Toelichtende nota
Bijlage
Nummer: 2022D12837, datum: 2022-03-31, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili; Santiago, 24 mei 2021 (2022D12835)
Preview document (š origineel)
Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili; Santiago, 24 mei 2021 (Trb. 2021, 75)
Toelichtende nota
1. Inleiding
Op 11 december 2018 vonden in Nairobi bilaterale onderhandelingen plaats tussen de luchtvaartautoriteiten van Nederland en Chili. Deze besprekingen hebben geresulteerd in het Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili (hierna: het Verdrag). Het Verdrag vervangt bij inwerkingtreding, in de relatie tussen het Europese deel van Nederland en het Caribische deel van Nederland en de Republiek Chili, de op 13 juli 1962 te Santiago de Chile tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Chili inzake luchtdiensten (hierna: de Overeenkomst) (Trb. 1962, 98) die vanaf 13 juli 1962 voorlopig werd toegepast en op 21 mei 1966 voor het gehele Koninkrijk in werking is getreden (Trb. 1966, 153). De bepalingen uit de Overeenkomst blijven gelden voor Aruba, CuraƧao en Sint Maarten.
Het afsluiten van het Verdrag werd door beide verdragsluitende partijen noodzakelijk geacht teneinde tegemoet te komen aan de hedendaagse commerciƫle en operationele wensen van de door elk van de verdragsluitende partijen aangewezen luchtvaartmaatschappijen. Tevens zijn de standaardbepalingen ten aanzien van veiligheid en beveiliging van de luchtvaart opgenomen teneinde te voldoen aan de internationale verplichtingen ter zake.
Om te voldoen aan de uitspraak van het Europese Hof van Justitie van 5 november 2002 in de zogenaamde āOpen Skiesā zaken (hierna: āde Uitspraakā), is op 29 april 2004 Verordening (EG) nr. 847/2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake onderhandelingen over en de uitvoering van overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen vastgesteld (PbEU 2004, L 157 van 30-04-2004). Bepaalde artikelen in de Overeenkomst waren niet verenigbaar met het recht van de Europese Unie. De artikelen zoals nu overeengekomen in het Verdrag, zijn overeenkomstig deze verordening in lijn met het recht van de Europese Unie.
Het Verdrag betreft verplichtingen tussen staten, maar bevat naar het oordeel van de regering een ieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelenĀ 93 en 94 van de Grondwet, die aan de door de Republiek Chili aangewezen luchtvaartmaatschappijen rechtstreeks rechten toekennen. Het betreft artikel 3, tweede lid, aanhef, onder c en e (verlening vergunning) in combinatie van het recht van Nederland vervat in artikel 4, eerste lid, aanhef, onder c, d, f en g (intrekking en schorsing van vergunningen) en artikel 3, derde lid (aanvangen exploitatie na ontvangst vergunning).
Verder worden aan de door de respectieve verdragsluitende partijen aangewezen luchtvaartmaatschappijen rechtstreeks rechten toegekend of plichten opgelegd in de bepalingen met betrekking tot routes en frequentie (artikel 2, tweede tot en met vierde lid), tarieven (artikel 5, eerste, derde en vijfde lid), commerciƫle activiteiten (artikel 6), verandering van luchtvaartuig (artikel 7), eerlijke concurrentie (artikel 8, vijfde lid), belastingen, douanerechten en heffingen (artikel 9, eerste tot en met vijfde lid), overmaking van gelden (artikel 11), toepassing van wetten, voorschriften en procedures (artikel 12, eerste tot en met derde lid) en geautomatiseerd boekingssysteem (artikel 17, eerste en vierde lid).
2. Reikwijdte
Het Verdrag is ingevolge artikel 23 van het Verdrag van toepassing op het grondgebied van het Europese deel van Nederland en op het grondgebied van het Caribische deel van Nederland (de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba) (hierna: āCNā). De relevante markt van luchtverbindingen wordt bestreken door zowel het Europese als het Caribische deel van Nederland enerzijds en Chili anderzijds. Praktisch gezien heeft dit tot gevolg dat Nederland op grond van artikel 3 van het Verdrag zowel Europese luchtvaartmaatschappijen kan aanwijzen die gevestigd zijn in het Europese deel van Nederland als luchtvaartmaatschappijen die gevestigd zijn in CN.
Het is in dit geval niet nodig gebleken om het Bestuurscollege van Bonaire over het Verdrag te consulteren, omdat er op dit moment op Bonaire geen commerciĆ«le luchtvaartmaatschappijen zijn gevestigd die in aanmerking komen om onder het Verdrag aangewezen te kunnen worden. Gelet op de wetgeving van CN kunnen alleen luchtvaartmaatschappijen die overwegend in handen zijn van ingezetenen van CN zich in dit deel van Nederland vestigen. Het bestuurscollege van Bonaire is geĆÆnformeerd over het Verdrag.
