[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van de Ecofinraad en Eurogroep van 3 mei 2022

Raad voor Economische en Financiële Zaken

Brief regering

Nummer: 2022D18634, datum: 2022-05-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-07-1851).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 07-1851 Raad voor Economische en Financiële Zaken.

Onderdeel van zaak 2022Z09250:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 1851 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 mei 2022

Hierbij zend ik u het verslag van de extra (digitale) Ecofinraad en Eurogroep van 3 mei 2022.

De Minister van Financiën,
S.A.M. Kaag

Verslag extra (digitale) Ecofinraad en Eurogroep 3 mei 2022

Ecofinraad

Uitvoeringsbesluiten Recovery and Resilience Facility (RRF)

Tijdens de Ecofinraad stond de bespreking van de uitvoeringsbesluiten van de Raad in het kader van de faciliteit voor herstel en veerkracht (Recovery and Resilience Facility; RRF) voor Zweden en Bulgarije op de agenda.1 De kabinetsappreciatie van deze uitvoeringsbesluiten is op 26 april jl. aan de Tweede Kamer verstuurd.2

Op grond van de RRF-verordening moet de Europese Commissie (de Commissie) plannen beoordelen en, indien zij tot een positieve beoordeling komt, een voorstel doen voor een uitvoeringsbesluit van de Raad. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid over deze uitvoeringsbesluiten en heeft hier op grond van de RRF-verordening in de regel een maand de tijd voor vanaf het moment waarop de Commissie een voorstel heeft gedaan. De Kamer is in een brief van 3 mei 2021 geïnformeerd over dit proces.3

De Commissie bracht tijdens de vergadering in herinnering dat de Ecofinraad reeds heeft ingestemd met de uitvoeringsbesluiten voor 22 lidstaten. Daarnaast gaf de Commissie aan dat ze reeds acht betalingsverzoeken heeft ontvangen.

Een aantal lidstaten sprak wederom zijn dank uit voor het werk van de Commissie bij de beoordeling van de plannen en onderstreepte dat de goedkeuring van de uitvoeringsbesluiten een belangrijke mijlpaal is. De uitvoeringsbesluiten voor Zweden en Bulgarije zijn na de Ecofinraad door middel van een schriftelijke procedure formeel goedgekeurd door de Raad.4

Eurogroep in inclusieve samenstelling

Bankenunie

Tijdens de Eurogroep in inclusieve samenstelling is gesproken over het werkplan voor de bankenunie. Op de Eurotop van december 2021 is herbevestigd dat het voltooien van de bankenunie een belangrijk doel is voor de EU. Daarom is de Eurogroep gevraagd om tot overeenstemming te komen over een werkplan voor verdere stappen op de bankenunie. Tijdens deze Eurogroep heeft de voorzitter het voorstel gepresenteerd en aangegeven te streven naar een akkoord op dit werkplan in de zomer.

Het werkplan voor de bankenunie dient richting te geven aan de vervolgstappen op de vier werkstromen binnen het bankenuniedossier: het Europees depositogarantiestelsel (EDIS), de herziening van het crisisraamwerk voor falende banken (CMDI), omgang met grensoverschrijdende banken (home-host) en de aanpak van de risico’s van staatsobligaties op bankbalansen (RTSE).5 Tijdens de Eurogroep heeft de voorzitter van de Eurogroep het voorstel voor het werkplan toegelicht. Beoogd wordt om de voortgang op de werkstromen op te knippen in twee fases. In de eerste fase wordt een kleine stap gezet op alle vier de werkstromen. Hierna zou een controlemoment volgen, waarop in de Eurogroep op basis van consensus wordt besloten of kan worden overgegaan tot een tweede fase met meer ambitieuze stappen richting de voltooiing van de bankenunie.

Met betrekking tot een Europees depositogarantiestelsel (EDIS) is onder andere voorgesteld in de eerste fase een gezamenlijk Europees depositoverzekeringsfonds op te zetten naast de nationale depositogarantiefondsen (DGS-fondsen). Banken in de bankenunie zorgen voor de vulling van dit fonds, waarbij het gecombineerde doelvermogen van het nationale en Europese fonds gezamenlijk gelijk zal blijven aan het huidige doelvermogen van de nationale DGS-fondsen, waardoor de lasten voor banken niet toe zullen nemen. Het Europese fonds kan onder voorwaarden leningen verstrekken aan nationale fondsen wanneer deze uitgeput dreigen te raken. Deze leningen moeten terugbetaald worden door de banken in de lidstaat die een beroep doet op deze lening. De bijdrages aan het Europese fonds zullen risico-gebaseerd zijn. In de tweede fase wordt geleidelijk een verliesdeling geïntroduceerd voor het Europese depositoverzekeringsfonds, waarbij DGS-uitkeringen uit het fonds worden terugbetaald door banken in de hele bankenunie, in plaats van enkel door de banken in de desbetreffende lidstaat. Daarbij wordt een rol voorzien voor de Europese resolutieautoriteit Single Resolution Board (SRB) met het oog op een consistente toepassing van het raamwerk.

