Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op 23 november 2021
Brief regering
Nummer: 2021D45730, datum: 2021-11-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: Th.J.A.M. de Bruijn, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Onderdeel van zaak 2021Z21436:
- Indiener: Th.J.A.M. de Bruijn, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2021-2024)
- 2021-11-25 10:35: Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (35925-XVII) (voortzetting) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2021-12-09 13:30: Procedurevergadering (hybride) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2021-2024)
- 2022-01-19 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-01-25 15:35: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (š origineel)
Geachte voorzitter,
Hierbij treft u de schriftelijke antwoorden aan op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op 23 november jl.
De minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking,
Tom de Bruijn
[Ondertekenaar 1] | [Ondertekenaar 2] |
---|
[Ondertekenaar 4] |
---|
Vragen van het lid Klink (VVD)
Vraag 1
Wil de minister organisaties als WomensBizz betrekken bij het opzetten van handelsmissies om het aandeel van deelnemende vrouwelijke ondernemers te verhogen?
Antwoord
Het kabinet vindt dit ook belangrijk. Daarom wordt er een continue dialoog gevoerd met partners en netwerken over internationalisering van vrouwelijke ondernemers, inclusief met organisaties zoals WomensBizz. Hierbij wordt onder andere gesproken over handelsmissies en de deelname daaraan door vrouwelijke ondernemers. Organisaties en netwerken zoals WomensBizz worden aangemoedigd om een bijdrage te leveren aan de doelstelling die beoogt om deelname van vrouwelijk ondernemers aan handelsmissies te verhogen. Ook door de campagne āgroei over grenzenā is hieraan een bijdrage geleverd. Het beleidsstreven van 25% vrouwelijke deelnemers aan handelsmissies is voor startup missies inmiddels behaald.
Vraag 2
Hoe staat het met de implementatie van het Britse Border Operating Model? Hoe staat het met het papierloos certificeren? Krijgen bedrijven nazorg van de Nederlandse overheid nadat de post-Brexit handelsmissies hebben plaats gevonden?
Antwoord
De introductie van het Britse Border Operating Model is sinds 1 januari 2021 gefaseerd van start gegaan, en zal ook in 2022 verder in gebruik genomen worden. Tegelijkertijd wordt gewerkt aan verdere digitalisering van de grensprocedures, waaronder het papierloos certificeren van producten. Nederlandse bedrijven worden doorlopend geĆÆnformeerd over de laatste ontwikkelingen rond het Border Operating Model via onder meer de Brexit Impact Scan alsmede na afloop van handelsmissies.
Vraag 3
Kan een expliciete verbinding gemaakt worden tussen enerzijds het Nederlandse innovatie- en handelsbeleid en anderzijds de integrale, interdepartementale aanpak van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het ministerie voor Buitenlandse Handel Ontwikkelingssamenwerking voor het internationaal opererend bedrijfsleven opdat innovatie daarvan een expliciet onderdeel is?Ā
Antwoord
Ja, innovatie legt een duurzaam fundament voor sterke handelsprestaties. Handel werkt als katalysator voor verspreiding van innovatieve technologieĆ«n, vergroot marktoepassingen en stimuleert de combinatie van kennis. Het kabinet erkent dat handel en innovatie steeds meer hand in hand gaan. Daarom is er de afgelopen tijd interdepartementaal Ć©n in publiek-privaat verband samengewerkt om in kaart te brengen hoe de verbinding tussen de beleidsterreinen kan worden versterkt en waar de aandachtspunten zitten. Deze inzichten zullen ook aan een nieuw kabinet worden meegegeven bij de formulering van de nieuwe handelsagenda.Ā
Vraag 4
Wil de minister toezeggen zich in te zetten (in de EU) voor koppeling van lage importtarieven voor ontwikkelingslanden aan samenwerking bij terugkeer van eigen onderdanen?
Antwoord:
Het kabinet is voorstander van een integrale benadering op het gebied van het versterken van migratiesamenwerking, waaronder terugkeer. Hierbij is een gezamenlijke inzet op EU-niveau van belang. Het voorstel van de Europese Commissie om terugkeer toe te voegen als grond voor mogelijke intrekking van handelspreferenties onder het Algemeen Preferentieel Stelsel (APS) past bij deze aanpak. Tegelijkertijd heeft het kabinet nog de nodige vragen over de uitvoering van dit mechanisme, zoals toegelicht in het BNC-fiche van 29 oktober jl. over de herziening van het Algemeen Preferentieel Stelsel. Het is voor het kabinet belangrijk dat een beoordeling in EU-verband, van een structureel tekortschietende terugkeersamenwerking, gebaseerd wordt op objectieve gronden en op een non-discriminatoire manier plaatsvindt. WTO-conformiteit van het stelsel moet te allen tijde het uitgangspunt zijn. Daarnaast mag de wijze van uitvoering van de toegevoegde intrekkingsgrond niet voorbijgaan aan de hoofddoelstellingen van het APS en dient de proportionaliteit en effectiviteit van de intrekking gewaarborgd te zijn. Hiervoor zal het kabinet zich inzetten bij de behandeling van het Commissie voorstel binnen de Raad.
Vraag 5
Hoe zijn de NDICI-gelden gekoppeld aan het naleven van de afspraken uit het Post Cotonou verdrag?
Antwoord:
In tegenstelling tot bij het huidige Cotonou-verdrag zal er geen directe koppeling meer zijn tussen het Post-Cotonou verdrag en het EU-financieringsinstrumentarium. Onder het Cotonou-verdrag was het Europees Ontwikkelingsfonds specifiek gereserveerd voor de 79 landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS). Vanaf 2021 is er sprake van een breed extern financieringsinstrument, het NDICI, zonder directe koppeling met het Post-Cotonou verdrag. Het toekomstige verdrag zal wel de mogelijkheid bieden om passende, proportionele maatregelen te nemen bij niet-naleving van (onderdelen van) de overeenkomst. Het nieuwe verdrag zal echter, net als het huidige verdrag, niet voorschrijven welke maatregelen moeten worden genomen. Het is aan de afzonderlijke partijen om te bepalen welke maatregelen passend en proportioneel zijn. De EU kan in dergelijke gevallen dus zelf bepalen welke maatregelen genomen kunnen worden en hierbij het volledige EU-instrumentarium inzetten. Indien hier overeenstemming over bestaat binnen de Raad, kunnen er aanpassingen gedaan worden aan financiering vanuit het NDICI. Voor Nederland staat proportionaliteit en effectiviteit voorop bij het bepalen van de eventuele inzet van instrumenten.
