Voortgangsrapportage vervanging onderzeebootcapaciteit
Toekomst van de Nederlandse onderzeedienst
Brief regering
Nummer: 2022D13051, datum: 2022-04-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-34225-35).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie
- Bijlage bij Planningsproces Vervanging Onderzeebootcapaciteit
- Voortgangsrapportage programma vervanging onderzeebootcapaciteit
- Planningsproces Vervanging Onderzeebootcapaciteit
- Programma vervanging onderzeebootcapaciteit. Externe doorlichting
- Reflectie op onderzoeken V-OZBT
Onderdeel van kamerstukdossier 34225 -35 Toekomst van de Nederlandse onderzeedienst.
Onderdeel van zaak 2022Z06402:
- Indiener: C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Defensie
- 2022-04-05 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-04-07 10:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Defensie
- 2022-04-19 18:45: Voortgangsrapportage vervanging onderzeebootcapaciteit 2022 (met ministerie) (Technische briefing), vaste commissie voor Defensie
- 2022-04-21 10:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Defensie
- 2022-04-21 14:00: Voortgangsrapportage vervanging onderzeebootcapaciteit2022 (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Defensie
- 2022-06-02 13:30: Voortgangsrapportage vervanging onderzeebootcapaciteit 2022 en verantwoordingsstukken 2021 (ARK) (Technische briefing), vaste commissie voor Defensie
- 2022-06-29 13:00: Materieel Defensie (Commissiedebat), vaste commissie voor Defensie
- 2022-07-05 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
34 225 Toekomst van de Nederlandse onderzeedienst
Nr. 35 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 april 2022
Bij deze bied ik u de voortgangsrapportage aan over het programma vervanging onderzeebootcapaciteit1. De voortgangsrapportage beschrijft de feitelijke ontwikkelingen in het programma in het afgelopen kalenderjaar, aangevuld met voor de Kamer relevante besluiten tot het moment van vaststelling van de rapportage. De informatie berust mede op verschillende onderzoeken die de afgelopen maanden zijn uitgevoerd, maar ook op de uitkomsten van de dialoog die in december 2021 met de kandidaat-werven is gehouden, en op analyses van de risico’s en de handelingsopties.
Het huidige moment van rapporteren, kort na mijn aantreden, biedt mij de gelegenheid om uiteen te zetten waar Defensie staat in de uitvoering van de verwervingsvoorbereiding en welke vervolgstappen moeten worden gezet. In de brief van 27 oktober 2021 (Kamerstuk 34 225, nr. 34) heeft Defensie gemeld dat de planning substantiële aanpassing behoeft. Ik meld in deze brief de planning voor de eerstvolgende mijlpaal en een indicatieve planning voor het vervolg. Bij het bereiken van de mijlpaal wordt het beeld geactualiseerd. De ervaringen in het project – alsmede de geopolitieke situatie – maken het weinig zinvol om ver in de toekomst gelegen mijlpalen scherp te definiëren.
Ik ben op basis van de informatie uit de dialoogrondes en de onderzoeken tot drie overkoepelende besluiten gekomen om het proces rondom dit grote project te verbeteren. Deze besluiten betreffen een scherpere inhoudelijke afbakening, langer doorvaren van de Walrusklasse, en effectievere governance. Ik heb opdracht gegeven voor het met de hoogste prioriteit vastleggen van een beoordelingskader en gunningsmodel inclusief primaire en secundaire eisen (met de afwegingen ten aanzien van product, tijd en geld). Dit vormt de eerstvolgende mijlpaal in de verwervingsvoorbereiding, waarover de Kamer na de zomer vertrouwelijk zal worden geïnformeerd.
