Verslag van een schriftelijk overleg over de Witte vlek op pensioengebied (Kamerstuk 32043-573)
Toekomst pensioenstelsel
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2022D26403, datum: 2022-06-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32043-589).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T. Kuzu, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit DENK kamerlid)
- Mede ondertekenaar: L.B. Blom, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 32043 -589 Toekomst pensioenstelsel.
Onderdeel van zaak 2022Z12784:
- Indiener: C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-06-23 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-06-28 16:30: Procedures en brieven commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2023-01-19 10:00: Pensioenonderwerpen (Commissiedebat), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2023-01-26 13:20: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (đ origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
32 043 Toekomst pensioenstelsel
Nr. 589 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 22Â juni 2022
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen over de brief van 8Â februari 2022 over de Witte vlek op pensioengebied (Kamerstuk 32Â 043, nr. 573).
De vragen en opmerkingen zijn op 9Â maart aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen voorgelegd. Bij brief van 22Â juni 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Kuzu
Adjunct-griffier van de commissie,
Blom
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Beantwoording vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Beantwoording vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Beantwoording vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Beantwoording vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Beantwoording vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
Beantwoording vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie zijn blij te lezen dat het aanvalsplan zich richt op de verlaging van drempels voor kleine (en jonge) werkgevers om een pensioenregeling aan te bieden, onder andere door meer laagdrempelige informatieverstrekking en actualisering van de weringssfeer. Zij zien hier een mogelijkheid om ook zzpâers en platformwerkers op geschikte wijze te ondersteunen om hun pensioen te regelen en vragen de Minister hierop te willen reageren en aan te geven hoe deze ondersteuning er voor deze groepen specifiek uit gaat zien. Het aanvalsplan witte vlek richt zich op werknemers die geen pensioen opbouwen in de tweede pijler. Zzpâers vallen daarmee buiten de reikwijdte van het aanvalsplan en platformwerknemers vallen alleen onder de reikwijdte voor zover zij werknemer zijn.1 De in de voortgangsrapportage genoemde campagnes bedoeld om het pensioenbewustzijn te vergroten, zoals de Pensioen3Daagse en de campagne «nu iets doen aan je pensioen» van de Pensioenfederatie dragen niet alleen bij aan het vergroten van het pensioenbewustzijn van werknemers maar ook aan het pensioenbewustzijn van werkenden die niet onder de reikwijdte van het aanvalsplan vallen. Daarnaast worden met het wetsvoorstel toekomst pensioenen de mogelijkheden voor zzpâers om pensioen op te bouwen vergemakkelijkt en verruimd, onder andere door het afschaffen van de doorsneepremie en het introduceren van een arbeidsvormneutraal pensioenkader.
De leden van de VVD-fractie vragen of het hoofdzakelijkheidscriterium een oplossing is voor de problematiek dat het voor startende ondernemers niet altijd duidelijk is of zij al dan niet verplicht aangesloten moeten zijn bij een verplicht pensioenfonds, en of de regering dit verder kan toelichten. Deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds kan wettelijk verplicht worden als een belangrijke meerderheid van sociale partners in een bedrijfstak hierom verzoekt. Deze verplichte deelname geldt dan voor iedereen die onder de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds valt. Sociale partners geven in hun verzoek aan wie onder de verplichtstelling zou moeten vallen, dat doen ze door de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds te omschrijven. In de werkingssfeer staat vermeld welke bedrijfsactiviteiten onder de verplichte deelname in dat bedrijfstakpensioenfonds vallen. Bij het omschrijven van de werkingssfeer kunnen sociale partners bepalen dat deelname verplicht is wanneer de werkgever «in hoofdzaak» een bepaalde bedrijfsactiviteit verricht.2 Het is aan sociale partners om te voorkomen dat werkingssferen van verschillende bedrijfstakpensioenfondsen overlappen. Zoals toegezegd in het commissiedebat van 31 maart 2022 (Kamerstuk 32 043, nr. 584) zal de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen met de sociale partners in gesprek gaan over de vraag hoe om te gaan met het hoofdzakelijkheidsbeginsel ter voorkoming van overlappende werkingssferen. Zij zal uw Kamer zoals eerder toegezegd daarover spoedig informeren.
De leden van de VVD-fractie geven aan het belangrijk te vinden dat alle Nederlanders op de hoogte zijn van hun mogelijkheden omtrent de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Aanvullende Inkomensvoorziening ouderen (AIO). Daarnaast zijn deze leden het eens met het aanvullend onderzoek dat aan het CBS wordt gevraagd om meer inzicht te krijgen in de kenmerken en karakteristieken van werknemers met een migratieachtergrond, met nadruk op diegenen die geen aanvullend pensioen opbouwen. Zodra de uitkomsten van dit onderzoek bekend zijn, zal de regering u informeren over de bevindingen. Ook zal het Ministerie van SZW de uitkomsten met de Stichting van de Arbeid bespreken.
De leden van de VVD-fractie vragen of werkgevers en werknemers die in plaats van een verplichte pensioenregeling kiezen voor een extra flexibel besteedbaar budget, waarbij werknemers zelf kunnen kiezen waar ze hun pensioenregeling willen onderbrengen en hoeveel premie ze willen inleggen, onder de witte vlek vallen. Indien werkgevers er voor kiezen om hun werknemers een extra flexibel budget aan te bieden waarmee werknemers zelf kunnen bepalen hoe zij hun oudedagsvoorziening willen regelen, vallen zij onder de zogenoemde witte vlek. Immers, zij bouwen geen pensioen op in een pensioenregeling in de tweede pijler. Er zijn geen gegevens bekend over hoeveel werknemers van hun werkgever een extra budget krijgen om zelf in hun oudedagsvoorziening te voorzien. Uit het CBS-onderzoek naar de omvang van de witte vlek blijkt wel dat van de 343 duizend werknemers in de witte vlek er 8 duizend pensioen opbouwen in de derde pijler. Van deze optie wordt dus relatief weinig gebruikt gemaakt.
Beantwoording vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie vragen hoeveel jongeren zijn bereikt met de campagnes om het pensioenbewustzijn onder jongeren te vergroten, en hoeveel van hen daadwerkelijk meer informatie over hun pensioen hebben opgezocht. De website geenpensioen.nl, een initiatief van de SER, heeft van 11Â oktober 2021 tot en met 29Â mei 2022 5091 bezoekers gehad. Uit de gegevens is niet te achterhalen wat deze bezoekers vervolgens hebben gedaan met de informatie die ze hebben verkregen via geenpensioen.nl. Voor de overige campagnes zijn geen gegevens beschikbaar. Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie wat er wordt gedaan als er geen campagne is om bij aan te haken. De Pensioen3Daagse is een jaarlijks terugkerend evenement. Idealiter wordt daar ieder jaar ook aandacht gevestigd op mensen die geen pensioen opbouwen. Als blijkt dat de campagnes niet genoeg effect hebben, zal de regering met sociale partners zoeken naar manieren om de campagne te intensiveren.
De leden de D66-fractie vragen hoe pensioenopbouw door iedereen, ook de mensen in de witte vlek, een plaats krijgt in de campagne over de Wet toekomst pensioenen. Op dit moment werkt het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan specifieke middelen die gebruikt gaan worden bij de publiekscommunicatie over de invoering van de nieuwe pensioenregels. Die middelen zijn er op gericht om pensioenbewustzijn onder alle groepen in de samenleving te vergroten en zullen worden ingezet voorafgaand aan de wijzigingen in het pensioenstelsel. Dit wordt gedaan in samenwerking met onder andere vakbonden, werkgeversorganisaties, pensioenuitvoerders en stichting Lezen en Schrijven. Bij deze voorbereidingen worden drie doelgroepen onderscheiden:
âą Werkend Nederland van 18 tot 55 jaar
âą Bijna gepensioneerden vanaf 55 jaar
âą Reeds gepensioneerden
Deze indeling is op hoofdlijnen en zal in consultatie met relevante partijen nog nader worden verfijnd. Denk aan mensen die geen pensioen opbouwen via de werkgever, deelnemers met een verzekerde regeling of jongeren die (nog) niet of minder participeren op de arbeidsmarkt. Daarnaast wordt bijzondere aandacht besteed aan het bereiken van mensen met een migratieachtergrond en laaggeletterden. Verder begint na de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel toekomst pensioenen een publiekscampagne om Nederlanders te informeren over de vernieuwing van het pensioenstelsel.3 Ook zal op korte termijn een informatieplatform worden ingesteld, gericht op het algemene publiek, met informatie over hoe pensioen nu geregeld is en wat er gaat veranderen.
