[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Fiche: Voorstel voor de richtlijn inzake de status van langdurig ingezetene derdelanders

Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Brief regering

Nummer: 2022D24718, datum: 2022-06-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-22112-3439).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 22112 -3439 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie.

Onderdeel van zaak 2022Z11968:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 3439 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juni 2022

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 4 fiches die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).

Fiche: Voorstel voor de richtlijn inzake de status van langdurig ingezetene derdelanders

Fiche: Richtlijn inzake enkelvoudige toelatingsprocedure en de gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA) (Kamerstuk 22 112, nr. 3440)

Fiche: Verordening inzake digitalisering visumprocedure (Kamerstuk 22 112, nr. 3441)

Fiche: Mededeling – aantrekken van vaardigheden en talent naar de EU (Kamerstuk 22 112, nr. 3442

De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra

Fiche: Voorstel voor de richtlijn inzake de status van langdurig ingezetene derdelanders

1. Algemene gegevens

a) Titel voorstel

Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council concerning the status of third-country nationals who are long-term residents (recast)

b) Datum ontvangst Commissiedocument

27 april 2022

c) Nr. Commissiedocument

COM (2022) 650

d) EUR-Lex

https://eurlex.Europa.eu/search.html?scope=EURLEX&text=COM%282022%29650&lang=nl&type=quick&qid=1651567214666

e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing

SWD (2022) 651

f) Behandelingstraject Raad

Raad Justitie en Binnenlandse Zaken

g) Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Justitie en Veiligheid in nauwe samenwerking met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

h) Rechtsbasis

Artikel 79, tweede lid, VWEU

i) Besluitvormingsprocedure Raad

Gekwalificeerde meerderheid

j) Rol Europees Parlement

Medebeslissing

2. Essentie voorstel

a) Inhoud voorstel

Op 27 april jl. publiceerde de Commissie een pakket voorstellen met betrekking tot legale migratie1. Het voorstel inzake langdurig ingezetene derdelanders (LID) wil de positie van de LID versterken en meer in lijn brengen met de positie die EU-burgers hebben om de integratie van hen in de Europese Unie (EU) te verbeteren. Op basis van de implementatierapporten en een brede stakeholderanalyse is de Commissie namelijk tot de conclusie gekomen dat de tekortkomingen van de geldende richtlijn negatieve gevolgen hebben voor langdurige ingezetenen en zij die overwegen naar de EU te verhuizen. Voorbeelden daarvan zijn de arbeidsmarkttoets die lidstaten mogen toepassen wanneer een LID naar de lidstaat migreert voor het verrichten van economische activiteiten.

Ook kan het voor een derdelander lang duren voordat hij of zij voldoet aan de vereiste vijf jaar legaal verblijf die nodig is om de status van LID te bereiken. Dit omdat verblijf op grond van een tijdelijk verblijfsdoel (zoals studie), en verblijf in een andere lidstaat dan die van de aanvraag niet mee mogen tellen. Ook zijn er lidstaten waar het verkrijgen van een nationale verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd eenvoudiger is dan het verkrijgen van de status van LID. Met de onderstaande reeks voorstellen van de Commissie wordt het gemakkelijker om de status van LID te verkrijgen. Daarbij wil de Commissie de status van LID zoveel mogelijk in lijn brengen met die van de EU-burger.

Ten eerste doet de Commissie het voorstel om het mogelijk te maken legaal verblijf in verschillende lidstaten bij elkaar op te tellen om te voldoen aan de totale termijn van vijf jaar legaal verblijf. Voorwaarde hiervoor is echter wel dat de LID de laatste twee jaar in de lidstaat van de aanvraag is verbleven. Ook periodes van verblijf als bijvoorbeeld student, seizoenwerker, au pair, gedetacheerde vreemdeling (die verblijf heeft op grond van tijdelijke of nationale bescherming, of die een aanvraag daartoe heeft ingediend en nog in afwachting is van een beslissing) vallen hieronder. Wel moet de derdelander op het moment van de aanvraag beschikken over een andere – niet tijdelijke – verblijfsvergunning, zoals voor gezinshereniging of arbeid. De periode van verblijf in een andere lidstaat op grond van een verblijfsvergunning als investeerder telt daarentegen niet mee voor het criterium van vijf jaar.

