Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de voortgang aanpak uithuisplaatsingen kinderopvangtoeslag (Kamerstuk 31066-979)
Belastingdienst
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2022D14496, datum: 2022-04-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2022D14496).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: L.L. Nouse, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2022Z03349:
- Indiener: F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
- Volgcommissie: vaste commissie voor Financiën
- Volgcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-03-09 17:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-03-17 14:30: Procedures en brieven (hybride) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-04-07 14:00: Voortgang aanpak uithuisplaatsingen kinderopvangtoeslag (31066-979) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-05-12 12:01: Debat over problemen met uithuisplaatsingen van kinderen (Plenair debat (debat)), TK
- 2022-05-18 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-05-19 13:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2022D14496 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Rechtsbescherming over
– de voortgang aanpak uithuisplaatsingen kinderopvangtoeslag (Kamerstuk 31 066, nr. 979);
– Uitvoering aanpak uithuisplaatsingen kinderopvangtoeslag (Kamerstuk 31 066, nr. 997);
– Reactie op verzoek commissie om meer informatie over het onderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid naar hoe de jeugdbescherming is omgegaan met gezinnen die gedupeerd zijn door de toeslagenaffaire (Kamerstuk 31 839, nr. 817).
De voorzitter van de commissie,
Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie,
Nouse
Inhoudsopgave | blz. | |
I | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | 2 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie | 2 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie | 4 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie | 5 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie | 7 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie | 9 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de GL-fractie | 10 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie | 12 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie | 13 | |
Vragen en opmerkingen van het lid van de BIJ1-fractie | 14 | |
Vragen en opmerkingen van het lid Omtzigt | 15 | |
II | Antwoord/Reactie van de Minister | 17 |
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister voor Rechtsbescherming die hij mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris voor Toeslagen en Douane heeft gestuurd over de voortgang van de aanpak voor gedupeerde ouders en kinderen die te maken hebben of hebben gehad met uithuisplaatsing.
De leden van de VVD-fractie onderstrepen de noodzaak om de gezinnen te helpen die door toedoen van de overheid buitengewoon veel leed zijn toegedaan. Deze leden delen de noodzaak die de Minister beschrijft om alles op alles te zetten om het vertrouwen van de ouders en kinderen in de overheid te herstellen en hen op de kortst mogelijke termijn passende hulp en ondersteuning te bieden.
De leden van de VVD-fractie maken van deze gelegenheid gebruik om de Minister een aantal vragen te stellen over de aanpak.
Landelijk ondersteuningsteam
De leden van de VVD-fractie achten het van belang dat gedupeerde ouders en kinderen zo snel, laagdrempelig en zorgvuldig mogelijk toegang krijgen tot ondersteuning. Deze leden lezen dat de aanpak van de Minister ziet op alle kinderen en ouders die te maken hebben gehad met zowel een uithuisplaatsing via een kinderbeschermingsmaatregel als zonder een kinderbeschermingsmaatregel. Kan de Minister nogmaals bevestigen dat hier zowel alle verplichte en door de kinderrechter opgelegde uithuisplaatsingen onder worden verstaan, als alle onverplichte uithuisplaatsingen waarbij mogelijk drang is uitgeoefend op ouders om kinderen uit huis te laten plaatsen? In de brief van de Minister lezen deze leden dat er pilots lopen waarin de Minister onderzoekt hoe deze laatste groep ouders het beste kan worden bereikt. Kan hier een nadere toelichting op worden gegeven? Welke maatregelen worden getroffen om deze groep ouders en kinderen beter en ook sneller in beeld te brengen? Hoeveel ouders in deze groep zijn inmiddels in beeld bij het ondersteuningsteam?
De leden van de VVD-fractie lezen dat, nadat ouders en/of kinderen hebben aangegeven ondersteuning te willen, er twee sporen zijn waarlangs het ondersteuningsteam hen kan begeleiden. Welke maatregelen treft de Minister om ouders en kinderen in beeld te krijgen, zodat zij zich kunnen aanmelden bij het ondersteuningsteam? Kan de Minister aangeven of wordt overwogen meer maatregelen te treffen om proactief gedupeerde ouders en kinderen te informeren over het aanbod van het ondersteuningsteam? Zijn inmiddels bijvoorbeeld alle gemeenten aangeschreven of bij hen ouders of kinderen bekend zijn? Ook vragen deze leden wanneer de eerste resultaten van het ondersteuningsteam met de Kamer kunnen worden gedeeld.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het ondersteuningsteam de situatie van ouders en kinderen in kaart brengt en begeleidt. Op de website van het ondersteuningsteam is daarnaast te lezen dat het ondersteuningsteam geen taken overneemt van andere professionals. Op welke wijze kan het ondersteuningsteam wel enige doorzettingsmacht uitoefenen wanneer gedupeerde ouders en kinderen tegen belemmeringen aanlopen tijdens de ondersteuning van het ondersteuningsteam? Kan ook nader worden toegelicht hoe ervoor wordt gezorgd dat het ondersteuningsteam tijdig de juiste informatie ontvangt van alle relevante instanties over de desbetreffende ouders en kinderen? Deze leden benadrukken hierbij dat inmiddels bij de belastingdienst informatie over gedupeerde ouders bekend is, waardoor ook tijdig relevante informatie kan worden gedeeld met het ondersteuningsteam.
De leden van de VVD-fractie vragen voorts of er bij de ondersteuning van ouders en kinderen nog meer mogelijkheden zijn om het initiatief tot het bieden van ondersteuning meer van de lokale en nationale overheid te laten uitgaan.
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat op grond van privacyregels jeugdbeschermingsorganisaties niet te horen krijgen welke gezinnen exact naar voren komen in de analyse van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Om die reden is jeugdbescherming meestal afhankelijk van ouders of kinderen die zichzelf melden. Klopt het dat er privacyregels in de weg staan aan het in contact brengen van gedupeerde ouders met het ondersteuningsteam? Zo ja, welke regels zijn dat en wat is de Minister voornemens te doen om dit knelpunt op te lossen?
Kosteloze rechtsbijstand
De leden van de VVD-fractie steunen de regeling die de Minister treft om kosteloze rechtsbijstand mogelijk te maken voor gedupeerde ouders die te maken hebben met een uithuisplaatsing met een kinderbeschermingsmaatregel. Geldt deze regeling ook voor gedupeerde ouders die te maken hebben (gehad) met uithuisplaatsing zonder kinderbeschermingsmaatregel? Deze leden zijn van mening dat een advocaat ouders kan ondersteunen bij hun contacten met de overheid en in juridische procedures. Is er voldoende capaciteit om die juridische procedures snel te kunnen behandelen? Deze leden lezen dat het streven is de regeling inwerking te laten treden per 1 juni 2022 en met terugwerkende kracht zal gelden vanaf april 2022. Zij lezen ook dat er op het moment van de brief van 31 maart 2022 (Kamerstuk 31 066, nr. 997), over de uitvoering van de aanpak, al aan 14 gedupeerde ouders ondersteuning is geboden door het ondersteuningsteam. Mogelijk hebben deze ouders ook al eerder dan 1 april bijstand verzocht en hebben advocaten voor deze ouders werkzaamheden verricht en kunnen ouders voor deze werkzaamheden geen aanspraak maken op de subsidieregeling. Kan de Minister motiveren waarom is gekozen voor een regeling met terugwerkende kracht vanaf 1 april 2022 en niet bijvoorbeeld 1 januari 2022?
