Slotwet en Jaarverslag (ongecorrigeerd stenogram)
Stenogram
Nummer: 2022D26895, datum: 2022-06-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2022-06-22 17:30: Slotwet en Jaarverslag (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Slotwet en jaarverslag ministerie van Justitie en Veiligheid over het jaar 2021
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 22 juni 2022 overleg gevoerd met de heer Van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de heer Weerwind, minister voor Rechtsbescherming, en mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid, over:
het wetsvoorstel Jaarverslag en slotwet Ministerie van Justitie en Veiligheid 2021 (36100-VI);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 7 juni 2022 inzake verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden (36100-VI, nr. 8);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 18 mei 2022 inzake jaarverslag Ministerie van Justitie en Veiligheid 2021 (36100-VI, nr. 1);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 7 juni 2022 inzake beantwoording vragen commissie over het jaarverslag Ministerie van Justitie en Veiligheid 2021 (Kamerstuk 36100-VI-1) (36100-VI, nr. 6);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 20 juni 2022 inzake beantwoording vragen commissie over het jaarverslag Ministerie van Justitie en Veiligheid 2021 (Kamerstuk 36100-VI-1) (2022Z12549);
de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 18 mei 2022 inzake aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2021 Ministerie van Justitie en Veiligheid (36100-VI, nr. 2);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 7 juni 2022 inzake beantwoording vragen commissie, gesteld aan de regering, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2021 Ministerie van Justitie en Veiligheid (36100-VI, nr. 7);
de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 7 juni 2022 inzake beantwoording vragen commissie, gesteld aan de Algemene Rekenkamer, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2021 Ministerie van Justitie en Veiligheid (36100-VI, nr. 5);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 7 juni 2022 inzake antwoorden op vragen commissie en de V-100 bij het jaarverslag Ministerie van Justitie en Veiligheid 2021 (36100-VI, nr. 9).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en
Veiligheid,
Van Meenen
De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid,
Brood
Voorzitter: Van Meenen
Griffier: Nouse
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Ellian, Helder, Knops, Van Meenen, Mutluer, Van Nispen en Sneller,
en de heer Van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de heer Weerwind, minister voor Rechtsbescherming, en mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid.
Aanvang 17.32 uur.
De voorzitter:
Ik open de vergadering van de vaste commissie voor Justitie en
Veiligheid. Aan de orde is het wetgevingsoverleg over de slotwet en het
jaarverslag. Ik heet het halve kabinet van harte welkom. Nee, ik heet
uiteraard de diverse bewindspersonen van Justitie en Veiligheid van
harte welkom en ook hun ambtenaren. Zo ook de leden en onze onvolprezen
ondersteuning, de meneer op de publieke tribune en de mensen die dit
debat elders volgen.
Dit is altijd een bijzonder soort overleg. Voor degenen die wat nieuwer
zijn, leg ik nog even uit wat we gaan doen. We hebben twee rapporteurs
van de commissie. Dat zijn mevrouw Mutluer en de heer Ellian. Die
lichten zo hun bevindingen namens de commissie toe en leveren een
inbreng over de thema's afpakken en gevangeniswezen. Dat zal naar
verwachting ongeveer tien minuten duren. Daarna zullen de
bewindspersonen reageren op de bevindingen van rapporteurs en dan is er
een eerste termijn van de zijde van de deelnemende leden over de
verantwoordingsstukken. Wij hopen dan dat de bewindspersonen zo
vriendelijk willen zijn om daarop te reageren. En dat gaan we nog een
keer doen en dat noemen we dan de tweede termijn. En dan is het negen
uur. Althans, we hopen allemaal dat dat het ongeveer is. Er zijn
weliswaar indicatieve spreektijden, maar omdat het een wetgevingsoverleg
is, kan ik de leden daar natuurlijk niet aan houden. Ik wijs er nog
even, wellicht ten overvloede, op dat de tweede termijn ook bedoeld is
voor het eventueel indienen van moties.
Dat alles gezegd hebbend, geef ik als eerste het woord aan de
rapporteurs en ik begrijp dat dat om te beginnen is aan mevrouw
Mutluer.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Mijn collega Ellian en ik hadden de dankbare
taak om rapporteur te zijn en het jaarverslag van JenV goed door te
spitten. Wij zagen gelijk dat 2021 een beleidsarm jaar was, vanwege de
verkiezingen in het voorjaar, en dat er op heel veel specifieke thema's
wel nieuw beleid was, bijvoorbeeld wat betreft corona, maar niet overal.
We zagen ook dat het ministerie ongeveer 15 miljard euro heeft
uitgegeven in 2021, bijna 5% van de rijksuitgaven, en verplichtingen is
aangegaan voor ongeveer 15,3 miljard.
Het was aan ons om met mandaat van de overige leden van de commissie tot
een tweetal onderwerpen te komen. Ik kan u zeggen dat onze
focusonderwerpen enerzijds de afpakketen en anderzijds het
gevangeniswezen zijn. Ik neem het eerste onderdeel voor mijn rekening,
het afpakken. Het tweede onderdeel, inclusief de algehele conclusies van
de rapporteurs, zal mijn collega Ellian met u delen.
Waarom hebben wij deze onderwerpen met mandaat van onze collega's
opgepakt? Dat is omdat wij een rode draad zien bij deze onderwerpen. De
ministers geven zelf slechts beperkt uitvoering aan beleid — ze hebben
weinig sturingsmogelijkheden — omdat het beleid uitgevoerd moet worden
door meerdere zelfstandige instellingen en agentschappen, op afstand en
met grote zelfstandigheid.