Bij het formuleren van artikel 3 van het Verdrag is uitdrukkelijk rekening gehouden met de voorschriften die bij en krachtens het op 25 maart 1957 te Rome tot stand gekomen Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) aan landen en gebieden overzee (LGOās) worden gesteld. LGOās zijn gebieden die doorgaans een bijzondere relatie hebben met een EU-lidstaat. CN is een LGO-gebied. De EU LGO-regelgeving is gericht op het bevorderen van de ontwikkeling van LGO-gebieden. Van belang is dat het EU LGO-besluit1 het uitsluitend aanwijzen van CN-luchtvaartmaatschappijen in CN niet verbiedt. Wel is het LGO-gebieden verboden Europese luchtvaartmaatschappijen een minder gunstige behandeling te geven dan luchtvaartmaatschappijen uit andere derde landen. Daarvan is hier echter geen sprake aangezien het Verdrag met de Republiek Chili noch aan Europese luchtvaartmaatschappijen noch aan luchtvaartmaatschappijen uit derde landen rechten biedt voor wat betreft de vestiging en aanwijzing in CN.
3. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 (Begripsomschrijvingen)
In artikel 1 worden de in het Verdrag voorkomende, voor luchtvaartverdragen gebruikelijke, begrippen omschreven. Het Verdrag voorziet, gelet op de reikwijdte daarvan, mede in een begripsomschrijving van CN en de uit dat gebied afkomstige ingezetenen. Tevens is in het tweede lid aangegeven dat de Europese wet- en regelgeving mede van toepassing is op het Europese deel van Nederland.
Artikel 2 (Verlening van rechten)
In dit artikel worden de (vervoers)rechten opgesomd die de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen van elke verdragsluitende partij - zonder
beperkingen ten aanzien van de routes - onder het Verdrag mogen
uitvoeren. De rechten vallen alleen toe aan een luchtvaartmaatschappij
wanneer die overeenkomstig artikel 3 is aangewezen door de eigen Staat
en voldoet aan de voorwaarden van artikel 3.
Artikel 3 (Aanwijzing en verlening van vergunningen) en artikel 4
(Intrekking en schorsing van vergunningen)
Het Verdrag schept voor de verdragsluitende partijen de mogelijkheid tot
meervoudige aanwijzing en legt de voorwaarden vast waaraan de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen van elke verdragsluitende partij moeten voldoen
om in aanmerking te komen voor aanwijzing onder het Verdrag. Daarnaast
zijn de artikelen 3 en 4, conform de eerdergenoemde uitspraak van het
Europese Hof van Justitie, zodanig geformuleerd dat ook een in het
Europese deel van Nederland gevestigde luchtvaartmaatschappij afkomstig
uit een andere EU-Lidstaat door Nederland kan worden aangewezen (artikel
3) of, waar nodig, de vergunning kan worden geweigerd, ingetrokken,
opgeschort of beperkt of hieraan voorwaarden kunnen worden verbonden
(artikel 4), bijvoorbeeld als niet (langer) aan de vereisten voor
eigendom wordt voldaan of de operaties niet (langer) plaatsvinden
overeenkomstig standaarden uit het op 7 december 1944 te Chicago tot
stand gekomen Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart
(Stb. 1947, H 165 en Trb. 1959, 45) (Verdrag van
Chicago). Tenslotte is voorzien in de mogelijke aanwijzing van
luchtvaartmaatschappijen gevestigd in CN. Zie hiervoor ook paragraaf 2
(Reikwijdte) van deze toelichtende nota.
Artikel 5 (Tarieven)
Artikel 5 bepaalt onder welke voorwaarden de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen de tarieven zelfstandig kunnen vaststellen en
onder welke voorwaarden de verdragsluitende partijen kunnen
interveniƫren.
Artikel 6 (Commerciƫle activiteiten)
Teneinde tegemoet te komen aan de huidige eisen die de
luchtvaartsector stelt aan het uitoefenen van commerciƫle activiteiten,
daaronder begrepen het uitoefenen van activiteiten op het grondgebied
van de andere verdragsluitende partij, biedt het eerste lid van artikel
6 onder meer het recht aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen om
kantoren te vestigen op het grondgebied van de andere verdragsluitende
partij ter promotie en verkoop van luchtdiensten. Tevens voorziet
artikel 6, tweede lid en derde lid, in de mogelijkheid voor
luchtvaartmaatschappijen om eigen specialistisch personeel en management
op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij te laten
werken, of om het personeel in te schakelen van een ander bedrijf dat
door die verdragsluitende partij daartoe gemachtigd is. Het vierde lid
van artikel 6 voorziet in grondafhandeling die optimale mogelijkheden
geeft voor vrije keuze tussen aanbieders op het grondgebied van de
andere verdragsluitende partij, met inachtneming van de geldende wet- en
regelgeving op dat terrein, inclusief, wat betreft het Europese deel van
Nederland, door voor het Europese deel van Nederland geldende EU wet- en
regelgeving.
