Afhandeling waterschade Limburg en Noord-Brabant
Hoogwaterbeschermingsprogramma
Brief regering
Nummer: 2021D50755, datum: 2021-12-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32698-63).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Onderdeel van kamerstukdossier 32698 -63 Hoogwaterbeschermingsprogramma.
Onderdeel van zaak 2021Z23920:
- Indiener: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- Volgcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-01-18 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-01-20 13:00: Procedures en brieven (hybride) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-03-24 14:00: Brandweer en crisisbeheersing (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-04-13 14:20: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
32 698 Hoogwaterbeschermingsprogramma
Nr. 63 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2021
In deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Ministers van IenW en LNV en EZK, over een aantal aspecten van de afhandeling van de waterschade medio juli in Limburg en Noord-Brabant.
Hiermee kom ik ook tegemoet aan mijn toezegging aan het lid Kathmann (Pvda) die is gedaan tijdens de Begrotingsbehandeling Justitie en Veiligheid van 25 november jl. (Handelingen II 2021/22, nr. 27, debat over de Begroting Justitie en Veiligheid 2022) om te bezien of alles in het werk wordt gesteld om in afhandeling schade en hulp aan de slachtoffers tegemoet te komen. Tevens kom ik met deze brief tegemoet aan de toezegging van de Minister van IenW aan Uw Kamer op 22 november jl. tijdens het wetgevingsoverleg water om eind december een overzicht van de stand van zaken te geven van de schadeafhandeling. Voorts wordt in deze brief, zoals ook toegezegd door de Minister van IenW, ingegaan op de vragen van het lid Boswijk (CDA) over compensatie in buitendijkse gebieden, alsmede op de toezegging van de Minister van LNV hierover tijdens de begrotingsbehandeling LNV op 2 december jl. (Handelingen II 2021/22, nr. 30, debat over de Begroting Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2022)
Uitvoering Wet tegemoetkoming schade bij rampen (Wts)
Op peildatum 14 december zijn er bij RVO 2.325 meldingen gedaan en zijn er 1.513 schade expertises gepland of (deels) uitgevoerd. RVO heeft 438 aanvragen ontvangen op genoemde peildatum en er is 5.232.370 euro uitbetaald aan 234 gedupeerden. Naar verwachting zullen deze aantallen de komende weken oplopen.
Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 10 september jl.1 heeft het kabinet de Regeling tegemoetkoming waterschade in Limburg en het onbedijkte gebied langs de Maas in de Noord-Brabant in juli 2021 opgesteld die ziet op de tegemoetkoming van materiële schade door overstromingen en afstromend water in Limburg en Noord-Brabant medio juli 2021. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) is belast met de uitvoering van de Wts.
Zoals ik in mijn beantwoording op de vragen van de leden Amhaouch, Boswijk en Inge van Dijk heb gesteld,2 is binnen de uitvoering van de Wts alles in het werk gezet om de doorlooptijden zo kort mogelijk te houden. RVO heeft het Wts-loket, voorafgaand aan de inwerkingtreding van de regeling, op 9 augustus 2021 opengesteld. Vanaf die datum konden Wts-meldingen worden ingediend. Voorts heeft RVO afspraken gemaakt met de schade-experts van Stichting Nederlands Instituut van Register-Experts (NIVRE) die ter plekke bij de gedupeerden de schade inventariseren zodat direct met taxaties begonnen kon worden bij de inwerkingtreding van de regeling op 10 september jl. Hierbij is ook aandacht gegeven aan de spreiding van de uit te voeren schade-expertises. In clusters, verspreid over het getroffen gebied, worden de schade-expertises uitgevoerd.
De schade-expertise leidt tot een schaderapport. De schaderapporten worden teruggelegd bij de gedupeerden, die vervolgens twee weken de tijd hebben om hierop te reageren. Vervolgens wordt het schaderapport als Wts-aanvraag bij RVO ingediend. RVO spant zich in om de ontvangen taxaties van de Wts-aanvragen binnen 4 tot 6 weken uit te betalen. Complexe zaken kunnen meer tijd vragen. Alle aanvragen worden individueel beoordeeld, niet door een geautomatiseerd systeem, waarbij zorg wordt gedragen voor de menselijke maat. Hierbij geeft RVO prioriteit aan gedupeerden met (dreigende) financiële problemen.
