[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toezegging gedaan tijdens het debat Afghanistan van 31 maart 2022, over de stand van zaken rondom de overbrenging uit Afghanistan

Bestrijding internationaal terrorisme

Brief regering

Nummer: 2022D17355, datum: 2022-04-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-27925-900).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 27925 -900 Bestrijding internationaal terrorisme.

Onderdeel van zaak 2022Z08540:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

27 925 Bestrijding internationaal terrorisme

Nr. 900 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 april 2022

Met deze brief wordt opvolging gegeven aan toezeggingen gedaan tijdens het Plenair Debat op 31 maart jl. over de stand van zaken rondom de overbrenging uit Afghanistan (Handelingen II 2021/22, nr. 67, debat over de stand van zaken rondom de evacuatie in Afghanistan).

Achtereenvolgens ga ik in op: 1. de afspraken met betrekking tot de bewakers van de ambassade in Kaboel; 2. het gebruik van Nederlandse laissez-passers voor Afghanen bij overbrenging; 3. de mogelijkheden tot afgifte van paspoorten aan Afghanen via Afghaanse ambassades; 4. het kort geding rondom enkele fixers, alsmede op 5. mijn toezegging met betrekking tot de besluitvorming rond de PIA-vlucht.

1. Ambassadebewakers

Aan het lid Piri zegde ik toe na te gaan wat er wanneer met uw Kamer is besproken over de bewakers van de ambassade, en uw Kamer daarover te informeren.

Over de bewakers van de ambassade is reeds het nodige met uw Kamer besproken. Deze bewakers waren niet in dienst van de ambassade, maar van een subcontractor. De eerste keer dat expliciet over deze groep is gesproken was tijdens het debat over de Begroting van Buitenlandse Zaken 20221, toen het hulpverzoek ter sprake kwam dat in augustus namens de groep door de werkgever aan de Minister van Buitenlandse Zaken werd gestuurd. Hoe door het ministerie met het hulpverzoek is omgegaan, is inmiddels schriftelijk aan uw Kamer toegelicht in de brief van 24 november 20212 en in de beantwoording van vragen van leden Piri c.s. van 16 december 2021 en 15 maart jl.3.

Er is in augustus 2021 met uw Kamer over de lokale staf van de Ambassade gesproken; achteraf bezien was het duidelijker geweest als toen expliciet met u was gedeeld dat deze groep bewakers, in dienst van een subcontractor, niet tot de lokale staf werd gerekend en daarmee niet in aanmerking zou komen voor evacuatie. Dat had mogelijk misverstanden kunnen voorkomen. Het beleid is voor deze groep niet aangepast of gewijzigd.

Tijdens het begrotingsdebat in november 2021 ging de discussie met name over de criteria uit de brief van 11 oktober 20214, op grond waarvan de bewakersgroep niet in aanmerking komt voor overbrenging naar Nederland. Naar aanleiding van het begrotingsdebat zijn in de brief van 24 november 2021 aan uw Kamer de redenen toegelicht waarom er destijds een onderscheid is gemaakt tussen de bewakers van de ambassade die in dienst waren van een externe dienstverlener enerzijds en de lokale medewerkers van de ambassade of bewakers en anderen die voor Nederland hebben gewerkt in het kader van een internationale militaire of politiemissie anderzijds. Dit is nog eens bevestigd in de hierboven genoemde beantwoording van Kamervragen van 16 december 2021 en 15 maart jl.

De criteria uit de Kamerbrief van 11 oktober 2021 gelden voor de groepen die vallen onder de speciale voorziening. De bewakers behoren niet tot deze groepen en voldoen ook niet aan de criteria zoals genoemd in de brief, noch behoren zij tot een van de andere groepen die in aanmerking kwamen of komen voor overbrenging. Zij behoorden niet tot de lokale staf van de ambassade, waren niet rechtstreeks bij de ambassade in dienst en zij bewaakten geen militaire objecten van buitenlandse strijdkrachten. Zoals in eerdergenoemde brief van 24 november 2021 en antwoorden op Kamervragen aan uw Kamer is toegelicht, werden zij in augustus om deze redenen niet op de evacuatielijst geplaatst en waren zij er van meet af aan van op de hoogte dat zij niet onder dezelfde regeling vielen als het lokale personeel van de ambassade en dat zij niet voor overbrenging in aanmerking zouden komen. De groep is tot eind december 2021 in dienst gebleven van de subcontractor en een tiental wordt nog steeds – zichtbaar – ingezet voor het bewaken van de (gesloten) Nederlandse ambassade. Zoals in de beantwoording van Kamervragen van 15 maart jl. is aangegeven zijn het ministerie geen berichten bekend dat leden van deze groep daarbij in problemen zijn gekomen.

