Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde Agenda Formele Raad WSB 16 juni 2022 (Kamerstuk 21501-31-668)
Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2022D23948, datum: 2022-06-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2022D23948).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T. Kuzu, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit DENK kamerlid)
- Mede ondertekenaar: E.E. van den Broek, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2022Z11176:
- Indiener: C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-06-07 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-06-09 14:00: Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 16 juni 2022 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-06-14 16:30: Procedures en brieven commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-06-28 16:30: Procedures en brieven commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2023-09-05 15:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2022D23948 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de op 3 juni 2022 ontvangen Geannoteerde Agenda Formele Raad WSB op 16 juni 2022.
De voorzitter van de commissie,
Kuzu
De adjunct-griffier van de commissie,
Van den Broek
Inhoudsopgave | Blz. | |
I | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | 2 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie | 2 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie | 4 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie | 5 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie | 5 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie | 6 | |
II | Antwoord/Reactie van de Minister | 8 |
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Geannoteerde Agenda Formele Raad WSB 16 juni 2022
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 16 juni 2022. De leden van de VVD-fractie hebben over de geannoteerde agenda enkele vragen aan de Minister.
De leden van de VVD-fractie onderschrijven de inschatting van het kabinet dat onvoldoende duidelijk is wat de toegevoegde waarde van een Social Imbalance Procedure (SIP) in het Europees Semester is. Deze leden vragen of er naast de bezwaren omtrent integraliteit en werkdruk bij de kabinetsinzet overwegingen rondom proportionaliteit en bevoegdheden spelen en of, indien dit het geval is, de Minister hierop in kan gaan.
Kwartaalrapportage: EU-voorstel Richtlijn Women on Company Boards
De leden van de VVD hebben kennisgenomen van de beschouwingen van de Minister over de kwartaalrapportage over het EU-voorstel Women on Company Boards. De leden van de VVD-fractie lezen in de brief van 11 februari jl.1 en de beantwoording van de vragen dat het richtlijnvoorstel geldt tot 2038, waar de Nederlandse wet een einddatum heeft in 2030. Deze leden zijn van mening dat deze brief niet volledig de gevolgen heeft weergegeven van het instemmen met dit voorstel. Deze leden waren zeer tevreden over het tijdelijke karakter van de Nederlandse wet, en over het feit dat de eigen wetgeving in stand kan houden door te voldoen aan de uitzonderingsclausule van de Europese richtlijn. De leden van de VVD-fractie zien graag dat de uitzonderingsclausule behouden wordt. Deze leden vragen zich af of het een optie is om de eigen wet te verlengen en een beroep te blijven doen op de uitzonderingsclausule in de Europese wetgeving. Kan de Minister reflecteren op deze vragen?
EU-voorstel Richtlijn beloningstransparantie en handhavingsmechanismen voor gelijke beloning mannen en vrouwen
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kwartaalrapportage over het Europese Unie (EU)-voorstel Richtlijn beloningstransparantie en handhavingsmechanismen voor gelijke beloning bij mannen en vrouwen. Deze leden lezen ook over de uitbreiding die het Europees Parlement (EP) doet met het richtlijnvoorstel door ook te kijken naar gender, intersectionele discriminatie en de positie van non-binaire personen. Zou de Minister verder kunnen toelichten wat de uitbreiding van de reikwijdte van dit richtlijnvoorstel inhoudt? Wat kunnen de potentiële materiële consequenties van deze uitbreiding van de scope van de richtlijn zijn?
Voortgangsrapportage t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn toereikende minimumlonen in de EU (COM, 2020, 682)
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de beschouwingen van de Minister ten aanzien van de Richtlijn toereikende minimumlonen (EU-minimumloon). Deze leden hechten er waarde aan om te onderstrepen dat zij het eens zijn met de Nederlandse inzet op dit punt met betrekking tot het respecteren van de bevoegdheidsverdeling en het in stand houden van de huidige, Nederlandse systematiek van het vaststellen van het minimumloon.
Deze leden merken op dat er in de reactie op de Richtlijn verwarring is ontstaan over de impact van de Richtlijn op het Nederlandse minimumloon en vragen de Minister dan ook om daar helderheid over te verschaffen. Kan de Minister bevestigen dat de huidige systematiek van vaststelling automatische indexatie zoals deze door Nederland gehanteerd wordt, gebruikt kan blijven worden en dat de richtlijn daarmee niet leidt tot veranderingen in de wijze van vaststelling, indexatie of hoogte van het Nederlandse minimumloon? Hoe beoordeelt de Minister de uitspraak dat deze richtlijn ertoe leidt dat het minimumloon in Nederland «naar 14 euro per uur» gaat? Voorts onderschrijven deze leden de inzet van de Minister ten aanzien van de inzet van referentiewaarden.