Onafhankelijk onderzoek
De leden van de VVD-fractie lezen dat het onderzoek van de Inspecties zich onder andere richt op de vraag hoe de jeugdbeschermingsketen omging met de gedupeerde gezinnen. Deze leden achten het van belang dat de gedupeerden op een adequate en doeltreffende manier worden betrokken voor en tijdens het onderzoek. Op welke wijze is betrokkenheid van ouders én de betrokkenheid van kinderen gewaarborgd bij het onderzoek van de Inspecties?
Tijdens de technische briefing van 15 maart jl. aan de Kamer heeft de Inspecteur-Generaal (IG) van de Inspectie Justitie en Veiligheid kenbaar gemaakt dat hij de Kamer wil informeren zonder begeleidende reactie van de Minister voor Rechtsbescherming omwille van transparantie. Tevens heeft de IG tijdens de technische briefing kenbaar gemaakt dat de onderzoeksopzet met de Kamer zal worden gedeeld. Is de Minister bereid om de gedetailleerde onderzoeksopzet met informatie over de analysetechnieken en variabelen van het kwantitatieve onderzoek, gelijktijdig met de beantwoording van de vragen van dit schriftelijk overleg naar de Kamer te sturen?
De Minister beschrijft dat hem is gebleken dat er, naast het onderzoek door de Inspecties en de hulp aan ouders via het onafhankelijke ondersteuningsteam, behoefte bestaat om aanvullend onderzoek in te stellen door een commissie. Kan nader worden toegelicht wat volgens de Minister exact dient te worden onderzocht door een commissie en hoe het onderzoek van een commissie zich verhoudt tot het onderzoek van de Inspecties?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse, maar ook met enige zorg kennisgenomen van de Kamerbrief over de uitvoering aanpak uithuisplaatsingen kinderopvangtoeslag. Uithuisplaatsingen zijn volgens deze leden in alle gevallen een zeer betreurenswaardige zaak en zeker als acties van de overheid (mogelijk) verband hebben gehad met de oorzaken van deze uithuisplaatsingen. In die gevallen past de overheid ook een zware verantwoordelijkheid om alles op alles te zetten voor oplossingen waar dat mogelijk is.
De leden van de D66-fractie merken op dat de brief niet verwijst naar het actieplan verbetering feitenonderzoek dat de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de motie-Bergkamp (Kamerstuk 34 550 XVI, nr. 86). Deze leden merken op dat veel signalen vanuit de betreffende ouders wijzen op tekortkomingen in het feitenonderzoek. Kan de Minister ingaan op deze signalen en in hoeverre het actieplan reeds tot voldoende verbeteringen heeft geleid of dat aanvullende maatregelen nodig zijn? Is de Minister bereid te bezien of er bij het onderzoek over hoe de jeugdbeschermingsketen omging met gedupeerde gezinnen ook aandacht was voor de rol van waarheidsvinding en het feitenonderzoek bij deze gezinnen?
De leden van de D66-fractie onderschrijven de inzet van het kabinet om ouders te ondersteunen met kosteloze rechtsbijstand. Betekent kosteloze rechtsbijstand dat een gang naar de rechter voor deze ouders in alle gevallen daadwerkelijk geheel zonder kosten is en geen enkel financieel effect heeft voor de ouders? Moeten de ouders bijvoorbeeld wel griffierechten betalen en telt deze kosteloze rechtsbijstand nergens mee als inkomen of vermogen? Wordt onderzocht in hoeverre deze kosteloze rechtsbijstand ook noodzakelijk is bij andere uithuisplaatsingen waar ouders te weinig recht wordt gedaan, zonder dat er een verband is met de kinderopvangtoeslag?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de uitvoering van de motie-Omtzigt (Kamerstuk 35 927, nr. 79) voor het onafhankelijk onderzoek. Kan de Minister ingaan op de wens van voornoemde leden dat de inzichten uit dat onderzoek ook echt gebruikt worden om de situatie voor ouders te verbeteren? Indien uit het onderzoek bijvoorbeeld blijkt dat uithuisplaatsing onnodig was geweest, kan er dan bij de behandeling van een casus (door gebruik van de onderzoeksresultaten) effectiever gewerkt worden aan terugplaatsing? Of indien blijkt dat wet- en regelgeving terugplaatsing van kinderen moeilijker maakt, terwijl dat wel in het belang van het kind zou zijn, zou dat dan kunnen leiden tot versnelde aanpassing van deze wet- en regelgeving zodat het ondersteuningsteam en andere partijen effectiever kunnen werken aan het helpen van ouders en terugplaatsen van kinderen waar dat mogelijk en in het belang van het kind is? Kortom: wat hebben de betrokken ouders en kinderen concreet en op korte termijn aan het onafhankelijk onderzoek?
De leden van de D66-fractie wijzen op de aankondiging in de brief van 22 februari jl. (Kamerstuk 31 066, nr. 979) dat bredere bekendheid vanaf 1 april gegeven zal worden aan ouders en kinderen over de extra ondersteuning die dan beschikbaar is. Is het versterken van deze bekendheid inderdaad reeds gestart? En betreft dat slechts de acties zoals genoemd in de brief onder het kopje «kenbaarheid» of zijn er andere acties naar aanleiding van deze aankondiging? Kan de Minister toelichten hoe specifiek kinderen ook op de hoogte worden gesteld over de mogelijke ondersteuning?
De leden van de D66-fractie vinden het goed dat het Landelijk Ondersteuningsteam is opgezet. Zij vragen wel wat het tijdspad is voor dit team. Blijven zij actief totdat ze elke casus behandeld hebben? Welk tijdspad ziet de Minister daarbij voor zich?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Beseft de Minister dat in het belang van zowel de kinderen als de ouders het contact tussen hen met de grootste spoed hersteld dient te worden? Zo ja, welke concrete maatregelen heeft de Minister hiertoe genomen sinds zijn aantreden?
Kan de Minister per kind aangeven welke rol de toeslagenaffaire speelde bij de uithuisplaatsing? Zo nee, waarom niet?
Weten alle kinderen dat de toeslagenaffaire aanleiding tot hun uithuisplaatsing was en weten zij van de kwalijke rol die de overheid hierin speelde? Is dit aan de uithuisgeplaatste kinderen uitgelegd? Zo nee, waarom niet? Acht de Minister het niet belangrijk dat de kinderen weten dat hun ouders geen schuld hadden aan de uithuisplaatsing?
Zijn alle kinderen nu in beeld? In totaal is het ondersteuningsteam betrokken bij 31 kinderen die uit huis geplaatst zijn. Zijn er al kinderen met hun ouders herenigd? Zo nee, waarom niet? In hoeveel gevallen is er al contact hersteld?
Kan de Minister aangeven binnen hoeveel minuten de rechter besliste over de uithuisplaatsing, uitgesplitst per kind?
Kan de Minister aangeven in hoeveel van de gevallen de rechter tijdens de eerste zitting niet beschikte over een volledig dossier, maar waarbij desondanks toch het advies voor uithuisplaatsing overgenomen, uitgesplitst per kind?
Kan de Minister aangeven in hoeveel gevallen de ouders bij de rechter hebben ingebracht dat hun problemen door de belastingdienst waren veroorzaakt en dus buiten hun schuld in de penarie terecht waren gekomen, uitgesplitst per kind? In hoeveel van de gevallen heeft de rechter dit argument mee laten wegen in de beslissing tot uithuisplaatsing?
