[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over verlenging subsidiemodule Indirecte Kostencompensatie ETS (Kamerstuk 32813, nr. 918)

Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2022D00684, datum: 2022-01-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2022D00684).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2021Z20851:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2022D00684 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de kabinetsbrief van 18 november 2021 inzake Verlenging subsidiemodule Indirecte Kostencompensatie ETS (Kamerstuk 32 813, nr. 918).

De fungerend voorzitter van de commissie,
Azarkan

De adjunct-griffier van de commissie,
Reinders

Inhoudsopgave blz.
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
II Antwoord / Reactie van de Minister 8

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het besluit om de subsidiemodule Indirecte Kostencompensatie ETS (IKC ETS) te verlengen. Deze leden steunen dit besluit, maar hebben hier nog enkele vragen over.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister momenteel werkt aan een voorstel voor de wijziging van de IKC-ETS-module. Deze leden willen graag geïnformeerd worden over het tijdpad hiervan. Wanneer wordt verwacht dat dit voorstel afgerond zal zijn, welke procedures moeten nog doorlopen worden en wanneer zal het in werking treden? Hoe komt de regeling tot stand en welke partijen worden hierin geconsulteerd?

De leden van de VVD-fractie verzoeken de Minister daarnaast om meer duidelijkheid te geven omtrent de verdere invulling van de regeling. Deze leden vinden het van groot belang dat de regeling zorgt dat het level playing field binnen de Europese Unie goed gewaarborgd blijft. Hoe draagt de regeling hieraan bij? Hoe verhoudt de regeling zich tot die van andere landen binnen de Europese Unie? Kan de Minister daarbij ingaan op de vormgeving van de regeling in België en Duitsland? Kan de Minister daarbij specifiek ingaan op de CO2-intensiteitsfactor en de aanwezigheid van een supercap? Als er verschillen zijn met onze buurlanden, waarom kiest de Minister daar dan voor? Is de Minister niet bezorgd dat hiermee het gelijke speelveld in het gedrang komt? Herkent de Minister zich in de kritiek vanuit meerdere bedrijven dat de (voorgestelde) regeling wellicht niet het gelijke speelveld in Europa zal borgen voor Nederlandse bedrijven? Kan de Minister met een aantal eenvoudige rekenvoorbeelden aangeven wat de Nederlandse invulling van de regeling concreet betekent voor een bedrijf en hoe dat verschilt met onze buurlanden?

De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen of de mogelijke nieuwe vormgeving van de regeling het gelijke speelveld voldoende borgt. Volgens de vorige beleidsevaluatie van de IKC bereikte de vorige regeling haar doel. Is de Minister bereid om de nieuwe vormgeving van de IKC te baseren op een nieuwe beleidsevaluatie waarbij het gelijke speelveld zorgvuldig meegewogen wordt? Daarnaast willen deze leden juist dat de Nederlandse industrie verder gaat elektrificeren. Helpt de IKC bij dit beleidsdoel, doordat het elektrificatie aantrekkelijker maakt? Zou er zonder de IKC een prikkel tegen elektrificatie ontstaan in bepaalde sectoren? Kan de Minister dit aspect ook meewegen bij een mogelijke beleidsevaluatie?

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat tijdig en duidelijk communiceren over de regeling van belang is. Partijen die in aanmerking komen voor de regeling hebben de compensatie hard nodig gezien de hoge energieprijzen. Voor hen is het van belang om te weten wat ze wanneer kunnen verwachten. Deelt de Minister deze mening? Hoe gaat de Minister zorgen voor snelheid bij een mogelijke beleidsevaluatie en de verdere vormgeving van de regeling?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over verlenging van de subsidiemodule Indirecte Kostencompensatie ETS en hebben enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie merken op dat zij meermaals aandacht hebben gevraagd voor het belang van het verlengen van de regeling indirecte kostencompensatie (IKC-ETS), onder andere in het kader van een gelijk Europees speelveld en het risico op carbon leakage. Zij spreken hun tevredenheid uit over het feit dat deze regeling is verlengd tot 1 januari 2026, maar merken op dat alleen voor het eerste jaar budget is vrijgemaakt en dat de Minister momenteel werkt aan een voorstel voor wijziging van deze regeling. Deze leden constateren dat dit betekent dat er voor 2022 en de jaren erna nog geen regeling van kracht is en dat Nederlandse elektro-intensieve bedrijven hierdoor nog steeds in grote onzekerheid verkeren. Zij vragen de Minister of zij de urgentie onderkent om zo snel mogelijk een gewijzigde regeling voor 2022 en de jaren erna te publiceren, zodat deze bedrijven niet, zoals nu het geval is, veel meer aan indirecte kosten betalen dan concurrenten in ons omringende lidstaten, terwijl de elektriciteitsprijzen vrijwel hetzelfde zijn. Welke stappen zet de Minister om zo spoedig mogelijk de gewijzigde IKC-regeling in werking te doen treden?