Voorts doet de Commissie een voorstel voor wat betreft het middelenvereiste, dat de LID over voldoende en stabiele middelen moet beschikken, om in levensonderhoud te kunnen voorzien. De Commissie stelt voor dat ook middelen die door een derde beschikbaar worden gesteld, kunnen worden meegeteld bij de middelen waarover de derdelander beschikt.

Daarnaast gaat het voorstel in op het bevorderen van circulaire migratie. Zo wordt voorgesteld dat een LID twee jaar buiten de EU verblijft zonder zijn of haar status te verliezen. Om intra EU-mobiliteit te bevorderen mogen lidstaten bovendien niet langer een arbeidsmarkttoets uitvoeren als een LID in een tweede lidstaat gaat werken. Zo mag een LID 30 dagen na een aanvraag om een verblijfsvergunning in de tweede lidstaat al beginnen met werken of studeren. Dit mag ook wanneer de tweede lidstaat binnen die termijn nog niet over de aanvraag heeft beslist. Wel mag een lidstaat in zo’n geval vragen dat een LID-wijziging van werkgever of werkzaamheden meldt zodat zij kunnen blijven zekerstellen dat de LID voldoet aan de vereisten voor verblijf.

Binnen het voorstel wordt ook ingezet op het versterken van de rechten van langdurige ingezeten derdelanders en hun familieleden door het toekennen van het recht om te verhuizen en werken in andere lidstaten, dat nauw moet aansluiten bij de rechten die EU-onderdanen kennen. Dit moet bijdragen aan het verhogen van de effectiviteit van de arbeidsmarkt EU-breed door bij te kunnen dragen aan het opvullen van specifieke arbeidsmarkttekorten in EU-lidstaten en het verminderen van regionale ongelijke verspreiding. Daarbij moet het verhogen van de mobiliteit van LID de aantrekkingskracht van de EU voor buitenlands talent verhogen.

Voorts verbetert het voorstel de rechten op gelijke behandeling uit met een recht op gelijke behandeling voor huisvesting en sociale bescherming en bijstand. De bepaling inzake het recht op gelijke behandeling inzake sociale zekerheid betreft een wijziging om de formulering meer in lijn te brengen met de desbetreffende bepaling in andere richtlijnen inzake legale migratie. Voor gezinsleden van een LID geldt dat een inburgeringsexamen pas mag worden vereist, wanneer het gezinslid is toegelaten tot de lidstaat. Voorts gaat de beslistermijn over de gezinshereniging van vier maanden naar 90 dagen.

Tot slot regelt de richtlijn dat de voorwaarden en procedure van de nationale vergunning voor onbepaalde tijd niet gunstiger mogen zijn dan die van de richtlijn, zodat derdelanders een keuze kunnen maken tussen een lange termijn EU-verblijfsvergunning of een nationale permanente verblijfsvergunning wanneer zij eenmaal in een EU-lidstaat zijn aangekomen.

b) Impact assessment Commissie

De Commissie heeft in het voorstel vier opties onderzocht: a) een verbetering van de effectiviteit zonder wetgeving; b) een beperkte wetgevende revisie vooral gericht op vergroten van de rechten van een LID; c) een bredere wetgevende revisie, waarbij ook de voorwaarden voor het verkrijgen van de status van LID worden versoepeld; d) een grootse wetgevende revisie, waarbij er sprake is van volledige harmonisatie op EU-niveau en nationale stelsels voor verblijfsvergunningen voor onbepaalde tijd niet meer zijn toegestaan.

De Commissie geeft aan dat derde optie de meest wenselijke en is om het doel van de richtlijn te bereiken en die voldoende balans houdt tussen de verschillende standpunten van belanghebbenden. De Commissie stelt dat de verwachting is dat deze optie zeer positieve sociale en economische impact zal hebben zonder dat grootschalige wetgevende revisie en harmonisatie nodig is.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Momenteel kan de status van LID kan worden verkregen na een onafgebroken legaal verblijf van vijf jaar in Nederland. De verblijfsduur van een tijdelijk verblijfsdoel (zoals studie) telt hierbij voor de helft mee bij de berekening van de vijf jaarstermijn. Perioden van verblijf waarbij geen beslissing is genomen op een aanvraag om tijdelijke c.q. nationale bescherming tellen niet mee.