Kan de Minister ten aanzien van de zogenaamde vrijwillige uithuisplaatsingen aangeven hoeveel ouders na enige periode van tijd hun kinderen teruggevraagd hebben en hoeveel van hen die kinderen toen direct teruggekregen, uitgesplitst per kind?
Waarom mogen gedupeerde ouders hun eigen kinderen niet spreken? Beseft de Minister dat door onmenselijke beslissingen de banden tussen ouders en kinderen volledig en vaak voor het leven verwoest worden? Welke maatregelen gaat de Minister concreet nemen om aan deze absurde situaties een einde te maken?
Het perspectief en de stem van het kind staan centraal. Kan het kind, als het zelf aangeeft graag weer bij zijn/haar ouder(s) te gaan wonen, op korte termijn weer thuis wonen? Zo nee, waarom niet? In hoeveel van deze 31 gevallen is hier sprake van?
Wat is de reden dat de pleegouders en de mensen in instellingen waar uithuisgeplaatste kinderen verblijven er niet alles aan doen om deze kinderen terug te laten gaan naar hun ouders? Is onderzocht in hoeverre toeslagen/financiële redenen hierbij een rol spelen? Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid dit te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Er komt onafhankelijk onderzoek naar verband tussen problemen kinderopvangtoeslag en uithuisplaatsingen in het algemeen. Prof. dr. R. (Ronald) W.J. Meester van de Vrije Universiteit Amsterdam, afdeling Wiskunde, kwam eerder tot de conclusie dat het aantal uithuisplaatsingen in het toeslagenschandaal te groot is om zonder meer aan het toeval toe te schrijven. Is de Minister bereid om hem te betrekken bij het onderzoek?
Klopt het dat de achternamen van de uithuisgeplaatste kinderen soms veranderd worden in de achternaam van het pleeggezin? Zo ja, bij hoeveel kinderen, uitgesplitst per leeftijd, is dit precies het geval? Welke maatregelen gaat de Minister concreet nemen om aan deze absurde situaties een einde te maken?
Klopt het dat in sommige gevallen zelfs de voornamen van de uithuisgeplaatste kinderen veranderd worden? Zo ja, bij hoeveel kinderen, uitgesplitst per leeftijd, is dit precies het geval? Welke maatregelen gaat de Minister concreet nemen om aan deze absurde situaties een einde te maken?
Op basis waarvan denkt de Minister te kunnen weten dat het in het belang van het kind is dat hij/zij in een pleeggezin blijft en dus nooit meer terug kan keren naar huis? Graag een aantal concrete voorbeelden. Welke procedurele/juridische regels belemmeren terugplaatsing van het kind? Is het mogelijk kinderen terug te plaatsen bij hun ouders na een periode van uithuisplaatsing langer dan 1 jaar? Wat zijn exact de richtlijnen die worden toegepast aangaande «hechting»? Klopt het dat de richtlijn wordt gehanteerd dat jonge kinderen na een half jaar te zeer gehecht zijn aan hun pleegouders en dat dan het advies vaak is om niet terug naar huis te gaan? Wat vindt de Minister van deze richtlijn? Zou niet altijd het streven moeten zijn dat uithuisgeplaatste kinderen worden herenigd met hun ouder(s)? Kan de Minister aangeven in welke situaties terugplaatsing van het kind niet tot de «juridische mogelijkheden» behoort? Waren de uithuisgeplaatste kinderen al langer in beeld of pas nadat de problemen met de belastingdienst gingen spelen?
Is onderzoek gedaan naar de trauma’s bij zowel de uithuisgeplaatste kinderen als hun ouders als gevolg van de uithuisplaatsing? Zo ja, kan de Minister aangeven wat hiervan de gevolgen zijn? Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid dit te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zijn er meldingen van misbruik bekend bij de uithuisgeplaatste kinderen? Zo ja, om hoeveel gevallen gaat het exact, uitgesplitst per leeftijd? Welke maatregelen neemt de Minister om dit misbruik tegen te gaan? Wat gebeurt er met de betreffende kinderen indien er sprake is van misbruik?
Hoe is het verschil te verklaren dat Nederland aanzienlijk meer kinderen uit huis plaatst in vergelijking met in elk geval België, Zweden, Spanje, Portugal, Italië en Griekenland? Kan deze verklaring worden toegelicht, uitgesplitst per land?
Hoeveel van de kinderen die in Nederland uit huis worden geplaatst komen uiteindelijk weer thuis?
Kan de Minister nog eens reflecteren op de onafhankelijkheid van het onderzoek dat de Inspectie Justitie en Veiligheid is gestart? In hoeverre zal er sprake zijn van een compleet onderzoek, nu er geen zicht is op uithuisplaatsingen die plaatsvonden onder «drang»?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Het zal de Minister niet verbazen dat bij de leden van de SP-fractie elke keer het bloed begint te koken als zij horen van nieuwe misstanden rondom het toeslagenschandaal. Dat mogelijk kinderen onterecht uit huis geplaatst zouden zijn is op zichzelf natuurlijk al een grof schandaal, maar dat dit noodlot uitgerekend de ouders ten deel valt die al slachtoffer zijn geworden van het handelen van de belastingdienst is helemaal hartverscheurend. Deze leden maken van deze mogelijkheid graag gebruik om enkele kritische vragen te stellen over het herstel dat door de regering is toegezegd.
De leden van de SP-fractie lazen in een recente voortgangsbrief (Kamerstuk 31 066, nr. 979) dat de eerste stap, wat de regering betreft, is om het leed en het onrecht dat ouders en kinderen is aangedaan te erkennen. Heeft deze erkenning inmiddels al plaats gehad bij alle betrokkenen? Zo nee, waarom niet? En wanneer zal dit dan wel het geval zijn?
De leden van de SP-fractie zouden graag wat meer inzicht willen krijgen in het landelijke ondersteuningsteam dat is opgezet. Uit hoeveel fte bestaat dit team op dit moment en naar hoeveel fte wil de Minister dit team laten doorgroeien? Bij hoeveel gesprekken zijn mensen uit dit team al aanwezig geweest? Wat voor expertise hebben de mensen van het landelijke ondersteuningsteam? Zijn dit vooral psychologen, mensen vanuit de jeugdbeschermingsketen of juist mensen van de belastingdienst zelf? Graag ontvangen voornoemde leden een nadere verduidelijking van de regering op dit punt. Op welke manier gaat ervoor gezorgd worden dat ouders vertrouwen krijgen in deze teams? Ze hebben immers niet altijd even positieve ervaringen met ondersteuningsteams vanuit ministeries.
De leden van de SP-fractie vragen vervolgens waarom de Minister er eigenlijk niet voor kiest om met kleine teams, per provincie, te werken waar mensen zich veilig kunnen melden en die kleinere teams doorzettingsmacht te geven? Is de Minister op de hoogte van het feit dat een dergelijk plan, waarbij tevens gewerkt zou moeten worden met het credo «naar huis, tenzij», reeds is gemaakt met advocaten en ouders en ook afgelopen jaar is aangeboden aan de voormalig Minister voor Rechtsbescherming, de heer Dekker, en premier Rutte? Waarom wordt dit plan niet opgevolgd?