Een voortvarende aanpak van het vervolg van het programma is des te urgenter geworden in het licht van de snel verslechterde veiligheidssituatie langs de oostflank van het NAVO-verdragsgebied. De destabiliserende militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne dwingt Europese NAVO-landen zoals Nederland om sneller dan tot dusver voorzien hun Defensie-uitgaven op peil te brengen en te investeren in capaciteiten waaraan behoefte bestaat in de NAVO en de EU. De onderzeeboten vormen een belangrijke en veel gevraagde niche-capaciteit, waarop bondgenoten en partners de komende decennia moeten kunnen blijven rekenen. Tegen deze achtergrond is het ook nodig dat Defensie rekening houdt met gevolgen voor de beschikbaarheid en prijzen van materieel op de onstuimige defensiemarkt.
Context
Begin 2021 zijn de kaders voor de dialoog met de drie kandidaat-werven, en daarmee de planning en aanpak, vastgesteld. De aanpak betrof een dialoog in drie dialoogrondes, met drie kandidaat-werven. In dialoogronde 1 zijn de haalbaarheid en het realiteitsgehalte van het eisenpakket, de financiële omvang, de planning en de mijlpalen getoetst. Hieruit bleek dat de mijlpalen zoals gemeld in de B-brief (contracttekening eind 2022, levering eerste nieuwe onderzeeboot vanaf 2028, uitfasering Walrusklasse 2031) zelfs in het meest gunstige scenario niet meer konden worden gerealiseerd. In de brief van 27 oktober 2021 is de Kamer gemeld dat de planning substantiële aanpassing behoeft. Daarbij is gemeld dat de dialoog minder snel is verlopen en minder diepgang had dan van tevoren ingeschat. Dit had te maken met de informatievoorziening door de kandidaat-werven, maar ook met de keuze van Defensie om te beginnen met een brede uitvraag, zonder daarbij aan te geven welke behoeften «hard» zijn. Defensie bleek voorts meer tijd nodig te hebben om de informatie van de werven goed te kunnen analyseren. Vooruitlopend op een besluit over de nieuwe planning zijn eerst de uitkomsten van verschillende onderzoeken afgewacht. Besloten is om in de tussentijd wel te starten met de tweede dialoogronde. Het eerste deel van de tweede dialoogronde is in december 2021 uitgevoerd.
Geopolitieke ontwikkelingen
De dreiging die uitgaat van Rusland onder Poetin, heeft de behoefte van Defensie aan een toekomstbestendige onderzeebootcapaciteit alleen maar versterkt. Een aantal uitgangspunten blijft onverminderd van kracht. Defensie wil de beste boot verwerven voor de beste prijs, maar ook de beste boot houden gedurende de levensduur. Internationale samenwerking is randvoorwaardelijk. Nederland beschikt sinds de jaren negentig niet meer over een zelfscheppende onderzeebootindustrie. Defensie beschikt niet meer zoals ten tijde van de bouw van de Walrusklasse over de kennis en capaciteit om een centrale rol te vervullen in het ontwerp en de productie van onderzeeboten. Er is daarom gekozen voor een concurrentiegerichte verwervingsstrategie met drie buitenlandse kandidaat-werven. Dit wil niet zeggen dat er geen Nederlandse industriële betrokkenheid kan zijn. De verwervingsstrategie is erop gericht om door gebruikmaking van artikel 346 VWEU vanuit een wezenlijk nationaal veiligheidsbelang, kennis en capaciteit te waarborgen, ook met het oog op de instandhouding op termijn. De kandidaat-werven dienen te voldoen aan eisen ter waarborging van wezenlijke belangen van nationale veiligheid en strategische autonomie, waarbij de Nederlandse industrie en kennisinstellingen betrokken kunnen worden. Daarnaast werkt het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK), zoals gemeld in de B-brief en onder meer nader uiteengezet in de basisrapportage, gedurende de dialoog in een parallel traject met de kandidaat-werven een industriële samenwerkingsovereenkomst uit.
