[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de voorhang nieuwe vaststelling en wijziging Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden (Kamerstuk 28973-248)

Toekomst veehouderij

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2021D48415, datum: 2021-12-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2021D48415).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2021Z21378:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2021D48415 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de Voorhang nieuwe vaststelling en wijziging Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden (Kamerstuk 28 973, nr. 248).

De fungerend voorzitter van de commissie,
Kuiken

De adjunct-griffier van de commissie,
Goorden

Inhoudsopgave blz.
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie 3
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie 4
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie 4
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie 5
II Antwoord/reactie van de Minister 5

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de ontwerp-Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden (Rpav), beter bekend als de eerste tranche van de «Maatregel gerichte opkoop». Deze leden hebben daar enkele vragen en opmerkingen over.

De leden van de VVD-fractie hechten er allereerst waarde aan om te benadrukken dat het verkopen van het agrarische bedrijf vaak een moeilijke keuze is voor de boer. Boerenbedrijven zijn immers vaak al generaties in handen van boerenfamilies. Stoppen is dan altijd een emotionele, ingrijpende en zware afweging voor boerenondernemers. Tegelijkertijd zijn deze leden hoopvol dat met de gerichte opkoop van veehouderijen stikstofruimte beschikbaar komt ten behoeve van het legalisatieprogramma in het kader van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) gemelde en meldingsvrije activiteiten. Hoeveel PAS-melders verwacht de Minister met deze eerste tranche te legaliseren?

De leden van de VVD-fractie willen hier nogmaals aangeven het onwenselijk te vinden dat bij deze eerste tranche sprake is van het zogenoemde beroepsverbod. Dit onderwerp is tijdens de plenaire begrotingsbehandeling van vorige week al even aan de orde geweest. Deze leden vragen de Minister of zij nogmaals helder uiteen kan zetten waarom dit beroepsverbod geldt bij deze eerste tranche. Kan zij expliciet toezeggen dat er bij de tweede tranche geen sprake meer zal zijn van een beroepsverbod?

De leden van de VVD-fractie vragen de Minister hoeveel stoppende bedrijven in de afgelopen tijd zijn uitgekocht met deze regeling. Hoeveel verwacht de Minister er met de aanvullende middelen te bedienen? Wanneer komt naar verwachting de tweede tranche?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de ontwerp-Rpav en hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie vernemen dat het subsidieplafond voor de Rpav is verhoogd met 133,4 miljoen euro resterend budget van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv). Deze leden lezen daarbij dat de Minister de afgelopen maanden met provincies heeft geprobeerd om de effectiviteit van de Rpav te vergroten. Hoeveel meer opkoop verwacht de Minister te realiseren met het overhevelen van de gelden van de Srv naar de Rpav? Tegen welke knelpunten lopen provincies nu vooral aan? Kan de Minister toelichten per maatregel waarom ze die specifieke wijziging precies heeft doorgevoerd?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel en hebben hier enkele vragen en opmerkingen bij.

De leden van de GroenLinks-fractie kunnen zich vinden in het doel om natuurgebieden te beschermen door nabijgelegen veehouderijen uit te kopen. Het is een dure maatregel, die niet nodig was geweest als we in de afgelopen decennia veel selectiever waren geweest met vergunningen voor uitbreiding. Die keuze maakt het helaas noodzakelijk om het nu met veel geld op te lossen. Dát er iets moet gebeuren staat natuurlijk wel vast en dat we het beste emissies kunnen terugdringen door een afname van de veestapel, is eveneens evident. Daarom zullen deze leden het voorstel ook steunen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben wel een aantal vragen met betrekking tot de uitvoering. Nederland zucht onder een zware deken van stikstof, die zich verplaatst met de wind en in het hele land schadelijk is voor mens en natuur. Dit wordt juridisch nijpend in en nabij natuurgebieden, maar nergens in het land zijn extra stikstofemissies welkom. Deze leden hebben moeten vaststellen dat provincies in het recente verleden veehouderijen met veel gemeenschapsgeld hebben uitgekocht om andere activiteiten, boekhoudkundig gezien, stikstofneutraal te faciliteren. Maar een «overschot» aan stikstofrechten is vervolgens weer aan de hoogst biedende verkocht. Is dit ook mogelijk met de nu voorgestelde regeling? Hoe voorkomen we dat we het stikstofprobleem vooral verplaatsen, geografisch of in de tijd, in plaats van oplossen? Hoe zorgt dit voorstel ervoor dat elke euro gemeenschapsgeld ook tot een maximale afname van niet alleen de depositie in Natura 2000-gebieden leidt maar ook tot een maximale afname in totale emissies? Is de nu voorgestelde regeling hier voldoende voor ingericht? Is het mogelijk dat een boer tegen een betaling wel zijn koeien of varkens inlevert maar hier geiten of andere dieren voor in de plaats neemt? Wat gebeurt er met het land als een bedrijf is overgenomen en beëindigd? Is het wel de bedoeling om vooral de grote problemen in de natuur op te lossen of is de regeling vooral bedoeld om infrastructuur of andere nieuwe vervuilers te faciliteren? Als dat laatste mogelijk is met deze regeling, moet dat dan met geld uit de LNV-begroting? Is het in dat geval niet aan de initiatiefnemer (provincie, Infrastructuur en Waterstaat, bedrijven, en dergelijken) om hiervoor zelf budget vrij te maken? Hoe past dit dan in een gezamenlijke regeling? Hoe voorkomen we concurrentie tussen overheden? Zijn de gebiedsprocessen leidend?