Kan de Minister bevestigen, dan wel ontkennen, dat het nu ingerichte landelijke ondersteuningsteam nu feitelijk geen doorzettingsmacht en/of andere bevoegdheden heeft? Kan de Minister puntsgewijs uiteen zetten op welke punten hij vindt dat het voorstel zoals dit vorig jaar aan toenmalig Minister Dekker is aangeboden, niet toereikend is?
Het is fijn dat wanneer de toeslagenouders hun zaak bij de rechter aan willen vechten, zij hier vanaf heden kosteloze rechtsbijstand voor krijgen. Maar zou het niet nog veel beter zijn als de gang naar de rechter helemaal kan worden voorkomen en de gezinssituatie zonder lange, moeizame weg bij de rechter hersteld kan worden? Wat zijn de voornemens van de Minister op dit vlak? Deelt de Minister de mening dat mensen moeten worden bevrijd uit juridische procedures en niet opnieuw dezelfde procedures ingestuurd moeten worden? Is de Minister bekend met het feit dat de regeling voor kosteloze rechtsbijstand die voor de toeslagenouders is opgezet volledig faalt, omdat advocaten worden toegewezen (mensen kunnen niet hun eigen advocaat kiezen) en die advocaten te weinig tijd hebben om hun werk goed te doen? Waarom zou eenzelfde regeling in dit geval wél goed werken?
Voorts vragen de leden van de SP-fractie of gedupeerden ook aanspraak kunnen maken op vergoedingen van kosten die zij in het verleden hebben moeten maken aan advocaatkosten of kosten bij de rechtbank toen zij een uithuisplaatsing hebben aangevochten, maar geen recht hadden op kosteloze rechtsbijstand? Zo nee, waarom niet?
De leden van de SP-fractie hebben vernomen dat gewerkt wordt aan een klachtenmogelijkheid voor mensen die klachten hebben over het ondersteuningsteam. Is deze klachtenmogelijkheid er inmiddels al? Zo nee, waarom niet?
Over het onderzoek dat nu loopt naar de uithuisplaatsingen hebben de leden van de SP-fractie de volgende vragen. Is de vraag op basis van welke signalen dossiers zijn gevormd en uiteindelijk tot uithuisplaatsing is besloten onderdeel van het onderzoek? Zo ja, hoe krijgt dit precies vorm in het onderzoek? Zo nee, waarom niet? Wordt door de Inspectie nu ook onderzoek gedaan naar wat er voor 2015 is gebeurd of niet? Kan worden aangegeven of kinderen door meldingen van de Belastingdienst uithuisgeplaatst zijn? Is dit onderdeel van het onderzoek van de Inspecties?
Kan nader worden verklaard waarom uitgerekend de Inspectie de meest aangewezen partij is om dit te onderzoeken, nu de Inspectie zelf jarenlang signalen van mogelijk onterechte uithuisplaatsingen heeft gemist? Zou het niet goed zijn om juist ook het aandeel van de Inspectie te onderzoeken? Waarom heeft de Inspectie bijvoorbeeld niet als schild gefungeerd voor mensen die zich bij instanties ongehoord voelden? Kan ook worden verduidelijkt waarom de Inspectie niet naar het oordeel van de rechter gaat kijken? Als de Inspectie hier niet naar kijkt, kan dan wel een volledig beeld verkregen worden van de situatie? Voorts vragen deze leden of de Inspectie onderzoek gaat doen naar alle gevallen, of dat zij slechts enkele gevallen gaat onderzoeken en op basis daarvan conclusies zal trekken? Met andere woorden: komt er nu voor alle gevallen een volledig dossieronderzoek of niet? Gaat er nu eindelijk aan waarheidsvinding gedaan worden? Of beperkt het onderzoek zich tot de vraag of alle regeltjes netjes zijn opgevolgd? Klopt het voorts dat de vrijwillige uithuisplaatsingen niet (kunnen) worden meegenomen in dit onderzoek? Zo ja, waarom niet? Als dit klopt, hoe denkt de Minister dan alsnog een volledig beeld te kunnen schetsen van de ontstane situatie? Is de Minister niet bang dat er dan een blinde vlek ontstaat?
Ook zijn de leden van de SP-fractie benieuwd wat voor inzichten het gaat opleveren dat de Inspectie vergelijkingen gaat maken tussen de behandeling van toeslagenouders en anderen / niet-toeslagenouders? We weten inmiddels toch al dat de toeslagenouders anders zijn behandeld? En meer in het algemeen: wat hebben uiteindelijk de ouders en de kinderen die het betreft aan dit onderzoek?
De leden van de SP-fractie lazen in de brief van de Minister voor Rechtsbescherming van 31 maart jl. (Kamerstuk 31 066, nr. 997) dat voor de organisaties in de jeugdbeschermingsketen een verandering van omstandigheden een reden zal zijn voor herbeoordeling van de gezinssituatie. Wat wordt hiermee precies bedoeld? Valt hier ook de omstandigheid onder dat de oorspronkelijke beslissing om een kind uit huis te plaatsen gebaseerd is op foutieve of onrechtmatige gegevens? Of wordt slechts gekeken of de huidige situatie een terugplaatsing rechtvaardigt of niet? Als mensen financieel nog steeds in zak en as zitten door het eerdere handelen van de overheid en nog geen (afdoende) financiële compensatie hebben gekregen van de overheid, kan hen dat dan worden tegengeworpen bij een mogelijke herbeoordeling? Met andere woorden: kan een trage financiële afhandeling van de overheid een rem zetten op een mogelijke herbeoordeling van de gezinssituatie en de daaruit voortvloeiende mogelijkheden tot hereniging? Zo ja, deelt de Minister de mening dat dit uiterst onwenselijk zou zijn? Wat gaat de Minister doen om dit te voorkomen? Deelt de Minister de mening dat het niet te verkroppen is dat ouders hun kind kwijtraken door problemen die veroorzaakt zijn door de overheid, waarna zij hun kind mogelijk niet terugkrijgen omdat de overheid te langzaam de schade afhandelt, wat vervolgens kan eindigen in een besluit een kind niet meer terug te plaatsen vanwege een veilige hechting bij het pleeggezin?
Verder vragen de leden van de SP-fractie hoe de Minister denkt over het opnemen van het recht op terugkeer en hereniging in het jeugdzorgbeleid. Klopt het dat bij kinderen niet ouder dan vijf jaar na een half jaar uithuisgeplaatst te zijn een terugkeer niet meer wenselijk is, en bij kinderen boven vijf jaar na een jaar uithuisplaatsing dit niet meer wenselijk is? Wat vindt de Minister daarvan? Deelt de Minister de mening dat situaties altijd weer getoetst moeten worden, ongeacht hoe lang de uithuisplaatsing al voortduurt? Deelt de Minister ook de mening dat dit sowieso betekent dat ouders recht hebben op contact met een hulpverlener en het maken van een plan voor de terugkeer van een kind in het eerste jaar dat dit kind uit huis geplaatst is? Deelt de Minister de mening dat een te grote caseload, te hoge werkdruk, te groot personeelstekort of welk probleem dan ook aan de aanbodkant van hulp er nooit toe mag leiden dat ouders permanent hun kind kwijtraken, zonder dat ze een eerlijke kans hebben gekregen dit kind weer terug in huis te krijgen?