Voortgangsrapportage t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn verbetering van arbeidsvoorwaarden bij platformwerk
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorgangsrapport over de richtlijn verbetering van arbeidsvoorwaarden bij platformwerk. Deze leden zijn blij dat er in het bijzonder is gekeken naar de andere lidstaten en de bijlage die hierover is meegestuurd.
De leden van de VVD-fractie lezen over het rapport dat opgesteld is door de rapporteur met amendementen op het richtlijnvoorstel. Het is begrijpelijk dat dit nog niet inzichtelijk is voor de Eerste en Tweede Kamer in verband met Coreper, toch hebben deze leden hierover een vraag. Het genoemde amendement stelt voor de criteria voor het vaststellen van een weerlegbaar rechtsvermoeden te schrappen. Zou de Minister kunnen toelichten waarom dit is voorgesteld en wat hiervan de mogelijke consequenties kunnen zijn?
De leden van de VVD-fractie hebben ook met interesse kennisgenomen van de bijlage bij de voortgangsrapportage platformwerk. De leden van de VVD-fractie zijn zeer geïnteresseerd in het Belgische model over sectoraal rechtsvermoeden, en vragen of de Minister ook van plan is te acteren op de kortere termijn dan de richtlijn.
Indienen nationale doelen 2030
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geformuleerde nationale doelen voor 2030. Zij onderschrijven het belang en de noodzaak van het verhogen van de arbeidsparticipatie en werkgelegenheidsgraad, zowel op kortere termijn gezien de huidige krapte op de arbeidsmarkt als op langere termijn gezien de demografische ontwikkelingen en de impact daarvan op de omvang van de beroepsbevolking.
Met betrekking tot de geformuleerde doelen ten aanzien van scholing en training vragen de leden van de VVD-fractie op welke termijn de Minister verwacht om resultaten van de actuele stand van zaken te delen aan de hand van de nieuwe Adult Education Survey (AES-) methode. Tevens vragen zij of de Minister kan aangeven in hoeverre de onderlinge samenhang tussen de verschillende doelen (bijvoorbeeld een toegenomen deelnemingsgraad van scholing en training door volwassenen met een toegenomen arbeidsparticipatie tot gevolg) in het monitoren van het behalen van de streefdoelen gevolgd wordt.
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister of zij kan toelichten of de definitie van At risk of poverty or social exclusion (AROPE) vastgesteld wordt door de Europese Commissie. Zij delen de moeilijkheden die het gebruik van een relatieve indicator oplevert in dit verband en vragen of de Minister kan toelichten of deze zorgen ook met de Commissie gedeeld zijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Geannoteerde Agenda Formele Raad WSB 16 juni 2022
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de formele raad WSB 16 juni 2022 op het punt van het EU-onderhandelaarsakkoord voor minimumlonen.
De leden van de D66-fractie herkennen in het onderhandelaarsakkoord veel punten die in lijn zijn met de Nederlandse inzet en die de Nederlandse situatie kunnen ondersteunen. Desondanks hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie zien dat er in de conceptrichtlijn ook sprake is van referentiewaarden voor de minimumlonen in de lidstaten. Is de Minister het met deze leden eens dat het expliciet opnemen van referentiewaarden in de richtlijn een sturend karakter heeft en daarom conflicteert met de bevoegdheid van lidstaten om de hoogte van het minimumloon vast te stellen?
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat de referentiewaarde voor Nederland zou kunnen uitkomen op 14 euro per uur, wat hoger is dan de plannen van dit kabinet. Wat is de status van deze referentiewaarden, zo vragen deze leden. Wat is de inzet van het kabinet voor de status van deze referentiewaarden? Wat is de verwachting van de Minister over de uitkomsten van de onderhandelingen op dit punt?
De leden van de D66-fractie staan wel positief tegenover de ontwikkeling om de sociale dialoog te versterken.
De leden van de D66-fractie kijken uit naar de terugkoppeling van de Coreper van 8 juni jl., zodat deze leden dit kunnen meenemen in de voorbereiding op het commissiedebat van 15 juni.
De leden van de D66-fractie vragen zich af of de Minister verwacht dat het akkoord een (gekwalificeerde) meerderheid zal behalen in de Coreper van 15 juni?
EU-richtlijn platformwerk
De leden van de D66-fractie hebben met tevredenheid kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de formele raad WSB 16 juni 2022 op het punt van de voortgangsrapportage t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn verbetering van arbeidsvoorwaarden bij platformwerk.