De leden van de D66-fractie vragen hoe internationale ondernemers worden geholpen een goede pensioenregeling aan te bieden die niet te ingewikkeld wordt en of de sectorale indeling daarbij belangrijker is dan een goed pensioen voor de werknemer. Voor de beantwoording van deze vraag zullen twee situaties worden toegelicht. De pensioensituatie van de werkgever van een internationaal bedrijf die een werknemer tijdelijk in Nederland laat werken en de situatie van een Nederlandse werkgever die voor alle werknemers in Nederland dezelfde pensioenregeling wil aanbieden. Vooropgesteld moet worden dat door verplichte deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds in die bedrijfstak bepaalde doelen worden bereikt, zoals het voorkomen van concurrentie op de arbeidsvoorwaarde pensioen en dat voor alle werknemers in die bedrijfstak eenzelfde pensioenregeling geldt. Alle werknemers ongeacht hun gezondheid bouwen pensioen op tegen hetzelfde premiepercentage. In een internationale situatie kan een verplichte deelname in een bedrijfstakpensioenfonds aan de orde zijn als een werknemer in Nederland werkt. Wordt de werknemer vanuit het buitenland gedetacheerd dan kan de werknemer voor de duur van de detachering blijven deelnemen aan zijn buitenlandse pensioenregeling.4 Hierdoor zou deze werknemer pensioen kunnen blijven opbouwen in dezelfde regeling. Als een werkgever met verschillende activiteiten binnen Nederland een pensioenregeling zou willen aanbieden aan alle werknemers dan dient deze werkgever zich er eerst van te vergewissen of er een mogelijke verplichte deelname in een bedrijfstakpensioenfonds van toepassing is. Bij een werkgever met meerdere groepsondernemingen kan het zo zijn dat Ă©Ă©n onderneming onder de verplichte deelname in een bedrijfstakpensioenfonds valt en de overige ondernemingen in de groep niet. Voor die gevallen bestaat de mogelijkheid om het bedrijfstakpensioenfonds om vrijstelling van verplichte deelname te verzoeken. Er gelden voorwaarden voor het verkrijgen van de vrijstelling.
De leden van de D66-fractie achten meer urgentie op zijn plaats en stellen voor om actiepunt 8 «Execution only en basisproduct» uit het aanvalsplan witte vlek uit te voeren zodra de Wet toekomst pensioenen in de Tweede Kamer is behandeld. De regering vindt het een goede suggestie van de leden om niet tot inwerkingtreding te wachten met het opstarten van actiepunt 8 maar nadat de Wtp in de Kamer is behandeld. De regering zal dit ook zo bespreken met sociale partners, zij zijn binnen het aanvalsplan Witte Vlek verantwoordelijk voor dit actiepunt.
Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie hoe de pensioenopbouw door zelfstandigen verder wordt geborgd (in het aanvalsplan). Het aanvalsplan Witte Vlek is opgesteld om de witte vlek onder werknemers terug te dringen en is daarmee niet gericht op zelfstandigen. Om die reden richten de actiepunten zich op werknemers en werkgevers. De regering benadrukt dat het van belang is dat alle werkenden in voldoende mate worden gefaciliteerd om een adequate oudedagsvoorziening te treffen, ook zzpâers. Daartoe is er naast de AOW als basispensioen (eerste pijler) het arbeidsvoorwaardelijkpensioen (tweede pijler), en hebben zzpâers (en ook anderen) de mogelijkheid om via een individuele faciliteit aanvullend pensioen te sparen (de derde pijler). Deze individuele faciliteit wordt fiscaal gefaciliteerd, wat betekent dat zzpâers premies of inleg kunnen aftrekken. Met het wetsvoorstel toekomst pensioenen worden twee maatregelen voorgesteld waarmee pensioenopbouw door zzpâers beter wordt gefaciliteerd. Allereerst wordt voorgesteld de ruimte die zzpâers hebben om fiscaal gefaciliteerd te sparen in de derde pijler fors te verruimen. Nu is die ruimte gemaximeerd op 13,3% van de premiegrondslag (inkomen minus AOW-drempelbedrag). Voorgesteld wordt dit te verhogen naar 30%, waarmee de ruimte in de derde pijler gelijk wordt aan de ruimte die werknemers hebben in de tweede pijler. Voor deze verruiming is 100 miljoen euro gereserveerd. Als tweede bevat het wetsvoorstel experimenteerwetgeving die het mogelijk maakt dat zzpâers zich vrijwillig kunnen aansluiten bij daarvoor opengestelde pensioenregelingen in de tweede pijler. Naar huidig recht hebben zzpâers zeer beperkte toegang tot pensioenregelingen in de tweede pijler
De leden van de D66-fractie vragen op welke termijn de actiepunten 13 «handhaaf sectorcodes» en 14 «sluitende SBI-indeling» afgerond zullen zijn. Voor pensioenfondsen is het van belang dat zij kunnen nagaan wie verplicht deelnemen aan het pensioenfonds, zolang de sectorcodes bestaan zullen zij hier gebruik van maken. Het voornemen is dat deze op termijn komen te vervallen, er is echter nog geen concreet tijdspad. Om tijdig voorbereid te zijn, is het Ministerie van SZW in overleg met de Pensioenfederatie om gezamenlijk op zoek te gaan naar mogelijke alternatieven. Daarbij worden de eventuele mogelijkheden van de SBI-codes betrokken. Dit is een complex vraagstuk omdat de sectorcodes en de SBI-codes door verschillende instanties op verschillende wijze worden gebruikt. Het is daarom nog niet mogelijk om aan te geven wanneer deze acties zijn afgerond, waarbij beide actiepunten inherent aan elkaar zijn. Voor de volledigheid merkt de regering op dat actiepunten 13 en 14 gericht zijn op de gebonden werkgever die onder een verplichtstelling vallen, daarmee hebben de werknemers in dienst bij deze werkgevers recht op pensioenopbouw in de tweede pijler. Het actueel houden van de werkingssfeer (actiepunt 12) en het moderniseren en/of intensiveren van het handhavingsbeleid (actiepunt 17) zijn twee actiepunten uit het aanvalsplan Witte Vlek die hierbij aansluiten.
De leden van de D66-fractie vragen of het mogelijk is om de verschillende websites te centraliseren. De afzonderlijke sites hebben ieder een andere functie. Zo heeft de website «nuietsdoenaanjepensioen.nl» het doel om bezoekers bewust te maken van het feit dat pensioen nu ook al een rol speelt in je leven. De website «geenpensioen.nl» is een info- en meldpunt waar je voor kennis en informatie terecht kunt als je als werkgever je personeel een aanvullend pensioen wil bieden maar je nog geen pensioenregeling hebt, of als je als werknemer geen pensioen opbouwt bij je werkgever. Als de deelnemer echter inzicht wil in de pensioenregeling(en) waaraan hij deelneemt of deelnam dan kan hij terecht op mijnpensioenoverzicht.nl. Via mijnpensioenoverzicht.nl worden de verschillende pensioenregelingen en opgebouwde aanspraken bijeengebracht zodat hij niet al zijn (voormalige) pensioenuitvoerders afzonderlijk hoeft te benaderen. Op de websites van «nuietsdoenaanjepensioen.nl» en «geenpensioen.nl» wordt overigens ook verwezen naar mijnpensioenoverzicht.nl zodat een persoon erachter kan komen of hij bepaalde pensioenaanspraken heeft. Verder begint na de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel toekomst pensioenen een publiekscampagne om Nederlanders te informeren over de vernieuwing van het pensioenstelsel.5 Onderdeel daarvan zal een website zijn, gericht op het algemene publiek, met informatie over hoe pensioen nu geregeld is en wat er gaat veranderen. Daar zullen antwoorden gegeven worden op vragen die leven over de nieuwe pensioenregels.