De status van LID wordt ingetrokken wanneer de LID conform de huidige richtlijn inzake de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen langer dan twaalf achtereenvolgende maanden niet aanwezig is op het grondgebied van de EU (en langer dan zes jaar niet in Nederland aanwezig is). Voor een LID die vanuit een andere lidstaat naar Nederland komt om arbeid te verrichten, geldt een arbeidsmarkttoets gedurende de eerste twaalf maanden van zijn verblijf. Pas na een positieve beslissing mag hij of zij werken. Om ook in Nederland de status van LID te verkrijgen, dient hij vijf jaar hier te verblijven. Voor gezinsleden van een LID geldt dat een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) pas wordt afgegeven indien het inburgeringsexamen buitenland is gehaald, tenzij de LID eerder een asielvergunning heeft gehad. De rechten op gelijke behandeling worden uitgebreid met huisvesting, export van pensioenen en gezinstoeslagen en sociale bescherming/bijstand, hetgeen in overeenstemming is met het huidige Nederlandse beleid. De wettelijke beslistermijn op een aanvraag om de status van LID is zes maanden. Met betrekking tot het middelenvereiste wordt primair getoetst op de financiële middelen waarover de derdelander zelf beschikt.

De status van LID is in het algemeen al gunstiger voor derdelanders dan de nationale verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Uitzondering is het zogenaamde middelenvereiste. Een derdelander heeft de mogelijkheid om na tien jaar legaal verblijf een nationale vergunning voor onbepaalde tijd te krijgen, ook indien hij niet aan het middelenvereiste voldoet.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Met het voorstel beoogt de Commissie een revisie van de bestaande wetgeving om de tekortkomingen die zijn opgekomen in de implementatierapporten van de bestaande wetgeving aan te pakken. Voorbeelden daarvan zijn beperkingen om aan de vijf jaarstermijn te voldoen omdat tijdelijk verblijf en verblijf in een andere lidstaat niet meetellen bij het behalen van die vijf jaar, barrières met betrekking tot intra EU-mobiliteit (de mogelijkheid een arbeidsmarkttoets uit te voeren) en nationale regelingen voor verblijfsvergunningen voor onbepaalde tijd die gunstiger zijn dan de regeling voor de status van LID.

Het kabinet is positief over het doel van het voorstel van de Commissie, namelijk het versterken van de positie van de LID. Een aantal voorgestelde maatregelen kan het kabinet zonder meer steunen en kan het verwelkomen, zoals het mee berekenen van perioden van tijdelijk verblijf bij de vijf jaarstermijn die vereist is voor het verkrijgen van de status van LID en de uitbreiding van de bepalingen inzake gelijke behandeling. De concrete invulling van andere voorstellen roept evenwel nog een aantal vragen op.

Het voorstel versterkt de sociaaleconomische positie van de LID’s en daarmee hun integratie in de EU. De vergrote mogelijkheden op intra EU-mobiliteit kunnen zowel voordelig zijn voor de LID als voor de lidstaten. Wanneer een derdelander de eerste drie jaar van zijn verblijf in een of meerdere andere lidstaten verblijft, gaat dit niet ten koste van de opbouw van de verblijfstermijn van vijf jaar die vereist is om de status van LID te verkrijgen. En deze verhoogde mobiliteit kan voor lidstaten ook bijdragen aan het verhogen van de effectiviteit van de arbeidsmarkt door o.a. beter in te kunnen spelen op specifieke tekorten.

