenbaar te maken, bijvoorbeeld over schadevergoeding. Daarvoor is het essentieel dat slachtoffers op tijd worden geïnformeerd over de wijze waarop en wanneer hun zaak wordt afgedaan. OM heeft inmiddels een met Slachtofferhulp Nederland afgestemde werkmethode ontwikkeld waarmee ook bij afdoening met een strafbeschikking de rechtspositie van het slachtoffer recht wordt gedaan.
De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft mij laten weten in het kader van zijn toezichtstaak op het OM, bezig te zijn met een nieuw (vijfde) onderzoek naar de toepassingspraktijk van de OM-strafbeschikking. Dit onderzoek strekt zich ook uit over de periode waarin ten behoeve van het wegwerken van de door corona ontstane achterstanden, de toepassing van de OM-strafbeschikking is geïntensiveerd. De onderzoeksrapportage verschijnt naar verwachting in het voorjaar van 2022. De Minister van JenV zal deze voorzien van een beleidsreactie aan uw Kamer toezenden.
Tegen de geschetste achtergrond en mede erop gelet dat, zoals aangegeven, het werk aan het terugbrengen van de voorraden strafzaken tot het niveau van maart 2020 nog niet is afgerond, ziet het OM voldoende aanleiding om de geïntensiveerde aanpak ook in 2022 voort te zetten. Mede aan de hand van het rapport van de procureur-generaal bij de Hoge Raad zal ik u in het eerste kwartaal van 2022 nader informeren over de besluitvorming van het Openbaar Ministerie over de geïntensiveerde toepassing van de OM-strafbeschikking.
c. Rechtspraak
Ook de Rechtspraak treft aanvullende maatregelen om de voorraden terug te kunnen dringen:
– De Rechtspraak heeft recent besloten de opleidingscapaciteit van de Rechtspraak aanzienlijk uit te breiden. Waar eerst 70 rechters per jaar werden opgeleid, worden er momenteel 130 rechters jaarlijks opgeleid.
– Rechtspraak en OM zijn inmiddels een overleg gestart in zake de aanpak van structurele achterstanden in het strafrecht. Rechtspraak en OM voorzien dat dit zal leiden tot een meerjarenaanpak, met het doel de zittingscapaciteit en het rendement van zittingen structureel te vergroten.
– Om de opgelopen voorraad overtredingszaken weg te werken heeft de Rechtspraak bovendien het plan uitgewerkt voor de inrichting van een inloopkamer. Deze inloopkamer is op 1 oktober 2021 gestart en kan naar verwachting in 2022 ongeveer 20.000 overtredingszaken extra afhandelen.
– Ten slotte hebben de partners in de strafrechtketen op de Rechtspraak een klemmend beroep gedaan om ook in 2022 de aanpak voort te zetten om de voorraden terug te dringen, door in zaken die daarvoor in aanmerking komen door een enkelvoudige kamer in plaats van een meervoudige kamer af te laten doen.
5. Tot slot
Er zijn goede resultaten geboekt met het inlopen van de achterstanden bij de vervolging en berechting van misdrijven. Aandachtspunt is dat vooral bij de afdoening van overtredingen en bij de tenuitvoerlegging van werkstraffen en andere sancties nog een forse inhaalslag gemaakt moet worden. Voor de tenuitvoerlegging van sancties (in het bijzonder de werkstraffen) geldt logischerwijs dat sprake is van een na-ijleffect: de tenuitvoerlegging kan uiteraard pas volgen na de bestraffingsbeslissing van OM of Rechtspraak.
Rechtspraak en OM zijn momenteel in gesprek over een plan om ook los van de corona-achterstanden meer structureel de voorraden strafzaken terug te brengen. In het eerste kwartaal van 2022 wordt uw Kamer nader geïnformeerd over de actuele stand van zaken, mede op basis van de beschikbare cijfers over het volledige jaar 2021.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Kamerstuk 29 279, nrs. 601, 614 en 651.↩︎
Kamerstuk 31 753, nr. 200 en 206.↩︎
Kamerstuk 35 434, nr. 3.↩︎
Deze werkwijze wordt in de wandelgangen vaak aangeduid als «telehoren». Vanwege de verwarring die deze term kan wekken in de context van de Tijdelijke wet, wordt de term «telehoren» in de onderhavige brief niet gebruikt.↩︎
Stb. 2021, nr. 447.↩︎
Politie, Openbaar Ministerie, Rechtspraak, Reclassering, Dienst Justitiële Inrichtingen, Slachtoffer Hulp Nederland, Nederlandse Orde van Advocaten.↩︎
Tijdelijke wet COVID-19 JenV, artikel 27 eerste en tweede lid.↩︎
Tijdelijke wet COVID-19 JenV, artikel 27 derde lid.↩︎
Tijdelijke wet COVID-19 JenV, artikel 28.↩︎