Verslag van de Raad algemene zaken van 22 februari 2022
Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Brief regering
Nummer: 2022D07858, datum: 2022-02-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-02-2469).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 02-2469 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken .
Onderdeel van zaak 2022Z03826:
- Indiener: W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- 2022-03-10 11:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2022-03-17 14:00: Raad Algemene Zaken d.d. 22 maart 2022 / Brexit - Nieuwe relatie met het Verenigd Koninkrijk (Commissiedebat), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2022-03-23 13:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-03-31 14:55: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2469 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 februari 2022
Hierbij bied ik u aan het verslag van de Raad Algemene Zaken van 22 februari 2022.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
VERSLAG VAN DE RAAD ALGEMENE ZAKEN VAN 22 FEBRUARI 2022
Op dinsdag 22 februari 2022 vond in Brussel een Raad Algemene Zaken (RAZ) plaats. Op de agenda1 van de Raad stonden de volgende onderwerpen: de voorbereiding van de Europese Raad van 24 en 25 maart 2022, de collectieve paraatheid, reactievermogen en veerkracht bij toekomstige crises, een hoorzitting in het kader van de artikel-7-procedure tegen Polen, de Conferentie over de Toekomst van Europa, mediavrijheid en EU-VK-relaties. De Minister van Buitenlandse Zaken was verhinderd om deel te nemen aan de Raad. De Permanente Vertegenwoordiger heeft Nederland vertegenwoordigd tijdens deze RAZ.
Bespreking Geannoteerde Agenda Europese Raad van 24 en 25 maart 2022
De RAZ sprak over de geannoteerde conceptagenda voor de Europese Raad (ER) van 24 en 25 maart a.s. Op de agenda2 van deze ER staan naar verwachting COVID-19-coördinatie; het Europees semester, veiligheid en defensie; energie en actuele ontwikkelingen op buitenlandpolitiek gebied. In dit kader stonden de meeste lidstaten uitgebreid stil bij de situatie in Oekraïne. Ten tijde van het opstellen van dit verslag werd bekend dat er op 24 februari een extra ER hierover plaatsvindt. Over deze extra Europese Raad en actuele ontwikkelingen in Oekraïne is de Kamer separaat geïnformeerd.
COVID-19-coördinatie
Lidstaten stonden kort stil bij dit onderwerp en verwezen naar de als A-punt aangenomen herziening van Raadsaanbeveling 912/20203 inzake het coördineren van COVID-19-maatregelen voor reizen naar de EU. Ook onderstreepten zij het belang van internationale solidariteit en in het bijzonder de vaccindonatie en het vergroten van de country readiness voor de grootschalige uitrol van vaccinantiecampagnes ook tegen de achtergrond van de EU-AU-top die op 17 en 18 februari plaatsvond.
Europees Semester
De bredere economische situatie in de Unie werd eveneens kort besproken. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, vroegen aandacht voor de interne markt en riepen op tot het wegnemen van belemmeringen, met name op het gebied van diensten. Daarnaast heeft de Raad ermee ingestemd de eurozone-aanbevelingen door te geleiden naar de Europese Raad. Nadat de Europese Raad de aanbevelingen heeft bekrachtigd zal de Ecofinraad ze formeel aannemen.
Veiligheid en defensie
Lidstaten spraken steun uit voor het concept-Strategisch Kompas, dat het handelingsvermogen van de EU op het gebied van veiligheid en defensie de komende vijf tot tien jaar versterkt. De gevonden balans tussen ambities, haalbare doelen en heldere tijdslijnen werd in het bijzonder verwelkomd. Daarnaast benadrukten lidstaten, waaronder Nederland, het belang van een snelle aanname van een nieuwe gezamenlijke EU-NAVO-verklaring om de intensiverende samenwerking en onderlinge complementariteit te bekrachtigen.