De militaire behoefte zoals gesteld in het Concept of Operations (CONOPS) blijft leidend. De Nederlandse onderzeedienst onderscheidt zich met een wijze van opereren waarbij de onderzeeboten langdurig op grote afstand van de thuisbasis kunnen worden ingezet. Dit vereist ook een unieke configuratie voor de toekomstige onderzeeboot. Deze unieke configuratie zal niet berusten op een geheel nieuw ontwerp, maar zal voortbouwen op bestaande configuraties en technische oplossingen die de kandidaat-werven al in gebruik of ontwikkeling hebben en die in onderlinge samenhang tot een uniek ontwerp zullen leiden dat invulling geeft aan de operationele behoeften van Defensie. Daarnaast zullen deze ontwerpen aangevuld worden met innovatieve oplossingen om de onderzeebootcapaciteit toekomstbestendig te maken.
Alvorens de planning en aanpak van het vervolg van het programma nader toe te lichten, ga ik in op de drie terreinen waarop besluiten nodig zijn. Dit betreft de inhoudelijke afbakening, de maatregelen voor het langer in de vaart houden van de huidige Walrusklasse, en de aanpassingen om de governance en programmaorganisatie effectiever te maken.
Inhoudelijke afbakening
De verwervingsstrategie blijft berusten op concurrentie, maar er zal een scheiding worden aangebracht tussen de aanschaf van de onderzeeboot en het onderhoud gedurende de gehele levensduur. Voor de dialoog is ingezet op de uitwerking en toetsing van een eisenpakket waarbij naast de investeringskosten ook de kosten van onderhoud en instandhouding gedurende de gehele levensduur zoveel mogelijk worden vastgelegd (Life-Cycle Costs – LCC). Tijdens de dialoogronden van het afgelopen jaar is gebleken dat het uitwerken van een dienstencontract voor het onderhoud en de instandhouding gedurende de volledige levensduur door alle kandidaat-werven wordt afgeraden vanwege de kostenimplicaties (werven berekenen de onzekerheden en risico’s door naar de klant). Tevens zijn de drie kandidaat-werven niet bereid om een prestatiecontract voor onderhoud af te sluiten bij de contracttekening, vanwege het ontbreken van een gedetailleerd onderzeebootontwerp (dit wordt pas na contracttekening tijdens de engineering fase in detail bekend) en onzekerheid over het exacte gebruiksprofiel (dit is afhankelijk van de wijze van inzet na ingebruikname). Een verdere dialoog levert waarschijnlijk weinig meerwaarde op omdat Defensie de werven niet kan committeren om tot de essentie te komen en het echte ontwerpproces pas begint na de daadwerkelijke keuze voor een werf. Tegelijk kan het laten vervallen van het resterende deel van de dialoog risico’s meebrengen (zie onder toegelicht).
Het is sneller en afgaand op het contact met de kandidaat-werven doelgerichter om in het leveringscontract van de onderzeeboten afspraken te maken over de strategisch autonomie, de toekomstige inrichting van de instandhouding en het daarvoor beoogde toekomstige partnerschap. Na contracttekening van de leveringsovereenkomst kunnen dan nadere overeenkomsten volgen op basis van inzichten uit de fase waarin het gedetailleerde ontwerp voor de nieuwe onderzeeboot wordt vastgelegd. Voordeel hiervan is dat het instandhoudingsdeel voor het planbare onderhoud robuuster kan worden afgesproken. Er zijn na de gunning namelijk meer werf-specifieke afspraken over te maken. Daarnaast kan maatwerk met de winnende werf worden toegepast voor de uitwerking van de regierol van de Directie Materiële Instandhouding (DMI) in Den Helder en de bijbehorende instandhoudingsfilosofie. Door gebruiksrechten te verkrijgen wordt DMI zo goed mogelijk gepositioneerd om zelf Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen te betrekken voor de instandhouding gedurende de hele levensduur.
