[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Van der Molen over het bericht ‘Men realiseert zich onvoldoende welke gevolgen de krimp zal hebben’

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2022D24513, datum: 2022-06-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20212022-3100).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2022Z09546:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

3100

Vragen van het lid Van der Molen (CDA) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Men realiseert zich onvoldoende welke gevolgen de krimp zal hebben» (ingezonden 17 mei 2022).

Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 13 juni 2022).

Vraag 1

Wat vindt u van het artikel «Men realiseert zich onvoldoende welke gevolgen de krimp zal hebben»1, waar onder andere in staat dat de opleiding civiele techniek van de hogeschool Saxion mogelijk zo klein wordt dat de instelling zich op termijn genoodzaakt voelt om de opleiding te sluiten?

Antwoord 1

Ik zie de urgentie van het vraagstuk van dalende studentenaantallen in het hbo als gevolg van demografische ontwikkelingen. Tegelijkertijd kunnen die demografische ontwikkelingen en de effecten daarvan verschillen per regio.

Zoals ik in het notaoverleg van 11 april jl. over de hoofdlijnenbrief hoger onderwijs en wetenschap heb aangegeven is meer zicht nodig op het vraagstuk van krimp in het hbo. Het vraagt om een scherper beeld van de economische en maatschappelijke ontwikkelingen in de verschillende regio’s, hoe deze het onderwijsaanbod raken en in hoeverre instellingen daarbij tegen grenzen aanlopen. Kleinschaligheid hoeft niet per definitie een reden voor een instelling te zijn om een opleiding te sluiten. Met de Vereniging Hogescholen ben ik in gesprek over dit onderwerp en medio juni ga ik hier in mijn beleidsbrief hoger onderwijs en wetenschap nader op in.

Vraag 2

Wat zijn de prognoses voor de studentenaantallen voor het hbo in de komende jaren (bij ongewijzigd beleid) die het Ministerie van OCW hanteert?

Antwoord 2

Jaarlijks presenteert het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) in de referentieraming een prognose van het aantal leerlingen en studenten in het bekostigde onderwijs. De referentieraming 2022 dient als onderbouwing voor de begroting 2023 van het Ministerie van OCW.

2022 489,3
2023 488,6
2024 484,1
2025 478,2
2026 472,6
2027 467,3
2028 462,3
2029 457,9
2030 453,7
2031 449,9
2032 446,4
2033 443,3
2034 440,3
2035 437,5
Bron: Referentieraming 2022

Vraag 3

Wat zijn de prognoses voor de studentenaantallen in de komende jaren (bij ongewijzigd beleid) die de hbo-instellingen zelf hanteren?

Antwoord 3

De hoger onderwijs instellingen hebben de vrijheid om bij het maken van hun prognoses uit te gaan van aannames die verschillen van de aannames die OCW gebruikt voor het opstellen van de referentieraming. In de jaarverslagen geven hoger onderwijsinstellingen, in de continuïteitsparagraaf, hun prognoses op voor de studentenaantallen in de komende jaren. De Vereniging Hogescholen geeft aan dat instellingen primair de referentieraming gebruiken voor hun prognoses. Daarnaast maken ze gebruik van gegevens van het centraal bureau van de statistiek om rekening te houden met demografische ontwikkelingen in de regio.

Vraag 4

Worden er momenteel opleidingen bedreigd met sluiting door krimp van studentenaantallen? Zo ja, welke?

Antwoord 4

Ik heb geen signalen ontvangen dat op dit moment opleidingen direct bedreigd worden door sluiting als gevolg van krimpende studentaantallen. Door de Vereniging hogescholen is bij OCW wel een aantal instellingen en opleidingen in diverse regio’s onder de aandacht gebracht die te maken hebben met dalende studentenaantallen als gevolg van regionale krimp. Bij verdere krimp zullen eerst uitstroomrichtingen onder druk komen te staan, pas later het voortbestaan van een gehele opleiding. Daarbij gaat om opleidingen en uitstroomrichtingen in de sectoren van Techniek, Management en Accountancy en Zorg.

Vraag 5

Wanneer is er volgens u nog in voldoende mate sprake van een toereikend aanbod in een regio?