Vraag 6
Is de bij IsraĆ«l opgevraagde informatie over het bestempelen van zes Palestijnse NGOās als terreurorganisatie inmiddels gedeeld, en wat is de uitkomst van de uitvraag?
Antwoord:
Het is van belang dat de door Nederland gevraagde informatie zo spoedig mogelijk wordt gedeeld, zodat Nederland een eigen appreciatie kan maken. Het ministerie van Buitenlandse Zaken is geĆÆnformeerd dat het delen van de informatie op korte termijn zal gebeuren, maar heeft de gevraagde informatie nog niet ontvangen. Zie hiervoor ook de antwoorden op de Kamervragen die (afzonderlijk) zijn gesteld door de leden Klink (met kenmerk 2021Z18634), Van der Lee (met kenmerk 2021Z18783), Kuzu (met kenmerk 2021Z18646), en Van Dijk (met kenmerk 2021Z18630).
Vragen van het lid J. Van Dijk (SP)
Vraag 1
Is het kabinet van plan om de gelden voor SRGR en bestrijding van HIV/AIDS op niveau te houden?
Antwoord
Het kabinet blijft inzetten op Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) inclusief HIV/AIDS. Het is juist nu belangrijk in SRGR inclusief HIV/AIDS te blijven investeren. In veel lage-inkomenslanden staat vooral basisgezondheidszorg als gevolg van COVID-19 onder druk. Uit recent onderzoek blijkt dat voor elk COVID-19 sterfgeval, twee sterfgevallen van vrouwen en kinderen staan omdat zij geen zorg kunnen krijgen. Het budget voor SRGR blijft op het zelfde niveau en stijgt zelfs t.o.v. 2020 en 2021.
De Nederlandse financiering voor SRGR inclusief HIV/AIDS, lastens beleidsartikel 3.1, bedraagt in 2022 EUR 529 miljoen Daarvan wordt EUR 70 miljoen specifiek ingezet voor de COVID-19 respons. De extra financiƫle inzet op de respons op COVID-19 gaat niet ten koste van onze reguliere inzet op SRGR, inclusief HIV/AIDS.
Vraag 2
Is de minister het eens dat eventuele aparte voorstellen ten behoeve van handelsverdragen zoals CETA en Mercosur geen knip-en plakwerk dienen te zijn?
Antwoord
Voor een aantal EU handelsakkoorden geldt dat deze als
onderdeel van een breder associatieakkoord zijn onderhandeld of nog
worden onderhandeld. In een associatieakkoord maakt de EU afspraken met
een derde land op meerdere beleidsterreinen. Deze afspraken zien vaak op
de ontwikkeling van de politieke, sociale, culturele, handels- en
veiligheidsrelatie. Het is derhalve niet ongebruikelijk dat een
associatieakkoord ook een handelsgedeelte bevat. Evenmin is het echter
ongebruikelijk dat de EU met een derde land in plaats van een
associatieakkoord afzonderlijke akkoorden sluit over verschillende
onderdelen van de relatie. Dit is bijvoorbeeld recent gebeurd met Japan,
Vietnam en Singapore.
CETA is een handels- en investeringsakkoord dat door een aantal EU lidstaten al is geratificeerd en door een aantal andere lidstaten, waaronder Nederland, nog niet. Er is geen sprake van wijzigingen van de vorm van dit akkoord, waarvan het handelsgedeelte voorlopig wordt toegepast. Voor de onderhandelingen over een akkoord met de Mercosur landen geldt dat het aan de Europese Commissie is om, waar nodig gezamenlijk met de Hoge Vertegenwoordiger, een voorstel te doen aan de Raad ten aanzien van de besluitvorming over dit akkoord, inclusief de vorm daarvan. De Raad besluit hier vervolgens over. Het kabinet zal een positie innemen over een mogelijk akkoord met de Mercosur landen zodra de Commissie een voorstel doet aan de Raad.
Vragen van het lid Hammelburg (D66)
Vraag 1
RVO heeft Nederlandse bedrijven ondersteund om bij te dragen bij de uitvoering van het plannen vanuit het Herstelfonds van EUR 750 mld. in andere EU lidstaten. Zijn er meer soortgelijke plannen voor het komende jaar?
Antwoord
Onze ambassades in Europese lidstaten hebben afgelopen maanden de kansen voor Nederlandse ondernemers in kaart gebracht, voortkomend uit de nationale herstelplannen van het EU herstelfonds. 37% van het totale budget wordt ingezet voor een duurzame transitie. Hier kunnen Nederlandse ondernemers met slimme producten en diensten ook een bijdrage aan leveren. Deze week publiceert de RVO de eerste inzichten op de website. Onze ondernemers worden door de RVO verder geĆÆnformeerd over relevante projecten en aanbestedingen. Ook kunnen zij een beroep doen op de RVO en ons ambassadenetwerk voor verdere ondersteuning bij het verzilveren van concrete kansen.
Vragen van het lid G. Van Dijk (PvdA)
Vraag 1
Om te bevorderen dat de inzet van deze minister ook uitmondt in
effectief beleid, wil ik de minister vragen of hij bereid is om
gendermainstreaming serieus en structureel onderdeel uit te
laten maken van het beleid.