Energie
Namens de Europese Commissie onderstreepte vicevoorzitter Šefčovič het belang van de maatregelen die lidstaten kunnen treffen uit de in oktober jl. uitgebrachte toolbox4, maar hij gaf ook aan dat meer actie nodig is. In dit kader werkt de Europese Commissie aan een nieuwe mededeling met aanvullende maatregelen die lidstaten kunnen treffen binnen het bestaande wettelijke kader en ook met specifieke aandacht voor de leveringszekerheid van gas voor de komende winter. Naar verwachting verschijnt deze mededeling begin maart.
Vervolgens intervenieerden lidstaten langs veelal bekende lijnen, onder meer door te onderstrepen dat het zaak is meer in te zetten op hernieuwbare energiebronnen en dat ad-hoc ingrijpen in de energiemarkt niet de juiste manier is om met het probleem van de hoge energieprijzen om te gaan. Andere lidstaten gaven aan dat de huidige toolbox goed is voor de korte termijn, maar dat er nieuwe voorstellen nodig zijn voor de middellange termijn. Daarbij gaven zij ook aan dat het belangrijk is om de rapporten af te wachten over de werking van de Europese elektriciteits- en gasmarkten door het Europees Agentschap voor Samenwerking van Energieregulators (ACER) en over de werking van het European Trading Scheme (ETS) door de Europese Autoriteit voor de Effectenmarkten (ESMA). Deze rapporten worden in april verwacht. Andere lidstaten gaven aan dat het juist zaak is om zo snel mogelijk maatregelen te treffen. Ook werd gewezen op de noodzaak van het vergroten van de weerbaarheid van het Europese energiesysteem. Nederland wees daarbij op het verminderen van energieafhankelijkheden door meer inzet op diversificatie van gasleveranciers en energiebronnen via onder andere hernieuwbare energie.
Hoorzitting artikel 7-procedure Polen in het kader van artikel 7(1) VEU
Voor de vijfde maal sinds de Europese Commissie in december 2017 de artikel 7-procedure tegen Polen startte, vond een hoorzitting plaats met de Poolse regering aan de hand van het advies van de Commissie. In haar inleiding gaf de Commissie een overzicht van recente ontwikkelingen, waaronder de op 22 december 2021 door de Europese Commissie gestarte infractieprocedure tegen Polen vanwege ernstige bezorgdheid met betrekking tot het Poolse Grondwettelijk Hof en zijn recente rechtspraak. De Commissie sprak onder andere haar zorg uit over de doorlopende activiteiten van de tuchtkamer, hetgeen in strijd is met de uitspraken van het Europese Hof van Justitie. Ook benadrukte de Commissie dat de wetsvoorstellen die onder andere door president Duda zijn ingediend om tegemoet te komen aan de uitspraken van het Hof over de tuchtkamer en het bijbehorende tuchtregime enkel volstaan, wanneer ze qua reikwijdte en inhoud ook volledig in lijn zijn met de uitspraken van het Hof.
Polen lichtte de verschillende ontwikkelingen toe, waarna 13 lidstaten vragen stelden aan de Poolse regering. Luxemburg intervenieerde namens de Benelux en riep onder andere op de artikel 7-procedure tegen Polen voort te zetten, zolang de zorgen die ten grondslag liggen aan de procedure niet adequaat zijn geadresseerd. Ook grepen de Benelux-landen de gelegenheid aan om de Commissie op te roepen om de MFK-rechtsstaatverordening zo snel mogelijk volledig te benutten. Aanvullend stelde Nederland nog een tweetal vragen op nationale titel: Nederland vroeg Polen om in overeenstemming met de rechtspraak van het Hof de maatregelen te treffen die nodig zijn om onrechtmatig ontslagen of geschorste rechters terug in functie te plaatsen en vroeg in het licht van de rechtspraak van het Hof ook naar de procedure voor de benoeming van rechters op voordracht van de Poolse nationale raad voor de rechtspraak (KRS). In reactie op de interventies wees Polen de kritiek van de hand en benadrukte het EU-recht wel degelijk te respecteren. Ter afsluiting onderstreepte de Commissie dat de aanhoudende discussie over de rechtsstaat de EU verzwakt in een tijdsgewricht waarin de EU zich dat niet kan veroorloven.