De leden van de CDA-fractie achten het van belang dat met de gewijzigde IKC-ETS-regeling het gelijke speelveld in Europa wordt geborgd en weglek wordt voorkomen. Zij vragen de Minister om te schetsen hoe de gewijzigde Nederlandse IKC-regeling het gelijke speelveld binnen Europa zal waarborgen en weglek zal voorkomen. Kan de Minister daarbij aangeven hoe de Nederlandse regeling zich zal verhouden tot IKC-regelingen in andere EU-lidstaten? Wat zal het niveau van daadwerkelijke compensatie van de indirecte kosten zijn ten opzichte van andere lidstaten, waarin vaak al enige tijd een nieuwe regeling van kracht is? Deze leden constateren dat het ministerie weliswaar werkt aan wijziging van de IKC-ETS-regeling, maar dat er naar verluidt geen aanpassingen zullen plaatsvinden aan de supercap en de CO2-intensiteitsfactor. Kan de Minister dit bevestigen? Waarom worden dergelijke wijzigingen niet overwogen? Wat zijn de belangrijkste argumenten voor en tegen deze aanpassingen?

De leden van de CDA-fractie constateren dat de gewijzigde IKC-regeling op het moment van schrijven nog niet gereed is en ontvangen signalen vanuit de sector dat, wanneer dit wel het geval is, de regeling eerst ook nog aan de Europese Commissie voorgelegd moet worden voor notificatie. Kan de Minister dit bevestigen? Hoe ziet het tijdspad tot publicatie van de regeling eruit? Op welke termijn zal vervolgens het proces van aanvraag, beoordeling en uitbetaling aan bedrijven die in aanmerking komen voor deze regeling plaatsvinden? Deze leden ontvangen tevens signalen dat er geen consultatie plaats zal vinden over de regeling. Zij vragen de Minister of dit klopt, en zo ja, waarom er geen consultatie zal plaatsvinden. Als er geen consultatie plaatsvindt, hoe zal de sector dan wel worden betrokken bij het opstellen van de gewijzigde IKC-ETS-regeling?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de verlenging van de subsidiemodule Indirecte Kostencompensatie ETS en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie vragen welke impact het coalitieakkoord heeft onder huidige en toekomstige uitgaven als onderdeel van de subsidiemodule. Deze leden vragen of de regeling nog wel nodig is als het voornemen is om CO2 meer te beprijzen? Hoe rijmt het met de klimaatambities om deze beprijzing vervolgens te compenseren? Voorts vragen deze leden of een positieve evaluatie uit 2017 met als grootste argument voor verlenging het risico op carbon leakage, genoeg aanleiding is om de subsidiemodule te verlengen, aangezien er in tussentijd ook op internationaal gebied veel is veranderd wat betreft CO2-beprijzing. Hebben deze veranderingen meegewogen in dit besluit en zo ja, hoe?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie vinden dat vervuilers moeten betalen voor hun vervuiling omdat dit een rechtvaardige en effectieve maatregel is om vervuiling te verminderen en verduurzaming aan te jagen. Deze leden zien ook dat sommige bedrijven in Nederland concurreren met buitenlandse bedrijven. Als de prijs voor vervuiling voor deze bedrijven veel hoger wordt dan voor hun buitenlandse concurrenten, is er kans dat bedrijvigheid, vervuiling en banen naar het buitenland vertrekt. Daar schiet het klimaat en de Nederlandse werkgelegenheid niks mee op.