Na een jaar dialoog heeft Defensie inmiddels een veel beter inzicht gekregen in hetgeen de werven kunnen leveren en in de (financiële) risico’s die aan het verwervingstraject zijn verbonden. De uitkomsten van de dialoog in december 2021 onderstrepen het belang van nadere toespitsing van het eisenpakket. Alle kandidaat-werven maken kenbaar dat ze hun ontwerpen pas kunnen optimaliseren als Defensie eerst concreter zijn prioriteiten kenbaar maakt voor de eisen die aan de boot zullen worden gesteld en de aanpassingen die Defensie wenst, bijvoorbeeld voor het inbouwen van government furnished equipment/information/software. Ook bleek (opnieuw) dat de oorspronkelijke planning veel te optimistische doorlooptijden hanteerde en dat op basis van de leverschema’s van de kandidaat-werven hoe dan ook moet worden uitgegaan van een lange doorlooptijd voor de periode tussen contracttekening en het volledig operationeel inzetbaar krijgen van de eerste twee nieuwe onderzeeboten.
De risicoanalyses uit het vierde kwartaal van 2021 bevestigen het eerder ontstane beeld (zie de brief van 27 oktober 2021, Kamerstuk 34 225, nr. 34) dat de in de basisrapportage gemelde planning onhaalbaar is, maar maken ook duidelijk dat hetgeen de werven aanbieden nog niet past binnen de beoogde richtprijs en plafondprijs, en dat de risicoreservering geen ruimte meer bevat om onvoorziene tegenvallers op te vangen. Daarbij is nog geen rekening gehouden met de extra investeringskosten voor langer doorvaren met de Walrusklasse (zie onderstaand), of met mogelijk sterk gestegen prijzen op de defensiemarkt als gevolg van schaarste en inflatie.
De recente actualisering van de planning op basis van realistische doorlooptijden toont aan dat voortzetting van de huidige aanpak te veel tijd zou kosten om tot een werfkeuze te komen en daarmee de continuïteit van de Onderzeedienst op termijn in gevaar zou brengen. Indien de nieuwe onderzeeboten op termijn nog niet beschikbaar zijn terwijl het einde van de levensduur van de Walrusklasse feitelijk zou worden bereikt, ontstaat een capability gap. Dit zou grote consequenties hebben voor het behoud van kennis en personeel en het streven van Defensie is om dit zo mogelijk te voorkomen. Hoewel het risico op een capability gap reëel is in alle onderzochte planningsscenario’s, is de kans daarop het grootst bij voortzetting van de huidige dialoogaanpak. Het vervolgen van de huidige aanpak kan erin resulteren dat de contracttekening met de winnende werf zou geschieden in de periode midden 2025 – begin 2026 en dat de eerste twee nieuwe onderzeeboten in de periode 2035 – 2038 volledig operationeel inzetbaar zijn. Dit maakt het zoals gezegd urgent om te bezien hoe gerichter kan worden toegewerkt naar de offerteaanvraag, gunning en werfkeuze.
De focus moet, naast sturing op tijdige levering van de nieuwe onderzeeboten, bij de uitwerking van het eisenpakket binnen het budget meer worden gericht op de specifieke eisen die Nederland aan het onderzeebootontwerp stelt om in NAVO-verband de komende decennia in een niche-capaciteit te kunnen blijven voorzien. In de basisrapportage is gemeld dat voor enkele systemen nog geen behoefte is gesteld of budget gereserveerd voor de aanschaf, maar dat in het eisenpakket wel provisions for zijn voorzien. Daarbij is toegelicht dat het onderzeebootontwerp enige ruimte en flexibiliteit moet bieden voor het verwerven van een aanvullend (wapen)systeem in de toekomst. De onderzeeboten zullen ook geschikt moeten zijn voor het lanceren van langeafstandsraketten. De versterking van de maritieme slagkracht zal worden bezien in het licht van de verslechterde veiligheidssituatie, waarover de Kamer in de Defensienota 2022 nader zal worden geïnformeerd.