Conferentie over de Toekomst van Europa
Het Franse voorzitterschap stond stil bij het proces richting het eindverslag van de Conferentie in mei. Het voorzitterschap benadrukte dat de wensen van de burger moeten worden weerspiegeld in het verslag. De instellingen hebben een gedeelde verantwoordelijkheid om opvolging te geven aan de uitkomsten van de Conferentie. Wat betreft het proces richting het eindverslag werd onder meer gesproken over de mogelijkheid om tot een geclusterde lijst van voorstellen op basis van de aanbevelingen te komen. Deze dient dan door de Europese Commissie, het Europees Parlement, de Raad en de nationale parlementen in de Conferentie te worden aangenomen. Tijdens de informele Raad Algemene Zaken van 3 en 4 maart in Arles zal verder worden gesproken over dit proces. Ook vermeldde het voorzitterschap dat lidstaten die niet tijdig de nationale burgerconsultaties hebben kunnen afronden spreektijd zullen krijgen tijdens de plenaire vergadering van 25 en 26 maart, zodat zij alsnog deze inbreng kunnen leveren.
De Europese Commissie onderstreepte het belang van de betrokkenheid van burgers en dat zij hun aanbevelingen moeten terugzien in de uitkomsten van de Conferentie. De Commissie benoemde dat zij graag zou zien dat de deelnemende burgers kunnen instemmen met het resultaat van de Conferentie. Verder benadrukte de Commissie dat de voorzitters van de werkgroepen geen besluitvormende rol moeten krijgen bij het opstellen van de resultaten. Volgens de Commissie hangt het succes van de Conferentie samen met de bijdragen van de lidstaten, en stelde daarom voor om de plenaire van 25 en 26 maart gedeeltelijk te wijden aan andere uitkomsten en evenementen in de lidstaten. Dit dient het inclusieve karakter van de Conferentie te vergroten.
Alle lidstaten vonden dat burgers centraal moeten staan in de Conferentie. Zij konden zich vinden in afronding van de Conferentie op 9 mei. Een aantal lidstaten was kritisch op het voorgestelde proces van het clusteren van aanbevelingen, het valideren van uitkomsten en de rol van de werkgroepen hierin. Nederland benadrukte met enkele andere lidstaten dat het proces inclusief, objectief en transparant moet zijn. Meerdere lidstaten benoemden dat de Conferentie een duidelijk signaal moet afgeven richting burgers dat de Europese Unie bereid is om naar hen te luisteren. Volgens Nederland en enkele andere lidstaten kan het clusteren van de aanbevelingen helpen om tot een haalbare hoeveelheid aanbevelingen te komen waar effectief opvolging aan gegeven kan worden, waarbij de objectiviteit en transparantie van het proces moet worden gewaarborgd.
De collectieve paraatheid, reactievermogen en veerkracht bij toekomstige crises
In voortzetting op de conclusies van de Raad Algemene Zaken van 23 november jl., bespraken lidstaten de versterking van Raadinstrument «geïntegreerde regeling politieke crisisrespons» (IPCR), waarbij onder andere wordt gekeken hoe betere en effectievere sector-overstijgende coördinatie tussen lidstaten en EU-instellingen in tijden van crisis tot stand kan komen en buiten crisistijd om kan worden voorbereid.
De nadruk van de discussie lag op weerbaarheidsverhoging, verbetering van de besluitvorming, voorbereiding, early warning en het voorkomen van overlap van sectorale crisisinstrumenten. Thema’s die in het kader van crisisweerbaarheid werden genoemd waren cyber, hybride dreigingen, disruptieve technologieën, continuïteit van goederenverkeer binnen de EU en consulaire dienstverlening. Een grote groep lidstaten wenst versterking van de IPCR door het instellen van een permanente structuur die niet alleen de acute crisisbesluitvorming helpt voorbereiden, maar ook inspanningen ten aanzien van paraatheid en weerbaarheidsverhoging coördineert. Goede aansluiting bij de nationale crisiscentra wordt hierbij van belang geacht. Het voorzitterschap concludeerde dat IPCR zijn nut heeft bewezen en voorstellen zal doen voor aanpassing en versterking op basis van een uitstaande questionnaire, zonder daarbij overlap te creëren.