Een aantal onderwerpen vergt echter een nadere afweging voor wat betreft wenselijkheid, zoals het mee berekenen van het verblijf in een andere lidstaat bij de termijn van vijf jaar. Zo is het de vraag in hoeverre openbare ordeaspecten (bijvoorbeeld mogelijke criminele antecedenten van de derdelander) in andere lidstaten meegewogen kunnen worden bij de beoordeling van de aanvraag om de status. Het volledig mee berekenen van de duur van tijdelijk verblijfsrecht, zoals verblijf als student, bij de vijf vereiste jaren, stuit niet op bezwaren, indien de derdelander op het moment van de aanvraag maar een niet tijdelijk verblijfsrecht heeft. Bij naturalisatie geldt in Nederland eenzelfde regeling. Het meetellen van perioden van verblijf in afwachting van een beslissing op een verblijfsvergunning is daarentegen niet wenselijk, omdat het gedurende deze periode niet zeker is of de derdelander aan de toelatingsvoorwaarden heeft voldaan. Wel is het kabinet positief over het voorstel om de duur van het verblijf in een andere lidstaat op grond van de investeerdersregeling niet mee te tellen.

Het kabinet heeft bezwaar tegen het voorstel om de arbeidsmarkttoets af te schaffen wanneer een LID vanuit een andere lidstaat naar Nederland komt voor arbeid. Het moet aan de lidstaten blijven om te beslissen over de toegang van derdelanders, afhankelijk van de behoeften van de nationale arbeidsmarkt. Ook heeft het kabinet vragen over de mogelijkheid om maximaal twee jaar buiten de EU te verblijven zonder de status van LID te verliezen. De bedoeling van dit voorstel is dat dit circulaire migratie van de LID naar diens land van herkomst gaat bevorderen. Het kabinet beoordeelt deze doelstelling positief. Het voorstel voorziet echter niet in een bepaling dat de periode van afwezigheid ook in het land van herkomst moet worden doorgebracht. Het is dan ook de vraag hoe doelmatig het voorstel is, aangezien de derdelander deze periode ook in een ander land kan verblijven.

Het kabinet heeft sterk bezwaar tegen het vervallen van het inburgeringsexamen buitenland voor derdelanders die gezinshereniging willen bij een in Nederland verblijvende LID die voorheen een reguliere verblijfsvergunning heeft gehad. Hiermee zouden zij bevoordeeld worden boven gezinsherenigers bij een Nederlander op wie wel het inburgeringsexamen buitenland van toepassing is. Bovendien heeft het inburgeringsexamen buitenland als doel inburgeraars een snellere start te geven bij hun integratie in Nederland. Het is belangrijk voor nieuwkomers dat zij zich al enigszins hebben voorbereid op hun verblijf in Nederland en enige kennis van de Nederlandse taal en cultuur hebben. Indien dit vereiste komt te vervallen kan de situatie ontstaan waarin gezinsleden van langdurig ingezetene derdelanders een achterstand hebben ten opzichte van gezinsherenigers die verblijf aanvragen bij een Nederlander.

Met betrekking tot het voorstel om bij het middelenvereiste ook middelen die door derden worden verstrekt mee te betrekken, heeft het kabinet twijfels. Voor de uitvoering wordt het in ieder geval moeilijker om te beoordelen in hoeverre de door een derde beschikbaar gestelde middelen voldoende stabiel zijn. Er is echter geen bezwaar tegen het voorstel tot het verkorten van de beslistermijn naar 90 dagen, waarbij het wel noodzakelijk is dat wanneer verblijfsduur in andere lidstaten meetelt bij het bereiken van de vijf jaarstermijn, er een voldoende adequaat Europees systeem voor informatie-uitwisseling tussen lidstaten moet zijn.

Het kabinet heeft twijfels over het voorstel dat LID’s maximaal twee jaar buiten de EU mogen verblijven zonder de status van LID te verliezen. De doelstelling is om circulaire migratie te bevorderen, maar er zijn geen garanties dat de LID gedurende zijn afwezigheid ook daadwerkelijk in het land van herkomst verblijft, zodat niet zeker is of deze doelstelling ook metterdaad wordt bereikt.