Om de risico’s van staatsobligaties op bankbalansen te verminderen, heeft de voorzitter van de Eurogroep voorgesteld om in de eerste fase de transparantie van deze risico’s te vergroten door verplichtingen op te leggen aan banken en toezichthouders om dit openbaar te maken, door een eerder in Basel overeengekomen vrijwillig rapportageraamwerk6 voor alle banken verplicht te implementeren. Ook wordt eraan gedacht risico’s van staatsobligaties onderdeel te laten zijn van reguliere stresstesten. Transparantie moet de marktdiscipline vergroten, waardoor het voor banken minder aantrekkelijk wordt om grote concentraties aan (eigen) staatsobligaties op de balans aan te houden. Daarnaast is voorgesteld om de risico’s die gepaard gaan met hoge concentraties aan staatsobligaties een grotere rol te geven binnen de reguliere toezichtcyclus, het Supervisory Review and Evaluation Process, en dit ook wettelijk te verankeren. In de tweede fase wordt voorgesteld om aanvullende maatregelen te nemen om de concentratie van staatsobligaties verder aan banden te leggen, middels concentratielimieten voor banken met veel staatsobligaties op de balans.

Daarnaast worden voorstellen gedaan om het raamwerk voor falende banken verder te versterken en te harmoniseren. De publiekbelangtoets (Public Interest Assessement; PIA) wordt aangepast om te zorgen dat de afwikkeling van falende banken in de bankenunie wordt verbeterd en consistenter wordt toegepast, de voorwaarden voor het gebruik van DGS-middelen worden geharmoniseerd en de staatssteunregels worden herzien. Voorgesteld wordt om een «laagste kosten»-test te introduceren, waarmee onder gezamenlijke definities de kosten van een interventie met DGS-middelen worden ingeperkt. Onder de laatste werkstroom wordt er bij grensoverschrijdend opererende banken(groepen) gewerkt aan een betere toepassing van liquiditeitsontheffingen in de eerste fase, en een betere toepassing van kapitaalontheffingen in de tweede fase.

Na implementatie van de eerste fase in alle lidstaten volgt een politiek controlemoment, waarbij lidstaten op basis van consensus moeten besluiten om over te gaan tot een tweede fase. Om te zorgen dat lidstaten goed geïnformeerd kunnen besluiten over het overgaan naar de tweede fase, wordt voorgesteld om een rapport te laten opstellen, met daarin kwalitatieve en kwantitatieve elementen over de staat van de bankensector en de bankenunie. Een onderdeel van dit rapport is voortgang in de diversificatie van staatsobligaties op bankbalansen. Het politieke controlemoment houdt in dat er altijd een politieke weging plaats zal vinden voordat er overgegaan wordt tot de tweede fase, waarin dan meer ambitieuze stappen worden gezet.

Veel lidstaten spraken hun steun uit voor de opzet van het werkplan, waarbij sprake is van een twee-fasen-plan met een politiek controlemoment. Daarbij benadrukten lidstaten hun eigen prioriteiten binnen de bankenunie. Zo zijn er lidstaten die inzetten op een snelle invoering van een EDIS, terwijl andere lidstaten juist verdere risicoreductie benadrukken. Ook zijn er lidstaten die prioriteit geven aan verdere marktintegratie, waar andere lidstaten juist het belang van lokale (kapitaal)eisen benadrukken. Er was nog weinig toenadering in de uiteenlopende standpunten zichtbaar. Nederland heeft aangegeven voorstander te zijn van voortgang op de bankenunie, maar dat hier wel voorwaarden aan verbonden zijn. Zo moeten risico’s op bankbalansen verkleind worden om verdere stappen te kunnen nemen op risicodeling, specifiek ten aanzien van de blootstelling aan staatsobligaties op bankbalansen. Daarnaast heeft Nederland aangegeven dat het belangrijk is om inconsistenties in de toepassing van de verschillende raamwerken voor falende banken weg te halen. Nederland zal zich constructief blijven opstellen en tegelijkertijd vasthouden aan de punten die voor Nederland van belang zijn. Door de uiteenlopende posities van lidstaten zal het niet eenvoudig zijn om een compromis te bereiken.


  1. https://ec.europa.eu/info/business-economy-euro/recovery-coronavirus/recovery-and-resilience-facility/recovery-and-resilience-plans-assessments_en↩︎

  2. Kamerstuk 21 501-07, nr. 1842↩︎

  3. Kamerstuk 21 501-07, nr. 1753.↩︎

  4. https://data.consilium.europa.eu/doc/document/CM-2890–2022-INIT/en/pdf. Er kunnen geen formele besluiten in videoconferenties worden genomen, aangezien zij informeel van aard zijn. Coreper kan, gelet op de uitzonderlijke omstandigheden die COVID-19 meebrengt, per geval besluiten om de schriftelijke procedure te gebruiken voor besluitvorming door de Raad.↩︎

  5. Deze Kamerbrief biedt achtergrond bij de vier werkstromen: Kamerstuk 21 501-07, nr. 1757.↩︎

  6. Zie: https://www.bis.org/bcbs/publ/d528.htm.↩︎