De leden van de SP-fractie vragen hoeveel situaties er bekend zijn van ouders die hun uithuisgeplaatste kinderen kunnen zien, maar die geen contact krijgen, zelfs niet na rechterlijke uitspraken, omdat bijvoorbeeld pleeggezin of Gecertificeerde Instellingen niet meewerken?
Kan worden aangegeven hoe opvolging is gegeven aan het rapport van de Raad Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming (RSJ)1, die adviseerde dat altijd het perspectief van ouders en kind bij gezagsmaatregelen moet worden betrokken?
Tot slot wijzen de leden van de SP-fractie er op dat veel meer kinderen uithuisgeplaatst zijn die ook graag naar huis zouden willen of kunnen. Op welke manier gaat de Minister ervoor zorg dragen dat eventuele verbeteringen in de keten die naar voren komen uit dit onderzoek, uiteindelijk ook breder gaan worden ingezet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat gedupeerde ouders en kinderen die te maken hebben (gehad) met uithuisplaatsing zich vanaf 4 april jl. rechtstreeks kunnen aanmelden bij het ondersteuningsteam. Uiteraard is het aan deze gedupeerden zelf of zij daar gebruik van willen maken. En er is sprake van meerdere aanmeldingsmogelijkheden. Toch vragen deze leden of deze gedupeerden worden gestimuleerd om hulp van het ondersteuningsteam te vragen. Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet? Hoe kunnen ouders en kinderen ervan doordrongen raken dat het ondersteuningsteam neutraal en onafhankelijk is, zonder dat daarbij de indruk van het tegendeel ontstaat?
Het ondersteuningsteam is een aanvulling op de hulp vanuit de hersteloperatie toeslagen en de extra inspanningen van gemeenten, jeugdbescherming en de Raad voor de Kinderbescherming die al voor ouders beschikbaar is, lezen deze leden. Hoe vindt de samenwerking met deze partners plaats zodat krachten kunnen worden gebundeld en geen overlap plaatsvindt?
De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat de geldende bevoegdheden in de jeugdbeschermingsketen van kracht blijven, ook bij de beoordeling of sprake kan zijn van een herstel van de gezinssituatie. Hoeveel ouders met gezag of kinderen ouder dan 12 jaar hebben al om een herbeoordeling van de uithuisplaatsing gevraagd? Hoe wordt ervoor gezorgd dat de gezinssituatie zo snel als mogelijk hersteld wordt waardoor terugplaatsing eerder mogelijk wordt? Als beëindiging van de uithuisplaatsing nog niet aan de orde kan zijn, hoe wordt dan gezorgd dat dan wel op korte termijn contact tussen ouders en kinderen wordt hersteld of verbeterd?
De leden van de PvdA-fractie lezen dat een regeling voor kosteloze rechtsbijstand met betrekking tot uithuisplaatsingen voor gedupeerde ouders per 1 juni 2022 in werking moet treden met terugwerkende kracht vanaf april. Hoe worden deze ouders op de hoogte gebracht dat zij nu al van deze regeling gebruik kunnen maken? Hoe en door wie worden ze ondersteund bij de aanvraag van deze regeling?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
Landelijk ondersteuningsteam
De leden van de GroenLinks-fractie vragen als eerste waarom het zo lang heeft geduurd voordat een landelijk ondersteuningspunt is opgezet voor gedupeerde ouders. Kan de Minister zich voorstellen dat gedupeerde ouders hierdoor voelen dat kostbare tijd tussen de ouders en kinderen verloren is gegaan? En dat voor gedupeerde ouders elke maand dat zij mogelijk eerder contact kunnen krijgen met hun uit huis geplaatste kinderen telt?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de brief dat het landelijk ondersteuningsteam vanaf 4 april jl. van start is gegaan en dat gedupeerde ouders zich hier kunnen aanmelden. Zij vragen waarom gekozen is om eerst klein te beginnen met pilots in Almere en Rotterdam en niet gelijk alle aandacht is gestoken in het opzetten van een breed landelijk initiatief.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het ondersteuningsteam neutraal en onafhankelijk is. Kan de Minister hier meer uitleg over geven? Bijvoorbeeld door aan te geven welke mensen gaan werken bij het ondersteuningsteam. Deze leden vragen niet naar persoonsgegevens maar naar expertise en werkervaring. Hoe waarborgt de Minister dat zij echt onafhankelijk hun werk kunnen doen? En hoe gaat de Minister zorgen dat ouders voldoende vertrouwen hebben in de leden van het ondersteuningsteam? Is er een indicatie te geven van hoeveel gedupeerde ouders gebruik willen maken van het ondersteuningsteam? Op welke manier wordt de Kamer op de hoogte gehouden van hoe en of het ondersteuningsteam werkt en hoeveel ouders zich gemeld hebben?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook de genoemde website www.hetondersteuningsteam.nl bekeken en het viel deze leden op dat er nog weinig informatie op de site staat en de site nog vrij basaal, zelfs karig te noemen is. Wordt dit nog verder uitgebreid? Want een dergelijke site moet ouders wel het vertrouwen geven dat ze op de goede plek zitten.
Kosteloze rechtsbijstand
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de gedupeerde ouders naast hulp van het ondersteuningsteam, zich ook kunnen laten bijstaan door een gespecialiseerde advocaat om zich te verweren tegen een uithuisplaatsing met kinderbeschermingsmaatregel. De Minister zal hier kosteloze rechtsbijstand voor mogelijk maken via een subsidieregeling. Op welke manier wordt deze subsidieregeling uitgewerkt? Moeten ouders dat zelf aanvragen of worden ze hierbij geholpen? Op welke manier wordt de drempel hiervoor zo laag mogelijk gemaakt? Deze lezen dat gestreefd wordt om de subsidieregeling per 1 juni 2022 in werking te laten treden. Betekent dit dat de rechtsbijstand ook pas vanaf dat moment aan te vragen is of kan dat al eerder? Als het pas vanaf juni kan, deelt de Minister de mening dat dit opnieuw twee maanden vertraging oplevert waarin ouders geen vooruitgang kunnen boeken in het aanvechten van de kinderbeschermingsmaatregel en dus het herstellen van contact met hun kind? Wat gaat de Minister doen om de subsidieregeling zo snel mogelijk inzetbaar te hebben? En hoe lang blijft deze subsidieregeling in werking? Deze leden willen ook weten of deze kosteloze rechtsbijstand ook wordt aangeboden voor gedupeerde ouders die met een drangtraject te maken hebben gehad. Wordt dit hen ook aangeboden of is het alleen voor ouders die met uithuisplaatsing via een kinderbeschermingsmaatregel te maken hebben gehad? Deelt de Minister de mening dat juist ook ouders die met vrijwillige uithuisplaatsing te maken hebben gehad, rechtsbijstand verdienen?
Maatwerk
De leden van de GroenLinks-fractie staan achter het uitgangspunt dat het kind centraal moet staan bij de beoordeling of een kind terug kan naar de ouders of contact kan worden hersteld. Deze leden lezen dat een terugplaatsing gezien het perspectief van het kind niet altijd tot de mogelijkheden behoort, maar dit soms ook niet tot de juridische mogelijkheden behoort. Wat bedoelt de Minister hier precies mee? Kan de Minister de juridische mogelijkheden en onmogelijkheden hieromtrent schetsen? Welke juridische afwegingen worden gemaakt in het wel of niet terugplaatsen van een kind? In hoeverre speelt de aanvaardbare termijn daarin een rol? Klopt het dat deze termijn een half jaar is voor jonge kinderen en een jaar voor oudere kinderen? De Minister liet in eerdere antwoorden weten dat verlenging van de aanvaardbare termijn mogelijk is als de ouders groei laten zien in het herstellen van de veiligheid. Gebeurt verlenging van de aanvaardbare termijn vaak? Hoe vaak wordt afgeweken van de indicatieve aanvaardbare termijn? Welke andere mogelijkheden, behalve terugplaatsing, zijn er om het contact tussen ouders en kind te herstellen? In hoeverre is een vorm van contactherstel tussen ouders en kind het uitgangspunt in de begeleiding van ouders door het ondersteuningsteam?
