[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Ontwerpregeling specifieke uitkeringen lokale en regionale MIRT-projecten en MIRT–projectpakketten

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Mobiliteitsfonds voor het jaar 2022

Brief regering

Nummer: 2021D49262, datum: 2021-12-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35925-A-17).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35925 A-17 Vaststelling van de begrotingsstaat van het Mobiliteitsfonds voor het jaar 2022.

Onderdeel van zaak 2021Z23190:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

35 925 A Vaststelling van de begrotingsstaat van het Mobiliteitsfonds voor het jaar 2022

Nr. 17 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 december 2021

Hierbij bied ik u aan het ontwerp van de Regeling houdende vaststelling van regels voor het verstrekken van specifieke uitkeringen ten behoeve van lokale en regionale MIRT-projecten en MIRT-projectpakketten (Regeling specifieke uitkeringen lokale en regionale MIRT-projecten en MIRT-projectpakketten)1. Voor de inhoud van de ontwerp-Regeling verwijs ik u naar de ontwerp-toelichting2.

Zoals aangekondigd in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Mobiliteitsfonds (Kamerstuk 35 426, nr. 3), vervalt het Besluit Infrastructuurfonds per 1 januari 2022. De ontwerp-Regeling zet inhoudelijk het Besluit Infrastructuurfonds (BIF) voort voor zover het lokale en regionale MIRT-projecten betreft.

Ten opzichte van het BIF worden de mogelijkheden voor een Rijksbijdrage voor lokale of regionale projecten verruimd. Naast uitkeringen voor afzonderlijke projecten, worden ook uitkeringen mogelijk gemaakt voor samenhangende projectpakketten. Projectpakketten bestaan uit infrastructuurprojecten die kunnen worden aangevuld met niet-infrastructurele maatregelen. De wijzigingen corresponderen met de omvorming van het Infrastructuurfonds tot het Mobiliteitsfonds.

De beoogde inwerkingtreding van de ontwerp-Regeling is 1 april 2022. Hiermee is tijdig een regeling beschikbaar op grond waarvan eventuele nieuwe lokale of regionale projecten of projectpakketten opgestart kunnen worden. Het huidige kabinet is demissionair. Besluitvorming over eventuele uitkeringen aan medeoverheden voor lokale en regionale projecten en projectpakketten in het kader van deze regeling is aan een volgend kabinet. Ook de besluitvorming over de geactualiseerde MIRT-spelregels wordt aan een volgend kabinet overgelaten.

De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure van artikel 7, vierde en vijfde lid, van de Wet Mobiliteitsfonds en biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over de ontwerp-Regeling voordat zij zal worden vastgesteld.

Een concept van deze regeling is ter consultatie voorgelegd aan IPO, VNG, de vervoerregio Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag. In de bijlagen treft u hun reacties aan3. Zij pleiten voor een verdere versoepeling van de voorwaarden, in het bijzonder de drempelbedragen in de ontwerp-Regeling. Naar aanleiding van de bestuurlijke consultatie is een aantal wijzigingen aangebracht in de ontwerp-Regeling en in de toelichting van de ontwerp-Regeling. De drempelbedragen in de ontwerp-Regeling zijn niet aangepast naar aanleiding van de consultatie, omdat deze belangrijke voordelen bieden. De drempelbedragen zijn ontstaan bij een decentralisatie van verkeersbudgetten die in 2004 is afgerond. Er werd besloten tot een decentralisatie, omdat de toenmalige systematiek leidde tot ongewenste Rijksbemoeienis bij (kleine) decentrale projecten en omvangrijke administratieve lasten bij zowel Rijk als de medeoverheden. De ervaring leert dat de decentralisatie inderdaad heeft geleid tot minder administratieve lasten voor Rijk en medeoverheden en tot minder Rijksbemoeienis. De reactie van IenW aan IPO, VNG, de vervoerregio Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag is toegevoegd in de bijlage4. Deze reactie van IenW aan de medeoverheden gaat uitgebreid in op hun opmerkingen en op welke wijze deze zijn geadresseerd. Tevens is in paragraaf 8 van de toelichting op de ontwerp-Regeling op de consultatiereacties ingegaan.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
B. Visser


  1. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.↩︎

  2. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.↩︎

  3. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.↩︎

  4. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.↩︎