De leden van de D66-fractie zien dat het plan is om een rechtsvermoeden in te voeren van werknemerschap voor platformwerkers. Bij de eerdere discussie ter vervanging van de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsverhoudingen (Wet DBA) is de optie om een rechtsvermoeden in te voeren ook verkend, maar afgevallen. Hoe wijkt het EU-voorstel hiervan af en is dit juridisch en uitvoeringstechnisch wel haalbaar?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat Brussel zich niet hoort te bemoeien met onze arbeidsmarkt, arbeidsvoorwaarden en sociale zekerheid. Dat is aan de lidstaten zelf. Deze leden zijn dus principieel tegen het implementeren van zaken die we zelf kunnen regelen. De leden van de PVV-fractie staan positief tegenover verhoging van het minimumloon en waarborgen ter bescherming van rechten van werknemers en zelfstandigen. Daar pleiten deze leden al jaren voor. Maar daar hebben zij Brussel niet voor nodig. Wijzigingen in inkomensbeleid en arbeidsvoorwaarden moet op basis van eigen beleid en niet op basis van Europese bemoeienis. De leden van de PVV-fractie verzoeken het kabinet zelfstandig het minimumloon te verhogen, zelfstandig te komen met voorstellen om de positie van werknemers en zelfstandigen te beschermen en Brussel te laten weten dat het lidstaten op geen enkele wijze moet sturen rondom inkomensbeleid en arbeidsmarktbeleid. Deze leden verzoeken de Minister tevens zich te verzetten tegen implementatie van de Europese Pijlersociale rechten. Sociale rechten is een nationale aangelegenheid. Daar is Europese regelgeving niet voor nodig. Deze leden verzoeken de Minister tevens zich te verzetten tegen het EU-richtlijnvoorstel vrouwen in Raden van bestuur beursgenoteerde bedrijven. Dit is naar de mening van deze leden aan de bedrijven zelf en politiek gezien altijd een nationale aangelegenheid. Daar hoort Brussel zich niet mee te bemoeien. Als het gaat om de zogenaamd «rechtvaardige klimaattransistie» roepen deze leden de Minister op klimaatvoorstellen vanuit Brussel af te wijzen. De miljarden die daaraan naar de mening van de leden van de PVV-fractie worden stukgeslagen horen zeker gezien de gigantische prijsstijgingen en de verwachting dat 1,2 miljoen huishoudens daardoor verarmen en in grote financiële problemen raken (Centraal Bureau voor de Statistiek) (CBS)) onder andere naar inkomensondersteuning en verbetering van bestaanszekerheid van Nederlanders te gaan. Graag een reactie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik tot het stellen van vragen over de geagendeerde stukken voor de Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 16 juni 2022.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de berichtgeving op de richtlijn toereikende minimumlonen. De nieuwsberichten meldden dat in de eindonderhandelingen tussen Raad en Europees Parlement een onderhandelaarsakkoord is bereikt. Kan de Minister meer informatie geven over dit akkoord? Wat betekent dit voor ons sociaalstelsel en wat betekent dit voor de sociale partners?
Biedt het akkoord voor de lidstaten die automatische methoden kennen om het minimumloon te indexeren, de ruimte om in overeenstemming met nationale wetgeving of praktijken, die methode te kunnen blijven hanteren?
Een onderhandelaarsakkoord is nog geen definitief akkoord: het nu bereikte compromis zal zowel aan de kant van de Raad als in het EP nog bekrachtigd moeten worden. Kan de Minister aangegeven of zij denkt dat een eindakkoord gesloten kan worden op basis van de nu uit onderhandelde richtlijn? De leden van de CDA-fractie vragen hoe de andere landen dit akkoord beoordelen. Denkt de Minister dat een meerderheid voor het voorstel is? Zo nee, kan aangegeven worden welke landen tegen zijn en met welke argumentatie?
Hoe verhoudt deze richtlijn tot het EU-Verdrag dat niet toestaat dat EU-wetgeving zich over de hoogte van (minimum)lonen uitspreekt?
De leden van de CDA-fractie lezen dat er ook een triloogakkoord bereikt is op het EU-richtlijnvoorstel vrouwen in Raden van Bestuur beursgenoteerde bedrijven. Deze leden zijn verheugd dat dit akkoord is bereikt.