Onafhankelijk onderzoek
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het eerste deel van het onderzoek van de Inspectie van Veiligheid en Justitie kwantitatief van aard zal zijn en dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) hierbij betrokken is. Is op dit moment al enige helderheid te geven met betrekking tot het aantal kinderen dat uithuisgeplaatst is van ouders die gedupeerd zijn van de toeslagenaffaire? Eerder werd aangegeven dat het om 1115 kinderen zou gaan. De Minister had het recent in een televisieprogramma over 420 kinderen. Kan de Minister ophelderen wat het juiste aantal is en waarom er zo’n groot verschil tussen beide getallen zit? Zitten in deze getallen ook vrijwillige uithuisplaatsingen? Zo niet, hoe gaat de Inspectie dat aantal in beeld brengen bij het onderzoek? En gaat de Inspectie ook onderzoeken om hoeveel kinderen het gaat voor 2015?
Overig
De leden van de GroenLinks-fractie willen benadrukken dat het probleem van uithuisplaatsingen groter is dan alleen uithuisplaatsingen bij slachtoffers van de toeslagenaffaire. In Nederland worden teveel kinderen uithuisgeplaatst en ook in die zaken zijn er in het verleden (en mogelijk ook heden) nog fouten gemaakt. Dit wordt al jaren met grote regelmaat onder de aandacht van de regering gebracht. Erkent de Minister dit grotere probleem? Zo ja, wat gaat de Minister doen om die ouders te steunen, die ook te maken hebben gehad met een uithuisplaatsing waarbij er zaken fout zijn gegaan? Is het bijvoorbeeld mogelijk om het landelijk ondersteuningsteam ook voor deze groep ouders open te stellen of langer open te houden? In hoeverre gaat de Minister de kennis en kunde die nu wordt opgedaan bij de hulp aan gedupeerde toeslagenouders inzetten om de jeugdbeschermingsketen te verbeteren? Heeft de Minister scherp op het netvlies dat al in juni 2020, dus bijna twee jaar geleden, een motie van de leden van de GroenLinks-fractie is aangenomen die vraagt om een concreet plan van aanpak om het aantal uithuisplaatsingen te verminderen en gezinsgerichte hulp in te zetten (Kamerstuk 31 839, nr. 732)? Zo ja, waarom is er bijna twee jaar na dato nog steeds geen helder plan met concrete streefdoelen? Wat is nu de stand van zaken rondom de uitvoering van deze motie? Is de Minister bereid dit onderwerp in brede zin prioriteit te geven?
In dat verlengde willen de leden van de GroenLinks-fractie graag concreet antwoord op de volgende vragen. Wat gaat de Minister doen om het aantal uithuisplaatsingen in Nederland drastisch naar beneden te brengen? Wat gaat de Minister doen om ervoor te zorgen dat ouders de juiste rechtsbijstand hebben op het moment dat er sprake is van een uithuisplaatsing? Wat gaat de Minister doen om drangtrajecten te voorkomen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie danken de Minister voor zijn voortgangsbrieven over de uitvoering van de aanpak uithuisplaatsingen bij gedupeerde ouders van de toeslagenaffaire. Deze leden maken van de gelegenheid gebruik om enkele vragen te stellen.
De leden van de ChristenUnie-fractie kunnen instemmen met het landelijke ondersteuningsteam dat naast de gemeentelijke steunpunten van start is gegaan. Dat de aanpak van het ondersteuningsteam ook gebaseerd is op de ervaringen uit de pilots in Almere en Rotterdam geeft deze leden meer vertrouwen in de effectiviteit van het werk van het ondersteuningsteam. Tegelijk betreuren deze leden het zeer dat pas een half jaar nadat bekend werd dat er meer dan 1.000 kinderen van gedupeerde ouders uit huis zijn geplaatst een team van professionals beschikbaar is om deze ouders en hun kinderen bij te staan. Deze leden voelen enorme urgentie bij het rechtzetten van onrecht, in de gevallen dat kinderen onterecht gescheiden van hun ouders opgroeien door toedoen van onrechtmatig handelen van de overheid. Kan de Minister aangeven hoe groot de capaciteit van het landelijk ondersteuningsteam is? Voornoemde leden vragen de Minister ook hoe gedupeerde ouders persoonlijk benaderd en geïnformeerd worden over het ondersteuningsaanbod van het landelijk ondersteuningsteam, de mogelijkheden bij gemeenten en de Gecertificeerde Instellingen. Deze leden lezen bovendien dat slechts enkele Gecertificeerde Instellingen aparte teams hebben opgericht om de situaties van betreffende ouders en kinderen opnieuw te beoordelen. Kan de Minister aangeven welke Gecertificeerde Instellingen dit wel doen en welke niet? Gaat de Minister de Gecertificeerde Instellingen die dit nog niet doen aansporen om hier ook vorm aan te geven?
De leden van de ChristenUnie-fractie zien in de aanpak van het ondersteuningsteam dat persoonlijke aandacht, tijd en uitleg van onafhankelijke professionals als mogelijke positieve aspecten voor de begeleiding van ouders en kinderen rond uithuisplaatsingen in het algemeen. Deze leden vragen op welke manier deze aanpak wordt gemonitord en hoe lessen uit deze aanpak worden getrokken en toegepast bij alle ouders die te maken krijgen met een beschermingsmaatregel of een vrijwillige uithuisplaatsing. Als de Minister dit nog niet van plan is, welke mogelijkheden ziet de Minister hiervoor?
Een van de mogelijkheden van de kinderrechter om een uithuisplaatsing te beëindigen is als ouders met gezag of kinderen ouder dan 12 jaar de rechter vragen om een machtiging op te heffen of kortere tijd te laten duren op grond van gewijzigde omstandigheden. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of procesbegeleiders ouders ook ondersteunen om van deze mogelijkheid kennis te nemen en deze te benutten, mochten ouders of kinderen hier gebruik van willen maken.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Minister een stand van zaken kan geven over de inspanningen die hij verricht om de terugplaatsing na een uithuisplaatsing te laten monitoren.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen met instemming dat de Minister bereid is om aanvullend onafhankelijk onderzoek door een commissie met de Kamer te verkennen. Zij gaan hierover graag op korte termijn met de Minister over in gesprek.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de brieven van de Minister. Zij hebben waardering voor de inspanningen, maar voelen ook de behoefte om enkele vragen te stellen.