De leden van de D66-fractie vragen op welke termijn MVO-beleid in den brede onderdeel kan worden van het aankoopbeleid van de rijksoverheid. De leden van de D66-fractie en de leden van de CDA-fractie vragen hoe het kabinet de oproep aan gemeenten om oog te hebben voor pensioenopbouw bij aanbestedingen meer kracht kan bijzetten en breder onder de aandacht kan brengen. De rijksoverheid koopt maatschappelijk verantwoord in, dit is opgenomen in het Rijksinkoopbeleid.6 De regering vindt het van groot belang dat maatschappelijk verantwoord wordt ingekocht en dat werknemers aanvullend pensioen opbouwen. Dit laatste is echter niet af te dwingen via aanbestedingen en inkoopbeleid van de (Rijks)overheid.7
De leden van de D66-fractie vragen of het tijdspad realistisch is om iedereen die werkt de mogelijkheid te bieden pensioen op te bouwen in de tweede pijler van het nieuwe pensioenstelsel. Om te beginnen wil de regering benadrukken dat zij het gewenst vindt om zoveel mogelijk werknemers pensioen op te laten bouwen via hun werkgever en daarmee de witte vlek zo klein mogelijk te maken. Pensioen is wel een arbeidsvoorwaarde waar sociale partners primair voor verantwoordelijk zijn. De wetgever stelt daarbij het kader waarbinnen dat mogelijk is en gestimuleerd wordt. Sociale partners hebben zich met de afspraken in het Pensioenakkoord gecommitteerd aan het reduceren van de witte vlek. De Stichting van de Arbeid heeft daartoe een meerjarenplan Aanvalsplan Witte Vlek pensioenen opgesteld. Een aantal maatregelen uit dit plan is reeds opgepakt en uitgewerkt, terwijl andere acties het komende jaar opgepakt worden. De regering kan niet uitsluiten dat er op termijn meer nodig zal zijn, dit hangt onder andere sterk af van de ontwikkeling van de witte vlek. Het verdient de aanbeveling om eerst de maatregelen uit het aanvalsplan voortvarend uit te voeren en nauwlettend te volgen.
De eerste resultaten daarvan zullen naar verwachting in 2023 in de cijfers zichtbaar zijn. Het tweede moment is wanneer onderzoek mogelijk is met cijfers over 2024, naar verwachting is dit medio 2025. Indien de witte vlek eind 2024 geen significant dalende trend vertoont, zal de regering â in lijn met de motie van de leden Van Dijk en Smeulders â in overleg treden met de StvdA over aanvullende maatregelen.8
Beantwoording vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie vragen of de sociale partners, in het bijzonder de werkgeversorganisaties bewust niet betrokken worden bij de uitwerking van de acties uit het aanvalsplan. Werkgevers en werknemers zijn via de Stichting van de Arbeid uiteraard als eerste aan zet bij de uitwerking van de acties. De sociale partners in de StvdA hebben in het aanvalsplan geconstateerd dat het verkleinen van de witte vlek grote inspanning vergt die niet alleen aan centrale werkgevers- en werknemersorganisaties en decentrale cao-partijen en pensioenuitvoerders kan worden gevraagd. Ook andere partijen, zoals de overheid, de AFM, het CBS, de Kamer van Koophandel, pensioenadviseurs, accountants en administratiekantoren, ongebonden werkgevers en hun werknemers en tot slot de SER zijn hierbij nodig. De werkgroep die met de acties uit het aanvalsplan aan de slag is, is dan ook breder samengesteld. Naast werkgevers- en werknemersorganisaties vertegenwoordigd in de StvdA nemen de pensioenkoepels en het Ministerie van SZW deel aan deze werkgroep en treden zij in contact met de partijen die een rol kunnen vervullen bij het verkleinen van de witte vlek.
De leden van de CDA-fractie vragen wat de ambitie van de regering is omtrent de omvang van de witte vlek in 2027. De regering en sociale partners menen dat voor de uiterlijke inwerkingtreding van het nieuwe pensioenstelsel de witte vlek substantieel gereduceerd moet zijn.9 Historisch gezien fluctueert de witte vlek rond de 8% â 10% (zie ook nota naar aanleiding van verslag bij wetsvoorstel toekomst pensioenen), momenteel is dit 13%, dit vindt de regering te hoog. Aangezien het aanbieden van een pensioenregeling een arbeidsvoorwaardelijke afspraak tussen werkgever en werknemers betreft, is de StvdA, mede op verzoek van de Tweede Kamer10, gevraagd met een aanvalsplan met oplossingsrichtingen te komen om de omvang van de witte vlek te doen afnemen. In overleg met de StvdA zal ik bezien of het formuleren van streefcijfers de uitvoering van het aanvalsplan ondersteunt of dat dit eerder belemmerend zal werken. Vooralsnog zijn er twee belangrijke weegmomenten om te bezien of er aanvullende maatregelen nodig zijn. De eerste is wanneer cijfers beschikbaar zijn over 2022, een jaar voor afronding van de implementatie van de acties uit het aanvalsplan, naar verwachting zijn deze medio 2023 beschikbaar. Het tweede moment is wanneer onderzoek mogelijk is met cijfers over 2024, een jaar na afronding van de implementatie van de acties uit het aanvalsplan, naar verwachting is dit medio 2025.Indien de witte vlek eind 2024 geen significant dalende trend vertoont, zal de regering â in lijn met de motie van de leden Van Dijk en Smeulders â in overleg treden met de StvdA over aanvullende maatregelen.11
De leden van de CDA-fractie vragen nader toe te lichten waarom is besloten om het ontwikkelen van een basispensioenregeling voor kleine werkgevers in de tweede pijler pas op te pakken na inwerkingtreding van de nieuwe pensioenwet. In de werkgroep is besloten dat sociale partners het voortouw nemen voor de uitwerking van dit actiepunt. Een basispensioenregeling kan het beste vorm krijgen binnen het nieuwe wettelijke kader. Tegelijkertijd geldt dat het wetsvoorstel eerst behandeld moet worden door het parlement voordat het wettelijk kader bekend is, daarom is besloten te wachten tot daarover voldoende duidelijk is. De leden van de D66- fractie hebben als suggestie meegegeven om de uitwerking van dit actiepunt op te pakken zodra uw Kamer de wet behandeld heeft. Dit lijkt de regering een goede insteek, de regering zal dit ook zo bespreken met sociale partners.
