Aanbiedingsbrief
Bijlage
Nummer: 2021D50749, datum: 2021-12-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op brief van de No en de LOSR over beslagvrije voet bij verrekeningen toeslagen (Kamerstuk 31066-874) (2021D50748)
Preview document (🔗 origineel)
Geachte voorzitter,
De vaste commissie voor Financiën heeft op 1 oktober 2021 enkele vragen en opmerkingen aan mij voorgelegd over de brief van 9 juli 2021 inzake een reactie op de brief van de Nationale ombudsman en de Landelijke Organisatie Sociaal Raadslieden over de beslagvrije voet bij verrekeningen van toeslagen (31 066, nr. 874). In de bijlage bij deze brief stuur ik u mijn antwoorden.
U wordt geïnformeerd over de verbeteringen waaraan wordt gewerkt, die mede gebaseerd zijn op het recent opgeleverde Rapportage doenlijk invorderen. In het kader van de opstart van de invorderingsactiviteiten van Toeslagen is in deze rapportage het invorderingsproces getoetst vanuit een gedrags- en burgerperspectief. Het rapport vindt u bijgaand ter informatie. Bij de opstart van de invorderingsactiviteiten van Toeslagen en in de herijking van de invorderingsstrategie worden de aanbevelingen uit dit rapport verder opgepakt. Over de opstart van de invorderingsactiviteiten van Toeslagen wordt u separaat geïnformeerd.
Op 15 januari 2021 heeft het kabinet in de reactie op het rapport van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag toegezegd de invorderingsstrategie tegen het licht te houden en de wet Stroomlijnen Rood-Blauw (toeslagen en belastingen) te heroverwegen. Op 29 juni 2021 hebben wij u geïnformeerd over de stand van zaken van de acties voortkomend uit de kabinetsreactie.1 Hierbij is toegezegd dat u dit najaar over de voortgang wordt geïnformeerd. Ik informeer u hier begin 2022 over samen met de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst.
Hoogachtend,
De staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane,
Alexandra C. van Huffelen
Kamerstukken II 2020/21, 35510, nr. 60.↩︎