Ten slotte hebben de leden van de GroenLinks-fractie nog een vraag over de bedragen. Het maximale bedrag per mol wordt verdubbeld. Is dit nodig? Is het nieuwe maximum in de praktijk ook gelijk het nieuwe minimum? Hoe verhoudt zich dit tot de marktprijzen? Werkt dit prijsopdrijvend? En als de vraagprijs van een boer (fors) hoger is dan de gangbare marktprijs, is onteigening dan niet een voordeliger middel? Hoe verhoudt deze regeling zich tot het middel van onteigening? Ten slotte vragen deze leden wat de gevolgen zijn van een regeling per mol depositie versus een regeling per uitstoot. Wat zijn hier de gevolgen van voor de markt, de natuur en de boer?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de ontwerp-Rpav, beter bekend als (de eerste tranche van) de Maatregel gerichte opkoop. Deze leden steunen het streven van de Minister om meer veehouderijen te kunnen opkopen en daaraan de voorwaarde te verbinden dat de betreffende veehouder niet elders opnieuw een bedrijf zal beginnen. Maar tegelijk moeten zij op basis van de begeleidende brief wederom constateren dat het hoofddoel ook nu weer is om zo snel mogelijk zo veel mogelijk «stikstofruimte» opnieuw uit te geven. Veehouderijen worden niet uitgekocht om de druk op de natuur te verminderen, maar om economische activiteiten te kunnen oppakken en PAS-melders te legaliseren.

In de toelichting op de regeling noemt de Minister het ongewenst als na een aankoop en sluiting van een veehouderijvestiging elders opnieuw een veehouderij wordt gevestigd, met het oog op de bredere stikstofproblematiek. Dit geldt wat de leden van de Partij voor de Dieren-fractie betreft niet alleen voor deze eerste tranche van de Maatregel gerichte opkoop, maar voor alle uitkoopregelingen waarbij met veel belastinggeld de problemen te lijf worden gegaan die zijn veroorzaakt door jarenlang uitgeven van veel te veel vergunningen. Deze leden roepen de Minister dan ook op om deze voorwaarde door te trekken naar alle uitkoopregelingen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben grote moeite met het handhaven van het beroepsverbod in de voorliggende opkoopregeling, in weerwil van de toezegging om het beroepsverbod na de eerste tranche van 95 miljoen euro te schrappen. Deze leden willen erop wijzen dat het opplussen van het huidige budget van 95 miljoen euro met 133 miljoen euro niet minder dan een ruimschootse verdubbeling van het budget voor de eerste tranche betekent. Zij hebben begrepen dat verschillende veehouders afhaken, mede vanwege het beroepsverbod. Deelt de Minister de mening dat de regeling effectiever ingezet kan worden als meer veehouders mee willen doen? Kan de Minister aangeven waarom het schrappen van het beroepsverbod, indien beperkt tot het overnemen van een bestaand bedrijf, niet in de voorliggende wijziging meegenomen kan worden? Hoeveel budget zou nodig zijn voor opkoop van alle bedrijven die zich tot nu toe voor de eerste tranche hebben aangemeld (en aan de voorwaarden voldoen)? Waarom is voor de wijzigingen zoals voorgesteld in de voorliggende regeling ten opzichte van de tot 1 november jl. geldende regeling geen Europese goedkeuring of notificatie nodig en voor het eventueel achterwege laten van het beroepsverbod (onder voorwaarden) wel? Waarom zou, nu provincies vier maanden extra krijgen voor het realiseren van de aankopen, niet de voorliggende regeling zonder beroepsverbod bij de Europese Commissie genotificeerd kunnen worden?