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre er gebruik is gemaakt van het meld- en informatiepunt geenpensioen.nl bij de Sociaal-Economische Raad (SER). Tevens vragen deze leden of de Minister de acties omtrent het vergroten van het pensioenbewustzijn geslaagd acht en op basis van welke parameters de Minister dat beoordeelt. De website geenpensioen heeft van 11Â oktober 2021 tot en met 29Â mei 2022 5091 bezoekers gehad, uit de gegevens is niet te achterhalen wat deze bezoekers vervolgens hebben gedaan met de informatie die ze hebben verkregen via geenpensioen.nl. Daarnaast wordt onder andere gewerkt met een Publieksmonitor pensioenen: een doorlopend, representatief onderzoek onder de Nederlandse bevolking. Deze monitor zorgt elk kwartaal voor inzicht in vertrouwen en beleving rondom het pensioenstelsel. De nulmeting van de Publieksmonitor is onlangs afgerond. De volledige rapportage kan ingezien worden in het dossier Pensioen op rijksoverheid.nl.12
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister aan te geven hoe de gesprekken met uitvoeringsinstanties als de Belastingdienst, de Kamer van Koophandel en administratie- en accountantskantoren over de witte vlek is verlopen. Deze leden lezen daarover wel zijdelings iets in de brief, maar zouden hier graag meer inzicht in krijgen aangezien een uitvoeringsorganisatie zoals de Belastingdienst al onder grote druk staat. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft gesprekken gevoerd met de Belastingdienst, de Kamer van Koophandel en het Centraal Bureau voor de Statistiek in het kader van de acties uit het aanvalsplan. De gesprekken met administratie- en accountantskantoren zijn gevoerd door sociale partners en niet door het ministerie. In de voortgangsrapportage van de Stichting van de Arbeid is aangegeven dat SZW in 2022 het gesprek aan zou gaan met de Belastingdienst om te bezien of een standaard brief sturen bij geen pensioenopbouw een mogelijkheid zou zijn (actiepunt 1). Uit dit gesprek is gebleken dat de Belastingdienst niet over de benodigde, individuele gegevens hiervoor beschikt aangezien pensioen fiscaal gefaciliteerd wordt en de Belastingdienst belasting heft. Aanvullend merkt de regering op dat indien de Belastingdienst dit had gekund, het zeer de vraag is of dit een taak moet zijn voor de Belastingdienst. Bezien wordt welke alternatieve manieren er zijn om de werknemer bewust te maken of er sprake is van pensioenopbouw en wat de voor- en nadelen van deze opties zijn. Ook zijn er door het ministerie en de Pensioenfederatie gesprekken gevoerd met de Kamer van Koophandel, de Belastingdienst en het CBS om nadere informatie uit te wisselen met betrekking tot de werking van de sectorcodes ten opzichte van de Standaard Bedrijfsindeling-codes (SBI-codes) zodat ondernemers doorgestuurd kunnen worden naar het pensioenfonds waar zij thuishoren. Met betrekking tot de uitwerking van het aanvalsplan Witte Vlek heeft de regering geen voornemens om de Belastingdienst te vragen aanvullende taken uit te voeren. De komende jaren zullen zij al veel werkzaamheden moeten uitvoeren met betrekking tot de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel. Daarnaast heeft de StvdA gesprekken gevoerd met de grootste administratiekantoren en de Koninklijke Nederlandse Beroepsvereniging van Accountants waarin is benadrukt dat zij een belangrijke rol spelen in het bijstaan van werkgevers, tevens is hen gevraagd werkgevers te wijzen op de verplichtingen en risicoâs van een verplichte aansluiting bij bedrijfstakpensioenfondsen en het belang van het hebben van een pensioenregeling. Zoals in de voortgangsrapportage van de StvdA is toegelicht, hebben deze partijen aangegeven dat zij in de gesprekken die zij voeren met werkgevers standaard ingaan op de arbeidsvoorwaarde pensioen en de mogelijke verplichte aansluiting bij bedrijfstakpensioenfondsen.
De leden van de CDA-fractie vragen waarom de omvang van de witte vlek in 2019 ongeveer gelijk is aan die van 2016 en of dit naar bepaalde beroepsgroepen is te herleiden. Daarnaast vragen zij of er al voor het actieplan maatregelen werden genomen om de witte vlek te verkleinen. Tot slot wordt gevraagd na hoeveel jaar of bij welke omvang een bedrijf een pensioenregeling aanbiedt. Zowel de omvang van de witte vlek in 2016 als de omvang in 2019 is gemeten voordat het Aanvalsplan witte vlek van de StvdA is opgesteld. Ook de effecten van het verplicht aanbieden van een adequate pensioenregeling aan payrollwerknemers en van het verkorten van de wachttijd in de uitzendsector zijn nog niet in de cijfers van 2019 zichtbaar. De omvang van de witte vlek in deze twee jaren is redelijk stabiel.
Ook wanneer wordt gekeken naar de economische activiteit van het bedrijf, Landbouw, visserij, bouwnijverheid en industrie (8%), Commerciële dienstverlening (19%) en Niet-commerciële dienstverlening (6%) is de omvang van de witte vlek redelijk stabiel. Uit de CBS-data blijkt niet of en zo ja wanneer de groei van de onderneming leidt tot het aanbieden van een pensioenregeling of bij welke leeftijd van een bedrijf dat het geval is. De bedrijven worden namelijk niet in de tijd gevolgd. Wel is het CBS gevraagd om meer inzicht te geven in de kenmerken van de werknemers en de werknemers die geen pensioen opbouwen naar leeftijd van het bedrijf. Deze cijfers worden voor de zomer verwacht. Zodra deze bekend zijn, zal dit met uw Kamer worden gedeeld.
De leden van de CDA-fractie vragen om te laten onderzoeken hoe de witte vlek zich heeft ontwikkeld gedurende de COVID-19-pandemie. Zoals in de brief van 8Â februari 2022 aan uw Kamer is aangegeven, zijn er minstens twee belangrijke weegmomenten.13 De eerste is wanneer cijfers beschikbaar zijn over 2022, een jaar voor afronding van de implementatie van de acties uit het aanvalsplan, naar verwachting zijn deze medio 2023 beschikbaar. Het streven is om dan het volgende CBS-onderzoek uit te laten voeren. Het tweede moment is wanneer onderzoek mogelijk is met cijfers over 2024, een jaar na afronding van de implementatie van de acties uit het aanvalsplan, naar verwachting is dit medio 2025, een goed moment om te bezien of de witte vlek substantieel is gereduceerd. Door de cijfers over 2022 te vergelijken met de cijfers over 2019 kan een eerste beeld verkregen worden over de ontwikkeling van de omvang van de witte vlek gedurende de COVID-19-pandemie. Echter gedurende deze periode zijn ook de acties uit het aanvalsplan nader uitgewerkt en geĂŻmplementeerd. Datzelfde geldt wanneer de cijfers over 2024 worden meegenomen, ook dan lopen meerdere effecten door elkaar heen en is het niet mogelijk om Ă©Ă©n effect afzonderlijk te bezien. Bij het analyseren van de resultaten van de hiervoor genoemde CBS-onderzoeken zal worden bezien in hoeverre verschillende effecten van elkaar te onderscheiden zijn dan wel een mogelijke verklaring zijn van de opgetreden effecten.
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre de witte vlek onderdeel gaat uitmaken van het debat over het wetsvoorstel toekomst pensioenen en daarbij specifiek in te gaan op de door de leden van de CDA-fractie veronderstelde toenemende keuzevrijheid van deelnemers zoals is voorzien in het wetsvoorstel toekomst pensioenen. Het wetsvoorstel toekomst pensioenen voorziet niet in extra keuzemogelijkheden voor deelnemers. In genoemd wetsvoorstel is het verkorten van de wachttijd in de uitzendsector als concrete maatregel om de witte vlek te verkleinen opgenomen. Het wetsvoorstel zelf heeft niet als doel om de witte vlek te verkleinen. Wel is in het Pensioenakkoord afgesproken dat de StvdA gevraagd wordt een aanvalsplan op te stellen met oplossingsrichtingen om de witte vlek te reduceren. Dit wordt momenteel uitgevoerd. Het genoemde wetsvoorstel vloeit ook voort uit het Pensioenakkoord. In die zin is het voorstelbaar dat de witte vlek een onderdeel van het debat zal vormen. Het is aan de Kamer om te bezien waar het debat over gevoerd gaat worden.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister nader in te gaan op de positie van zzpâers en in hoeverre de positie van deze groep verbeterd wordt door het actieplan. Het aanvalsplan witte vlek, dat mede op verzoek van de Tweede Kamer, is opgesteld om de witte vlek onder werknemers terug te dringen en is daarmee niet gericht op zelfstandigen.14 , 15 Om die reden richten de actiepunten zich op werknemers en werkgevers. De regering benadrukt dat het van belang is dat alle werkenden in voldoende mate worden gefaciliteerd om een adequate oudedagsvoorziening te treffen, ook zzpâers. Daartoe is er naast de AOW als basispensioen (eerste pijler) het arbeidsvoorwaardelijkpensioen (tweede pijler), en hebben zzpâers (en ook anderen) de mogelijkheid om via een individuele faciliteit aanvullend pensioen te sparen (de derde pijler). Deze individuele faciliteit wordt fiscaal gefaciliteerd, wat betekent dat zzpâers premies of inleg kunnen aftrekken. Met het wetsvoorstel toekomst pensioenen worden twee maatregelen voorgesteld waarmee pensioenopbouw door zzpâers beter wordt gefaciliteerd. Allereerst wordt voorgesteld de ruimte die zzpâers hebben om fiscaal gefaciliteerd te sparen in de derde pijler fors te verruimen.
Nu is die ruimte gemaximeerd op 13,3% van de premiegrondslag (inkomen minus AOW-drempelbedrag). Voorgesteld wordt dit te verhogen naar 30%, waarmee de ruimte in de derde pijler gelijk wordt aan de ruimte die werknemers hebben in de tweede pijler. Voor deze verruiming is 100 miljoen euro gereserveerd. Als tweede bevat het wetsvoorstel experimenteerwetgeving die het mogelijk maakt dat zzpâers zich vrijwillig kunnen aansluiten bij daarvoor opengestelde pensioenregelingen in de tweede pijler. Naar huidig recht hebben zzpâers zeer beperkte toegang tot pensioenregelingen in de tweede pijler.