Antwoord
De Tweede Kamer ontving in september dit jaar het rapport
Gender Mainstreaming in the Dutch Ministry of Foreign Affairs
van de IOB met een gezamenlijke reactie van de minister van Buitenlandse
Zaken en van mij op dit rapport. In onze reactie onderkennen wij het
belang en de urgentie van een blijvende inzet op vrouwenrechten en
gendergelijkheid en dat deze zich niet beperkt tot het beleidsterrein
van ontwikkelingssamenwerking. De inzet op vrouwenrechten en
gendergelijkheid is onderdeel van ontwikkelingssamenwerking, maar ook
van de overige onderdelen van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De
IOB-evaluatie prees vooruitgang en moedigt ons aan meer te doen, met
name op het gebied van verdere verankering, verantwoording en
monitoring, evaluatie en leren. Er wordt momenteel aan een actieplan
gewerkt om concreet opvolging te kunnen geven aan de bevindingen en
aanbevelingen.
Daarnaast is er in reactie op een verzoek uit de Eerste Kamer een onderzoek gestart naar de toegevoegde waarde van feministisch buitenlandbeleid voor Nederland. Dit onderzoek is zojuist afgerond en zal binnenkort met u worden gedeeld.
Vraag 2
Hoe kijkt de minister aan tegen het opstellen van een nationaal implementatieplan conform de criteria van het EU Gender Action Plan vergelijkbaar met het Nationaal Actieplan rond Vrouwen, Vrede en Veiligheid?
Antwoord
Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is verantwoordelijk voor het emancipatiebeleid in Nederland en coƶrdineert de binnenlandse beleidscoherentie op gender. De beslissing om een nationaal implementatieplan conform de criteria van het EU Gender Action Plan op te stellen is aan een nieuw kabinet. Het ministerie van Buitenlandse Zaken coƶrdineert de inzet op gendergelijkheid in het Nederlandse buitenlandbeleid en het beleid voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS). Het EU Gender Action Plan (GAP) III kent de doelstelling dat gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen en meisjes tegen 2025 in ten minste 85% van alle nieuwe externe acties een belangrijke doelstelling zal zijn. Het kabinet heeft in het EU GAP III BNC-fiche (januari 2021) aangegeven zich ervoor in te zetten om als EU-lidstaat ook deze GAP III doelstelling te behalen voor eind 2025. De meest recente OESO/DAC data laat zien dat 76% van het Nederlandse ODA-budget heeft bijgedragen aan gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen en meisjes.
Vraag 3
Coherentie is ook nodig voor de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDGās): hoe draagt het kabinetsbeleid bij aan welke ontwikkelingsdoelen? We hebben een brief ontvangen over een effectieve en integrale uitvoering van de SGD agenda en de coƶrdinatie daarop. Deelt de minister de opvatting dat deze coƶrdinatie ook inhoudelijk iets moet gaan voorstellen en dat de coƶrdinerend bewindspersoon dan ook formele bevoegdheden moet hebben om een SDG toets uit te laten voeren?
Antwoord
De toetsing van nieuw beleid aan de duurzame ontwikkelingsdoelen (de SDGās) maakt al deel uit van het Integraal Afwegingskader voor beleid, regel- en wetgeving (IAK). Een coƶrdinerend minister kan dergelijke toetsing bevorderen, maar de uitvoering van toetsing blijft de verantwoordelijkheid van betrokken departementen zelf. Het versterken van de SDG-toets waar u naar verwijst wordt daarnaast ook besproken in het kader van het lopende verbetertraject van het IAK. In de brief van mijn voorganger uit februari waarnaar wordt verwezen zijn een aantal suggesties de revue gepasseerd waarmee de coƶrdinatierol ten aanzien van de nationale SDG-inzet versterkt kan worden. Zo stond hierin aangegeven dat de start van het nieuwe kabinet een goed moment vormt om het Plan van Aanpak uit 2016 te actualiseren en eventueel om te vormen tot een breed gedragen nationale SDG-strategie met een relevante vertaling van subdoelen naar de Nederlandse context. Ook werd hierin gezegd dat het kabinet de mening deelt dat voor een effectieve en integrale uitvoering van de SDG agenda op nationaal niveau de coƶrdinatie van dit deel van de SDG agenda bij een ander ministerie belegd zou moeten worden. Besluiten daarover liggen bij een volgend kabinet.
Vragen van de leden Kuik en Amhaouch (CDA)
Vraag 1
Wat doet de minister precies voor de Jezidi vrouwen die slachtoffer zijn van de gruweldaden van IS, met name de vrouwen die het slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld?
Antwoord
Het kabinet zet zich in voor de bescherming en re-integratie van Jezidi vrouwen die het slachtoffer zijn geworden van ISIS. Zo draagt Nederland sinds 2017 bij aan het meerjarige Yezidi Resilience Programme van Norwegian Peopleās Aid, dat zich richt op verbeterde dienstverlening aan Jezidi vrouwen die seksueel en gender gerelateerd geweld hebben ondergaan, de bevordering van hun rechtsbewustzijn en actieve participatie in de publieke sfeer. Daarnaast draagt Nederland als donor van het UNDP Funding Facility for Stabilisation bij aan de wederopbouw van Sinjar, ter ondersteuning van de terugkeer van Jezidiās naar hun oorspronkelijke woonplaats. Tot slot zet Nederland door samenwerkingen met diverse organisaties stevig in op accountability en bewijsvergaring van ISIS-misdaden tegen Jezidiās.
Vraag 2
Er zijn spanningen in de EU door een tekort aan technische mensen. Hiervoor is een aanvalsplan nodig. Wat is volgens de minister het beeld in Europa en welke kansen en bedreigingen ziet de minister? Hoe kunnen we beter samenwerken?
Antwoord
Technologische ontwikkelingen spelen een steeds belangrijkere rol in de economische betrekkingen en hebben daardoor effect op de internationale handel.
De beschikbaarheid van voldoende technisch gekwalificeerd personeel staat onder druk. Voor verschillende technologieƫn is er op termijn mogelijk een kennistekort in de EU. Oorzaken kunnen liggen in Europese onderwijssystemen, maar ook in de structuren van bijvoorbeeld salariƫring in vergelijking met andere werelddelen.