Antwoord 5

Dit is een belangrijke vraag die nu niet eenduidig te beantwoorden is. Voor een toereikend en toekomstgericht onderwijsaanbod in een regio is het van belang dat de hogeschool met het onderwijsaanbod kan (blijven) inspelen op de economische en maatschappelijke ontwikkelingen in de regio en dat er tussen hoger onderwijsinstellingen en binnen en tussen sectoren wordt samengewerkt en gezamenlijk afgestemd over een doelmatig, dekkend en divers aanbod. Ik vind het belangrijk dat er een breed onderwijsaanbod in de regio’s is ten behoeve van tekortsectoren en de specifieke arbeidsmarktbehoefte in de regio. In mijn beleidsbrief van juni zal ik hier nader op ingaan.

Vraag 6

Op welke manier houdt u zicht op welke opleidingen voornemens zijn om te stoppen? Deelt u de mening dat het wenselijk zou zijn als u tijdig wordt geïnformeerd over opleidingen die voornemens zijn om te stoppen op grond van dalende studentenaantallen, zodat er een afweging kan worden gemaakt of het wenselijk is dat een bepaalde opleiding in een bepaalde regio stopt? Zo ja, hoe zou dit proces verder vorm moeten worden gegeven? Zo nee, welke rol heeft u ten opzichte van de problematiek rondom krimp in het hbo?

Antwoord 6

Besluiten van instellingen om opleidingen te beëindigen, zijn aan de instelling. Redenen om als instelling een opleiding te beëindigen kunnen uiteenlopend zijn. Voornemens tot beëindiging van een opleiding door de instelling hoeven volgens de wet niet voor instemming aan mij te worden voorgelegd en er is ook geen weigeringsgrond om deze te blokkeren.2 Tegelijkertijd is het ook de vraag welke opvolging OCW zou kunnen en moeten geven aan signalen over beëindiging van opleidingen, mede gelet op de lumpsumbekostiging en bestedingsvrijheid. Bij het zicht houden op zowel de opleidingen die instellingen voornemens zijn te starten als op opleidingen die instellingen voornemens zijn te sluiten, vind ik het in de eerste plaats wenselijk dat instellingen vanuit goede en intensieve samenwerking in opleidingssectoren elkaar hierover informeren en onderling afstemmen. Een goed voorbeeld vind ik de procesafspraken die gemaakt zijn vanuit de Talenvisie (2016) ten aanzien van het behoud van unieke (specialisaties in) de talenopleidingen.3

Met de Vereniging Hogescholen ben ik in gesprek over het vraagstuk van krimp en hoe dit de hogescholen en regionale vitaliteit raakt. In de beleidsbrief hoger onderwijs en wetenschap kom ik terug op dit onderwerp.

Vraag 7

Wat vindt u van de suggestie in het artikel dat een stabiele bekostiging kan helpen bij de problematiek rondom krimp in het hbo?

Antwoord 7

De komende jaren wil ik zorgen voor meer rust en ruimte in het onderwijs en wetenschapssysteem. De bekostiging kan hier een rol bij spelen. Het verhogen van de vaste voet is een mogelijkheid die bijdraagt aan een meer stabiele bekostiging. Het is daarbij wel de vraag in hoeverre dit voldoende bijdraagt aan een lange termijnoplossing voor vraagstukken rond krimp. In mijn beleidsbrief hoger onderwijs en wetenschap kom ik nader terug op de problematiek rondom krimp in het hbo.


  1. https://www.scienceguide.nl/2022/05/de-gevolgen-van-krimp/.↩︎

  2. Instellingsbesturen dienen het voornemen tot beëindiging van een opleiding aan DUO door te geven ten behoeve van de CROHO registratie. De instelling bepaalt de einddatum en geeft, rekening gehouden met de afbouwperiode van nominaal +1 jaar, die einddatum door aan DUO.↩︎

  3. Daarbij is binnen het Decanenoverleg Letteren en Geschiedenis in het wo, het Rectorencollege van UNL en het Programmabureau Duurzame Geesteswetenschappen de afspraak gemaakt dat signalen over beëindiging van (specialisaties in) opleidingen tijdig worden besproken op facultair- en instellingsniveau en dat daarover advies wordt ingewonnen.↩︎