Op dit moment voldoet Nederland niet aan de bepaling dat de nationale verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd niet gunstiger mag zijn dan de status van LID. Een derdelander kan na tien jaar legaal verblijf in Nederland een nationale vergunning voor onbepaalde tijd krijgen, ook wanneer hij niet aan het middelenvereiste voldoet. Het biedt de mogelijkheid dat derdelanders op langer(e) termijn alsnog in aanmerking kunnen komen voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd en niet steeds een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd moeten aanvragen. Het voorstel voor de richtlijn inzake de status van LID kent een dergelijke uitzonderingsbepaling niet. Het kabinet vindt het wenselijk dat deze uitzonderingsmogelijkheid behouden blijft voor derdelanders door dit of in de richtlijn zelf te regelen of door de uitzondering in de nationale vergunning voor onbepaalde tijd te behouden.

In de onderhandelingen over het voorstel van de Commissie het kabinet inzetten op wijziging van de tekst die de bezwaren tegen de voorgestelde maatregelen kan verminderen of wegnemen.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

Het is nog niet duidelijk hoe de Raad, de verschillende lidstaten en het Europees Parlement (EP) tegenover dit specifieke voorstel van de Commissie staan. In het algemeen geldt dat een aanzienlijk aantal lidstaten (met name de Midden- en Oost-Europese) geen voorstander is van regelgeving op het terrein van legale migratie, omdat zij het voornamelijk een nationale competentie achten (en die dus zoveel mogelijk flexibiliteit en zeggenschap voor de lidstaten willen behouden). Aan de andere kant van het spectrum is er een klein aantal lidstaten (met name de Zuid-Europese) dat, evenals het EP in het algemeen groot voorstander zijn van (meer) Europese regelgeving op het terrein van legale migratie.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

a) Bevoegdheid

Het kabinet heeft een positief oordeel over de bevoegdheid. Het voorstel is gebaseerd op artikel 79, tweede lid, onder a en b, VWEU. Deze rechtsgrondslag geeft de EU de bevoegdheid tot het vaststellen van maatregelen over onder andere de voorwaarden voor toegang en verblijf, en normen betreffende de afgifte door de lidstaten van langlopende visa en verblijfstitels, onder andere met het oog op gezinshereniging en de omschrijving van de rechten van onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat verblijven, alsook de voorwaarden ter regeling van het vrije verkeer en het vrije verblijf in andere lidstaten. Het kabinet kan zich vinden in deze grondslag. Op het terrein van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten (Artikel 4, tweede lid, onder j, VWEU).

b) Subsidiariteit

Het oordeel van het kabinet over de subsidiariteit is positief. De richtlijn heeft tot doel het verder harmoniseren en vereenvoudigen van de rechten van langdurig ingezetene derdelanders. De status van EU langdurig ingezetene derdelanders geeft een verblijfsrecht binnen de EU met mogelijkheden op intra EU-mobiliteit. De voorwaarden voor het verkrijgen van dit verblijfsrecht en de rechten die daaraan verbonden zijn, kunnen dan ook, gelet op de grensoverschrijdende aspecten die aan de LID-status zijn verbonden, het beste op EU-niveau worden geregeld. Divergentie tussen lidstaten zou aan het uniforme karakter van status afbreuk doen. Bovendien gaat het om een beperkte herziening van een bestaande richtlijn. Wijziging van bestaand EU-recht is alleen mogelijk door middel van optreden op EU-niveau. Om deze redenen is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.

c) Proportionaliteit

Het oordeel van het kabinet over proportionaliteit is positief, met kanttekeningen. Het voorstel heeft tot doel het versterken van de positie van de LID en diens integratie in de EU. Het voorgestelde optreden is voor het grootste gedeelte geschikt om deze doelstelling te bereiken. Dat geldt bijvoorbeeld voor de verbetering op het gebied van gelijke behandeling en het meetellen van het verblijf op grond van een tijdelijk verblijfsrecht voor het bereiken van de termijn van vijf jaar. Wel heeft het kabinet een tweetal kanttekeningen, omdat het van mening is dat op twee onderdelen de voorgestelde maatregelen niet geschikt zijn om de doelstellingen van het optreden te bereiken.