De leden van de CDA-fractie vragen of de afgeronde actiepunten uit het aanvalsplan op enig moment worden geëvalueerd en wanneer dat dan is. De StvdA heeft de verwachting uitgesproken alle acties eind 2022 geïnitieerd te hebben en eind 2023 alle actiepunten geïmplementeerd te hebben. Daarna begint de monitoringsfase waarin de beoogde effecten van het aanvalsplan meetbaar zullen zijn. Het is niet de verwachting dat van iedere actie het effect één op één meetbaar is, de verschillende acties hangen met elkaar samen of versterken elkaar. De verwachting is dat de StvdA eind 2022 een volgende voortgangsrapportage oplevert. Het is van belang om de cijfers van het CBS over de omvang van de witte vlek in de tijd te kunnen plaatsen met de uitwerking en monitoring van het aanvalsplan witte vlek. De meest recente cijfers gaan nog over 2019, een moment voor het opstellen van het aanvalsplan. In 2023 wordt het volgende CBS onderzoek verwacht, met cijfers over 2022. Naar verwachting is het medio 2025 mogelijk om de omvang van de witte vlek in 2024 inzichtelijk te maken, een goed moment om te bezien of de witte vlek substantieel is gereduceerd.
De leden van de CDA-fractie vragen of onduidelijke afbakening van de reikwijdte van de bedrijfstakpensioenfondsen leidt tot een grotere witte vlek. Zij vragen of het klopt dat ondernemers in financiële problemen komen dankzij claims van bedrijfstakpensioenfondsen vanwege deze onduidelijkheid over de afbakening en, wanneer dat zo is, wat de Minister daaraan gaat doen. Zoals aangegeven in antwoord op vragen van de leden van de fractie van D66 dient een werkgever voordat hij een pensioenregeling kan aanbieden aan zijn werknemers zich ervan te vergewissen of er een mogelijke verplichte deelname in een bedrijfstakpensioenfonds van toepassing is. Sociale partners bepalen de reikwijdte van de verplichte deelname in een bedrijfstakpensioenfonds door het omschrijven van de werkingssfeer. Onduidelijkheden over de reikwijdte van de verplichte deelname in een bedrijfstakpensioenfonds zijn in niemands belang. De onduidelijkheid over deze reikwijdte kunnen er immers toe leiden dat werkgevers ten onrechte wel of ten onrechte niet zijn aangesloten bij het bedrijfstakpensioenfonds. Een werkgever die ten onrechte geen pensioenpremie heeft afgedragen aan het bedrijfstakpensioenfonds kan geconfronteerd worden met een (soms forse) naheffing. Actualisering van de werkingssferen maakt daarom ook deel uit van de acties uit het aanvalsplan (actiepunt 12).
De leden van de CDA-fractie vragen om extra aandacht te hebben voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) en de manier waarop deze bedrijven het aanbieden en stimuleren van bewustwording van pensioenen realiseren onder hun werknemers. In het aanvalsplan witte vlek van de StvdA zijn verschillende acties opgenomen waarmee werkgevers, onder andere binnen het MKB, bewust worden gemaakt van het belang van treffen van een pensioenregeling voor hun werknemers en acties die hen daarbij kunnen ondersteunen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan campagnes om het pensioenbewustzijn te vergroten en aan het stappenplan waarmee werkgevers worden geholpen om tot een pensioenregeling voor zijn werknemers te komen. De actiepunten 4, 5, 7, 8, 9, 12, 15 maar ook de acties die gericht zijn op bewustwording (1, 19 en 20) uit het aanvalsplan zijn in meer of mindere mate gericht op startende en/of kleine werkgevers.
De leden van de CDA-fractie, maar ook de leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering om gelijkgezinde lidstaten te zoeken en gezamenlijk een non-paper op te stellen om pensioen en aanbesteden te agenderen binnen het Europees besluitvormingsproces. De aanbestedingsregelgeving is niet de juiste plek om een dergelijke verplichting op te nemen. De aanbestedingsrichtlijnen, en de daarop gebaseerde Nederlandse Aanbestedingswet, zijn procedurele regelgeving. Ondernemers die zich inschrijven op aanbestedingen moeten verklaren zich te houden aan de geldende wet- en regelgeving en kunnen worden uitgesloten indien zij hier niet aan voldoen. Daarom past het stellen van eisen aan de interne bedrijfsvoering van bedrijven niet in deze wetgeving.
Het in een aanbesteding stellen van aanvullende eisen aan pensioenen bij ondernemers zonder wettelijke basis is niet mogelijk omdat voldoende relatie met het voorwerp van de opdracht ontbreekt. Daarnaast zorgen de Europese aanbestedingsregels voor Ă©Ă©n interne Europese markt. Omdat de regelgeving omtrent pensioen(stelsels) in de verschillende lidstaten kan afwijken, acht de regering het opstellen van een non-paper teneinde dit te bewerkstelligen niet opportuun. Het opnemen van een dergelijke verplichting kan een limiterende factor zijn voor het vrije verkeer, immers, buitenlandse ondernemingen maken dan geen kans bij aanbestedingen van Nederlandse overheden. Dit zou wellicht kunnen als alle lidstaten op dezelfde wijze invulling geven aan arbeidsvoorwaardelijk pensioen en dat is niet het geval.
Beantwoording vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie vragen of gezien wordt dat mensen zonder adequaat pensioen op moment van pensionering een enorm probleem is voor die mensen, maar of ook gezien wordt wat de grotere maatschappelijke schade hiervan is. De leden van de SP-fractie vragen of gezien wordt dat de lasten gecollectiviseerd worden doordat veel van de kosten na pensionering verhaald zullen worden op de maatschappij en dit niet het geval zou zijn indien iedereen een adequaat pensioen zou hebben. De regering vindt dat iedere gepensioneerde een basispensioen dient te hebben. Daarom verschaft zij een basispensioen (AOW) aan diegenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. Dit is de eerste pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. Daarnaast bevordert de overheid het opbouwen van toekomstbestendige aanvullende pensioenen, zodat werknemers na hun pensionering niet te maken krijgen met een grote inkomensachteruitgang. Momenteel bouwt ruim 87% van de werknemers aanvullend pensioen op. Het aanvullend pensioen heeft als doel om de inkomensterugval na pensionering te dempen. De regering voorziet niet in collectieve inkomensondersteunende regelingen ten behoeve van het op peil houden van het consumptieniveau, daartoe dient dus het aanvullend pensioen. De regering voorziet wel in inkomensondersteunende regelingen voor mensen met een laag inkomen, daartoe kunnen ook gepensioneerden horen. Tegelijkertijd blijkt uit onderzoek van het CBS dat een beperkt deel van pensioenhuishoudens onder de lage-inkomensgrens valt, doorgaans ongeveer 3% ten opzichte van 8% bij alle huishoudens.16
De leden van de SP-fractie vragen of wordt ingezien dat het toestaan van het voortbestaan van de witte pensioenvlek slechts een verschuiving van kosten in tijd (naar de toekomstige pensionering in plaats van in het nu) en plaats (van private kosten voor bedrijven naar collectieve lasten voor de gehele samenleving) betekenen. De leden van de SP-fractie vragen of een overzicht gegeven kan worden van deze verschuiving van kosten en of daarbij ook een overzicht gegeven kan worden van alle nationale en lokale regelingen die bestaan voor gepensioneerden met betrekking tot inkomensondersteuning of lastenverlichting. De leden van de SP-fractie vragen aanvullend naar een overzicht van niet-financiële kosten die ten gevolge zouden zijn van de witte vlek, eveneens vragen zij of de regering excuses zal maken voor de veronderstelde veroorzaakte schade. De regering meent dat de stelling van de leden van de SP-fractie berust op een verkeerde veronderstelling. Het gevraagde overzicht van de leden van de SP-fractie is er daarom ook niet. De regering is niet van mening dat zij excuses moet aanbieden voor de door de leden van de SP-fractie veronderstelde veroorzaakte schade. De regering onderstreept wel het belang van het opbouwen van aanvullend arbeidsvoorwaardelijk pensioen en zet zich samen met sociale partners in om de witte vlek terug te dringen. Dit vereist een continue inspanning van sociale partners, de pensioensector en van de regering. Deze inspanning uit zich in de verdere uitwerking en implementatie van het aanvalsplan witte vlek van de Stichting van de Arbeid.
