[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op verzoek commissie inzake beantwoording vragen V-100 over thema Inzet op klimaat en klimaatfinanciering

Homogene Groep Internationale samenwerking 2022 (HGIS-nota 2022)

Brief regering

Nummer: 2022D23429, datum: 2022-06-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35926-5).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35926 -5 Homogene Groep Internationale samenwerking 2022 (HGIS-nota 2022).

Onderdeel van zaak 2022Z11433:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

35 926 Homogene Groep Internationale samenwerking 2022 (HGIS-nota 2022)

Nr. 5 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juni 2022

Graag bied ik u de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Rijksuitgaven van 25 mei 2022 inzake de feitelijke vragen van de V-100 over de inzet op het thema klimaat en klimaatfinanciering.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher

Vraag 1

Gegeven het feit dat de Europese Commissie werkt aan regelgeving omtrent internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) die invloed zal hebben op de internationale verantwoordelijke grondstofwinning, wat is volgens u de impact van de huidige voorstellen voor de bestedingen (subsidies, o.a. via het European Partnership for Responsible Minerals) op verantwoordelijke grondstofwinning vanuit het perspectief van ontwikkelingssamenwerking?

Antwoord 1

Het Commissievoorstel voor een richtlijn inzake een gepaste zorgvuldigheidsverplichting voor ondernemingen heeft als doel dat ondernemingen bijdragen aan de eerbiediging van de mensenrechten en het milieu in hun eigen activiteiten en via hun waardeketens. De Europese conflictmineralenverordening, die sinds 1 januari 2021 van kracht is, heeft hetzelfde doel en spitst zich toe op de ketens van tin, tantaal, wolfraam, en goud. Het kabinet zet naast het verplichten van gepaste zorgvuldigheid bij ondernemingen in op het stimuleren van verantwoorde grondstofwinning in productielanden. Een voorbeeld is het European Partnership for Responsible Minerals (EPRM), opgericht door Nederland, waarin overheden, maatschappelijk middenveld en bedrijven bijeenkomen om verantwoorde mijnbouw te stimuleren, zowel in de «upstream» als «downstream» sectoren en met een focus op tin, tantaal, wolfraam en goud (3TG). Het EPRM is een flankerende maatregel (accompanying measure) voor de Europese conflictmineralenverordening. Waar de verordening verplichtingen bevat voor Europese importeurs, ondersteunt het EPRM kleinschalige en artisanale mijnbouw bij verantwoorde winning in conflictgebieden, en stimuleert het mijnbouwbedrijven om te handelen naar de OESO-richtlijnen voor verantwoorde mineralen. Zo stimuleert het kabinet verantwoorde grondstofwinning aan beide kanten van de toeleveringsketen.

Vraag 2

Gegeven de weinig concrete doelen en meetindicatoren in het HGIS-jaarverslag 2021 (denk aan bewoordingen als een x aantal mensen «aansluiten» of «bereiken») en de concrete emissiereductie doelstellingen in het Parijsakkoord, waar wel herhaaldelijk naar verwezen wordt, hoe gaat u ervoor zorgen dat doelen meer geconcretiseerd worden en resultaten beter worden gemeten zodat de Kamer meer inzicht krijgt in de doelmatigheid van de bestede middelen?

Antwoord 2

In het HGIS-jaarverslag rapporteert het kabinet over de Nederlandse bijdrage aan het mondiale doel om jaarlijks USD 100 miljard te mobiliseren voor klimaatactie in ontwikkelingslanden, in de vorm van de publieke en gemobiliseerde private klimaatfinanciering. Over de met klimaatfinanciering bereikte ontwikkelingsresultaten wordt gerapporteerd in de jaarlijkse resultatenrapportage ontwikkelingssamenwerking, aan de hand van de indicatoren uit het resultatenkader klimaat1. De resultatenrapportage geeft een accuraat beeld van de bereikte ontwikkelingsresultaten.

In de resultatenrapportage voor 20212 wordt uitgebreid stilgestaan bij de in 2021 gerapporteerde resultaten. Zo kregen dankzij de door Nederland ondersteunde energieprojecten in ontwikkelingslanden, voornamelijk in Sub-Sahara Afrika, al meer dan 15,5 miljoen mensen toegang tot hernieuwbare energie. Daarnaast helpt Nederland bij het tegengaan van ontbossing in ontwikkelingslanden. Dit is belangrijk, omdat bossen CO2 uit de atmosfeer opslaan. Onze inspanningen zorgden voor een beter en duurzamer beheer van ruim 4 miljoen hectare bosrijk gebied. Nederland helpt ontwikkelingslanden ook met water- en voedselzekerheidsprogramma’s. In totaal hadden 1,8 miljoen mensen voordeel van verbeterd beheer van stroomgebieden en veilige delta’s. Verder hebben we circa 9,7 miljoen boerinnen en boeren geholpen bij het klimaatbestendiger maken van hun productiesystemen.