De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat de Minister onvoldoende onderbouwt waarom deze subsidieregeling moet worden verlengd. De totale kosten van een bedrijf bestaan immers niet alleen uit energiekosten. Is de Minister het eens dat bijvoorbeeld loonkosten, overige operationele kosten, en andere belastingvrijstellingen relevant zijn in de keuze om de IKC al dan niet te verlengen? Heeft de Minister zicht op deze kosten voor buitenlandse bedrijven? Hoe verhouden deze kosten zich tot de kosten die Nederlandse bedrijven maken? Is de subsidieregeling nodig in het bredere bedrijfseconomische plaatje van de bedrijven die hier aanspraak op maken om het hoofd boven water te houden of wordt vervuiling onnodig goedkoop gemaakt? Hoe wordt de IKC toegepast in andere landen? Wat zijn de verschillen ten opzichte van de Nederlandse toepassing?

De leden van de PvdA-fractie vragen voorts of de Minister het eens is dat het wrang is om een subsidie te geven op energieverbruik (met CO2-uitstoot tot gevolg) terwijl de industrie al veel te weinig betaalt voor vervuiling. Is de Minister het eens dat met de IKC het risico bestaat dat het onvoldoende loont om minder CO2 uit te stoten?

De leden van de GroenLinks-fractie vinden het onterecht dat wanneer vervuilers betalen voor hun vervuiling, ze dit geld weer terugkrijgen via de indirecte kostencompensatie ETS. Dit ondermijnt de werking van het ETS en zorgt ervoor dat de vervuiler niet hoeft te betalen.

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat tot voor kort de meeste lidstaten geen gebruik maakten van deze mogelijkheid,. Is dat nog steeds het geval?1 Waarom maakt Nederland wel gebruik van deze mogelijkheid terwijl andere lidstaten hier kennelijk geen reden toe zien? Hoeveel andere lidstaten maken gebruik van deze mogelijkheid tot compensatie?

De leden van de GroenLinks-fractie zien graag meer transparantie rondom dit onderwerp. Kan de Minister uiteenzetten welke bedrijven hoeveel compensatie krijgen? Wat is de relatie met gratis rechten? Krijgen bedrijven geen onterechte compensatie voor gratis verkregen emissierechten? Zijn er bedrijven die hebben verdiend aan de verkoop van gratis emissierechten die ook deze compensatie ontvangen? Wat is de inzet van Nederland richting de herziening van EU-ETS rondom dit punt? Op dit moment is het voorstel dat gratis rechten deels afhankelijk worden van de energiebesparingsinzet van bedrijven. Zet Nederland hier ook op in? Is deze compensatie dan geen tegenovergestelde prikkel? Deze leden verwachten dat de compensatie alleen maar hoger wordt aangezien de ETS-prijs stijgt. Wat is de verwachting over de hoogte van de compensatie de komende tien jaar?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de wens van het kabinet om de subsidiemodule Indirecte Kostencompensatie ETS met een jaar te verlengen, terwijl deze eigenlijk automatisch afliep. In de Miljoenennota 2022 had het demissionaire kabinet hier al 81,6 miljoen euro voor gereserveerd. Klopt dat het vooral de grote, energie-intensieve bedrijven zijn die hiervan profiteren? Kan de Minister een top 10 verstrekken van grootste aanvragers?