De leden van de SP-fractie vragen wat er gedaan gaat worden zodat jongeren geen deel meer uitmaken van de witte vlek en dus voldoende pensioen zullen opbouwen. Uit cijfers van het CBS blijkt dat jongeren ongeveer de helft vormen van de witte vlek, overigens blijkt dit ook uit voorgaande onderzoeken van het CBS. Dit betekent dat jongeren, die net beginnen met hun loopbaan, of een bijbaan hebben, vaker in de witte vlek voorkomen, maar met de loop van de jaren neemt dit af.
Uit de statistieken blijkt dat oudere leeftijdsgroepen statistisch gezien minder vaak voorkomen in de witte vlek, dat betekent dus dat dat het aantal mensen die een lange achtereenvolgende tijd in hun loopbaan in het geheel geen aanvullend pensioen opbouwen beperkter is dan de totale witte vlek. Hoeveel mensen dat exact zijn is niet te achterhalen uit de onderzoeken van het CBS aangezien het geaggregeerde statistieken betreft.17 In het aanvullend onderzoek van het CBS zal een nadere uitsplitsing naar leeftijd gemaakt worden binnen de leeftijdsgroep 21â35 jaar.
De leden van de SP-fractie vragen of het oplossen van de witte vlek ook gezien wordt als voorwaarde voor het opheffen van de doorsneesystematiek. Met het wetsvoorstel toekomst pensioenen wordt voorgesteld om de zogenoemde doorsneesystematiek te vervangen door een leeftijdsonafhankelijke premie en corresponderende pensioenopbouw (inclusief het behaalde rendement). Dit is niet gekoppeld aan de omvang van de witte vlek. Over de gehele loopbaan bezien blijft hetzelfde pensioenresultaat bereikbaar is. Het is echter waar dat de overstap van tijdsevenredige opbouw naar degressieve opbouw ervoor zorgt dat het zwaartepunt van pensioenopbouw verschuift naar de jongere jaren. Omdat pensioenopbouw aan het begin van het werkzame leven een groter gewicht krijgt, is het van belang dat ook op jonge leeftijd pensioen wordt opgebouwd. Dit wordt ook onderstreept met het aanpakken van de witte vlek, door middel van in ieder geval het aanvalsplan witte vlek.
De leden van de SP-fractie vragen of er een aantal rekenvoorbeelden (ten minste vijf) kan worden gegeven waarbij inzichtelijk wordt wat de gevolgen zijn van het afschaffen van de doorsneesystematiek voor verschillende groepen en specifiek groepen jongeren gecombineerd met verschillende scenarioâs. De regering merkt op dat hier verschillende onderzoeken naar zijn uitgevoerd. De doorrekening van de nieuwe pensioencontracten is te vinden in de CPB-notitie Nieuwe pensioenregels18, eveneens is eerder door CPB een onderzoek uitgevoerd naar een vergelijking tussen tijdsevenredige opbouw en degressieve opbouw.19 Hieruit bleek dat laag- tot middelbaaropgeleiden bij een leeftijdsonafhankelijke premie met degressieve opbouw iets meer pensioen opbouwen (1%-punt tot 2%-punt) dan bij doorsneeopbouw. De verklaring hiervoor is dat laag- tot middelbaaropgeleiden op jonge leeftijd relatief veel werken, terwijl de arbeidsparticipatie van hoogopgeleiden juist op oudere leeftijd hoger ligt. De inkomensverschillen tussen beide groepen zijn in het eerste deel van de loopbaan ook kleiner dan in het tweede deel. Voor het pensioenresultaat van laag- tot middelbaaropgeleiden is het gunstig als in het begin van de carriĂšre een groter deel van de loonsom als pensioenpremie worden afgedragen.
De leden van de SP-fractie vragen omtrent de pensioenopbouw van mensen met een migratieachtergrond of de regering de mening deelt dat zij in onevenredige mate laagbetaalde en geflexibiliseerde banen vervullen en dat dit een onwenselijke situatie is voor een groep die in algemeenheid al te maken heeft met structurele achterstelling en minder mogelijkheden om uitbuiting aan te vechten. Uit het onderzoek van het CBS is niet te achterhalen wat de karakteristieken zijn van de witte vlek-werknemers met een migratieachtergrond. Hiervoor heeft de regering het CBS gevraagd om een aanvullend onderzoek te doen de resultaten daarvan zal de regering met uw Kamer delen zodra deze beschikbaar zijn. Het CBS heeft aangegeven dit onderzoek nog voor de zomer te kunnen opleveren. De regering herkent meer in zijn algemeenheid wel de door de leden van de SP-fractie omschreven situatie, in het algemeen zijn werknemers met een migratieachtergrond oververtegenwoordigd aan de onderkant van het loongebouw.20 De arbeidsmarktpositie van de tweede generatie Nederlanders met migratieachtergrond is wel verbeterd ten opzichte van de eerste generatie, maar er zijn nog steeds forse achterstanden ten opzichte van de personen zonder migratieachtergrond., 21 22 Bovendien geldt voor de eerste generatie met migratieachtergrond ook dat ze vaak een lager AOW opbouwen, omdat de hoogte van AOW gekoppeld is aan verblijfsduur in Nederland.
De leden van de SP-fractie vragen de regering wat er gedaan gaat worden om de groep werknemers met migratieachtergrond pensioen op te laten bouwen. Ook vragen de leden van de SP-fractie of er cijfers bekend zijn over groepen die zowel onderdeel zijn van de witte vlek voor pensioenopbouw alsmede een onvolledige AOW hebben omdat zij (enkele) jaren niet in Nederland woonachtig zijn geweest. Uit het CBS-onderzoek naar de witte vlek is niet op te maken in hoeverre werknemers met een migratieachtergrond te maken hebben met een onvolledige AOW-opbouw. Er zijn wel cijfers beschikbaar via het CBS over het aantal mensen dat gebruik maakt van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO). In september 2021 waren dit 58.070 mensen, waarvan 6.710 uit Nederland komen en 9.570 uit overige westerse landen. Ten aanzien van specifiek beleid voor werknemers met een migratieachtergrond en aanvullend pensioen merkt de regering op dat zij algemeen beleid voert ten aanzien van de witte vlek en werknemers die geen pensioen opbouwen, hierbij wordt geen onderscheid gemaakt naar afkomst. Om meer inzage te krijgen in de groep werknemers met een migratieachtergrond is het CBS gevraagd een nadere uitsplitsing te maken van de groep witte werknemers met een migratieachtergrond. Dit biedt mogelijk ook inzage in de toename van deze groep ten opzichte van het vorige CBS-onderzoek. De uitkomsten van dit onderzoek zal het Ministerie van SZW vervolgens bespreken met de StvdA. Op basis daarvan zal de regering bezien of er aanvullende maatregelen nodig zijn.