Ondersteuningsteam
De leden van de SGP-fractie vragen op welke wijze het onderscheid tussen het al dan niet aanwezig zijn (geweest) van een maatregel van kinderbescherming doorwerkt in de mogelijkheid tot terugkeer van kinderen. Kunnen ouders er in de situatie van vrijwillige uithuisplaatsing op rekenen dat kinderen weer kunnen terugkeren naar huis?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de verwijzing naar het belang van het kind als criterium voor de mogelijkheid van hereniging erg onbepaald is. Deze leden vragen de Minister om nader te duiden welke ijkpunten richting geven aan het belang van het kind, mede op basis van de inspanningsverplichtingen van de staat zoals die blijken uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Deze leden vragen of de Minister in ieder geval kan bevestigen dat factoren die buiten de directe sfeer van de kinderbescherming liggen, zoals armoede, en die gevolg zijn van overheidshandelen niet als belemmering kunnen gelden voor het voortzetten van een maatregel van kinderbescherming en dat het bij zulke factoren de taak van de overheid is om ouders te ontzorgen.
Rechtsbescherming
De leden van de SGP-fractie wijzen erop dat al geruime tijd wordt geconstateerd dat kinderrechters onvoldoende tijd kunnen besteden aan een zorgvuldige beoordeling van verzoeken tot het opleggen van maatregelen van kinderbescherming. Deze leden vinden het van belang dat dit probleem zich in ieder geval niet opnieuw voordoet bij mogelijke zaken die voortvloeien uit deze hersteloperatie en dat ook voldoende specialistische expertise ingezet dient te worden. Zij vragen welke afspraken de Minister hierover heeft gemaakt met de Raad voor de rechtspraak. Eveneens vragen zij of het vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid niet wenselijk is dat bij afwijzingen van de wensen van ouders en het continueren van maatregelen van kinderbeschermingen standaard een rechterlijke beoordeling wordt gevraagd, tenzij ouders hier uitdrukkelijk van af willen zien. Het kan immers een extra belasting zijn als de verantwoordelijkheid hiervoor opnieuw bij de ouders wordt gelegd, ondanks de beschikbaarheid van kosteloze ondersteuning. Deze leden wijzen op de rechtsfiguur van het ambtshalve beroep van de Minister tegen zijn eigen besluit bij het ontnemen van het Nederlanderschap bij verstek en vragen een reactie op de mogelijke toepasbaarheid ervan in deze context. Tot slot vragen deze leden hoe en wanneer de Minister rapporteert over de inspanningen van de rechtbanken om ook buiten de context van de kinderopvangtoeslag meer tijd beschikbaar te stellen aan rechters voor een zorgvuldige beoordeling.
Onderzoeken en rapportages
De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister nu en in het vervolg wil aangeven in hoeveel gevallen sprake is van uithuisplaatsingen met en zonder maatregel van kinderbescherming en in hoeveel gevallen in beide categorieën sprake is van hereniging van ouders met hun kinderen. Eveneens vragen deze leden of de onderzoeken er ook op gericht zijn te ontdekken in hoeverre in deze situatie sprake is geweest van oneigenlijke drang om ouders tot vrijwillig uithuisplaatsing te brengen.
De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister kan aangeven wat de stand van zaken is als het gaat om de onafhankelijke (advies)commissie die zich zou richten op onderzoek naar de rechtspositie en rechtsbescherming van ouders en kinderen naar aanleiding van de misstanden als gevolg van de kinderopvangtoeslag. Deze leden vragen of de commissie zich, evenals de inspectie, uitdrukkelijk laat informeren door slachtoffers en hoe betrokkenen op de hoogte worden gebracht van de mogelijkheden om hun ervaringen te delen.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe ten behoeve van het bredere stelsel van kinderbescherming, gebruik wordt gemaakt van de ervaringen en inzichten die nu in het kader van de kinderopvangtoeslag worden opgedaan.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BIJ1-fractie
Aanpak
Het lid van de BIJ1-fractie vraagt wie de regie en de beslismacht heeft over het beantwoorden van de vraag of herstel van de gezinssituatie wenselijk en mogelijk is. Daar de bewindspersonen aangeven dat het belang, het perspectief en de stem van het kind centraal dienen te staan, is het lid benieuwd naar de manier waarop dit proces is vormgegeven, hoe het belang van het kind wordt gewaarborgd en hoe het (al dan niet emotionele) herstel van zowel ouder als kind een plek krijgt.
Voortgang
Het lid van de BIJ1-fractie vraagt hoe Gecertificeerde Instellingen weten wanneer er in een bepaalde situatie sprake is van gedupeerde ouders en kinderen. De Minister voor Rechtsbescherming geeft immers aan dat de Gecertificeerde Instellingen niet vanzelf weten of er compensatie is of dat er schulden zijn, of dat deze binnenkort worden opgelost, en dat dergelijke informatie door ouders zelf moeten worden ingediend bij een eventueel formeel verzoek voor een herbeoordeling. Dit lid vraagt of er een mogelijkheid is om die informatie geïntegreerd in het systeem te krijgen, zonder tussenkomst van en extra lasten voor de gedupeerde ouders? Kunnen er korte lijntjes gesloten worden tussen de jeugdbeschermingsketen of de Gecertificeerde Instellingen en het Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) bijvoorbeeld?
Het lid van de BIJ1-fractie vraagt naar het verloop van de gesprekken met Gecertificeerde Instellingen waarbij het gaat om aparte teams in te richten die samen met gemeenten de herbeoordelingen doen van gedupeerde families. Welke Gecertificeerde Instellingen hebben die teams al, welke Gecertificeerde Instellingen nog niet en wat hebben die Instellingen nodig om dergelijke teams alsnog op te richten? En wat doet de Minister om deze noden en behoeften te faciliteren? Dit lid vraagt tevens naar de precieze samenstelling van de expertgroep die de kwaliteit van het ondersteuningsteam bewaakt.
Vervolgstappen
Het lid van de BIJ1-fractie is verheugd om herhaaldelijk te lezen dat de ontwikkeling van de verschillende aanpakken in samenspraak en samenwerking met gedupeerde ouders en kinderen plaatsvindt. Dit lid vraagt of de Minister over deze samenwerking kan uitweiden. Waar, wanneer en in hoeverre krijgen ouders en kinderen de kans om gehoord te worden en in hoeverre worden hun bijdragen ook daadwerkelijk verwerkt in de ontwikkelde aanpakken? Hebben de ervaringsdeskundigen zelf bijvoorbeeld doorzettingsmacht, een beslissende stem of worden zij slechts ingevlogen voor het delen van inzichten, het verstrekken van informatie of het beoordelen van reeds ontwikkelde oplossingen en beleid?
Het lid van de BIJ1-fractie vraagt wanneer de Minister ons wél zicht op de resultaten van de terugplaatsingen kan bieden.
Onderzoek
Het lid van de fractie van BIJ1 is benieuwd naar de valkuilen van onderzoek aan de hand van de Inspecties. Wat zou de onafhankelijkheid van de Inspecties in dit onderzoek eventueel kunnen ondermijnen volgens het kabinet?
Vragen en opmerkingen van het lid Omtzigt
Het lid Omtzigt heeft met een mengeling van verbazing en teleurstelling kennisgenomen van de brieven over de acties om de kinderen die uithuisgeplaatst zijn te ondersteunen.