De bovengenoemde aspecten samenvattend, moet Defensie nu de keuze maken om de verwervingsvoorbereiding voort te zetten volgens het snelst haalbare en verantwoorde tijdspad. De inschatting is dat het proces niet is gebaat bij een volgende dialoogronde, maar dat een stap voorwaarts moet worden gezet en de concurrentiegerichte offerteaanvraag zijn werk moet gaan doen. Er wordt op basis van alle tot dusver verkregen informatie nu concreet toegewerkt naar een offerteaanvraag (Request for Quotation – RFQ) op basis van een leveringscontract. Er zal in de planning geen tijd meer worden ingeruimd voor het resterende deel van de dialoog. Deze toegespitste aanpak scheelt tijd ten opzichte van het huidige traject en leidt ook tot meer focus bij de kandidaat-werven. Tegelijk kan het laten vervallen van het resterende deel van de dialoog risico’s meebrengen zoals de mogelijkheid van ongeldige offertes, een grotere kans op engineering change proposals na contracttekening en mogelijk hogere kosten. Het risicoprofiel en de risicoreservering zullen worden herijkt. Defensie zal mitigerende maatregelen treffen alvorens tot een offerteaanvraag over te gaan. Defensie zal ook advies van de landsadvocaat inwinnen over de juridische inkleding van de te volgen procedure. Er komt voorts een nog grotere nadruk te liggen op vastlegging van toegang tot de kostenopbouw van de werf en een kostenmodel om de prijs-kwaliteit verhouding te kunnen beoordelen. Een deel van de mitigerende maatregelen zal vanwege de aanbesteding van vertrouwelijke aard zijn.
Langer doorvaren Walrusklasse
Met het oog op waarborging van de continuïteit van de Onderzeedienst, zijn onder leiding van de Commandant der Zeestrijdkrachten (CZSK) de mogelijkheden en implicaties onderzocht van langer doorvaren met de Walrusklasse. De uitkomsten hiervan zijn als vertrouwelijke bijlage 1 aan de voortgangsrapportage toegevoegd2. CZSK heeft in samenwerking met de Militaire Zeewaardigheidsautoriteit van DMO een plan uitgewerkt waarmee de Walrusklasse op basis van de huidige (technische) inzichten op veilige en relevante wijze kan doorvaren tot midden jaren dertig.
Langer doorvaren moet bovenal veilig en verantwoord zijn. Voor mij staat voorop dat de veiligheid van het personeel niet in het geding mag komen. Beslissingen over het doorvaren met de Walrusklasse mogen niet afhankelijk zijn van het later dan beoogd beschikbaar worden van de nieuwe onderzeeboten, ook als het betekent dat er inzetbeperkingen gelden of zelfs tijdelijk een capability gap ontstaat. De veiligheid wordt op basis van veiligheidsprotocollen door de Militaire Zeewaardigheidsautoriteit scherp in de gaten gehouden. Technische degradatie of beperkte onderhoudbaarheid kan op langere termijn als gevolg hebben dat omwille van de veiligheid het operatieprofiel van de Walrusklasse moet worden aangepast. Zorgvuldige communicatie richting het personeel hierover is essentieel.
Langer doorvaren van de Walrusklasse gaat gepaard met beperkingen van de inzetbaarheid, mede als gevolg van het moeten overgaan op een ander onderhoudsconcept. Het op korte termijn uit de vaart nemen van een van de vier Walrusklasse onderzeeboten is nodig om het naar verwachting intensievere onderhoud van de resterende boten te kunnen blijven uitvoeren. Het is de intentie om de continuïteit van de onderzeebootcapaciteit zo veel mogelijk te waarborgen en daarvoor uiteindelijk twee Walrusklasse onderzeeboten in de vaart te houden, zolang de inzet veilig kan geschieden, tot aan het moment dat twee nieuwe onderzeeboten volledig inzetbaar zijn. De veilige inzetbaarheid van de Walrusklasse wordt, zoals eerder aangegeven, scherp in de gaten gehouden. Bovendien zijn aanvullende investeringen nodig voor het op peil houden van de veiligheid en operationele relevantie. Defensie zal dit bedrag met het oog op bewuste ontkoppeling buiten het projectbudget, maar binnen de Defensiebegroting, opvangen (zie vertrouwelijke bijlage 2 bij de voortgangsrapportage)3.