De leden van de SP-fractie vragen wat wordt gezien als een substantiĂ«le reductie van de witte vlek en hoe lang hierover gedaan worden. De regering meent dat uiterlijk voor de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel (dus voor 1 januari 2027) de witte vlek substantieel gereduceerd moet zijn. Historisch gezien fluctueert de witte vlek rond de 8% â 10% (zie ook nota naar aanleiding van verslag bij wetsvoorstel toekomst pensioenen), momenteel is dit 13%, dit vindt de regering te hoog. Aangezien het aanbieden van een pensioenregeling een arbeidsvoorwaardelijke afspraak tussen werkgever en werknemers betreft, is de StvdA, mede op verzoek van de Tweede Kamer23, gevraagd met een aanvalsplan met oplossingsrichtingen te komen om de omvang van de witte vlek te doen afnemen. In overleg met de StvdA zal ik bezien of het formuleren van streefcijfers de uitvoering van het aanvalsplan ondersteunt of dat dit eerder belemmerend zal werken. Vooralsnog zijn er twee belangrijke weegmomenten om te bezien of er aanvullende maatregelen nodig zijn. De eerste is wanneer cijfers beschikbaar zijn over 2022, een jaar voor afronding van de implementatie van de acties uit het aanvalsplan, naar verwachting zijn deze medio 2023 beschikbaar. Het tweede moment is wanneer onderzoek mogelijk is met cijfers over 2024, een jaar na afronding van de implementatie van de acties uit het aanvalsplan, naar verwachting is dit medio 2025.Indien de witte vlek eind 2024 geen significant dalende trend vertoont, zal de regering â in lijn met de motie van de leden Van Dijk en Smeulders â in overleg treden met de StvdA over aanvullende maatregelen.24
De leden van de SP-fractie vragen of wordt gezien dat het ontstaan van de witte vlek zijn oorzaak vindt in de ordening van de arbeidsmarkt en het juridische stelsel daaromheen. De leden vragen ook welke oplossingen hiervoor zijn en of de urgentie hiervoor wordt gevoel. De regering kan zich vinden in de stelling van de leden van de SP-fractie, de oorzaak van de witte vlek is gelegen in de ordening van de arbeidsmarkt en het juridische stelsel daaromheen. Het aanvullend pensioen is in Nederland ontstaan uit het overleg tussen werkgever en werknemer. Vervolgens zijn daarop kaders wettelijk verankerd. In de basis berust ons pensioenstelsel nog steeds op de contractvrijheid van werknemers en werkgevers om afspraken te maken over het aanvullend pensioen. De regering onderschrijft dat de veranderingen op de arbeidsmarkt, waarbij arbeid minder vaak in de vorm van een (vaste) arbeidsovereenkomst wordt georganiseerd, ervoor zorgen dat minder mensen aan een pensioenregeling in de tweede pijler deelnemen. De regering heeft ook aandacht voor de gevolgen van bedoelde veranderingen. Bij de hervorming van de arbeidsmarkt vormen het rapport van de Commissie Regulering van Werk en het SER MLT-advies de leidraad. De uitwerking op het brede arbeidsmarktbeleid met onder andere de ambities ten aanzien van vaste en flexibele arbeidscontracten en zelfstandig werkenden worden in samenhang en in overleg met uitvoering, sociale partners en andere maatschappelijke partners opgepakt (zie ook Planningsbrief Ministerie SZW van 10Â februari 2022 (Kamerstuk 35Â 925 XV, nr. 88)). De uitwerking hiervan zal als zodanig wel gevolgen hebben voor de arbeidsmarkt in brede zin en daarmee ook op het aantal werknemers dat deelneemt aan een pensioenregeling.
De leden van de SP-fractie vragen hoe de regering aankijkt tegen het verplichtstellen van pensioenopbouw en welke juridisch houdbare mogelijkheden hiervoor zijn. Eveneens vragen zij, als deze juridische mogelijkheden niet bestaan, hoe die gecreëerd kunnen worden. Zij vragen welke (internationale) wetten en regelingen die hierop van kracht zijn aangepast moeten worden om pensioenopbouw voor iedere werknemer mogelijk (en verplicht) te maken. De leden van de SP-fractie vragen welke mogelijkheden er zijn om in sectorcodes, of de toekomstige versie hiervan, verplichte deelname aan sectorpensioenfondsen en regelingen te organiseren. Op dit moment acht de regering een pensioenplicht niet aan de orde. Indien hiertoe besloten zou worden dient een nieuw wetsvoorstel opgesteld te worden, waarbij de aspecten die de leden van de SP-fractie benoemen in meegenomen moeten worden. Een uitgebreide juridische analyse is daarbij nodig om te bezien wat de raakvlakken zijn met andere nationale en internationale wetgeving. Eveneens zal bezien moeten worden op welke wijze een pensioenplicht vormgegeven kan worden, hier zijn veel alternatieven bij te bedenken. Daar zal dan bekeken moeten worden hoe dit goed uitgevoerd kan worden en of de sectorcodes/sectorindeling daarbij een rol kunnen spelen. Ten aanzien van een pensioenplicht merkt de regering op dat dit zeer fundamenteel is. Dit vereist dus een grondige analyse en uitwerking waarbij de voor- en nadelen zorgvuldig naast elkaar worden gezet
De leden van de SP-fractie vragen welke stappen worden gezet om verplicht maar betaalbaar pensioen voor zzpâers mogelijk te maken. Momenteel worden er geen stappen gezet om pensioen te verplichten voor zzpâers. In het Pensioenakkoord is afgesproken dat vrijwilligheid het uitgangspunt blijft voor pensioenopbouw van zelfstandigen. De regering vindt het van belang dat alle werkenden in voldoende mate worden gefaciliteerd om een adequate oudedagsvoorziening te treffen, ook zzpâers. Daartoe is er naast de AOW als basispensioen (eerste pijler) het arbeidsvoorwaardelijkpensioen (tweede pijler), en hebben zzpâers (en ook anderen) de mogelijkheid om via een individuele faciliteit aanvullend pensioen te sparen (de derde pijler). Deze individuele faciliteit wordt fiscaal gefaciliteerd, wat betekent dat zzpâers premies of inleg kunnen aftrekken. Met het wetsvoorstel toekomst pensioenen worden twee maatregelen voorgesteld waarmee pensioenopbouw door zzpâers beter wordt gefaciliteerd. Allereerst wordt voorgesteld de ruimte die zzpâers hebben om fiscaal gefaciliteerd te sparen in de derde pijler fors te verruimen. Nu is die ruimte gemaximeerd op 13,3% van de premiegrondslag (inkomen minus AOW-drempelbedrag). Voorgesteld wordt dit te verhogen naar 30%, waarmee de ruimte in de derde pijler gelijk wordt aan de ruimte die werknemers hebben in de tweede pijler. Als tweede bevat het wetsvoorstel experimenteerwetgeving die het mogelijk maakt dat zzpâers zich vrijwillig kunnen aansluiten bij daarvoor opengestelde pensioenregelingen in de tweede pijler. Naar huidig recht hebben zzpâers zeer beperkte toegang tot pensioenregelingen in de tweede pijler.
De leden van de SP-fractie vragen of wordt ingezien dat het versturen van een brief naar werkenden zonder pensioenopbouw het individualiseren van een probleem is. De leden vragen of kan worden toegezegd dat individualistische oplossingen voor een collectief probleem niet worden gezien of toegepast als middel. De regering vindt dat het oplossen van de witte vlek primair collectief dient te geschieden. Die verantwoordelijk ligt dan ook primair bij degenen die een pensioenregeling overeenkomen, sociale partners. Een brief of notificatie vanuit de werkgever naar een werknemer die geen pensioen opbouwt, kan volgens de regering wel meerwaarde hebben. Het periodiek maken van dergelijke informatie kan bijdragen aan de bewustwording van zowel werkgevers als werknemers. Werknemers kunnen hiermee in ieder geval het gesprek met hun werkgever aangaan om na te gaan waarom er geen aanvullende pensioenregeling is afgesloten. In een gunstig geval kan dit er uiteindelijk toe leiden dat werknemers en werkgevers afspraken maken over het opbouwen van aanvullend pensioen. Ook kan de werknemer op basis van de informatie dat er voor hem geen pensioen wordt opgebouwd besluiten om via de derde pijler zelf een pensioenvoorziening te treffen.
De leden van de SP-fractie vragen in welke mate het voortbestaan van de grijze vlek als acceptabel wordt gezien voor het te maken beleid. De leden van de SP-fractie vragen welke (pensioen)compensatie zal komen voor iedereen die slachtoffer is geworden van de neoliberale ordening van de arbeidsmarkt. De regering merkt op dat zij niet gaat over de invulling van arbeidsvoorwaarden, dit is aan werkgevers(organisaties) en werknemers(organisaties). Het is aan sociale partners om afspraken te maken over een evenwichtig pakket aan arbeidsvoorwaarden en daarbij passende afwegingen te maken.