Vraag 3

Gegeven het feit dat het grootste deel van het Nederlandse geld dat is vrijgemaakt voor klimaatfinanciering voor internationale ontwikkeling gekwalificeerd wordt als «afkomstig van private partijen met winstoogmerk», hoe kunt u garanderen dat de financiële doelstellingen van de private fondsverstrekkers in lijn zijn met de klimaatdoelstellingen van het ministerie?

Antwoord 3

De Nederlandse klimaatfinanciering bestond in 2021 uit EUR 638 miljoen publieke financiering en EUR 620 miljoen met publieke middelen gemobiliseerde private investeringen. Die mobilisatie vindt bijvoorbeeld plaats met het Dutch Fund for Climate and Development. In dergelijke klimaatfondsen zijn criteria opgesteld voor de te ondersteunen private investeringsprojecten. Zo heeft het Dutch Fund for Climate and Development een streefcijfer van 65% adaptatie.

Het kabinet heeft tevens oog voor de klimaatdoelstellingen van uitvoerende partnerorganisaties die private projecten financieren. Zo heeft het kabinet aanvullende eisen gesteld bij de oprichting van Invest International gericht op het in lijn zijn van de portefeuille met de doelen van het Parijsakkoord («Paris alignment») en uitsluiting van fossiele brandstoffenprojecten. FMO hanteert beleid om de portefeuille in lijn te brengen met 1,5 graden en fossiele financieringen uit te faseren. Mede onder druk van Nederland, hebben de multilaterale ontwikkelingsbanken zich in aanloop naar de CoP26 klimaattop in Glasgow gecommitteerd aan «Paris alignment». Bij voorstellen aan multilaterale klimaatfondsen en multilaterale ontwikkelingsbanken, waar private klimaatprojecten worden uitgevoerd door financiële intermediairs met nog grote fossiele portfolio’s, vraagt Nederland om zeker te stellen dat de middelen niet ten goede kunnen komen aan klimaatschadelijke financieringen («ringfencing») en om beleidstoezeggingen van de intermediair ten aanzien van uitfasering van de meest schadelijke projecten. De multilaterale ontwikkelingsbanken hebben daartoe inmiddels gezamenlijke beleidsrichtlijnen in voorbereiding.

Vraag 4

Constaterende dat normering geen onderdeel uitmaakt van internationale klimaatfinanciering en gegeven dat investeringen in ecologische houdbare voedselsystemen op de lange termijn noodzakelijk zijn, maar op de korte termijn mogelijk minder «rendabel» of interessant voor investeerders, welke normerende maatregelen bent u bereid op te leggen op het gebied van internationaal klimaatbeleid?

Antwoord 4

Normering vindt op de volgende wijze plaats. Om aangemerkt te worden als klimaatfinanciering moeten projecten voldoen aan criteria voor klimaatfinanciering zoals vastgesteld door de OESO, de zogeheten Rio-markers.3 Bovendien eist het kabinet van uitvoeringspartners, zoals klimaatfondsen en ontwikkelingsbanken, dat zij ambitieuze normen hanteren ten aanzien van milieu, sociale aangelegenheden en bestuur (zogeheten «Environmental, Social and Governance safeguards»).

Nederland wijst overheden en investeerders op de economische en financiële voordelen van de groene alternatieven. Met innovatieve en concessionele financiering maken we de groene alternatieven concreet haalbaar en aantrekkelijk, en trekken we het benodigd privaat kapitaal aan. Daarbij passen een additionaliteitstoets toe, zodat publieke steun alleen wordt ingezet waar echt nodig en niet de plaats inneemt van bijvoorbeeld private financiering.


  1. Onder andere megaton CO2 emissies gereduceerd of vermeden, aantal mensen dat toegang tot hernieuwbare energie heeft gekregen, hectare bos dat onder duurzaam beheer is geplaatst, aantal mensen met verbeterde weerbaarheid tegen klimaatverandering, bij voorbeeld door verbeterde landbouwsystemen of watermanagement.↩︎

  2. https://www.nlontwikkelingssamenwerking.nl/#/results/themes/climate↩︎

  3. https://www.oecd.org/dac/environment-development/Revised%20climate%20marker%20handbook_FINAL.pdf↩︎