Hij roept twee zaken in herinnering. Ten eerste is in oktober al naar buiten gekomen dat er 1115 kinderen uit huis geplaatst zijn (geweest) (met rechterlijke tussenkomst) van de groep van 50.000 kinderen die toen erkend waren als slachtoffer door de belastingdienst. De premier beloofde het goed uit te zoeken. De Kamer nam unaniem een motie aan die een aantal zaken aan de regering vroeg, namelijk om onafhankelijk onderzoek te laten verrichten naar de omvang van het probleem en hoe dit jarenlang heeft kunnen gebeuren, om voorstellen te doen over hoe en wanneer ouders en kinderen herenigd worden in gevallen waar uithuisplaatsing nu nog voortduurt, om een meldpunt op te zetten voor ouders die hiermee te maken gehad hebben, om aan te geven hoe recht gedaan kan worden aan ouders en kinderen en om de Kamer binnenkort te informeren hoe deze motie ter hand genomen wordt (Kamerstuk 35 927, nr. 79).
Statistisch onderzoek
Het lid Omtzigt had verwacht dat er in april ten minste duidelijkheid ontstaan was over de samenstelling van de groep door een nadere statistische analyse en door het opsporen van de ouders en de kinderen. Kan de Minister aangeven hoeveel kinderen nu erkend zijn als slachtoffer? Kan de Minister aangeven hoeveel van deze kinderen na machtiging van de rechter uit huis geplaatst zijn na 2015? Kan de Minister aangeven hoeveel van deze kinderen na machtiging van de rechter uit huis geplaatst zijn voor 2015? Kan de Minister aangeven hoeveel van deze kinderen zogenaamd vrijwillig uit huis geplaatst zijn (eventueel uitgesplitst voor en na 2015)?
De regering schermt met het 430 kinderen voor een lopende uithuisplaatsing. De peildatum hiervoor is 1 januari 2021. Kan de Minister aangeven wat er gebeurd is met deze kinderen in het afgelopen jaar? Hoeveel kinderen zijn teruggekeerd naar hun ouders, hoeveel kinderen zijn 18 geworden, hoeveel kinderen zijn nog steeds uit huis geplaatst en bij hoeveel kinderen is het ouderlijk gezag geëindigd en zijn deze kinderen dus definitief in een instelling of een pleeggezin geplaatst? Kan de Minister ook aangeven wat er gebeurd is met de groep van 1.115–430 = 685 kinderen? Hoeveel zijn ouder dan 18, hoeveel zijn teruggekeerd naar hun ouder(s) en hoeveel kinderen verblijven in een pleeggezin of instelling? Hoeveel van de kinderen die op enig moment uit huis geplaatst zijn, zijn in beeld bij de autoriteiten, zo vraagt het lid Omtzigt. En als dat aantal klein is, waarom is er tussen oktober en 1 april geen actie ondernomen?
Ondersteuningspunt
Het lid Omtzigt wil graag weten hoeveel meldingen er sinds 4 april tot nu toe binnen zijn gekomen bij het ondersteuningspunt en hoeveel hiervan inmiddels een procesbegeleider toegewezen hebben gekregen. Dit lid vraagt zich daarnaast af hoeveel procesbegeleiders er beschikbaar zijn bij dit ondersteuningspunt en over welke professionele achtergrond zij beschikken. Is er bij een grote hoeveelheid aanmeldingen sprake van prioritering wie eerst geholpen wordt en op basis van welke factoren? Wat bedoelt de Minister in zijn brief van 31 maart jl. met het begeleiden bij het zetten van stappen richting het gewenste vervolg voor de betreffende ouder en kind en wat kan de procesbegeleider concreet betekenen voor deze ouders en kinderen? Kan de Minister een aantal voorbeelden noemen van verandering van omstandigheden die reden kunnen zijn tot herbeoordeling van een uithuisplaatsing? Heeft er bij gedupeerden die zich hebben gemeld bij het ondersteuningsteam inmiddels herstel van contact tussen ouder en kind(eren) kunnen plaatsvinden? Is er inmiddels één of meerdere lopende uithuisplaatsing van gedupeerden beëindigd, mede door hulp van het ondersteuningsteam? Welk mandaat en welke mogelijkheden hebben de medewerkers van het ondersteuningspunt?
Subsidieregeling
Het lid Omtzigt is benieuwd of een subsidieregeling samen met de Raad voor Rechtsbijstand (RvR) en de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA), voor kosteloze rechtsbijstand eindelijk verzekerd is voor gedupeerden. Ook vraagt dit lid of er sprake is van eventuele overlap tussen het ondersteuningsteam, hulp vanuit de UHT, gemeenten, Gecertificeerde Instellingen en de Raad voor de Kinderbescherming. Zo ja, hoe wordt deze overlap en eventuele samenwerking gecoördineerd om meer onduidelijkheid, in communicatie en verantwoordelijkheden, naar gedupeerden te voorkomen? Hoe wordt effectiviteit in het daadwerkelijk helpen van gedupeerden geborgd en welke rol voor de procesbegeleider ziet u hier?
Vooronderzoek
Het lid Omtzigt leest dat het CBS in het vooronderzoek nagaat of het mogelijk is om op basis van beschikbare databestanden een objectieve en transparante uitspraak te doen over de eventuele disproportionaliteit. Kunt u nader toelichten hoe het staat met voortgang van het vooronderzoek? En op wat voor voorwaarden baseert het CBS dat deze databestanden genoeg objectief en transparant zijn? Tot hoe ver gaat deze data waar nu over wordt geoordeeld in het vooronderzoek terug? Dit lid vraagt ten slotte of er momenteel bij het onderzoek door de Inspectie Justitie en Veiligheid en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd voldoende aandacht ligt bij de daadwerkelijke en spoedige terugplaatsing van onrechtmatige uithuisplaatsingen?
Onderzoek inspecties
Het lid Omtzigt begrijpt echt niet hoe onderzoek van de twee inspecties, die systeemtoezicht hadden moeten houden, onafhankelijk onderzoek kan zijn, zoals bedoeld in de motie hierboven (Kamerstuk 35 927, nr. 79). Dit lid had verwacht dat er echt onderzoek zou plaatsvinden dat onafhankelijk zou zijn van partijen die een rol gespeeld hebben in het stelsel. Het feit dat de Minister daar niet voor kiest, laat zien dat de regering onvoldoende geleerd heeft van hoe het mis ging met bijvoorbeeld de commissie-Donner.
In het onderzoek dient niet alleen het verschil onderzocht te worden met andere gezinnen, maar ook of deze ouders en kinderen op een fatsoenlijke manier behandeld zijn. Komen de volgende deelvragen aan de orde: Zijnde uithuisplaatsingen gebeurd conform Europees Recht (jurisprudentie artikel 8 EVRM bijvoorbeeld)? Is er bij de uithuisplaatsingen ook fatsoenlijk onderzoek geweest naar de omstandigheden waarin de ouders verkeerden? Bij hoeveel uithuisplaatsingen is in het dossier terug te vinden dat de situatie terug te leiden is op het acuut moeten terugbetalen van grote sommen geld aan de belastingdienst? En indien dat niet in het dossier staat, hoe komt dat dan? Is er dan wel fatsoenlijk onderzoek gedaan?
Het lid Omtzigt verneemt graag wie er als externe adviseurs het onderzoek begeleiden en begrijpt niet waarom dat niet eerder gemeld kon worden. Dit lid dankt de Minister voor de opening voor een echt extern en onafhankelijk onderzoek: wanneer komt de opzet daarvan gereed, zo vraagt dit lid.
II Antwoord/Reactie van de Minister
https://www.rsj.nl/documenten/rapporten/2021/01/14/het-perspectiefbesluit-in-de-jeugdbescherming↩︎