De afgelopen maanden is het EU-richtlijnvoorstel Platformwerk in de Raad in detail besproken. Welk krachtenveld ziet de Minister rond het voorstel ziet ontstaan? Ziet de Minister voor de Nederlandse onderhandelingsinzet (zoals geformuleerd in het Beoordeling van Nieuwe Commissievoorstellen (BNC)-fiche) op belangrijke punten steun bij andere lidstaten? Zijn er punten die belangrijk zijn voor Nederland waar de Minister onder andere lidstaten (nog) weinig steun voor ziet? Deze leden vragen of er inmiddels iets meer duidelijkheid is over wie het rechtsvermoeden zou moeten of kunnen inroepen.
De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het feit dat de Minister zich inzet om met buurlanden en/of in Europees verband een tussenoplossing en structurele oplossing te vinden voor grenswerkers en de mogelijkheid van thuiswerken. Kan de Minister duiden bij welke landen hier draagvlak voor bestaat? Wat kan op korte termijn (voor 1 juli) hieromtrent geregeld worden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie
Voortgangsrapportage t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn toereikende minimumlonen in de EU (COM, 2020, 682)
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd met het behaalde resultaat voor toereikende minimumlonen in de EU. Met deze richtlijn komt er een forse prikkel om het minimumloon te laten stijgen, zodat werknemers die nu het minimumloon verdienen een fatsoenlijk en leefbaar loon zullen ontvangen. Deze leden constateren dat Nederland eerder een minderheidspositie had bij dit onderwerp en als een van de weinig landen dwarslag bij het realiseren van een toets voor een toereikend minimumloon. De leden vragen de Minister daarom of zij nu dit voorliggende onderhandelingsresultaat gaat steunen in de Raad.
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie vragen verder naar hoe het Nederlandse loon zich op dit moment verhoudt tot minimumloon van 60% van het bruto mediane loon en 50% van het bruto gemiddelde loon. Klopt het dat Nederland op dit moment daaronder zit? Wat zou de hoogte van het minimumloon dienen te zijn om te voldoen aan de referentiewaarden minimumloon van 60% van het bruto mediane loon dan wel 50% van het bruto gemiddelde loon?
Hoofdonderdeel van de richtlijn, begrijpen de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie, dat er een toets komt op de toereikendheid van het minimumloon. Klopt het dat Nederland op dit moment geen toets heeft om de toereikendheid van het minimumloon te kunnen meten? Hoe vaak is in Nederland de toereikend van het minimumloon onderzocht? Aan welke onderdelen behoort de toereikendheid van het minimumloon, volgens deze richtlijn, te voldoen? Hoe gaat de Minister de toereikendheid van het Nederlandse minimumloon onderzoeken?
Tevens vraagt de richtlijn om deze toereikendheid van het minimumloon elke twee jaar bij te stellen. Deze leden begrijpen dat de Minister gebruik wil maken van de uitzonderingspositie van vier jaar, die bestaat voor landen die automatische indexatie toepassen. Klopt dit? Is de Minister het met deze leden eens dat een onderzoek van iedere twee jaar vele malen wenselijker is omdat op die manier getoetst kan worden of het minimumloon nog wel een leefbaar loon is?
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie begrijpen verder dat afwijkingen van en inhoudingen minimumloon alleen zijn toegestaan zijn mits deze niet-discriminerend en proportioneel zijn, en een legitiem doel moeten dienen. Van inhoudingen voor huisvesting of voor uitrusting die nodig is om het werk uit te kunnen voeren worden aangemerkt dat zij riskeren disproportioneel te zijn. Deze leden vragen de Minister om een overzicht van de Nederlandse afwijkingen van en inhoudingen minimumloon die hier betrekking op hebben. Een van die afwijkingen is het jeugdloon voor volwassenen. Is de Minister het met deze leden eens dat er hier sprake is van leeftijdsdiscriminatie en dat deze afwijking van het minimumloon volgens deze richtlijn niet meer houdbaar? Wat gaat de Minister doen om te controleren of inhoudingen die werkgevers van het loon achterhouden wel aan de voorwaarden in deze richtlijn voldoen? Deze Europese wet spoort de lidstaten ook aan om de handhaving door de arbeidsinspectie te verbeteren. Overweegt de Minister om meer inspecteurs aan te nemen en welke andere plannen heeft zij voor de verbetering van de handhaving?
