[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Van Meenen over de uitzending van EenVandaag over staatsvrije scholen

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2021D50460, datum: 2021-12-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20212022-1143).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2021Z21094:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1143

Vragen van het lid Van Meenen (D66) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de uitzending van EenVandaag over staatsvrije scholen (ingezonden 22 november 2021).

Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 16 december 2021).

Vraag 1

Bent u bekend met de uitzending van EenVandaag van vrijdag 19 november, waarin de toename van het aantal staatsvrije scholen aan de kaak wordt gesteld?1

Antwoord 1

Ja, ik ben bekend met deze uitzending.

Vraag 2

Is het waar dat het aantal staatsvrije scholen sterk is toegenomen de afgelopen jaren, namelijk van 80 naar 108 in een periode van vijf jaar?

Antwoord 2

Nee, deze cijfers zijn niet correct. Het type scholen waarnaar wordt gerefereerd, betreft één van de twee typen Nederlandse particuliere scholen voor funderend onderwijs (de zogenoemde b3-scholen2). In 2016 waren er 35 b3-scholen in het po en 17 in het vo, dus in totaal 52 scholen (waarvan er 13 combischolen waren). In 2021 zijn er 52 b3-scholen in het po en 22 in het vo, dus in totaal 74 scholen (waarvan er 15 combischolen zijn). Naast dit type particuliere scholen bestaan er ook b2-scholen (zelfstandige exameninstellingen) en b4-scholen (internationale particuliere scholen).

De term «staatsvrije scholen» wordt niet gehanteerd in de WPO. Elke school, bekostigd of niet bekostigd, moet voldoen aan verschillende wettelijke eisen. Voor b3-scholen betreft het de eisen die in artikel 1a1 van de Leerplichtwet 1969 van toepassing zijn verklaard. Het is dus niet zo dat op particuliere scholen geen wet- of regelgeving van toepassing zou zijn of dat er geen toezicht op gehouden zou worden. Van «staatsvrije scholen» is om die reden geen sprake.

Vraag 3

Waarom denkt u dat het aantal staatsvrije scholen zodanig is toegenomen?

Antwoord 3

In 2019 is het onderzoek Aanvullend en particulier onderwijs aan uw Kamer gestuurd.3 Daarin worden verschillende redenen van ouders genoemd om te kiezen voor het particulier onderwijs. Sommige ouders vinden bijvoorbeeld dat het reguliere onderwijs niet voldoende aansluit bij hun wensen en verwachtingen, onder andere ten aanzien van de klassengrootte. Of ouders wensen meer vrijheid bij het leren.

Hoewel sprake is van groei, is het totale aanbod van particulier onderwijs in Nederland zeer klein. In totaal gaat minder dan 1% van de leerlingen in Nederland naar één van de typen particuliere scholen die er in Nederland zijn.

Vraag 4

Hoe beoordeelt u deze toename?

Antwoord 4

Zie het antwoord op vraag 3.

Vraag 5

Hoe vaak waren de onderwijskwaliteit en de veiligheid niet geborgd op staatsvrije scholen in de afgelopen vijf jaar? Op welke scholen was dit het geval?

Antwoord 5

In de afgelopen vijf jaar zijn er twee scholen geweest waar de inspectie een herstelopdracht voor heeft gegeven. In beide gevallen was de veiligheid niet in het geding. Het ging om één school voor het po en één school voor het vo. Bij de school in het po kon men niet aantonen dat er op de lesdagen tenminste één bevoegde basisschoolleraar aanwezig was. Bij de school in het vo zaten de tekortkomingen in het aanbod, de afstemming, het volgen van de leerlingen en extra ondersteuning en onvoldoende bevoegde docenten. De inspectie heeft in een herstelonderzoek geconstateerd dat beide scholen weer voldoen aan de eisen die in de Leerplichtwet worden gesteld.

Vraag 6

Welke middelen heeft u om in te grijpen op dit type scholen wanneer de onderwijskwaliteit of de veiligheid niet op orde is? Bent u van mening dat u genoeg middelen heeft om in te grijpen?

Antwoord 6

Ook Nederlandse particuliere scholen (b3) moeten de kwaliteit van hun onderwijs waarborgen en zorgen dat men binnen de school op een goede manier met elkaar omgaat. Als sprake is van tekortkomingen op zo’n particuliere school, kan worden ingegrepen.

Indien de inspectie constateert dat een Nederlandse particuliere school niet (langer) voldoet aan de gestelde criteria, wordt een besluit genomen waaruit volgt dat er geen sprake (meer) is van een school. Dit heeft tot gevolg dat de leerplicht er niet (meer) kan worden vervuld, waarmee de ouders of verzorgers van de leerling strafbaar zijn op het moment dat ze hun kind niet elders inschrijven.

Op de financiën van deze scholen wordt geen toezicht gehouden, omdat op dat punt geen sprake is van een publiekrechtelijke (bekostigings-)relatie.

Vraag 7

Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat er steeds meer staatsvrije scholen bij komen, met name omdat een hoge maandelijkse bijdrage van ouders wordt verwacht en dit een negatieve bijdrage levert aan het realiseren van kansengelijkheid? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 7

Het onderscheid tussen bekostigd en niet-bekostigd onderwijs is onderdeel van ons onderwijsstelsel. Verreweg het grootste deel van de scholen in Nederland is bekostigd. De bekostigde scholen moeten aan de deugdelijkheidseisen voldoen. Het niet naleven van die eisen kan gevolgen hebben voor de bekostiging. De toegankelijkheid en de kwaliteit van het bekostigde onderwijs is daarmee geborgd voor alle kinderen. Het particulier onderwijs groeit, maar het totale aantal leerlingen dat naar een Nederlandse particuliere school gaat, is nog altijd klein: het gaat om minder dan 1% van alle leerlingen. Deze scholen hebben daarom slechts een heel beperkt negatief effect op het gebied van kansengelijkheid.


  1. EenVandaag, 19 november 2021, https://www.npostart.nl/eenvandaag/19-11-2021/AT_2159066↩︎

  2. Het betreft de scholen, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onder 3, Leerplichtwet 1969.↩︎

  3. Kamerstuk 31 293, nr. 486.↩︎