AOB
Mediavrijheid
Op verzoek van een lidstaat stond de Raad stil bij mediavrijheid en de veiligheid van journalisten. De Commissie heeft in het najaar van 2021 een aanbeveling gepubliceerd over verbetering van de veiligheid van journalisten en heeft een voorstel voor een Media Freedom Act met dit doel in voorbereiding. De Commissie berichtte in het 3e kwartaal van 2022 dit voorstel te zullen publiceren. Uw Kamer wordt hierover op de gebruikelijke wijze geïnformeerd.
De Commissie verzocht de lidstaten opvolging te geven aan de aanbeveling die zij heeft uitgebracht en haar te informeren over de getroffen maatregelen. Ook kondigde de Commissie aan eind april 2022 met een wetgevingsinitiatief te komen op het terrein van Strategic Lawsuits against Public Participation (SLAPP’s). De Raad besprak het voornemen om dit onderwerp uitgebreider op de agenda terug te laten keren, wat kon rekenen op brede steun. Luxemburg onderstreepte namens de Benelux het belang van onafhankelijke media voor de bescherming van de democratie en de rechtsstaat. Nederland pleitte daarnaast voor het benoemen van een speciale gezant voor de mediavrijheid en deed daarmee motie-Karimi gestand.5
EU-VK
De vicevoorzitter van de Europese Commissie, Maroš Šefčovič, gaf een korte terugkoppeling van de bijeenkomst van het Gemengd Comité – het hoogste politieke orgaan waarin de EU en het VK toezicht houden op de implementatie van het Terugtrekkingsakkoord (TA) – van 21 februari jl. Het Gemengd Comité stond stil bij de implementatie van het Protocol Ierland/Noord-Ierland (hierna: Protocol) en de implementatie van het burgerrechtengedeelte uit het TA. Nederland nam als waarnemer (digitaal) deel aan het Gemengd Comité, evenals alle andere 26 lidstaten. De bijeenkomst vond plaats in goede sfeer, waarbij de Britse Foreign Secretary Liz Truss en Maroš Šefčovič meermaals onderstreepten in te zetten op een positief partnerschap tussen de EU en het VK gezien de gedeelde waarden en gezamenlijke uitdagingen op het wereldtoneel.
Ten aanzien van de lopende gesprekken over de implementatie van het Protocol door het VK, meer specifiek met betrekking tot sanitaire en fytosanitaire goederen (SPS), douane en de governance van het Protocol, liggen de inhoudelijke posities nog ver uit elkaar. De Commissie en het VK onderstreepten de uitgangspunten van het Protocol, namelijk het beschermen van het Goede Vrijdag (Belfast)-akkoord, het voorkomen van een harde grens op het Ierse eiland, en het beschermen van de integriteit van de interne markt van de EU, en spraken de intentie uit om de technische gesprekken de komende weken te intensiveren om tot een gezamenlijke en duurzame oplossing te komen.6 Het Gemengd Comité stond tevens stil bij de implementatie van het burgerrechtengedeelte van het TA. Beide partijen complimenteerden elkaar met de goede voortgang en nauwe samenwerking om een correcte implementatie te verzekeren. Ook werden enkele zorgpunten aangestipt door de Commissie en het VK, die toezien op juridische en praktische uitdagingen bij de implementatie, zoals het mogelijke verlies van verblijfstatus wanneer EU-burgers niet op tijd hun pre-settled-status in settled status omzetten. Ook hier werd overeengekomen het technische werk de komende tijd voort te zetten, onder meer via het gespecialiseerd comité burgerrechten.
Het kabinet steunt de aanpak van de Commissie om de dialoog met het VK voort te zetten, zolang er politieke wil aan beide zijden is om tot gezamenlijke oplossingen te komen. EU-eenheid en solidariteit blijven voor het kabinet leidende principes bij het verbeteren van de relatie tussen de EU en het VK.