De leden van de PvdD-fractie twijfelen aan de nut en de noodzaak van het verlengen van deze subsidiemodule. Ten eerste was het bij alle belanghebbenden van meet af aan bekend dat de subsidiemodule zou aflopen. In de Comptabiliteitswet is geregeld dat subsidieregelingen een vervaltermijn van maximaal vijf jaar hebben. Er kon daarom geen sprake zijn van bepaalde door de overheid onterecht gewekte verwachtingen, waarop een demissionair kabinet ondanks zijn demissionaire staat op moest acteren. Kan de Minister bevestigen dat dit zo was? Zo niet, welke verwachtingen zijn er precies gewekt en waarom? Hoe democratisch vindt de Minister het wekken van verwachtingen die de regeertermijn overstijgen en waar een volgend kabinet dus een vervolg aan moet geven? Hoe democratisch vindt de Minister het dat haar demissionaire voorganger vooruitlopend op een besluit tot verlenging door het nieuwe kabinet, vast bijna 0,1 miljard euro heeft uitgetrokken voor 2022?2 Heeft de huidige Minister hierdoor het gevoel dat zij nog terug kan? De Kamer heeft ingestemd met de in de Comptabiliteitswet vastgelegde maximale vervaltermijn van vijf jaar, maar wordt op deze manier voor een voldongen feit geplaatst.

De leden van de PvdD-fractie constateren dat om te voorkomen dat bij een later besluit tot meerjarige verlenging opnieuw het traject voor verlenging van de IKC-ETS-regeling moet worden doorlopen, de regeling met vijf jaar wordt verlengd tot 1 januari 2026. Hieruit concluderen deze leden dat alleen de budgettaire gevolgen beperkt zijn tot het jaar 2022, maar dat de verlenging zelf veel verstrekkender gevolgen heeft die de regeertermijn overstijgen. Kan de Minister bevestigen dat zij de subsidieregeling met een termijn van vijf jaar verlengt? Zo ja, hoe democratisch is dat, gelet op bovenstaande overwegingen? Klopt het ook dat er door dit voornemen van het vorige demissionaire kabinet makkelijker is om elk jaar zo’n omvangrijk bedrag uit te trekken voor het compenseren van grote vervuilers voor een systeem dat juist voor hen bedoeld is? Hoe verhoudt dit zich tot het budgetrecht van de Kamer die jaarlijks de Rijksbegroting moet goedkeuren en op deze manier eigenlijk al voor een voldongen feit wordt geplaatst? Zo nee, wat beoogt de Minister dan precies? Deze leden zijn, al met al, van mening dat er met de verlenging afbreuk gedaan wordt aan het democratische gehalte van de regeling.

De leden van de PvdD-fractie constateren dat deze subsidie vrijwillig is. De Europese Commissie verplicht lidstaten niet om ETS-bedrijven te compenseren. Het idee achter ETS is dat door uitstoot te beprijzen het minder aantrekkelijk wordt om te vervuilen, waardoor bedrijven geprikkeld worden op zoek te gaan naar alternatieven en/of manieren om te besparen. Erkent de Minister dat er vanuit het beprijzen van vervuiling een krachtige verduurzamingsprikkel kan gaan en dat het compenseren van die extra kosten die juist bewust zijn geïntroduceerd, afdoet aan de werking van die potentieel krachtige verduurzamingsprikkel? Zo ja, waarom zou zij er dan vrijwillig voor kiezen om de kosten te compenseren? Zo nee, op welke manier brengt het compenseren van bewust geïntroduceerde kosten de doelstelling, het beprijzen van uitstoot, op een efficiënte manier binnen bereik?