Effectievere governance
De onderzoeken naar de oorzaken van tijdsoverschrijdingen en de doorlichting van de programmaorganisatie maken duidelijk wat de afgelopen jaren bij Defensie niet goed is gegaan in het vervangingsprogramma. Er zijn bijvoorbeeld onrealistische doorlooptijden gehanteerd en het zorgvuldig doorlopen van het proces voerde in de besluitvorming vaak de boventoon in plaats van sturing op het kader «tijd». Daarbij is niet goed genoeg gecommuniceerd tussen verschillende lagen van de governance en werd informatie over een realistische planning onvoldoende gedeeld. Gevolg daarvan was dat intern en extern werd vastgehouden aan een niet realistische planning. Om dit in de toekomst zo veel mogelijk te voorkomen, breng ik veranderingen aan in de governance. Ik wil bovendien een cultuur bevorderen van rolvastheid en zelfkritisch vermogen. Met het uitvoeren van de onderzoeken is een belangrijke stap gezet om tekortkomingen te adresseren en lessen te leren, van het bestuurlijk niveau tot en met het programmamanagement, ook met het oog op andere (toekomstige) materieelprojecten. Ik ben mij ervan bewust dat Defensie het nu bovenal in de praktijk moet laten zien.
De aanbevelingen uit de onderzoeken impliceren een breed palet aan verbetermaatregelen. Het integrale overzicht treft u aan als bijlage 1 bij de voortgangsrapportage4. Ik heb besloten het overgrote deel van de aanbevelingen over te nemen. De maatregelen hebben onder meer betrekking op versimpeling van de governance-structuur, betere sturing en communicatie, versterking van het projectteam, en professionalisering van de planning en het risicomanagement. Dit heeft ook gevolgen voor de wijze waarop Defensie in het vervolg zal communiceren over doorlooptijden en mijlpalen waarvoor nog geen precieze inschatting kan worden gemaakt. Hierbij is het realistischer om bandbreedtes te gebruiken en buffers in de planning op te nemen om tegenvallers te kunnen opvangen. Risicoanalyses op basis van verschillende scenario’s en probabilistische doorrekening van de tijdlijn geven een beter beeld waarmee rekening moet worden gehouden, en zullen als sturingsinstrument verder worden geprofessionaliseerd. Drie maatregelen neem ik niet over. Deze beogen het projectteam te versterken en de afstand tot de uitvoering te verkleinen, maar zouden het in de praktijk lastig maken om de rolvastheid van beleid en uitvoering te borgen. De personele versterking van het projectteam was reeds voorzien en wordt voortvarend ter hand genomen.
Aanpak vervolg programma
Alles overziend, heb ik besloten om meer focus aan te brengen. Defensie gaat direct over tot de voorbereiding van een offerteaanvraag in concurrentie, op basis van een leveringscontract. Dit betekent de uitwerking van een beoordelingskader en gunningsmodel plus het finaliseren van het programma van eisen voor het leveringscontract van de onderzeeboot. Het gevolg is dat het resterende deel van de dialoog komt te vervallen. Bij de eerstvolgende mijlpaal, zijnde het beoordelingskader, gunningsmodel en eisenpakket, zal ik uw Kamer vertrouwelijk informeren over de afweging tussen primaire en secundaire eisen en de gevolgen voor strategische autonomie die voortvloeien uit de daaraan gerelateerde gemaakte keuzes, zoals gevraagd in de motie Van Wijngaarden c.s. (Kamerstuk 35 925 X, nr. 43). Ik verwacht uw Kamer hierover na de zomer, voorafgaand aan de offerteaanvraag vertrouwelijk te kunnen informeren. De vertrouwelijkheid is nodig omdat het om informatie gaat uit het aanbestedingsdossier.