Ander belangrijk onderdeel van deze richtlijn is volgens de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie het opkrikken van de collectieve arbeidsovereenkomst (cao-) dekkingsgraad, zodat meer werknemers de bescherming van goede arbeidsvoorwaarden krijgen, en het versterken van de positie van vakbonden. Deze leden vragen de Minister allereerst waarop de cao-dekking in Nederland van ruim 73% op is gebaseerd. Vallen hier ook afspraken tussen ondernemingsraden en werkgevers onder? Vallen hier ook cao-akkoorden met zogenaamde gele bonden, zoals de Landelijke Belangen Vereniging (LBV), onder? In hoeverre oordeelt de Minister dat deze bonden ook echte vakbonden die voldoende afhankelijk van de werkgever zijn? Is de Minister het eens dat deze gele bonden de positie van vakbonden ondergraven en zodoende de positie van werknemers verslechteren? Is de Minister bereid om maatregelen te nemen om gele bonden aan te pakken? Hoe kijkt de Minister bijvoorbeeld aan tegen het Duitse model waarbij onafhankelijke bonden de rechter vragen om te verklaren dat een vakbond niet onafhankelijk is en dat als gevolg daarvan de cao, die afgesloten is met niet-onafhankelijke bonden, nietig te verklaren? Is de Minister bereid om te onderzoeken om aan art. 2 Wet CAO de uitleg in het Toetsingskader Algemeen verbindend verklaren (AVV) de volgende zin toe te voegen (toevoeging cursief): «Een vereniging van werkgevers of van werknemers is slechts bevoegd tot het aangaan van collectieve arbeidsovereenkomsten, indien de statuten der vereniging deze bevoegdheid met name noemen. De verenigingen moeten één of meer leden hebben in de werkingssfeer van de overeenkomst. De verenigingen van werkgevers en werknemers moeten onafhankelijk van elkaar zijn, dat wil zeggen dat ze vrij moeten zijn van inmenging van de één in de zaken van de ander bij de oprichting, de uitoefening van werkzaamheden en het beheer van hun organisaties.» Deze leden vragen verder hoe en op welke termijn de Minister komt met plannen om de cao-dekkingsgraad te verhogen?
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de Europese richtlijn overheden ook een spiegel voorhoudt om via het aanbesteden van overheidsopdrachten de dekkingsgraad van cao’s te verhogen. Deze leden vragen de Minister of zij er werk van gaat maken dat aanbesteden in het vervolg niet enkel meer op de laagste prijs gebeurt, maar ook de arbeidsvoorwaarden van werknemers in de overweging meeneemt. Is de Minister bereid om bij overheidsaanbestedingen al rekening te houden met een minimumloon dat op het niveau van 60% van het bruto mediane loon en 50% van het bruto gemiddelde loon ligt?
Kwartaalrapportage: EU-voorstel Richtlijn Women on Company Boards
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie zijn ook erg tevreden met het behaalde resultaat rondom het vrouwenquotum. Het is wat betreft volstrekt bizar en ouderwets dat er in Europa, en ook in Nederland, nog zo weinig vrouwen topposities bekleden. Deze leden zijn tevreden dat Nederland de inzet rond het vrouwenquotum steunen, wel vragen deze leden een duidelijk overzicht van de Minister op welke vlakken Nederland nu wel en niet voldoet aan deze richtlijn. Is de Minister het met deze leden eens dat Nederland zich niet achter uitzonderingsclausules moet verschuilen, maar echt werk gaan maken van een eerlijke verdeling aan de top van het bedrijfsleven?
Raadsbesluit IAO-Verdrag 190
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie constateren dat Nederland voornemens is Internationale Arbeidsorganisatie (IAO-)verdrag 190, eindelijk, te gaan ratificeren. Deze leden vragen daarbij de Minister welke wettelijke aanpassingen dit ratificatie vergt. Kan de Minister een overzicht hiervan geven van Nederlandse wet- en regelgeving dat niet in lijn is met bepalingen uit het verdrag? En kan de Minister aangeven of bij ratificatie van het verdrag ook rekening wordt gehouden met sollicitanten, zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) en huishoudelijk werkers? Maar ook met andere plekken die werk gerelateerd zijn, zoals bijvoorbeeld borrels en woon-werkverkeer?
Aanpak misstanden arbeidsmigratie
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie missen het onderwerp aanpak misstanden bij arbeidsmigratie op de agenda. Deze leden hebben eerder de Minister opgeroepen om bij de aanpak van misstanden bij arbeidsmigranten het initiatief in Europa te nemen bij bijv. aanscherping uitzendrichtlijn, aanpak premieshoppen, een Europees sociaal zekerheidsnummer en meer samenwerking tussen Europese Uitvoeringsinstituten Werknemersverzekeringen (UWV’s). Is de Minister bereid om dit tijdens, of en marge, van de top een start mee te maken?
II Antwoord/Reactie van de Minister
Kamerstuknummer 22 112, nr. 3287/Zaaknummer 2022Z02652.↩︎