De minister van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap werkt in samenwerking met het ministerie van Sociale Zaken & Werkgelegenheid en het ministerie van Economische Zaken & Klimaat aan onderzoek naar arbeidsmarkttekorten in de ICT- en technieksector. Bovengenoemde ministeries zijn primair verantwoordelijk voor het arbeidsmarktbeleid op de Europese interne markt.
Vragen van het lid Van der Lee (GL)
Vraag 1
Ten aanzien van de EU bossenwet: gaat Nederland zorgen dat deze bossenwet ambitieus genoeg is?
Antwoord
Nederland heeft de afgelopen jaren, samen met gelijkgezinde landen uit het Amsterdam Declarations Partnership, herhaaldelijk aangedrongen op effectieve EU-maatregelen om ontbossing tegen te gaan. Nu er een concreet wetsvoorstel (EU-verordening) ligt zal Nederland zich in het vervolgproces blijven inzetten voor ambitieuze invulling van dit wetsvoorstel.
Vraag 2
Producten afkomstig uit landen waar ontbossing plaatsvindt dienen kritischer te worden beoordeeld. Onze zorg is dat taxatie gebaseerd zal zijn op een onderscheid tussen risicovolle en risico-arme landen. Maar dan gaat er handel lopen via laag-risico landen, ten koste van gelijke behandeling. Bovendien zouden door een dergelijk onderscheid witwas-prikkels kunnen ontstaan. Hoe wil de minister dit voorkomen en hoe wil de minister gelijke behandeling waarborgen?
Antwoord
Het kabinet zal, onder leiding van LNV, in de komende weken een appreciatie van de relevante concept EU-verordening opstellen. Uw Kamer wordt hierover zoals gebruikelijk via een BNC-fiche geĆÆnformeerd. De appreciatie ziet zeker toe op de door de Europese Commissie gekozen systematiek en voorziene uitwerking van een hoog- en laag-risico inschaling van productielanden.
Vraag 3
Is de minister bereid meer prioriteit te geven aan lokaal eigenaarschap Ʃn context-specifieke programmering?
Antwoord
Ja. Meer aandacht voor lokaal eigenaarschap is onderdeel van het ontwikkelingsbeleid. Mede onder invloed van COVID-19 wordt de lokaliseringsagenda, zowel bij humanitaire hulp als bij de ontwikkelingsprogrammering, voortvarend doorgevoerd. Dit zal ook zichtbaar zijn in de nieuwe Meerjarige Landen Strategieƫn, die na aantreden van een volgend kabinet geschreven zullen worden. Overigens houdt het kabinet vast aan het uitgangspunt dat kanaalkeuze wordt bepaald op basis van efficiency en effectiviteit, en niet op basis van streefcijfers.
Vragen van het lid Ceder (CU)
Vraag 1
Wil de minister zich inzetten om de SDG-toets (neveneffecten) standaard te verplichten bij alle wetsvoorstellen van de vijf belangrijkste coherentie ministeries?
Antwoord
Het kabinet vindt beleidscoherentie belangrijk, omdat het realisatie van de SDGās dichterbij brengt, zowel in binnen- als in buitenland. Daarom is toetsing van nieuw beleid aan de SDGās ook nu reeds onderdeel van het Integraal Afwegingskader (IAK). Dit is de verantwoordelijkheid van alle ministeries afzonderlijk. Momenteel onderzoekt een interdepartementale werkgroep hoe het IAK en de toepassing ervan verder verbeterd en versimpeld kunnen worden. Zie ook het antwoord op vraag 3 van het lid Van Dijk van de PvdA.
Vraag 2
Kan de minister inzet en voortgangsrapportage op Leave No One Behind (LNOB) weer oppakken over mensen met een beperking? Kan de minister toezeggen om in programmaās expliciet aandacht te besteden aan kinderen en jongeren met een beperking?
Antwoord
Uw Kamer ontving op 2 juli 2019 (kamerstuk 33 625 nr. 286) en 28 augustus 2020 (kamerstuk 34 952 nr. 116) brieven waarin voorbeelden werden genoemd hoe mensen met een beperking worden ondersteund binnen diverse programmaās. Mensen met een beperking vormen namelijk geen aparte doelgroep in het Nederlands BHOS-beleid en daarom wordt hierover ook niet separaat gerapporteerd. Steun aan kinderen en jongeren met een beperking is onderdeel van de bredere Leave No One Behind agenda om ook hen die het meest zijn achtergesteld perspectief te bieden. Deze groep ontvangt dan ook steun binnen diverse programmaās.
Vraag 3
Weet de minister inmiddels wat realistisch, wenselijk en haalbaar is inzake het tegengaan van weeshuistoerisme?
Antwoord
Inmiddels zijn de reisadviezen van het ministerie voor landen waar veel weeshuistoerisme plaatsvindt aangepast. De sector is verder aan de slag gegaan met bewustwording via een mediacampagne, met name gericht op jongeren die vanuit goede bedoelingen op pad gaan. Ook is vanuit het ministerie hier aandacht aan gegeven.
Voortgang op het gebied van aanpassing wet- en regelgeving vergt meer tijd en interdepartementale afstemming. Volgend jaar zal het kabinet hier verder gevolg aan geven. Uw Kamer zal hierover uiteraard worden geĆÆnformeerd.
Vragen van het lid Teunissen (PvdD)
Vraag 1
Ontbossing en COP 26: wat is nu het plan om het aandeel van Nederlandse bedrijven aan natuurvernietiging die plaatsvindt tegen te gaan?