Het kabinet plaatst in de eerste plaats een kanttekening bij de geschiktheid van het voorstel tot het laten vervallen van het inburgeringsexamen buitenland voor derdelanders die gezinshereniging willen bij een langdurig ingezetene derdelander. Dit voorstel belemmert de integratie van deze gezinsherenigers in de EU en leidt bovendien tot ongelijke behandeling met gezinsherenigers bij Nederlanders of andere in Nederland verblijvende derdelanders. Het kabinet zal in de onderhandelingen dan ook inzetten op het schrappen van dit voorstel.

Het kabinet plaatst in de tweede plaats een kanttekening bij het voorstel dat een nationale verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd niet gunstiger mag zijn dan de status van LID. Ook deze voorgestelde maatregel acht het kabinet niet geschikt om het doel van het voorstel – het verbeteren van de positie van de langdurig ingezetene derdelander te bereiken. In Nederland kan een derdelander op het moment na tien jaar legaal verblijf een nationale vergunning voor onbepaalde tijd krijgen, ook wanneer hij niet aan het middelenvereiste voldoet. Het voorstel voor de richtlijn inzake de status van LID kent een dergelijke uitzonderingsbepaling niet en het voorstel kan dan ook betekenen dat een derdelander die vijf jaar in Nederland verblijft na implementatie van het voorstel in een ongunstiger situatie terecht komt dan waarin hij nu verkeert.

Het kabinet zal dan ook in de onderhandelingen inzetten op het wijzigen van de tekst van het voorstel, zodat deze uitzonderingsbepaling gehandhaafd kan blijven.

5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

a) Consequenties EU-begroting

Volgens de Commissie heeft dit voorstel geen gevolgen voor de EU-begroting. Nederland is van mening dat de benodigde middelen gevonden dienen te worden binnen de door de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden

Als deze er zijn, zijn ze beperkt. Wanneer de verblijfsduur in andere lidstaten wordt meegerekend bij de vijf jaarstermijn, kan dit extra werk en daarmee extra kosten voor de IND opleveren. (Eventuele) budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger

Deze zijn zeer beperkt. De kortere en meer efficiëntere toelatingsprocedure en lagere leges leveren jaarlijks in de EU voor de LID’s een besparing op van € 1.145.000 op en voor de werkgevers € 113.000.

d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

De voorstellen hebben geen gevolgen voor de concurrentiekracht en geopolitieke aspecten.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

Voor de implementatie van de richtlijn is aanpassing van de Vreemdelingenwet (art. 25 en art. 45g) en lagere Vreemdelingenregelgeving nodig. Ook is aanpassing van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen en/of de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen nodig.

b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

N.v.t.

c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

N.v.t. (een implementatietermijn wordt niet benoemd in het voorstel).

d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

N.v.t.

e) Constitutionele toets

Het kabinet is van oordeel dat het voorstel in overeenstemming is met de Grondwet en de toepasselijke Europese verdragen. Het richtlijnvoorstel strekt tot het beschermen van de waarden van de EU en het versterken van enkele specifieke fundamentele rechten uit het Handvest van de grondrechten van de EU zoals non-discriminatie, eerbiediging van het privé,- en familieleven en het verzekeren van sociale zekerheid en sociale bijstand.

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

Het doel is dat de LID-status makkelijker kan worden verkregen, onder meer door de duur van rechtmatig verblijf in diverse lidstaten bij elkaar op te tellen waardoor men eerder aan de termijn van 5 jaar komt. Dit kan een toename betekenen van de LID-aanvragen en het vereist een goed werkend EU-systeem waarin inzichtelijk is waar, hoe lang en welke periode vreemdelingen rechtmatig verblijf hebben gehad in lidstaten. Indien een dergelijk systeem er niet komt, wordt de uitvoering zeer gecompliceerd voor de IND en wordt het waarschijnlijk niet mogelijk om in alle gevallen aan de beslistermijn van 90 dagen te voldoen.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Circulaire migratie naar ontwikkelingslanden zou gemakkelijker kunnen worden wanneer de LID de mogelijkheid krijgt om langer afwezig te zijn in de EU zonder de status van LID te verliezen.


  1. Over de andere voorstellen wordt de Kamer middels separate fiches geïnformeerd.↩︎