Vanaf half november heeft RVO in samenwerking met de getroffen regio’s ingezet op het verder stimuleren van bewustwording onder gedupeerden met de «meld je schade aan» campagne. Denk hierbij o.a. aan advertenties in regionale bladen. Gemeenten hebben met behulp van een door RVO beschikbaar gestelde gereedschapskist zelf aanvullend actie ondernomen. Dit heeft geresulteerd in een zichtbare toename van het aantal gedane meldingen.
Gedupeerden konden tot uiterlijk 15 december melding doen van mogelijke schade. Het was daarbij niet nodig om al een compleet beeld te hebben van de schade. Na de genoemde datum kan de melding namelijk nog worden aangevuld. Het opnemen van de schade en de taxatie gebeurt na de melding en kan ook op een later moment als de schade eerder nog niet zichtbaar of taxeerbaar is.
Compensatie buitendijkse gebieden
De Wts is van toepassing wanneer de primaire kering doorbreekt of overstroomt. De Wts geldt daarmee voor het binnendijks gebied met uitzondering van de binnendijkse retentiegebieden in de Maasvallei zolang de primaire kering nog niet veilig is. De toenmalige Minister van Infrastructuur en Waterstaat meldde hierover op 18 juni 2020 aan Uw Kamer dat tussen rijk en regio is overeengekomen dat, zodra een dijk veilig is – dat wil zeggen aan de huidige norm voldoet en zo nodig is verlegd – de status van rivierbed in het achterliggende binnendijkse gebied van die dijk vervalt (Kamerstuk 27 625, nr. 504). De Wts is, bij het doorbreken of overstromen van die dijk, in dat geval van toepassing. Deze lijn geldt ook voor de retentiegebieden die een waterbergende functie voor het hele Maassysteem hebben en houden. Als de betreffende primaire keringen in de Maasvallei nog niet aan de normen voldoen, geldt voor het binnendijkse gebied nog de status rivierbed en is de Wts niet van toepassing.
Zoals bekend wordt schade aan gewassen door overstromingen in de uiterwaarden, percelen buitendijks van een primaire kering, uitgezonderd van tegemoetkoming in de Wet tegemoetkoming schade bij rampen (Wts), omdat uiterwaarden een waterafvoer en -bergingsfunctie hebben waarvoor sinds 1996 met de beleidslijn Ruimte voor de rivier een stringenter regime geldt. Een uiterwaard moet te allen tijde beschikbaar zijn voor de afvoer en berging van water, ook met het oog op klimaatverandering waarin hoogwater in de rivier vaker zal gaan voorkomen en niet alleen in het winterseizoen. De uiterwaarden zijn noodzakelijk voor de waterveiligheid van Nederland. De beleidslijn Ruimte voor de Rivier is in 2007 vervangen door de Beleidslijn Grote Rivieren. Hierin is opgenomen: «de beleidslijn gaat uit van een eigen risico en verantwoordelijkheid ten aanzien van ontstane schade door hoogwater voor activiteiten in het rivierbed. Uiterwaarden zijn onderdeel van het rivierbed.
Het kabinet heeft op 10 september jl. wel een verkenning naar een tegemoetkoming van de schade aan gewassen in de uiterwaarden van de Maas aangekondigd (Kamerstuk 32 698, nr. 60), waarbij de aspecten consistentie van beleid, proportionaliteit, uitvoerbaarheid en precedentwerking in acht genomen zullen worden. Uitkomst van deze verkenning is dat het kabinet gezien de zeer uitzonderlijke omstandigheden eenmalig komt met een tegemoetkoming voor agrariërs met teelplanschade in de uiterwaarden van de bedijkte Maas (van Boxmeer tot Geertruidenberg). Deze tegemoetkoming is passend door de unieke combinatie van omstandigheden, te weten akkerbouwbedrijven die zwaar getroffen zijn door de coronacrisis (akkerbouwers in dit gebied telen relatief veel aardappelen die verwerkt worden) en de financiële klap van ondergelopen gewassen door uitzonderlijk zomer-hoogwater in de Maas, waaraan agrariërs vanuit het verleden niet gewend zijn. Ik benadruk dat dit een eenmalige tegemoetkoming betreft, die ook niet alle schade dekt, analoog aan de voorwaarden die gelden bij de tegemoetkoming van teeltplanschade onder de Wts. In de toekomst zal geen tegemoetkoming meer plaatsvinden voor teeltplanschade in uiterwaarden in combinatie met welke andere calamiteit dan ook. Met het oog op klimaatverandering zullen agrariërs in uiterwaarden erop voorbereid moeten zijn dat hun uiterwaarden vaker onderlopen, soms ook in de zomer. Daar zijn uiterwaarden immers ook voor bedoeld. Juist door de rivier in uiterwaarden de ruimte te geven kan immers schade in bewoonde gebieden worden voorkomen. Op die manier is ook afgelopen zomer in Limburg langs de Maas veel grotere schade voorkomen. Dit zal ik uitdrukkelijk uitdragen richting sector en laten weten aan de Nederlandse Land- en Tuinbouworganisatie en de Nederlandse Akkerbouw Vakbond.
