[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Kabinetsreactie op uitsluiting door gesloten gemeenschappen

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2022

Brief regering

Nummer: 2022D19351, datum: 2022-05-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35925-VI-147).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35925 VI-147 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2022.

Onderdeel van zaak 2022Z09520:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

35 925 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2022

Nr. 147 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 mei 2022

Inleiding

Tijdens de procedurevergadering van de VKC JenV op 17 maart jl., vroeg uw Kamer om een kabinetsreactie op de petitie «Bestraf het Sociaal Doodverklaren bij de Jehova's Getuigen» en de geschetste problematiek. Het verzoek werd ingediend door de leden Van Nispen (SP) en Ellian (VVD). Met deze brief reageer ik op dit verzoek.

Uitsluiting

Het sociaal uitsluiten of uitstoten van individuen door leden van een gesloten (religieuze) gemeenschap kan grote impact hebben op de mensen die het betreft. Uit voornoemde petitie blijkt dat slachtoffers te maken kunnen krijgen met sociale, financiële, psychische en gezondheidsproblemen.1 Ik neem dit signaal serieus. Om de problematiek nog beter in beeld te krijgen zullen medewerkers van mijn ministerie voor de zomer met de leden van Dutch Committee Against JW’s Shunning: Now is the time in gesprek gaan.

Eerste verkenning

Bij wijze van eerste verkenning is onderzoek en navraag gedaan hoe breed de geschetste problematiek speelt. Navraag bij een aantal Zorg- en Veiligheidshuizen leert dat er enkele casussen bekend zijn, waarbij mensen uit gesloten gemeenschappen te maken krijgen met de gevolgen van uitsluiting. In 2013 heeft Bureau Beke in opdracht van het WODC onderzoek gedaan naar nieuwe (naoorlogse) religieuze bewegingen.2 Hoewel de Gemeenschap van de Jehova’s Getuigen niet tot de nieuwe religieuze bewegingen kan worden gerekend, geeft het onderzoek (in algemene zin) wel zicht op de behoeften van personen die uit een gesloten gemeenschap zijn getreden of gestoten. Zo bleek dat een aantal ex-leden van nieuwe religieuze bewegingen behoefte had aan specialistische hulpverlening.3 In de beleidsreactie op het rapport werd geconcludeerd dat het Nederlands instrumentarium van strafrecht en zorg voldoende mogelijkheden biedt om ten opzichte van de onderzochte misstanden binnen nieuwe religieuze bewegingen, passend op te treden en ondersteuning te bieden aan slachtoffers.4

Juridische context

Hoewel het uitsluiten van ex-leden door een gesloten gemeenschap als zeer kwetsend en beschadigend kan worden ervaren door slachtoffers, is het fenomeen als zodanig in Nederland niet strafbaar gesteld. Bepaalde schadelijke praktijken die samenhangen met het uitsluiten van ex-leden van gesloten gemeenschappen, zouden, conform voornoemde beleidsreactie, nu al via het civiele recht of via het strafrecht kunnen worden aangepakt. Psychisch geweld kan bijvoorbeeld vallen binnen de reikwijdte van mishandeling in de zin van het opzettelijk benadelen van de gezondheid (artikel 300 Sr), dwang (artikel 284 Sr) of bedreiging (artikel 285 Sr). Onder omstandigheden kunnen ook de delicten smaad (artikel 261), laster (artikel 262 Sr), aanzetten tot haat of discriminatie (artikel 137d Sr) en opruiing (artikel 131 Sr) in beeld komen. In gevallen waarin het Openbaar Ministerie (OM) op basis van een aangifte strafvervolging instelt omdat het van oordeel is dat die vervolging haalbaar en wenselijk is, is het aan de rechter om te beoordelen of de specifieke gedragingen waarvoor wordt vervolgd onder het bereik van het tenlastegelegde delict vallen.

Vervolgstap: onderzoek WODC

Reeds eerder is onderzoek gedaan naar het juridisch instrumentarium waarmee misstanden in gesloten gemeenschappen kunnen worden aangepakt.5 Om nog meer inzicht te krijgen in de behoeften van slachtoffers en het huidige hulpaanbod, zal ik op korte termijn aan het WODC vragen om onderzoek te doen naar de gevolgen van uitsluiting voor ex-leden van gesloten (religieuze) gemeenschappen. Hierbij zal ook een internationaal rechtsvergelijkend onderzoek naar maatregelen tegen uitsluitingsbeleid in andere landen worden gedaan en worden gekeken naar de betekenis van de vrijheid van godsdienst en van vereniging met betrekking tot dit vraagstuk.6 Ook moet het onderzoek inzicht geven in de omvang van de problematiek van uitsluiting, waarbij met name moet worden bekeken welke gesloten gemeenschappen in Nederland uitsluiting hebben geformaliseerd via interne regelgeving. Ik verwacht dat het onderzoek in 2023 gereed is. Ik zal uw Kamer berichten over het vervolg.

Momenteel doet de Commissie Hendriks onderzoek naar het verschijnsel van georganiseerd sadistisch misbruik van minderjarigen. Het rapport zal eind november worden aangeboden aan uw Kamer. In de beleidsreactie wordt nader ingegaan op de opportuniteit van het instellen van een meldpunt voor misstanden binnen gesloten gemeenschappen.

De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind


  1. Uitzending Pointer KRO-NCRV, 10 februari 2022.↩︎

  2. A. de Wijk e.a. «Het warme bad en de koude douche, een onderzoek naar misstanden in nieuwe religieuze bewegingen en de toereikendheid van het instrumentarium voor recht en zorg». (Den Haag, 2013). In het onderzoek wordt de term «uitstoting» gebruikt.↩︎

  3. De Wijk, «Het warme bad en de koude douche». 129–130.↩︎

  4. Kamerstuk 33 750 VI, nr. 5.↩︎

  5. A. de Wijk «Het warme bad en de koude douche», (Den Haag 2013).↩︎

  6. Er wordt gevraagd naar een verkenning van Noorwegen, België en Frankrijk.

    Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 2501↩︎