Daarnaast biedt het zesde lid van dit artikel mogelijkheden voor
uitgebreide commerciƫle samenwerking tussen luchtvaartmaatschappijen,
zoals door middel van regelingen op het gebied van blocked-space,
code-sharing en leasing, waarbij luchtvaartmaatschappijen op basis van
commerciƫle overwegingen zelf hun frequentie en capaciteit voor
internationaal luchtvervoer mogen bepalen, hetgeen voor de bestaande
luchtvaartallianties van groot belang is. Ingevolge het zevende lid van
dit artikel is ook het verrichten van intermodale diensten/vervoer door
de lucht en over land en/of water toegestaan. Tot slot is in het achtste
lid bepaald dat alle activiteiten slechts kunnen worden uitgevoerd met
inachtneming van de voor een verdragsluitende partij geldende wet- en
regelgeving, inclusief de voor het Europese deel van Nederland geldende
EU-wet- en regelgeving.
Artikel 7 (Verandering van luchtvaartuig)
Dit artikel maakt het voor de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen mogelijk het overstappen van passagiers op
(delen van) de routes te faciliteren en - waar commercieel opportuun -
gebruik te maken van partners of geleased materieel. Voor de positie van
Schiphol als transfer luchthaven is dit artikel eveneens van
belang.
Artikel 8 (Eerlijke concurrentie)
In dit artikel zijn bepalingen opgenomen om eerlijke
concurrentie tussen de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide
verdragsluitende partijen te waarborgen. Elke verdragsluitende partij
dient daarbij alle mogelijke middelen in te zetten om alle vormen van
discriminatie of oneerlijke concurrentie ten opzichte van de aangewezen
maatschappijen van de andere verdragsluitende partij te elimineren. Het
zesde tot en met negende lid bevatten bepalingen ten aanzien van
staatssteun. Het tiende tot en met dertiende lid geven de verplichtingen
van beide verdragsluitende partijen aan op gebied van
antitrustwetgeving. De bepalingen zijn conform de vereisten die door de
Europese Commissie hieraan gesteld worden.
Artikel 9 (Belastingen, douanerechten en
heffingen)
Dit artikel bepaalt dat luchtvaartuigen van de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen die op de internationale routes onder het
Verdrag opereren, alsmede de normale uitrustingsstukken,
reserveonderdelen, voorraden brandstof en smeermiddelen en boordproviand
en reclame- en promotiemateriaal van de aangewezen
luchtvaartmaatschappij(en) op basis van wederkerigheid zijn vrijgesteld
van alle douanerechten, inspectiekosten en soortgelijke nationale of
lokale rechten en heffingen op het grondgebied van de andere
verdragsluitende partij, op voorwaarde dat de normale uitrustingsstukken
en boordproviand aan boord van het luchtvaartuig blijven totdat zij weer
worden uitgevoerd.
Artikel 10 (Gebruikersheffingen)
Artikel 10 geeft nadere regels over gebruikersheffingen. In dit
artikel wordt onder meer bepaald dat de opgelegde gebruikersheffingen
rechtvaardig, redelijk en niet onredelijk discriminatoir moeten zijn en
proportioneel verdeeld moeten worden over alle categorieƫn gebruikers
van de desbetreffende luchthaven(s) of luchthavensystemen.
Artikel 11 (Overmaking van gelden)
Dit artikel garandeert dat de inkomsten uit verkoopactiviteiten
van een aangewezen luchtvaartmaatschappij mogen worden uitgevoerd naar
het land van herkomst tegen de op dat moment geldende wisselkoers en dat
deze niet worden belast, afgezien van de normaal door banken in rekening
gebrachte kosten voor inwisselen of overboeken.
Artikel 12 (Toepassing van wetten, voorschriften en
procedures)
In artikel 12 wordt bepaald dat de door de ene verdragsluitende
partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen dienen te voldoen aan wetten,
voorschriften en procedures van de andere verdragsluitende partij ten
aanzien van de binnenkomst op, het verblijf op of het vertrek vanuit het
grondgebied van deze verdragsluitende partij. Dit geldt ook voor
passagiers, bemanningsleden, vracht en post. Geen van beide
verdragsluitende partijen mag de eigen luchtvaartmaatschappijen een
voorkeursbehandeling geven bij de toepassing van haar regels betreffende
douane, immigratie, quarantaine en vergelijkbare regels of in het
gebruik van onder meer luchthavens, luchtverkeersdienstverlening en
aanverwante faciliteiten die onder zijn controle vallen.