Defensie werkt vervolgens toe naar het uitsturen van een offerteaanvraag voor het leveringscontract, inclusief aspecten van wezenlijk nationaal veiligheidsbelang en strategische autonomie waar de Kamer om heeft verzocht in de motie Van Wijngaarden c.s. (Kamerstuk 35 925 X, nr. 43) en de motie Stoffer c.s. (Kamerstuk 35 925 X, nr. 36). In het leveringscontract zorgt Defensie voor voldoende waarborgen om de instandhouding vanuit de regierol in Den Helder duurzaam vorm te kunnen geven, bijvoorbeeld door te investeren in gebruiksrechten en infrastructuur. Defensie gunt hierbij om inhoudelijke redenen niet op levensduurkosten en contracteert instandhouding na de keuze voor een werf en een product. Hierdoor zijn de instandhoudingsfilosofie en het langdurige partnerschap tussen de DMI in Den Helder en de winnende werf, met betrokkenheid van het Nederlandse bedrijfsleven en kennisinstellingen, beter op te zetten.
De planning wordt stap voor stap bezien en bijgesteld, waar nodig. Defensie streeft ernaar de offerteaanvraag (Request for Quotation) in het laatste kwartaal van 2022 te kunnen sturen naar de kandidaat-werven, gevolgd door een offertetraject van naar schatting een jaar tot het gunningsbesluit. Deze periode van een jaar berust op de aanname dat Defensie ten minste één geldige bieding ontvangt. Ik zal de Tweede Kamer vervolgens middels een D-brief informeren over de keuze voor het product en de geselecteerde werf met de daarbij vastgestelde oplevertermijn en prijs. Na parlementaire behandeling van de D-brief zal Defensie de overeenkomst met de werf bekrachtigen en het af te sluiten contract met de werf en het Memorandum of Understanding met betreffende nationale overheid ondertekenen.
Zoals gezegd, wordt de planning geactualiseerd bij het bereiken van een mijlpaal of zodra er nieuwe informatie beschikbaar wordt die daartoe noopt. Indicatief kan ik op basis van de nu beschikbare informatie melden dat bij de gewijzigde aanpak het beoogde moment waarop de eerste twee nieuwe onderzeeboten fully operational capable beschikbaar zijn, naar verwachting zal vallen in de bandbreedte 2034 – 2037. Dat is wellicht sneller dan wanneer zou worden vastgehouden aan het huidige proces (2035 – 2038), maar veel later dan de planning zoals in de basisrapportage gemeld (uiterlijk eind 2031). Bovendien moeten we realistisch zijn en kunnen er altijd tegenvallers optreden, zoals vertraging bij de bouw en beproevingen, ongeldige biedingen, of ontwikkelingen in de geopolitieke situatie waarop nu nog geen zicht is.
Omwille van de continuïteit van de onderzeedienst wordt er langer doorgevaren met de huidige Walrusklasse. Ik wil echter nogmaals benadrukken dat het langer doorvaren bovenal veilig en verantwoord moet zijn. Zoals hierboven is toegelicht, koppel ik het langer doorvaren met en de investeringen in de Walrusklasse los van het programma vervanging onderzeebootcapaciteit. In de komende periode laat ik het risicoprofiel actualiseren en risico-mitigerende maatregelen verder uitwerken. Daarnaast zal ook de businesscase worden geactualiseerd, waarbij uitgangspunten worden uitgewerkt zoals het ontkoppelen van het leveringscontract en de instandhouding evenals het in balans brengen van de risicoreservering en basisraming.
Uw Kamer heeft gevraagd om een technische briefing over strategische autonomie in relatie tot dit dossier. Ik stel voor deze briefing in april te laten plaatsvinden, voordat de Kamer voorafgaand aan de offerteaanvraag vertrouwelijk wordt geïnformeerd over de afwegingen in het gunningsmodel voor de offerteaanvraag.
Tot slot
De investering in een toekomstbestendige Nederlandse onderzeebootcapaciteit houdt mede in het licht van de recente ontwikkelingen langs de oostflank van het NAVO-grondgebied hoge prioriteit. Het vervangingstraject is een proces van de lange adem, maar met een scherpere inhoudelijke afbakening, effectievere governance en geactualiseerde projectkaders, kan Defensie de komende periode gericht vervolgstappen zetten.
De Staatssecretaris van Defensie,
C.A. van der Maat