2. Laissez-passers

Aan het lid Piri zegde ik eveneens toe om de Kamer binnen een maand nader te informeren over het gebruik van laissez-passers voor ongedocumenteerde Afghanen die voor overbrenging in aanmerking komen. Ook over laissez-passers is al het nodige met de Kamer gedeeld. Ik ga hieronder in op de verschillende aspecten die bij het gebruik van laissez-passers van belang zijn.

Nederland kan geen geldige laissez-passers afgeven aan Afghanen die Afghanistan willen verlaten. Artikel 15, lid 2, van de Paspoortwet staat de verstrekking van laissez-passers aan Afghanen weliswaar toe, maar artikel 2.11, lid 3, van het Paspoortbesluit5 stelt, dat een laissez-passer niet gebruikt kan worden als reisdocument wanneer iemand uitreist uit het land van eigen land nationaliteit. Nood breekt echter soms wet, en als de Afghaanse autoriteiten een laissez-passer wel zouden hebben geaccepteerd als geldig reisdocument voor vertrek van een Afghaanse staatsburger uit Afghanistan, dan was mijn voorganger bereid geweest om, in weerwil van de Nederlandse wet- en regelgeving, toch laissez-passers te verstrekken. Daarom is in augustus 2021 nog getracht een pakket met laissez-passers op te sturen naar Kaboel. Het bleek echter dat noch de legitieme autoriteiten (vlak voor de val van Kaboel), noch het huidige Talibanregime, een Nederlands laissez-passer als uitreisdocument voor Afghaanse staatsburgers accepteren. Het verstrekken van laissez-passers aan Afghanen zonder geldige reisdocumenten in Afghanistan kon (en kan) dus geen oplossing zijn voor het probleem van ongedocumenteerden.

Wat de aantallen betreft had de ambassade in Kaboel begin augustus 50 laissez-passers op voorraad, zoals iedere Nederlandse vertegenwoordiging een aantal laissez-passers op voorraad heeft om Nederlanders waar ook ter wereld in urgente gevallen van een noodreisdocument te kunnen voorzien, voor de terugkeer naar Nederland. Voor de zekerheid is geprobeerd deze voorraad te vergroten door het genoemde pakket met 245 exemplaren extra op te sturen, vooruitlopend op eventuele instemming van de Afghaanse autoriteiten met het gebruik van laissez-passers als uitreisdocument voor Afghaanse tolken. Echter, nog voordat de laissez-passers bij de Nederlandse ambassade in Kaboel konden worden afgeleverd, viel de hoofdstad in handen van de Taliban en was het gebruik van laissez-passers als uitreisdocument voor Afghaanse staatsburgers niet meer aan de orde. Nederlanders mochten tot de val van Kaboel Afghanistan wel verlaten met gebruik van Nederlandse laissez-passers, maar het Talibanregime accepteert laissez-passers in het geheel niet meer als reisdocument, ook niet voor Nederlanders. De oorspronkelijke voorraad van 50 laissez-passers is volgens voorschrift door de uitgezonden medewerkers meegenomen tijdens hun evacuatie van de post.

De situatie in Pakistan ligt anders. Daar kunnen in principe wel laissez-passers als geldig uitreisdocument worden afgegeven aan Afghanen die daar verblijven. Hier verzet de Nederlandse paspoortwet zich niet tegen, maar stelt Pakistan wel de voorwaarde dat deze Afghanen legaal in Pakistan verblijven. Pakistan accepteert geen laissez-passers als uitreisdocument voor mensen die illegaal in Pakistan zijn aangekomen (of die daar illegaal verblijven); voor die groep vormt een laissez-passer dus geen oplossing. Dit is een van de redenen waarom het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan Afghanen adviseert om in geen geval zonder geldige reisdocumenten de grens over te steken, tenzij er bijzondere afspraken met Pakistan aan ten grondslag liggen. Zoals werd toegelicht in de stand van zakenbrief van 30 maart jl.6 kon een groep ongedocumenteerden in februari, na veel diplomatieke inzet om met Pakistan tot afspraken te komen, uiteindelijk wel met toestemming van Pakistaanse autoriteiten, en daarmee legaal, over land naar Islamabad reizen. Aan deze mensen zijn door onze ambassade in Islamabad Nederlandse laissez-passers uitgereikt waarna zij naar Nederland konden worden overgebracht. Dit betrof een in beginsel eenmalige gelegenheid, maar het kabinet blijft via diplomatieke weg zoeken naar nieuwe mogelijkheden.