De leden van de PvdD-fractie lezen dat de basis voor de verlenging de beleidsdoorlichting uit 2017 is, waarin geconcludeerd is dat de subsidiemodule indirecte kostencompensatie effectief was in het tegengaan van carbon leakage, ofwel koolstoflekkage. Deze leden zijn echter niet overtuigd dat dit een juiste basis is. Zij stellen de vraag of dit er nog wel toe doet. Inmiddels is het namelijk 2022 en sinds 2017 is er veel gebeurd. Zo heeft de Europese Commissie in het kader van de Green Deal een pakket aan maatregelen aangekondigd, waarin ook de Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) als onderdeel van fit-for-55 wordt geïntroduceerd. Deze maatregel wordt geïntroduceerd precies om koolstoflekkage te voorkomen. Aangezien implementatie niet al te lang meer op zich kan laten wachten aangezien de Europese Unie in 2030 al «fit for 55» moet zijn, wat volgens deze leden overigens ontoereikend is voor het klimaat, zal er dus spoedig al een maatregel zijn om koolstoflekkage tegen te gaan. In het BNC-fiche over de CBAM stelt het kabinet dat op dit moment het risico op koolstoflekkage (vooral) wordt gemitigeerd via het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS) door bedrijven die gevoelig zijn voor carbon leakage een deel van hun benodigde emissierechten op basis van CO2-benchmarks gratis te verstrekken. Het is volgens het kabinet de bedoeling van de Commissie dat de CBAM deze gratis allocatie gaat vervangen als instrument om koolstoflekkage te voorkomen. Deze vervanging acht de Commissie wenselijk omdat gratis allocatie bij EU-producenten leidt tot een zwakker prijssignaal en daarmee een zwakkere prikkel vormt om te investeren in CO2-reductie. Ook geeft het kabinet in het BNC-fiche aan positief te staan tegenover de CBAM en de doelstelling van de commissie te onderschrijven om carbon leakage te voorkomen en aan te zetten tot klimaatactie in derde landen, door zowel overheden als bedrijven. Het kabinet is het met de Commissie eens dat een vorm van beprijzen aan de buitengrens van de Europese Unie, zeker op termijn, kan leiden tot een effectievere manier om koolstoflekkage te voorkomen dan het huidige stelsel met gratis allocatie van ETS-rechten. Aangezien uit het officiële standpunt van het kabinet blijkt dat het kabinet van mening is dat de prikkel die vanuit ETS moet komen versterkt moet worden in plaats van verzwakt en aangezien het kabinet ook overtuigd is van de werking van de CBAM op het tegengaan van koolstoflekkage, lijkt het erop dat het kabinet zelf ook vindt dat het helemaal niet nodig en zelfs onwenselijk is om de subsidiemodule indirecte kostencompensatie ETS te verlengen. Kan de Minister dit bevestigen? Zo ja, is zij bereid af te zien van de voorgenomen verlenging? Zo nee, kan zij dan uitleggen waarom zij voornemens is te handelen op een manier die tegenstrijdig is aan haar eigen overtuigingen en doelen?

De leden van de PvdD-fractie vragen waarom de resultaten van de energiebesparingsconvenanten niet als basis zijn gebruikt bij de besluitvorming, zoals de toenmalige demissionaire Staatssecretaris van Economische Zaken en klimaat in de brief van 26 november 2021 naar de Kamer stuurde (Kamerstuk 30 196, nr. 773).

In de Regeling tot wijziging van de Subsidieregeling energie en innovatie in verband met energiebesparing door ondernemingen die worden blootgesteld aan een CO2-weglekrisico als gevolg van doorberekende EU-ETS-kosten (Stcrt 2013, 29895) staat dat de ondernemingen die voor subsidie in aanmerking willen komen, als tegenprestatie hun energie-efficiëntie dienen te verbeteren. Door deel te nemen aan de bestaande meerjarenafspraak energie-efficiëntie 2001–2020 (MJA3) of de meerjarenafspraak energie-efficiëntie ETS ondernemingen (MEE) wordt aan deze voorwaarde voldaan en committeren bedrijven zich aan het opstellen en uitvoeren van een energie-efficiëntieplan en het nemen van maatregelen met een zogenaamde terugverdientijd van minder dan vijf jaar. De effecten van de tegenprestatie die als voorwaarde was gesteld zijn dus minstens zo belangrijk als de effecten van de subsidieregeling op het voorkomen van koolstoflekkage. Is de Minister het ermee eens dat er aan de voorwaarden moet worden voldaan? Hoe kijkt zij aan tegen de resultaten? In de brief van november 2021 wordt hierover gerapporteerd. Uit de resultaten blijkt dat niet alle doelstellingen zijn gehaald. Kan de Minister dit bevestigen? Wat vindt zij ervan dat de behaalde resultaten betrekking hebben op energie-efficiëntie, waardoor er alleen sprake is van energiebesparing per geproduceerde eenheid, maar niet per se van een vermindering van het totale energieverbruik? Het totale energieverbruik is gestegen, ondanks de MJA3 en de MEE.3 De tegenprestatie die voorwaardelijk was heeft dus de onwenselijke toename van het totale energieverbruik niet kunnen voorkomen. Waarom heeft de Minister dit inzicht niet betrokken bij de besluitvorming over het verlengen van de subsidieregeling indirecte kostencompensatie?