Antwoord
Het is inderdaad verontrustend en teleurstellend dat de ontbossing in natuurgebieden als de Amazone, met name in BraziliĆ«, zo sterk blijft toenemen. Het kabinet heeft BraziliĆ« de afgelopen jaren samen met de EU en andere gelijkgezinde landen herhaaldelijk aangesproken op deze zorgwekkende trend. Helaas nog zonder voldoende resultaat, maar deze dialoog zal in het licht van de Glasgow Declaration on Forests and Land Use met hernieuwde energie worden voortgezet. Tegelijkertijd zijn in BraziliĆ« en omliggende landen ook positieve ontwikkelingen ter verduurzaming van de landbouw, veeteelt en overig landgebruik gaande, waarin diverse bedrijven, investeerders, maatschappelijke organisaties en overheidsinstellingen een rol spelen. Nederland steunt die ontwikkelingen via enkele programmaās, o.a. in de Braziliaanse deelstaten Mato Grosso en ParĆ”. Deze constructieve samenwerking moeten we blijven versterken, met betrokkenheid van alle belanghebbenden, waaronder uiteraard ook Nederlandse organisaties en bedrijven.
Naast dialoog en samenwerking, wordt in EU-verband ook actie ondernomen op het gebied van regelgeving, om de transitie naar duurzame handelsketens te bespoedigen. Vorige week is een voorstel voor een EU-verordening m.b.t. het op de markt brengen van producten gerelateerd aan ontbossing en bosdegradatie gepubliceerd. Dit is een belangrijk instrument, waarmee de EU ontbossing kan helpen terugdringen en de daaraan gerelateerde voetafdruk van alle Europese ā en dus ook Nederlandse ā bedrijven kan helpen minimaliseren.
Vraag 2
Activiteiten van Friesland Campina in Burkina Faso: Welke mogelijkheden ziet de minister om voedseldumping en oneerlijke concurrentie te voorkomen en in te zetten op zelfredzame voedselzekerheid in het mondiale Zuiden.
Antwoord
Door de snel groeiende bevolking in West-Afrika, waaronder Burkina Faso, neemt ook de vraag naar melkproducten snel toe. De lokale productie blijft achter bij deze vraag. Bovendien kampt de sector met relatief hoge productie- en investeringskosten vanwege gebrekkige infrastructuur, onvoldoende logistieke capaciteit en lage productiviteit. De West-Afrikaanse landen hebben bij het aangaan van het Economic Partnership Agreement (EPA) met de EU daarom de tarieven voor geconcentreerde melk en melkpoeder grotendeels geliberaliseerd. Melk wordt gezien als een essentieel voedingsproduct voor kinderen en armere bevolkingsgroepen. De tariefliberalisering in het EPA wordt geflankeerd door technische assistentie van de EU om de melkproductie in Afrika te vergroten.
De afspraken in het Economic Partnership Agreement āzowel het EPA met West-Afrika als de andere EPAās die de EU met Afrikaanse landen overeen gekomen is - laten de mogelijkheden voor de Afrikaanse landen om maatregelen te nemen tegen dumping onverlet. Ook kunnen deze landen besluiten de import van deze producten tijdelijk te beperken als sprake is van marktverstoring of een bedreiging voor de eigen industrie. De WTO-afspraken hierover maken deel uit van de Economic Partnerhip Agreement.Ā
Tegelijkertijd zet het kabinet in op lokale landbouwontwikkeling en voedselzekerheid in minst ontwikkelde landen, waar onder Burkina Faso, conform de kamerbrief āOp weg naar een wereld zonder honger in 2030: de Nederlandse inzetā (Kamerstuk 33625 nr. 280).
Vragen van het lid Koekkoek (Volt)
Vraag 1
Voorkomen is beter dan genezen; kan de minister laten weten welke overwegingen ten grondslag liggen aan de dalingen in klimaatinvesteringen in het BHOS budget van 2023 en 2024?
Antwoord
Het kabinet heeft de publieke klimaatfinanciering voor 2022 met 10% verhoogd tot EUR 660 miljoen. De daling in 2023 en 2024 is het gevolg van gedaalde BNI ten tijde van de COVID-crisis in 2020. Dit is toegelicht in de Miljoenennota en BHOS-begroting 2021. Gelet op het belang van klimaat(financiering) ā mede in het licht van COP26 die begin november 2021 plaatsvond ā zijn deze zomer voor 2021 en 2022 extra middelen ter beschikking gesteld voor beleidsartikel 2.3 klimaat. Het is aan een volgend kabinet om besluiten te nemen over toekomstige bijdragen.
Vraag 2
Welk percentage van de COVID-19 investeringen wordt ingezet voor groen herstel? VN stelt 20% voor, volgen we dat als Nederland?
Antwoord
De wekelijks bijgewerkte database van de Global Recovery Observatory - Oxford University Economic Recovery Project laat zien dat 21,5% van de mondiale herstelfinanciering als groen aangemerkt kan worden. De extra COVID-19 investeringen vanuit het BHOS-budget betroffen noodmaatregelen, deze waren niet specifiek gericht op groen herstel.
Vraag 3
Wereldwijd is sprake van een neerwaartse trend op het gebied van mensenrechten, democratie en de rechtsorde. Tegelijkertijd investeert Nederland in het kader van migratiemanagement veel geld in samenwerking met autoritaire regimes. Dit spreekt elkaar tegen, zeker als we de investeringen in het maatschappelijk middenveld in de begroting verlagen. Hoe verantwoordt de minister deze verlaging?
Antwoord
Er is geen sprake van een verlaging van de investering in het maatschappelijk middenveld. Zie ook het antwoord op vraag 3 van het lid Stoffer. Ook is er geen sprake van directe financiering van nationale of lokale overheden, ook niet in het kader van migratiesamenwerking. Overigens is er geen tegenstijdigheid tussen het investeren in maatschappelijk middenveld en migratiesamenwerking: er wordt in veel landen nauw samengewerkt met maatschappelijke organisaties in het kader van migratiesamenwerking en opvang in de regio. Op basis van het Subsidiebeleidskader Migratie & Ontwikkeling 2019-2022 wordt EUR 35 miljoen geĆÆnvesteerd in internationale, nationale en lokale maatschappelijke organisaties voor opvang in de regio en EUR 6 miljoen voor migratiesamenwerking, in voorgenoemde periode.
Vraag 4
Kan de minister aangeven waar deze fondsen dan wel in geĆÆnvesteerd worden?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 3.
Vraag 5
Inzetten op preventie betekent ook investeren in de nieuwe generatie. Dit zien we echter nog weinig terug in de huidige begroting. Hoe zet de begroting in op onderwijs en psychische gezondheidszorg?
Antwoord
Het kabinet plaatst jongeren in toenemende mate in het hart van het beleid voor internationale samenwerking. Met de Youth at Heart strategie investeert Nederland in onderwijs en werk. Daarnaast zet het Kabinet in op betekenisvolle participatie van jongeren, onder andere middels een internationale Jongerenadviescommissie. De Ambassadeur voor Jongeren, onderwijs en werk draagt deze agenda ook internationaal uit. Daarnaast werkt het Kabinet nauw samen met de jongerenambassadeur voor Seksuele en Reproductieve Rechten (SRGR), Gendergelijkheid en Keuzevrijheid.
Nederland draagt in 2022 bij aan onderwijs via onder meer het Global Partnership for Education, Education Cannot Wait, Internationaal beroeps- en hoger onderwijsprogrammaās en onderwijs voor vluchtelingen en gastgemeenschappen in het kader van Prospects. Voor 2022 is een bedrag van ca. EUR 124 miljoen begroot. Daarnaast komen ook percentages van de Nederlandse on-geoormerkte core financiering aan verschillende VN-instellingen (UNICEF, UNHCR, CERF) en multilaterale ontwikkelingsbanken (zoals WB) ten goede aan onderwijs.
Nederland is internationaal pleitbezorger voor integratie van Geestelijke Zorg en Psychosociale Steun (Mental Health and Psychosocial Support, MHPSS) in fragiele en conflictgebieden, en streeft dit ook zelf na. Daarbij gaat het onder andere ook om integratie in noodhulp en in programmaās om kinderen en jongeren in noodsituaties toegang tot onderwijs te bieden, net als in programmaās voor opvang in de regio en in conflictpreventie en vredesopbouw. Nederland verkiest integratie boven afzonderlijke programmaās omdat dit effectiever en haalbaarder is, en beter opschaalbaar. Bovendien kan zo veelal sneller en effectiever toegang worden geboden tot MHPSS aan door crisis getroffen mensen.
Het grootste deel van de Nederlandse humanitaire hulp wordt ongeoormerkt verstrekt. Met uitvoerende organisaties wordt met regelmaat gesproken over de noodzaak MHPSS in hun werk te verweven. Specifiek op MHPSS financiert Nederland met noodhulpmiddelen enkele programmaās om integratie van MHPSS in crisisrespons te faciliteren: de inzet van MHPSS-experts op aanvraag van samenwerkende hulporganisaties, en de ontwikkeling van een Minimum Dienstenpakket voor MHPSS. Voor deze beide faciliterende programmaās is in 2022 ruim EUR 2 miljoen gereserveerd.
Vraag 6
Ziet de minister hier nog verbetermogelijkheden?
Antwoord
Nederland zet zich actief in voor integratie van Geestelijke Zorg en Psychosociale Steun (Mental Health and Psychosocial Support, MHPSS) in crisis respons ook door andere grote donoren en financiers en door nationale autoriteiten. Hoe breder het belang van (nog steeds gestigmatiseerde) geestelijke gezondheid en psychosociaal welzijn wordt onderkend, hoe steviger het draagvlak en de programmatische en financiƫle ruimte wordt voor een aanpak waar MHPSS in verweven is. Nederland spant zich daarom in om ook onder meer VN vredesopbouworganisaties en de Wereldbank en grote Fondsen nadrukkelijker en structureler te laten werken aan toegang tot MHPSS. Dit is primair een politieke en diplomatieke inzet, die financieel wordt ondersteund met gerichte faciliterende en aanjagende initiatieven. Deze inzet blijft de komende jaren noodzakelijk. Erkenning van het belang van psychosociaal welzijn neemt toe, maar de psychische noden wereldwijd evenzeer. Speciaal aandachtspunt is de komende periode de benodigde capaciteit om aan de toegenomen vraag naar kwalitatieve MHPSS te kunnen voldoen.
Vraag 7
Hoe staat de minister tegenover het aanstellen van een internationaal coƶrdinator kinderrechten?
Antwoord
Binnen ontwikkelingssamenwerking richten wij ons in diverse programmaās op het verbeteren van het leven van kinderen. Kinderrechten worden daarmee nu reeds genoeg gewaarborgd in beleid. Ik denk niet dat een internationaal coƶrdinator kinderrechten iets toevoegt aan de bestaande inzet. Ā
Vraag 8
Het ODA-budget wordt nog steeds ingezet voor niet-ontwikkelingsrelevante uitgaven, zoals de eerstejaarskosten van Nederlandse asielopvang. Hoe verklaart de minister dat deze onder het ontwikkelingsbudget gerekend worden en niet onder de begroting van Justitie & Veiligheid?
Antwoord
Op basis van OESO/DAC-richtlijnen worden de kosten voor opvang van asielzoekers uit DAC-landen voor maximaal 12 maanden toegerekend aan ODA. Steun aan vluchtelingen kan namelijk worden beschouwd als een vorm van humanitaire hulp. Omdat het ministerie van J&V verantwoordelijk is, staan de kosten voor asielopvang op de begroting van J&V en niet op de begroting van BHOS.
Vraag 9
Daarnaast zien we dat het Nederlandse vluchtelingenbeleid voornamelijk inzet op opvang in de regio. Aan de ene kant begrijpelijk, omdat veel vluchtelingen sowieso in de regio zullen blijven. Dit zet echter extra druk op regioās die al onder druk staan. Dit leidt tot meer instabiliteit en dus op termijn tot meer vluchtelingen. Hoe verklaart de minister in dit licht de bezuinigingen op het budget voor opvang in de regio?
Antwoord
Er is geen sprake van bezuinigingen op budget voor opvang in de regio. Het begrote bedrag voor opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking is in 2022 EUR 15 miljoen minder dan in 2021 omdat het begrote bedrag voor 2021 incidenteel is opgehoogd met in totaal EUR 15 miljoen Dit betreft EUR 5 miljoen naar aanleiding van amendement 35570 XVII nr. 11 van het lid Bouali c.s. over opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio. Voorts gaat het om een eenmalige extra bijdrage van EUR 10 miljoen in 2021 voor cash assistance via UNHCR aan zwaar getroffen vluchtelingen en gastgemeenschappen in Libanon ā in aanvulling op de lopende Prospects activiteiten in Libanon.
Vraag 10
Welke stappen wil de minister ondernemen om te zorgen dat er voldoende financiƫle steun is voor lokale organisaties?
Antwoord
FinanciĆ«le steun voor lokale organisaties wordt ook gegeven via het Prospects Partnerschap. De internationale organisaties van dit partnerschap werken nl ook samen met lokale organisaties, die daarmee op indirecte wijze financiĆ«le steun ontvangen. Daarnaast wordt via het Subsidiebeleidskader Migratie & Ontwikkeling 2019-2022 ook direct steun aan nationale/lokale ngoās gegeven.
Vragen van het lid Eppink (JA21)
Vraag 1
Het hulpbeleid is ingebed in een ondoorzichtig netwerk van NGOās. Kan de minister mij een lijst doen toekomen van NGOās in zijn sector en de bedragen die worden verstrekt aan subsidie?
Antwoord
Het OS-beleid voeren we uit met een diversiteit aan partners, zoals multilaterale instellingen, ngoās en bedrijven. Het kabinet stuurt bij de keuze van zijn partners op effectiviteit en efficiĆ«ntie om de thematische resultaten te bereiken, en niet op de verdeling van geldstromen over type organisaties. De activiteiten en de resultaten op het gebied van Ontwikkelingssamenwerking worden via www.nlontwikkelingssamenwerking.nl voor een breed publiek inzichtelijk gemaakt. Hier vindt u welke activiteiten en organisaties worden ondersteund via ontwikkelingssamenwerking en de bijbehorende bedragen.
Vragen van het lid Stoffer (SGP)
Vraag 1
Beaamt de minister dat de kosten van opvang van eerstejaars asielzoekers verspreid moeten worden over alle betrokken departementen en niet alleen op de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking moet rusten?
Antwoord
Op basis van OESO/DAC-richtlijnen worden de kosten voor opvang van asielzoekers uit DAC-landen voor maximaal 12 maanden toegerekend aan ODA. Omdat het ministerie van Justitie en Veiligheid verantwoordelijk is, staan de kosten voor asielopvang op de begroting van het ministerie van Justitie en Veiligheid en niet op de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Vraag 2
Zou de minister kunnen ingaan op specifieke klimaatactie in landen als Ivoorkust en Benin?
Antwoord
In Ivoorkust en Benin ondersteunt Nederland het Partnerschap Benkadi, waarbij ook de stichting Woord en Daad betrokken is. Dit partnerschap richt zich onder andere op het tegengaan van ontbossing en kusterosie. Verder ondersteunt Nederland in Ivoorkust het landschapsprogramma van IDH ter voorkoming van ontbossing en verduurzaming cacaoproductie van lokale boeren. Graag wil ik hierbij ook verwijzen naar het klimaatdashboard van Buitenlandse Zaken waar per land en regio informatie beschikbaar is over programmaās binnen de klimaatfinanciering.
Vraag 3
Wil de minister verkennen hoe breed er binnen OS publiek geld gebruikt kan worden als hefboom voor private financiering?
Antwoord
ODA als hefboom voor private financiering maakt onderdeel uit van het OS-beleid. Het mobiliseren van private investeringen is nodig om de duurzame ontwikkelingsdoelen en de afspraken van het Parijs-akkoord te behalen. Waar mogelijk wordt hierop ingezet. Dat is het geval in sectoren met een (potentieel) verdienmodel, zoals infrastructuur, micro-, MKB- en agrofinanciering, klimaatmitigatie- en adaptatie en duurzame energie. De met publiek geld gemobiliseerde private financiering van OS-programmaās wordt als onderdeel van de resultatenkaders ook jaarlijks gemeten.
Vraag 4
Wil de minister ernaar streven dat de helft van het OS budget rechtstreeks naar NGOās en maatschappelijke organisaties vloeit?
Antwoord
Het kabinet stuurt bij de keuze van haar partners op effectiviteit en efficiƫntie om de thematische resultaten te bereiken, en niet op de verdeling van geldstromen over uitvoeringskanalen. Er is daarom geen sprake van een procentverdeling naar NGO, multilateraal etc. Achteraf kan worden aangegeven via welke kanalen dit is gefinancierd. Als je alleen kijkt naar het ODA-budget op de BHOS-begroting is in 2020 ruim 27% ingezet via het maatschappelijk middenveld. Dat geldt ook voor de afgelopen vier jaar.
Daarnaast gaat er additioneel een aanzienlijk deel van ODA-uitgaven naar maatschappelijke organisaties via andere kanalen, dus indirect, via bijvoorbeeld Publiek Private Partnerschappen, netwerken en Multilaterale organisaties omdat (ook) zij uitvoering geven aan activiteiten via deze maatschappelijke organisaties. Het eigenlijke percentage dat naar maatschappelijke organisaties gaat is dus in werkelijkheid nog hoger. Deze indirecte uitgaven worden niet meegerekend in de gerapporteerde percentages.
Vraag 5
Is de minister het eens dat het niet zo kan zijn dat banken veel humanitaire hulp beperken als gevolg van sanctieregimes?
Antwoord
Ja, het kabinet is het eens dat het niet het doel is van sanctieregimes om humanitaire hulp te beperken. EU-sanctieregimes zijn daarom ook altijd in overeenstemming met internationaal recht, en bevatten waar nodig bovendien uitzonderingsgronden voor humanitaire hulporganisaties.