Beantwoording vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering een kwantitatieve doelstelling wil vaststellen en indien dat niet het geval is, in welke situaties het stellen van een doel dan wel passend wordt geacht. Historisch gezien fluctueert de witte vlek rond de 8% â 10% (zie ook nota naar aanleiding van verslag bij wetsvoorstel toekomst pensioenen), momenteel is dit 13%, dit vindt de regering te hoog. Aangezien het aanbieden van een pensioenregeling een arbeidsvoorwaardelijke afspraak tussen werkgever en werknemers betreft, is de StvdA, mede op verzoek van de Tweede Kamer25, gevraagd met een aanvalsplan met oplossingsrichtingen te komen om de omvang van de witte vlek te doen afnemen. In overleg met de StvdA zal ik bezien of het formuleren van streefcijfers de uitvoering van het aanvalsplan ondersteunt of dat dit eerder belemmerend zal werken. Vooralsnog zijn er twee belangrijke weegmomenten om te bezien of er aanvullende maatregelen nodig zijn. De eerste is wanneer cijfers beschikbaar zijn over 2022, een jaar voor afronding van de implementatie van de acties uit het aanvalsplan, naar verwachting zijn deze medio 2023 beschikbaar. Het tweede moment is wanneer onderzoek mogelijk is met cijfers over 2024, een jaar na afronding van de implementatie van de acties uit het aanvalsplan, naar verwachting is dit medio 2025. Dit is overigens in lijn met de aangenomen motie van de leden Smeulders en Van Dijk (Kamerstuk 32Â 043, nr. 534). Indien de huidig ingezette acties onvoldoende blijken zal de regering met aanvullende maatregelen komen.
De leden van de GroenLinks vragen om toe te lichten of de regering het als een optie ziet om werkgevers te verplichten om werknemers, als zij geen pensioen opbouwen, jaarlijks daarover in te lichten. Daarnaast vragen deze leden of de regering de mening deelt dat het goed zou zijn als al bij de werving van werknemers wordt aangegeven of er een pensioenregeling wordt aangeboden. In het Burgerlijk Wetboek (titel 7.10; Arbeidsovereenkomst, artikel 655) is reeds opgenomen dat de werkgever verplicht is de werknemer te informeren of hij gaat deelnemen aan een pensioenregeling. De werknemer wordt dus ook geĂŻnformeerd als hij niet gaat deelnemen in een pensioenregeling. Dit is echter een eenmalig informatiemoment. Het periodiek maken van dergelijke informatie kan bijdragen aan de bewustwording van zowel werkgevers als werknemers. Werknemers kunnen hiermee in ieder geval het gesprek met hun werkgever aangaan om na te gaan waarom er geen aanvullende pensioenregeling is afgesproken. In een gunstig geval kan dit er uiteindelijk toe leiden dat werknemers en werkgevers afspraken maken over het opbouwen van aanvullend pensioen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of een «pensioenlabel» volgens de regering kan bijdragen aan het verkleinen van de witte vlek. Het informeren van deelnemers over hun pensioenaanspraken is van groot belang. Daarom zijn er diverse bepalingen over de momenten en de wijze waarop deelnemers worden geĂŻnformeerd over hun opgebouwde pensioenaanspraken en â vermogen. Het gaat hierbij onder meer om startinformatie (artikel 21 Pensioenwet) en jaarlijkse pensioenoverzichten die de deelnemer actief krijgt toegestuurd. Ook op mijnpensioenoverzicht.nl kan een deelnemer (al) zijn pensioenregeling(en) inzien. Voor mensen zonder een aanvullende pensioenregeling wordt in het kader van het aanvalsplan witte vlek van de Stichting van de Arbeid bezien of en zo ja op welke wijze aanvullende informatie actief kan worden verstrekt. Het grote verschil tussen algemene informatie (bijvoorbeeld waarmee geĂŻnformeerd wordt dat er geen pensioenopbouw plaatsvindt) en het pensioenlabel, is dat het pensioenlabel niet alleen feitelijke informatie geeft, maar ook een oordeel geeft over de arbeidsvoorwaarde pensioen. Dit roept verdere vragen op, bijvoorbeeld omdat een oordeel geveld moet worden over arbeidsvoorwaarden en de regering van mening is dat zij hier geen oordeel over dient te vellen. In aanvulling is het de regering niet duidelijk of een oordeel mogelijk is zonder de overige arbeidsvoorwaarden te betrekken aangezien werkgevers en werknemers over het totaal aan arbeidsvoorwaarden afspraken maken. Als het oordeel gebaseerd moet worden op een bepaald premieniveau, dat correspondeert met een bepaald label, kan dit ook strategisch gedrag uitlokken. Als een premiepercentage van 20% â 25% een B krijgt, kan men strategisch kiezen voor 20% in plaats van 24% aangezien beide een oordeel B krijgen. In haar brief van 12 november 2020 heeft de regering toegelicht hoe zij het initiatief van VCP YP tot invoering van een pensioenlabel waardeert.26
Op 3 juni 2022 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de kabinetsreactie op initiatiefnota «Herovering van de platformeconomie» aangeboden aan de Tweede Kamer. (Kamerstuk 35 230, nr. 4)â©ïž
In de rechtspraak is dit criterium uitgelegd als meer dan 50%.â©ïž
Het Ministerie van SZW samen met sociale partners, Pensioenfederatie, pensioenfondsen- en uitvoerders, Verbond van Verzekeraars, verzekeraars, Wijzer in Geldzaken, Stichting Lezen en Schrijven en wetenschappers.â©ïž
Artikel 97 Pensioenwet.â©ïž
Het Ministerie van SZW samen met sociale partners, Pensioenfederatie, pensioenfondsen- en uitvoerders, Verbond van Verzekeraars, verzekeraars, Wijzer in Geldzaken, Stichting Lezen en Schrijven en wetenschappers.â©ïž
Zie voor een nadere toelichting ook: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/zakendoen-met-het-rijk/maatschappelijk-verantwoord-inkopen.â©ïž
Met betrekking tot de arbeidsvoorwaarde pensioen en aanbestedingen/inkoop heeft de regering al meerdere keren nader toegelicht wat (on)mogelijk is binnen de juridische kaders. Zie bijv. 1) Kamerstuk 32Â 043, nr. 573; 2) Antwoord op Kamervragen van de leden Maatoug en Van Dijk over werkenden zonder pensioenopbouw Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 2241; 3) nota naar aanleiding van het verslag bij wetsvoorstel toekomst pensioenen (Kamerstuk 36Â 067, nr. 7).â©ïž
Kamerstuk 32Â 043, nr. 534.â©ïž
Kamerstuk 32Â 043, nr. 457.â©ïž
Kamerstuk 32Â 043, nr. 520.â©ïž
Kamerstuk 32Â 043, nr. 534.â©ïž
Zie voor de publicatie van het rapport publieksmonitor pensioenen. Bijlage bij Kamerstuk 36Â 067, nr. 7â©ïž
Kamerstuk 32Â 043, nr. 573.â©ïž
Het verzoek aan de StvdA om een aanvalsplan met oplossingsrichtingen om de witte vlek te verminderen vloeit voort uit het principeakkoord vernieuwing pensioenstelsel (Kamerstuk 32Â 043, nr. 457)â©ïž
Kamerstuk 32Â 043, nr. 520â©ïž
https://www.cbs.nl/nl-nl/achtergrond/2019/27/welvaart-van-gepensioneerden.â©ïž
Zie bijvoorbeeld het CBS-onderzoek 2019 en 2010.â©ïž
Bijlage bij Kamerstuk 32Â 043, nr. 519â©ïž
https://www.cpb.nl/sites/default/files/omnidownload/CPB-Notitie-20mei2016-Pensioenresultaat-bij-degresssieve-opbouw-en-progressieve-premie_5.pdf.â©ïž
https://digitaal.scp.nl/armoedeinkaart2019/armen-met-en-zonder-migratieachtergrond/.â©ïž
https://www.scp.nl/actueel/nieuws/2020/12/17/arbeidsmarktpositie-tweede-generatie-afgelopen-jaren-sterk-verbeterd.â©ïž
Bijlage bij Kamerstuk 29Â 544, nr. 1081â©ïž
Kamerstuk 32Â 043, nr. 520.â©ïž
Kamerstuk 32Â 043, nr. 534.â©ïž
Kamerstuk 32Â 043, nr. 520.â©ïž
Kamerstuk 34Â 043, nr. 550.â©ïž