Deze schaderegeling voor landbouwers, die in juli 2021 schade hebben aan gewassen door hoogwater in de Maas uiterwaarden, wordt op dit moment voorbereid en zal in januari 2022 worden gepubliceerd. Op korte termijn zullen getroffen ondernemers zich kunnen melden bij RVO en kan gestart worden met taxaties. De schaderegeling zal gericht zijn op schade aan gewassen geteeld in de uiterwaarden (buitendijks gebied) van de Maas van Boxmeer tot Geertruidenberg. De tegemoetkoming zal niet ruimhartiger zijn dan en lijken op de bepaling inzake teeltplanschade van de Regeling tegemoetkoming waterschade in Limburg en het onbedijkte gebied langs de Maas in Noord-Brabant in juli 2021.
De budgettaire gevolgen van de regeling uiterwaarden worden in een incidentele suppletoire begroting aan uw Kamer voorgelegd. Normaliter wordt nieuw beleid pas in uitvoering genomen nadat de Staten-Generaal de begrotingswetten heeft geautoriseerd. Het is niet in het belang van het Rijk om uitvoering van het beleid dat ten grondslag ligt aan de begrotingswetten uit te stellen. Verplichtingen en uitgaven zoals vermeld in deze brief zullen naar verwachting vanaf februari 2022 worden aangegaan resp. gedaan. In geval het kabinet al verplichtingen aangaat en uitgaven doet voor het moment van de autorisatie door de Staten-Generaal, dan beroept het kabinet zich op artikel 2.27, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016.
Omzetderving
Het kabinet is in gesprek gegaan met de regio en ondernemersvertegenwoordigers over de moeilijke situatie waarin Limburgse ondernemers verkeren door een opeenstapeling van crises. Allereerst de coronacrisis en daarbovenop de waterramp. Dit heeft ertoe geleid dat het kabinet voor de getroffen ondernemers in Limburg, met ten minste 50% omzetderving in het derde en vierde kwartaal van 2021, begin 2022 een eenmalige omzetdervingsregeling zal publiceren. De regeling voorziet erin dat ondernemingen die in aanmerking komen gecompenseerd zullen worden voor 10% van de omzetderving in het vierde kwartaal van 2021 en wordt uitgevoerd door RVO. Indien ondernemers tevens gebruik maken van de NOW 4 en/of 5, geldt de vergoeding vanuit deze omzetdervingsregeling als omzet, en kan dit leiden tot een beperktere NOW-subsidie. De kosten van deze regeling worden gebudgetteerd op € 12 mln.
De budgettaire gevolgen van de omzetdervingsregeling Limburg worden in een incidentele suppletoire begroting aan uw Kamer voorgelegd. Normaliter wordt nieuw beleid pas in uitvoering genomen nadat de Staten-Generaal de begrotingswetten heeft geautoriseerd. Het is niet in het belang van het Rijk om uitvoering van het beleid dat ten grondslag ligt aan de begrotingswetten uit te stellen. Verplichtingen en uitgaven zoals vermeld in deze brief zullen naar verwachting vanaf februari 2022 worden aangegaan resp. gedaan. In geval het kabinet al verplichtingen aangaat en uitgaven doet voor het moment van de autorisatie door de Staten-Generaal, dan beroept het kabinet zich op artikel 2.27, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016.
Een gelijkluidende brief heb ik heden gezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus