[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag Landbouw- en Visserijraad 17 januari 2022

Landbouw- en Visserijraad

Brief regering

Nummer: 2022D02586, datum: 2022-01-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-32-1369).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 32-1369 Landbouw- en Visserijraad.

Onderdeel van zaak 2022Z01193:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1369 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 januari 2022

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die op 17 januari jongstleden in Brussel plaatsvond. Ik heb van de gelegenheid gebruik gemaakt om in de marge van de Raad kennis te maken met de Commissarissen Wojciechowski (landbouw), Sinkevičius (milieu, oceanen en visserij) en Kyriakides (gezondheid). Over het gesprek met Commissaris Sinkevičius heb ik uw Kamer reeds geïnformeerd (Kamerstuk 33 037, nr. 434).

Tevens stuur ik uw Kamer de kabinetsappreciatie van het Franse voorzitterschap. Daarnaast vindt uw Kamer informatie over vangstmogelijkheden 2022 EU-VK.

I. Verslag van de Landbouw- en Visserijraad

Presentatie werkprogramma van het Franse voorzitterschap

De Franse Minister van Landbouw Denormandie lichtte zijn voornemens en prioriteiten met betrekking tot het Franse voorzitterschap toe.

Een belangrijk thema is wederkerigheid en de noodzaak om Europese producenten te beschermen tegen producten uit landen die buiten Europa zijn geproduceerd onder lagere normen. De samenhang tussen het handelsbeleid en het beleid op het gebied van biodiversiteit, klimaat, en ontbossing is een speerpunt van het Franse voorzitterschap. Hierbij wordt aandacht besteed aan de productiemethoden voor dierlijke en plantaardige producten, zoals de aanwezigheid van gewasbeschermingsmiddelen, groeihormonen en antibiotica in geïmporteerde producten van buiten de Europese Unie. Het voorzitterschap heeft aangegeven te streven naar Raadsconclusies op dit onderwerp. De Franse Minister gaf aan het belang van gezond en voldoende voedsel te erkennen en wil daarom aandacht voor mogelijke negatieve gevolgen van (elementen uit) de Farm-to-Fork strategie voor de omvang van de voedselproductie.

Het Franse voorzitterschap heeft de Europese Commissie gevraagd om de voorlopige resultaten aan de Raad te presenteren van het lopende onderzoek naar de juridische haalbaarheid (met name de conformiteit met WTO-regels) van toepassing van EU gezondheids- en milieu productiestandaarden (inclusief standaarden voor dierenwelzijn, processen en productiemethoden) op geïmporteerde producten. De definitieve resultaten van dit onderzoek worden in juni van dit jaar verwacht. De Europese Commissie heeft toegezegd in maart de voorlopige resultaten van het onderzoek aan de Raad te zullen presenteren.

De voorlopige planning van het voorzitterschap laat zien dat in februari 2022 de ontbossing en gewasbeschermingsmiddelen in de Landbouw- en Visserijraad zullen worden besproken. Hiernaast zal een discussie over koolstoflandbouw geagendeerd worden; het zal gaan over een economisch model ter compensatie van boeren die de koolstofbalans respecteren. Op veterinair gebied zal er met de Chief Veterinary Officers gesproken worden over de inzet van vaccinatie bij de bestrijding van de vogelgriep.

Commissaris Kyriakides gaf aan de Franse ambitie ten aanzien van gewasbescherming te steunen. Commissaris Wojchiechowski benadrukte dat haalbaarheid van zogeheten «spiegelclausules» (reciprociteit) niet vanzelfsprekend is en vulde aan dat de volwaardige beloning van producenten binnen de koolstoflandbouw centraal moet staan.

Handelsgerelateerde landbouwvraagstukken en het Belarus-embargo

De Europese Commissie gaf een korte presentatie over de import- en exportcijfers. Lidstaten gaven aan over het algemeen tevreden te zijn over de positieve ontwikkeling van export, ondanks de wereldpandemie. Deze positieve ontwikkelingen zijn voornamelijk te danken aan een goed exportbeleid en goede handelsrelaties. Wel moet de situatie met het Verenigd Koninkrijk, evenals vrijhandelsakkoorden die het Verenigd Koninkrijk met derde landen heeft gesloten, goed in de gaten gehouden worden.

De Raad stelde vast dat er een evenwicht moet worden nagestreefd tussen (1) het uitbouwen van goede handelsrelaties, (2) het behouden van een robuuste landbouwsector in de EU die zorgt voor voedselveiligheid en voedselzekerheid en (3) het meer milieuvriendelijk maken van voedsel- en landbouwsystemen. Veel lidstaten steunen het Franse voorstel om reciprociteit/spiegelclausules een prioriteit te maken en benadrukten hun interesse in het hierboven genoemde aanstaande rapport van de Europese Commissie.

Over handelsakkoorden heb ik aangegeven dat deze markttoegang in landen met veel importbelemmeringen bieden en het mogelijk maken om tarieven te verlagen. Dit is belangrijk voor onze exporteurs en producenten. Tegelijkertijd zet Nederland in op hoge standaarden voor eerlijke productie, mensenrechten, voedselveiligheid, duurzame groei en klimaat. Handelsovereenkomsten zouden daarom ook moeten worden gebruikt om wereldwijd de productienormen collectief te verhogen. Ik heb aangegeven uit te kijken naar de verdere discussies die onder het Franse voorzitterschap over dit onderwerp plaats zullen vinden. Vooral nu er aan EU-producenten gevraagd wordt om verder te verduurzamen en deze producenten moeten concurreren met geïmporteerde producten van producenten die niet altijd aan dergelijke of vergelijkbare hoge milieu-, arbeids- of dierenwelzijnsregels hoeven te voldoen.

Tijdens de Raad heb ik daarom het belang van het onderzoek door de Europese Commissie benadrukt, en aangegeven uit te kijken naar de voorlopige resultaten. Ook heb ik benadrukt dat we aandacht moeten blijven besteden aan de gevoelige sectoren pluimveevlees en eieren, en het belang van quota met betrekking tot deze sectoren in handelsakkoorden benadrukt, evenals het cumulatieve effect van deze quota omdat dergelijke quota in meerdere handelsakkoorden worden opgenomen.

Door meerdere lidstaten werd terughoudendheid geuit met betrekking tot een handelsakkoord tussen de EU en Nieuw Zeeland, vanwege gevoeligheid van de zuivel- en vleessector, en over het politieke akkoord dat de EU met Mercosur heeft gesloten.

Met betrekking tot de WTO en de uitgestelde 12e Ministeriële Conferentie van de WTO benadrukten enkele lidstaten, waaronder Nederland, het belang van een akkoord op visserijsubsidies (tegengaan schadelijke visserijsubsidies die leiden tot overbevissing en illegale, niet gerapporteerde en ongereguleerde visserij). Nederland heeft ook de lancering van de Joint Statement Initiatives op 15 december 2021 op het gebied van handel en milieu gesteund.

Polen lichtte toe dat het Wit-Russische embargo op de invoer van bepaalde landbouwproducten uit o.a. de EU een grote impact heeft op de handel. Het gaat hier om onder andere peren, appels, kersen en groenteproducten. Dit embargo kan gevolgen hebben voor de Europese interne markt. Een aantal lidstaten steunde Polen hierin.

Duurzame koolstofcycli

De Europese Commissie startte dit agendapunt met een toelichting, en stelde dat koolstofboeren een belangrijke bijdrage kan leveren om de doelen die er zijn op het gebied van het verminderen van koolstofuitstoot te bereiken. Die bijdrage is echter afhankelijk van verschillende factoren, zoals economische stimulansen. Een sterk kader rondom regelgeving en een robuust en transparant systeem van koolstofaccounting is hierbij van groot belang.

De mededeling over duurzame koolstofcycli is door alle lidstaten verwelkomd. Lidstaten hebben echter ook zorgen over de methodologie geuit, waarbij werd gewaarschuwd voor administratieve lasten. Het belang van zowel beleidscoherentie als de noodzaak rekening te houden met nationale omstandigheden en initiatieven en eerder geleverde presentaties (door boeren) werd door meerdere lidstaten benoemd. Een aantal lidstaten benadrukten dat koolstoflandbouw niet ten koste mag gaan van voedselzekerheid. Naast de geuite zorgen hebben veel lidstaten het belang van duurzame koolstofcycli onderstreept.

Nederland heeft gevraagd om meer onderzoek naar de effectiviteit van maatregelen op verschillende bodemsoorten en opgeroepen voor standaardisatie van de methodologie. Dit onderwerp zal verder worden besproken tijdens de informele Landbouw- en Visserijraad in februari. Het Franse voorzitterschap streeft er naar om Raadsconclusies over koolstoflandbouw aan te nemen tijdens de Raad van maart.

Marktsituatie en varkensmarkt

Wederom spraken de landbouwministers over de markt voor landbouwproducten. Voor de meeste landbouwsectoren is de situatie goed, maar met name de varkensvleessector baart zorgen. De situatie op de varkensmarkt is tijdens de afgelopen Landbouw- en Visserijraden meermaals als diversenpunt door lidstaten opgebracht en de Europese Commissie gevraagd om op EU-niveau maatregelen te nemen.

Meerdere lidstaten onderstreepten de slechte situatie in de varkensvleessector en deelden hun bezorgdheid over de stijgende energieprijzen, veevoederprijzen en kunstmestprijzen. Daarbovenop zorgt de COVID-19-pandemie ook voor onzekerheid en ziekteverzuim onder werknemers van verwerkende industrie en slachterijen, en zijn er negatieve gevolgen door de Afrikaanse varkenspest. Het merendeel van de lidstaten riep de Europese Commissie op om maatregelen te nemen voor de varkensmarkt. Ik heb aangegeven dat de situatie in ons land vrijwel onveranderd is gebleven ten opzichte van de situatie eind vorig jaar, maar dat monitoring van de markt nodig blijft. Ik heb ook mijn zorg uitgesproken over de mogelijke effecten van de uitbraken van vogelgriep. Ten slotte heb ik de Commissie opgeroepen het tegen de achtergrond van de hoge marktprijzen concrete stappen te nemen om het gebruik van natuurlijke mest mogelijk te maken.

Commissaris Wojciechowski gaf aan dat het nu niet het juiste moment is om te interveniëren in de varkensmarkt – conform de Nederlandse positie, maar riep lidstaten wel op om specifiek te zijn over de maatregelen die zij van de Commissie verwachten. Het Franse voorzitterschap heeft de Europese Commissie verzocht om aan het eerstvolgende Speciaal Landbouwcomité (31 januari a.s.) een overzicht te presenteren van mogelijke oplossingen die aan de zorgen van lidstaten tegemoet kunnen komen.

Dierenwelzijnsconferentie

De Europese Commissie informeerde de Raad over de dierenwelzijnsconferentie die ze op 9 december 2021 heeft georganiseerd. Hierbij zijn sprekers betrokken geweest vanuit bedrijfsleven, ngo’s, Europees Parlement en lidstaten en is van gedachten gewisseld over het verbeteren van de EU-dierenwelzijnsregelgeving. De Ministers spraken indringend over de noodzaak tot verbetering van dierenwelzijn, maar ook over de relatie die bestaat met de inkomenspositie van veehouders. Geconstateerd is dat er maar een klein deel van het GLB wordt ingezet voor financiering van verbetering van dierenwelzijn, en dat er met name ook ten aanzien van transport verbeteringen moeten worden doorgevoerd.

Vrijwel alle lidstaten deelden de noodzaak van het verbeteren van de Europese regels op het gebied van dierenwelzijn. Er was een aantal lidstaten die hier voorwaarden aan stelden, zoals dat aanpassingen gebaseerd moeten zijn op wetenschappelijke kennis en er een balans moet zijn tussen eisen voor verbetering van dierenwelzijn en de inkomenspositie van de veehouder. Het was uit oogpunt van het laatste dat aangedrongen werd op financiële steun en/of een transitieperiode. Sommige lidstaten stelden dat een uniform label voor dierenwelzijn belangrijk is.

Ik heb het belang aangegeven van verbetering en actualisatie van bestaande EU-voorschriften en het toevoegen van soortspecifieke voorschriften voor diersoorten en -categorieën waarvoor nog geen specifieke regels bestaan. Daarnaast heb ik aangegeven dat bijvoorbeeld ook dierenwelzijnslabeling en het «Vijf Domeinen Model» (Mellor 2016) belangrijke thema’s zijn voor Nederland. Ook heb ik het belang benoemd om te streven naar een verbod op langeafstandtransporten van levende dieren naar landen buiten de Europese Unie via de weg en via het water en dat Nederland – om lange afstandstransporten te voorkómen – voorstander is van een verschuiving naar vervoer van karkassen, vlees en genetisch materiaal.

II. Appreciatie Franse voorzitterschap

In deze appreciatie wordt ook ingegaan op de vragen die gesteld zijn door de Volt-fractie tijdens het schriftelijk overleg op 10 januari 2022 over de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 17 januari 2022.

Op 1 januari 2022 nam Frankrijk het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie over van Slovenië. Voor het landbouwdomein heeft de Franse landbouwminister Julien Denormandie tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 17 januari jl. de prioriteiten van het Franse voorzitterschap gepresenteerd: handelsbeleid, ontbossing, «carbon farming», en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. De samenhang tussen het handelsbeleid en het beleid op het gebied van biodiversiteit, klimaat, en ontbossing is een speerpunt van het Franse voorzitterschap. Hierbij wordt aandacht besteed aan de productiemethoden voor dierlijke en plantaardige producten, zoals het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, groeihormonen en antibiotica voor geïmporteerde producten van buiten de Europese Unie.

De Franse prioriteiten zijn ook belangrijke thema’s voor het kabinet. Op het terrein van het handelsbeleid zie ik raakvlakken met het coalitieakkoord, en ik kijk dan ook uit naar de verdere discussies die onder het Franse voorzitterschap over dit onderwerp plaats zullen vinden. In het coalitieakkoord is immers opgenomen dat Nederland inzet op hoge standaarden voor eerlijke productie, mensenrechten, voedselveiligheid, duurzame groei en klimaat. Tegelijkertijd zetten we in op het beschermen van onze ondernemers tegen oneerlijke concurrentie. Vooral nu er aan EU-producenten gevraagd wordt om verder te verduurzamen en deze producenten moeten concurreren met geïmporteerde producten van producenten die niet altijd aan dergelijke of vergelijkbare hoge milieu-, arbeids- of dierenwelzijnsregels hoeven te voldoen. Tijdens de Landbouw- en Visserijraad heb ik daarom het belang van het onderzoek door de Commissie benadrukt, en aangegeven uit te kijken naar de voorlopige resultaten.

Op 7 februari a.s. organiseert het Franse voorzitterschap een informele Landbouwraad in Straatsburg met als thema koolstoflandbouw. Het voorzitterschap hoopt tijdens deze bijeenkomst te komen tot een uitwisseling van mogelijkheden van koolstofafvang tussen de lidstaten. Tot slot grijpt Frankrijk het voorzitterschap aan om stappen te zetten in de herziening van de EU-gewasbeschermingsmiddelenrichtlijn, waarbij het gelijke speelveld een centraal thema vormt. Minister Denormandie vraagt hierbij specifiek aandacht voor striktere maximum residuwaarden in geïmporteerde goederen en betere harmonisatie in de EU.

Een belangrijk onderwerp voor het Franse voorzitterschap met betrekking tot visserij is het Actieplan voor de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen. Naar verwachting zal de Commissie hiervoor in april 2022 een voorstel publiceren. Dit actieplan is bedoeld om aan te geven waar actie nodig is om de doelstellingen van de Europese biodiversiteitsstrategie op het gebied van visserij te behalen, via technische maatregelen zoals sluiting van gebieden, aanpassing van het vistuig en beschermende maatregelen voor kwetsbare soorten.

Een ander belangrijk thema voor het Franse voorzitterschap is het voortzetten van de onderhandelingen tussen de Raad, de Europese Commissie en het Europees Parlement over de controleverordening voor visserij. Het voorzitterschap wil hiermee zoveel mogelijk vooruitgang bereiken. Het kabinetsstandpunt hierover is uw Kamer bekend en heeft uw Kamer uitgebreid besproken met mijn voorganger. In februari organiseert het Franse voorzitterschap een werklunch en marge van de Landbouw- en Visserijraad over de toekomst van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB).

Voor Nederland biedt de discussie over het Actieplan alsmede de discussie over de toekomst van het GVB de gelegenheid om het belang van een duidelijk toekomstperspectief voor vissers in een veranderende omgeving onder de aandacht te brengen. Ook voor vissers die gebruik maken van bodemberoerende vistuigen en hiervoor vooralsnog geen alternatief hebben. Het is van belang dat het GVB hiertoe adequaat wordt uitgerust. Daarbij zal ik ook wederom aandacht vragen voor de noodzaak van duurzame oplossingen voor de aanhoudende knelpunten bij de uitvoering van de aanlandplicht.

Algemeen gaat het er voor het Franse voorzitterschap om dat in de Europese Unie de transitie naar een meer duurzame landbouw onder de Green Deal niet ten koste mag gaan van de voedselzekerheid en de voedselsoevereiniteit. Hierbij wil het Franse voorzitterschap de discussie voeren over productiestandaarden die de Europese Unie stelt aan import van dierlijke en plantaardige producten, zoals het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, groeihormonen en antibiotica.

Het Nederlandse voedselsysteem kent een grote mate van marktwerking, en is grotendeels internationaal verweven. Het kabinet ziet soevereiniteit en voedselautonomie in het licht van de bredere discussie over Open Strategische Autonomie. Strategische Autonomie van de EU staat voor het kabinet voor het vermogen om op basis van eigen inzichten en keuzes haar publieke belangen te borgen en weerbaar te zijn in een onderling verbonden wereld (Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 54). Voor de voedselvoorziening betekent dit een betrouwbare voedselwaardeketen, waar risico’s op strategische zwaktes zo veel mogelijk worden beperkt. Het kabinet werkt eraan om ongewenste zwakheden te identificeren, en om ze vervolgens te verminderen, zonder de efficiëntie van de markt onnodig te verstoren.

Hier zijn raakvlakken met de Franse standpunten, bijvoorbeeld op het gebied van de import van eiwitten. Het Franse standpunt is dat, hoewel de EU niet snel zonder geïmporteerde soja zal kunnen, de afhankelijkheid van deze importen verminderd moet worden, bijvoorbeeld door de EU-productie van plantaardige eiwitten te vergroten. In diezelfde lijn kent Nederland de Nationale Eiwitstrategie om de afhankelijkheid van geïmporteerde eiwitten van buiten de EU te verminderen.

Met betrekking tot handelsverdragen zet het voorzitterschap in op spiegelmaatregelen.

Eén van de prioriteiten van het Franse voorzitterschap betreft het op de agenda zetten van spiegelmaatregelen. Het Franse voorzitterschap heeft daarom aan de Europese Commissie gevraagd om binnen de komende maanden de voorlopige resultaten aan de Raad te presenteren van het onderzoek naar de juridische haalbaarheid (met name de conformiteit met WTO-regels) van toepassing van EU gezondheids- en milieuproductiestandaarden (inclusief standaarden voor dierenwelzijn, processen en productiemethoden) op geïmporteerde producten. De resultaten van dit onderzoek worden in juni van dit jaar verwacht. De Europese Commissie heeft aangegeven in maart een presentatie van de voorlopige resultaten aan de Raad te geven. Er worden op dit moment nog geen concrete maatregelen voorgesteld. Wel heeft het voorzitterschap aangegeven te streven naar Raadsconclusies op dit onderwerp.

Ik hecht groot belang aan een gelijk speelveld op de interne markt voor producten van binnen en buiten de EU, en aan de hoge EU-standaarden bij de productie. Nederland zet in EU-verband dan ook in op het maken van afspraken in handelsakkoorden over zo hoog mogelijke standaarden met betrekking tot verduurzaming en dierenwelzijn. Vooral nu we aan EU-producenten vragen om verder te verduurzamen en deze producenten moeten concurreren met producten van producenten die niet altijd aan dergelijke of vergelijkbare hoge milieu-, arbeids- of dierenwelzijnsregels hoeven te voldoen zijn dergelijke afspraken van groot belang.

In het programma van het Franse voorzitterschap wordt een Europees mechanisme om erkende koolstofarme labels te introduceren genoemd. In de Mededeling van de Europese Commissie betreffende duurzame koolstofcycli wordt het voorstel voor een EU-regelgevingskader voor de certificering van koolstofverwijderingen aangekondigd. De goedkeuring van dit voorstel door de Europese Commissie is gepland voor het laatste kwartaal van 2022, de beoordeling door het kabinet zal lopen via het hiervoor geëigende BNC-traject. Het betreft een voorstel voor een verordening en zal dus doorwerken in nationale regelgeving. De Europese Commissie ziet dit regelgevingskader als een essentiële stap in de richting van de integratie van koolstofverwijdering in het EU-klimaatbeleid en een voorwaarde voor toekomstige besluitvorming over het meetellen van koolstofverwijderingen in EUnalevingskaders.

III. Vangstmogelijkheden in 2022: EU-VK akkoord

In het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van december jl. is uw Kamer geïnformeerd dat er op 20 december 2021 een akkoord met het Verenigd Koninkrijk is bereikt over de definitieve vangstmogelijkheden voor 2022 en is toegezegd dat uw Kamer begin dit jaar verder over de uitkomsten wordt geïnformeerd (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1365).

In lijn met de Nederlandse inzet is in het akkoord met het Verenigd Koninkrijk voor de meeste bestanden een definitieve vangstmogelijkheid bereikt in overeenstemming met het wetenschappelijke advies van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES). In de onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk waren de voor Nederland belangrijke bestanden: zeebaars, tong, roggen, tarbot en griet, zeeduivel, horsmakreel en langoustines. Voor de bestanden van tong in de Noordzee (–28%), tarbot en griet (–6%), langoustines (+24%), zeeduivel in de Noordzee (–25%) en horsmakreel in Westelijke wateren (–12,6%) zijn de vangstmogelijkheden gebaseerd op het wetenschappelijke advies.

Zoals aan uw Kamer gemeld1, was de Nederlandse inzet voor zeebaars om een toename te realiseren voor de kleinschalige visserijcategorieën om de disbalans tussen de verschillende visserijcategorieën gelijk te trekken. Hoewel lager dan het ICES-advies van +10,8%, is er naar tevredenheid van Nederland in het uiteindelijke akkoord een toename van +4% voor haken en lijnen en +7% voor staand want gerealiseerd.

Als compromis is in het akkoord met het Verenigd Koninkrijk voor roggen in de Noordzee en het Kanaal een hogere toename gerealiseerd dan het ICES-advies, namelijk voor beide bestanden een +7%. Het ICES-advies was een afname van –13% voor roggen in de Noordzee en –3% voor roggen in het Kanaal. Voor roggen was de oorspronkelijke inzet van de EU om een roll-over voor de zogenaamde groep-TACs van de roggensoorten te realiseren, omdat een discussie over het beheer van deze groep-TAC komend jaar in de Specialised Committee on Fisheries (SCF) is voorzien. Nederland kon het uiteindelijke compromisvoorstel steunen omdat deze discussie over de TAC voor roggen naar verwachting komend jaar zal plaatsvinden en daarmee deze TAC geen precedent schept voor de toekomst. Daarnaast is roggen een verstikkingssoort voor de Nederlandse visserij. Dit betekent dat het bereiken van een quotum voor een soort leidt tot het niet meer kunnen vissen op andere soorten.

Naast het akkoord over de vangstmogelijkheden zijn er ook (voorlopige) afspraken gemaakt over een aantal technische punten, zoals het beheer van ongequoteerde soorten. Veel van deze technische afspraken worden komend jaar in het SCF verder behandeld, zoals de maatregelen met betrekking tot de bescherming van aal en het verder ontwikkelen van de zeebaarstool.

Eind januari wordt de TAC- en quotaverordening voor 2022 vastgesteld, waarin de tijdelijke vangstmogelijkheden voor de gedeelde bestanden met het Verenigd Koninkrijk staan opgenomen. De uitkomsten van het EU-VK akkoord en daarmee de definitieve vangstmogelijkheden worden verwerkt als amendement op de TAC- en quotaverordening. De precieze tijdslijn hiervoor is nog niet.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
H. Staghouwer


  1. Kamerstuk 21 501-32, nr. 1354.↩︎