De leden van de PvdD-fractie vragen hoe het kan dat de indirecte kostencompensatie verlengd wordt, terwijl de energiebesparingsconvenanten al wel zijn afgelopen en niet zijn verlengd. Klopt het dat de koppeling tussen indirecte kostencompensatie en energiebesparingsmaatregelen volledig wegvallen? Zo ja, kan de Minister dan bevestigen dat er dus onvoorwaardelijke subsidie wordt gegeven aan grote vervuilende bedrijven op kosten van de belastingbetaler waar geen tegenprestatie tegenover staat? Zo nee, welke tegenprestatie op het gebied van verduurzaming en/of energiebesparing is er dan gekoppeld aan de verlengde subsidiemodule? Kan zij in het verlengde hiervan aangeven om welke afspraken gaat het hier precies gaat, welke afrekenbare doelen zijn er gesteld, en hoe wordt er gehandhaafd? Is zij bereid om een tegenprestatie te eisen?

De leden van de PvdD-fractie is de indruk ontstaan dat er eigenlijk niet zo zeer sprake is van een verlenging van een subsidieregeling, maar van het introduceren van een nieuwe regeling die bedoeld is om stand te houden tot na de regeertermijn van het kabinet, die in strijd is met geaccepteerde overtuigingen en kennis over prijsprikkels en gedragseffecten, en waarbij er zelfs geen tegenprestatie meer vereist is op het gebied van energiebesparing. Dit alles ten gunste van het vervuilende grootbedrijf en ten koste van gewone Nederlandse belastingbetalers. Zolang dit het geval is kunnen zij het voorstel niet steunen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie heeft kennis genomen van de voorliggende brief en heeft daarover nog enkele vragen.

Het lid van de BBB-fractie is het eens met het gegeven dat carbon leakage zoveel mogelijk voorkomen moet worden. Ook op het gebied van de landbouw kunnen we niet genoeg benadrukken dat het weglekken van productie naar het buitenland ongewenst is. Kan de Minister onderbouwen waarom er gekozen is voor alleen grootschalige en energie-intensieve bedrijven die in aanmerking komen voor ondersteuning, terwijl de som der delen van verschillende bedrijven die onder de gestelde norm voor koolstoflekkage indicator vallen net zo bij kunnen dragen aan de versterking van de lokale economie? Ook vraagt dit lid in welke mate de doeltreffendheid van de regeling gewaarborgd blijft als grote, kapitaalkrachtige, bedrijven een fors deel van deze kosten vergoed kunnen krijgen? Dit lid vraagt tevens hoe de verkoop van ETS-rechten in de voor subsidie in aanmerking komende sectoren zich verhouden tot de verstrekte subsidies. Kan de Minister aangeven of er een waarborg bestaat ter voorkoming dat bedrijven die subsidies ontvangen hebben uit de subsidiemodule Indirecte Kostencompensatie ETS, anderzijds niet verdiend hebben aan de eventuele verkoop van diezelfde ETS-rechten? Dit zou weliswaar deze bedrijven niet alleen een onevenredig voordeel geven, maar op het gebied van level playing field binnen Nederland zelf, voor bedrijven die niet voldoen aan de norm om in aanmerking te komen voor de regeling, zeer contraproductief werken. Wat is de visie van de Minister hierop.

II Antwoord / Reactie van de Minister


  1. VEMW, 10 januari 2019, «Indirecte kostencompensatie EU-ETS herzien». (https://www.vemw.nl/Nieuwsoverzicht/2019-01-10-emissies-indirecte-compensatie-carbonleakage.aspx).↩︎

  2. Energeia, 22 september 2021, «Compensatie CO2-kosten op stroomfactuur grootverbruikers met een jaar verlengd». (https://energeia.nl/energeia-artikel/40097915/.)↩︎

  3. Energeia, 29 november 2021, «EZK: moeilijk te zeggen wat convenanten precies bijdroegen aan energie-efficiëntie». (https://energeia.nl/energeia-artikel/40099803.)↩︎