De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over de grenswaarde van 2 mol. De wijze waarop de grenswaarde gehanteerd wordt kan betekenen dat een bedrijf nabij Natura 2000-gebied de Veluwe niet voldoet, omdat de depositie behorend bij de emissies van het bedrijf over een grote oppervlakte uitgemiddeld wordt, terwijl een bedrijf nabij een klein Natura 2000-gebied met geen andere Natura 2000-gebieden in de omgeving wel voldoet, omdat de depositie behorend bij dit bedrijf over een klein oppervlak uitgemiddeld wordt. Is de veronderstelling juist dat met opkoop van het eerste bedrijf meer stikstofwinst geboekt zou kunnen worden dan met opkoop van het tweede bedrijf, zo vragen deze leden. Zij horen graag hoe de Minister de doelmatigheid van deze grenswaarde in dit licht beoordeelt.

De leden van de SGP-fractie ontvangen graag een toelichting op de voorgestelde verdeelsleutel voor provincies. Waarom is het budget voor Gelderland beperkt, terwijl depositiereductie op het centraal gelegen Natura 2000-gebied de Veluwe een belangrijke bijdrage kan leveren aan het creëren van nationale stikstofruimte, zo vragen deze leden.

De leden van de SGP-fractie lezen dat de regeling mede bedoeld is om stikstofruimte te creëren voor woningbouw, infraprojecten en het legaliseren van PAS-melders en meldingsvrije activiteiten. Deze leden willen het belang van stikstofruimte voor de genoemde legalisatie onderstrepen. Zij hebben in dit verband enkele vragen. Verschillende PAS-melders c.s. hebben te maken met dreigende handhaving, problemen met omgevingsvergunningen voor bestaande activiteiten en achterwege blijvende financiering voor bedrijfsontwikkeling. Hoe zorgt de Minister ervoor dat deze bedrijven met voorrang aanspraak kunnen maken op beschikbare stikstofruimte? Zij hebben begrepen dat omgevingsdiensten/gemeenten bij PAS-melders c.s. voor bestaande activiteiten op grond van de PAS-regelgeving/-melding geen omgevingsvergunningaanvragen/-wijzigingen accepteren, omdat de vergunning op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb) achterwege blijft (legalisatietraject). Hoe kan voorkomen worden dat bedrijven hierdoor in de problemen komen? Kan het aanhaken van de natuurtoestemming in deze gevallen achterwege blijven?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de gerichte opkoop een complex traject is. Dat geldt evenzeer voor de hele stikstofaanpak met alle gevoeligheden van dien. Tegelijkertijd hebben deze leden begrepen dat er industriebedrijven zijn die nieuwe Wnb-vergunningen krijgen op basis van stikstofemissies in het verleden, waarbij de actuele stikstofemissies lager liggen dan in het verleden en de niet benutte stikstofemissies te gelde gemaakt kunnen worden1. Is de veronderstelling juist dat bij veehouderijactiviteiten ten aanzien van het bepalen van de referentie gerekend wordt met actuele emissiefactoren? Waarom wordt bij industriële activiteiten geen rekening gehouden met toegepaste emissie beperkende maatregelen? Is de Minister bereid in overleg met provincies ervoor te zorgen dat het vergunnen van dergelijke niet gebruikte emissieruimte zo veel mogelijk voorkomen wordt, zo vragen zij.

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de ontwerp-Rpav en verzoekt de Minister de door dit lid op 26 november 2021 ingezonden schriftelijke vragen over de ontwerp-Regeling gelijktijdig te beantwoorden met de vragen uit dit schriftelijk overleg.

II Antwoord/Reactie van de Minister


  1. Foodlog, 4 december 2021, «Isover en andere Brabantse industriële bedrijven verrijken zich met emissierechten» (https://www.foodlog.nl/artikel/titel/)↩︎