Om eventuele hinder met betrekking tot toegang tot financiering voor maatschappelijke organisaties te adresseren, vindt tevens een geregeld overleg plaats met het ministerie van Financiƫn, het ministerie van Buitenlandse Zaken, de Nederlandse bankensector en maatschappelijk organisaties gericht op het kaart in brengen van mogelijke negatieve gevolgen die maatschappelijke organisaties ervaren als gevolg van anti-witwasbeleid, contra-terrorismefinancieringsmaatregelen en sanctieregimes. Hierbij wordt er gezamenlijk toegewerkt naar praktische oplossingen. Dergelijke overleggen vinden op gebied van sancties ook op Europees niveau plaats, waar sanctieregimes ingesteld en bepaald worden.
Vraag 6
Wil de minister een internationaal onderzoek bevorderen naar dwang of drang tegen vrouwen om een abortus te ondergaan
Antwoord
Het kabinet is tegen elke vorm van gedwongen abortus, inclusief abortus gebaseerd op sekse en spant zich er voor in om dit tegen te gaan. Nederland zet zich al decennialang actief in voor keuzevrijheid en voor het aanpakken van grondoorzaken van genderongelijkheid en genderdiscriminatie als ook grondoorzaken van son preference die leidt tot sekseselectie voor de geboorte. Gendercide is geen nieuw fenomeen en onder andere de VN, EU en het Guttmacher Institute publiceerden rapporten inzake gedwongen abortus. Deze rapporten heb ik op 5 oktober 2021, conform mijn toezegging tijdens Notaoverleg d.d. 27 september, met uw kamer gedeeld. Ik zie op dit moment dan ook geen noodzaak aanvullend internationaal onderzoek te bevorderen
Vragen van het lid Van Haga (GroepvanHaga)
Vraag 1
Wat bedoelt de minister met groen en inclusief herstel in de nasleep van de COVID-19 pandemie? Wat gaan we anders doen en welke concrete maatregelen heeft de minister inmiddels genomen?
Antwoord
Met de gecombineerde agenda voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking streeft het kabinet naar duurzame en inclusieve groei in Nederland, in ontwikkelingslanden en wereldwijd in overeenstemming met internationale afspraken over klimaatverandering en de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDGās). Met onder andere als actielijnen internationale klimaatactie en het mobiliseren van de private sector ten behoeve van de SDGās.
De term groen en inclusief herstel staat voor een benadering waar, bij het investeren in economisch herstel, tevens uitdagingen op het gebied van klimaat en ongelijkheid worden aangepakt. Het kabinet heeft dit internationaal geagendeerd bij de multilaterale financiƫle instellingen, zoals de Wereldbank, die de grootste herstelfinanciering kunnen bieden aan ontwikkelingslanden. Ook heeft het kabinet technische assistentie ter beschikking gesteld van ontwikkelingslanden om te identificeren waar hiertoe kansen liggen om vervolgens deze kansen ook te benutten.
De inzet op economische diplomatie ligt in het verlengde van de strategie van VNO-NCW om het Nederlands bedrijfsleven beter en duurzamer uit deze crisis te laten groeien.
Vraag 2
Britten hebben in het belang van het Verenigd Koninkrijk de EU verlaten. Kan de minister aangeven hoe het gaat met de huidige handelsstromen, waar op dit moment de pijn zit en wat voor last we hier als Nederland van hebben?
Antwoord
Het CBS berekende dat de handel met het VK in 2020 voor 26 mld bij heeft gedragen aan het NLse BBP (zgn. toegevoegde waarde van de export). In 2020 bedroeg de totale export van Nederland naar het VK 57,3 mld euro (een daling van 9 % tov 2019) en de import uit het VK bedroeg 45,1 mld (een daling van 14,9 % tov 2019). Het belang van het VK voor de NLse economie is de afgelopen jaren in anticipatie op de Brexit afgenomen. Desondanks blijft het VK in 2020 op basis van de toegevoegde waarde van de export na Duitsland de belangrijkste exportbestemming van NL.
Sinds 1 januari jl. gelden met het aflopen van de Brexit-overgangsperiode de EU-regels niet meer voor het VK, en is het VK geen onderdeel meer van de interne markt en de douane-unie, wat gevolgen heeft voor markttoegang en handel van zowel goederen als diensten. Dit merken ook Nederlandse exporterende bedrijven, die te maken hebben met toegenomen administratieve lasten. Inmiddels heeft een groot deel daarvan inmiddels een passende oplossing gevonden. De Nederlandse overheid blijft zich actief inzetten voor voorlichting en ondersteuning aan het Nederlands bedrijfsleven in dit verband. Zo wordt gewerkt aan verdere digitalisering van de grensprocedures, waaronder het papierloos certificeren van producten.
Vraag 3
Om hoeveel geld gaat de inzet van het kabinet om zorgmedewerkers in Afghanistan te betalen en wat is de overweging om dit te doen.
Antwoord
Zoals aangegeven in de Kamerbrief āToekomstige hulp aan en inzet in Afghanistanā van 16 november jl. (Kamerstuk 2021D34334) wordt in internationaal verband gesproken over de wenselijkheid en mogelijkheden om bij te dragen aan de verlening van basisdiensten in de onderwijs- en gezondheidssector in Afghanistan.
Zoals in de genoemde Kamerbrief wordt geschetst, staat het kabinet hierbij voor een dilemma. Steun verlenen voor het in stand houden van basisdiensten zou betekenen dat internationale donoren taken financieren die de Taliban, als zelfbenoemde autoriteiten in Afghanistan, zelf zouden moeten uitvoeren. Daarmee kan het beeld ontstaan dat de Taliban als gevolg van deze steun (deels) wordt ontslagen van haar verantwoordelijkheden. Het kabinet acht dit onwenselijk.
Tegelijkertijd hebben internationale organisaties zoals de VN herhaaldelijk aangegeven dat de infrastructuur voor het verlenen van basisdiensten in Afghanistan onder grote druk staat en dreigt te bezwijken. Dat scenario is niet in het belang van Nederland aangezien het kan leiden tot verder toenemende humanitaire noden, irreguliere migratiestromen en meer speelruimte voor terroristen.