Artikel 13 (Erkenning van bewijzen en
vergunningen)
Geldende bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen van
bevoegdheid en vergunningen uitgegeven door de ene verdragsluitende
partij en die nog niet verlopen zijn, zullen worden erkend door de
andere verdragsluitende partij, mits deze voldoen aan de minimale eisen
van het Verdrag van Chicago. Elke verdragsluitende partij behoudt echter
het recht om bewijzen van bevoegdheid en vergunningen te weigeren die
door de andere verdragsluitende partij aan de onderdanen van de
weigerende partij zijn toegekend. Voor het Europese deel van Nederland
betekent de erkenning dat deze in overeenstemming dient te zijn met
geldende EU wet- en regelgeving.
Artikel 14 (Veiligheid) en artikel 15 (Beveiliging van de
luchtvaart)
De bepalingen over de veiligheid en beveiliging van de luchtvaart
zijn neergelegd in artikel 14 en in artikel 15 van het Verdrag. Hierin
zijn onder meer een procedure en een aanpak geregeld (inclusief de
zogenaamde platforminspecties) indien Nederland of Chili twijfels heeft
over de wijze waarop de veiligheids- en beveiligingsstandaard door de
andere verdragsluitende partij wordt nageleefd en gecontroleerd. Bij
gerede twijfel kan overleg plaatsvinden. Indien maatregelen uitblijven,
biedt het zevende lid van artikel 14 de mogelijkheid om de
exploitatievergunningen te schorsen of daarvan af te wijken. Verder
wordt verwezen naar de door de ICAO vastgestelde veiligheids- en
beveiligingsstandaarden (de zogenaamde minimumnormen), die voor zover
van toepassing bij de wederzijdse luchtvaartbetrekkingen tussen
Nederland en Chili in acht moeten worden genomen.
Artikel 16 (Milieu)
Artikel 16 bevestigt dat de verdragsluitende partijen de
noodzaak om het milieu te beschermen erkennen door duurzame ontwikkeling
van luchtvaart te stimuleren. Daarbij erkennen zij ook de noodzaak om
maatregelen op dat gebied te nemen, mits in lijn met hun rechten en
verplichtingen op grond van internationaal recht.
Artikel 17 (Geautomatiseerd boekingssysteem)
Artikel 17 bepaalt onder meer dat CRS-verkopers die werkzaam zijn op het grondgebied van de ene verdragsluitende partij hun CRS-systeem beschikbaar mogen stellen aan reisbureaus of bedrijven die reis-gerelateerde distribueren op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij, mits het systeem voldoet aan de daar geldende wettelijke vereisten op dat gebied. Ingevolge het tweede lid dienen de verdragsluitende partijen daarbij mogelijke vereisten die de vrije toegang van CRS van de andere verdragsluitende partij belemmeren teniet te doen en ook niet voor de toekomst in te voeren.
Procedurele bepalingen (artikel 18-24)
De artikelen 18 tot en met 24 bevatten louter procedurele
standaardbepalingen over overleg en wijziging (artikel 18), regeling van
geschillen (artikel 19), beƫindiging (artikel 20), registratie bij de
Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (artikel 21),
toepasselijkheid van multilaterale verdragen (artikel 22),
toepasselijkheid van het Verdrag (artikel 23) en inwerkingtreding
(artikel 24). Het tweede lid van artikel 24 bepaalt dat de Overeenkomst,
in de relatie tussen Chili en het Europese deel en het Caribische deel
van Nederland, wordt beƫindigd op de datum waarop het Verdrag in werking
treedt. De bijlage bij het Verdrag bevat een lijst van andere staten als
bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a, onderdeel iii) en artikel 4,
eerste lid, onder a, onderdelen iii) en v), van het Verdrag.
4. Koninkrijkspositie
Het Verdrag zal, voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, gelden voor zowel het Europese deel van Nederland als het Caribische deel van Nederland. Zoals in de inleiding van deze toelichtende nota wordt aangegeven, wordt de relevante markt van luchtverbindingen bestreken door het Europese deel van Nederland en het Caribische deel van Nederland enerzijds en Chili anderzijds. De Overeenkomst blijft gelden in de relaties tussen Aruba, CuraƧao en Sint Maarten, enerzijds, en de Republiek Chili, anderzijds.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Besluit, 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie (PbEU 2013, L 344 van 19-12-2013).ā©ļø