Met betrekking tot het eventuele gebruik door andere EU-lidstaten van laissez-passers voor Afghanen in Afghanistan is bij het kabinet niet bekend dat dit zou zijn gebeurd of nog gebeurt. Er was en is regelmatig overleg met andere landen over het overbrengen van Afghanen, waarbij informatie over kansen en mogelijkheden met elkaar wordt uitgewisseld. Het is echter niet uit te sluiten dat in de chaotische beginfase incidenteel toch van laissez-passers gebruik kon worden gemaakt om Afghanen uit Afghanistan te laten vertrekken.

3. Geldige Afghaanse paspoorten via Afghaanse ambassades in het buitenland

Ik ga hier ook in op de vraag van het lid Ceder over Nederlandse organisaties, niet gelieerd aan het ministerie, die het gelukt zou zijn om aan mensen geldige Afghaanse paspoorten te verschaffen via nog actieve Afghaanse ambassades in het buitenland. Er zouden voor 700 euro per stuk paspoorten zijn gekocht, waarvoor particulier geld was opgehaald. Die paspoorten zouden bij Afghanen terecht zijn gekomen zodat ze de grens over konden. De heer Ceder vroeg zich af waarom dat het ministerie niet gelukt is en waarom de ambtenaren niet op dat idee gekomen zijn of – als ze misschien wel op het idee gekomen zijn – besloten hebben het niet te doen.

Door mijn ambtenaren is onderzocht of het legitiem verkrijgen van geldige Afghaanse paspoorten via Afghaanse ambassades in derde landen mogelijk is. Op basis van navraag en praktijkervaring hebben zij vastgesteld dat Afghaanse ambassades in derde landen uitsluitend nieuwe paspoorten aan Afghanen verstrekken wanneer de aanvrager in persoon verschijnt. Hetzelfde geldt voor het verlengen van de geldigheidsduur van een verlopen paspoort. Voor Afghanen die nog in Afghanistan verblijven, biedt dat derhalve geen uitkomst.

4. Kort geding fixers

Het lid Ceder vroeg tevens om een reactie met betrekking tot de uitspraak in een kort geding rondom enkele fixers, waarbij de heer Ceder zich afvroeg of deze fixers nu bij de groep van 25 Afghanen zitten die de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid via de Europese buitenlandse dienst, EDEO, wil opnemen. Dat is niet het geval, aangezien zij niet op de door EDEO opgestelde lijst met ongeveer 650 Afghanen staan die een hoog risico lopen. Nederland en andere EU-lidstaten kunnen aan die lijst geen personen toevoegen.

5. PIA-vlucht en commissie Ruys

Naar aanleiding van de vragen van het lid Piri en het lid Van Dijk over de besluitvorming aangaande de PIA-vlucht, kan ik bevestigen dat ik, zoals ik uw Kamer toezegde, de commissie van onderzoek naar de evacuatieoperatie vanuit Kaboel heb verzocht om in hun onderzoek ook aandacht te besteden aan de besluitvorming over de PIA-vlucht in oktober 2021.

Ten slotte hecht ik eraan om de toezegging uit het debat van 31 maart jl., dat het kabinet de voornemens met betrekking tot een eventuele einddatum van de overbrengingsoperatie vooraf aan uw Kamer te communiceren, hierbij ook schriftelijk te bevestigen.

De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra


  1. Handelingen II 2021/22, nr. 23, item 3 en Handelingen II 2021/22, nr. 24, item 4.↩︎

  2. Kamerstuk 27 925, nr. 873.↩︎

  3. Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nrs. 1140 en 2044.↩︎

  4. Kamerstuk 27 925, nr. 860.↩︎

  5. Artikel 2.11 Geldigheid nooddocumenten: Indien de verstrekking van het laissez-passer geschiedt ten behoeve van een niet-Nederlander, omvat de territoriale geldigheid nooit het land waarvan de houder de nationaliteit bezit.↩︎

  6. Kamerstuk 27 925, nr. 892.↩︎