Ik zal u meenemen door deze presentatie. Ik begin graag met het
onderdeel afpakken. Zoals ik eerder zei, zie je bij het ministerie van
Justitie, zeker als het gaat om dit onderwerp, dat er heel veel
organisaties zijn die grotendeels zelfstandig opereren. We zien ook dat
met de inwerkingtreding van de Wet herziening tenuitvoerlegging
strafrechtelijke beslissingen op 1 januari 2020 een deel van deze
afpakketen is overgegaan naar de minister voor Rechtsbescherming. Wat
was het doel? Ik denk dat het heel erg belangrijk is om daar nog even
bij stil te staan. Aan het doel is ook een concreet bedrag gekoppeld,
namelijk ontvangsten van 384 miljoen. Er werd aangegeven: misdaad mag
niet lonen en als wij de geleden schade compenseren, doen we dat aan
slachtoffers of rechthebbenden. Dat staat voorop. De afspraak is dat in
iedere ondermijningszaak financieel-economisch onderzoek wordt verricht
met het oog op ontneming. Onvolkomenheden en vastgestelde verbeterslagen
in de strafrechtelijke afpakketen worden ook ter hand genomen. Dat waren
de doelstellingen die erin stonden. Ik verwijs nog even naar een eerdere
motie van collega Van Nispen uit 2020 met de wens om meer structureel af
te pakken en de Kamer daar concreet over te infomeren. Daarna zijn er
wat brieven gestuurd naar de Kamer en zes concrete verbeterpunten.
Laten we kijken naar de realisatie in 2021. Wat constateerden de
rapporteurs? De ontvangsten waren 300 miljoen. Dat is iets minder dan
begroot. De ontvangsten waren wel hoger dan in voorgaande jaren. De
reactie van de minister op eerdere rapporten van de Rekenkamer is als
volgt geweest. In 2021 zijn er verbetermaatregelen ingevoerd die hebben
geleid tot een forse reductie van het depotpercentage en het
voorraadpercentage. De opbrengsten van goederen zijn verdubbeld. Het
verbeterde beslag 2021 leidt tot een verbeterde governance voor
beslagbeheer binnen het OM. Maar de Algemene Rekenkamer is kritischer.
Die zegt dat er eigenlijk evenveel is opgehaald als er is uitgegeven aan
het afpakken: een-op-een, terwijl een-op-drie was beloofd.
Daar wil ik wel verder op ingaan. Want wat is het probleem? Wat zien
wij? De Auditdienst Rijk constateert dat het beheer van waardebeslag bij
het OM in 2021 is verbeterd, maar zegt ook dat de tijdige executie van
zaken een aandachtspunt blijft. De Auditdienst Rijk constateert ook
onzekerheid over de juistheid en volledigheid van de door Domeinen
Roerende Zaken aan het OM afgestorte gelden uit de verkoop van
strafvorderlijk beslag. Ook worden onherroepelijke ontnemingsmaatregelen
niet altijd binnen veertien dagen aan het CJIB overgedragen voor
executie. Dat leidt tot de post "openstaande rechten".
Maar er zijn meer problemen. Dat zijn de problemen die de Rekenkamer
constateert met betrekking tot het beheer. Die zijn niet nieuw. Die zijn
er sinds 2016. De Rekenkamer concludeert dat er onder het motto "misdaad
mag niet lonen" tussen 2010 en 2021 ten minste 634 miljoen is
geïnvesteerd in de jacht op crimineel verworven vermogen. Dat extra
budget is weliswaar terugverdiend, maar de meeropbrengsten blijven
beperkt. Dat is zeer teleurstellend, want er was naast de
intensiveringen, extra budgetten, ook ruimere wet- en regelgeving. Maar
de Rekenkamer zegt dat het voor hen door een gebrek aan coherente
registratie, evaluatie en archivering niet mogelijk was om vast te
stellen of het extra budget effectief en efficiënt is besteed. Een van
de aanbevelingen die wij als rapporteurs ook benoemen, is dat er één
financiële doelstelling moet komen als het gaat om het realiseren van
ontvangsten vanuit het strafrechtelijk afpakken van crimineel vermogen,
en dat die doelstelling consistent moeten worden uitgewerkt met al die
afzonderlijke instellingen die zelfstandig op afstand opereren.
Wat zijn de conclusies die wij op basis van deze zaken kunnen trekken?
Omdat we zien dat het afpakken grotendeels wordt uitgevoerd door de
ketenpartners in diverse processen, kunnen we niet goed zien wat er
specifiek is uitgegeven. Het jaarverslag gaat ook niet in op de vraag in
hoeverre het doel is gehaald en in welke ondermijningszaak een
financieel-economisch onderzoek wordt gedaan met het oog op ontneming.
Het geeft ook geen inzicht in de verbeteringstrajecten. Het
belangrijkste is, denk ik, dat financiële doelstellingen die consistent
zijn uitgewerkt met de afzonderlijke ketenpartners ontbreken, en dat er
niet is gemonitord over de gehele keten. Evenmin staat in het
jaarverslag wat de bestemming is van die afgepakte gelden. In de
begroting staat dat het compenseren van slachtoffers en rechthebbenden
vooropstaat, en dat het afgepakte naar slachtoffers en naar publieke
bestemmingen in wijken moet — zo is het ook in het coalitieakkoord
opgenomen — maar dat zien we niet terug.
Volgens de Algemene Rekenkamer hebben de ketenpartners hun interne
administratie gewoon niet op orde, waardoor het onduidelijk is hoeveel
er is uitgegeven. Mijn politieke mening laat ik hier even buiten
beschouwing. Ik geef het woord aan mijn collega, die naast me zit.
De heer Ellian (VVD):
Dank. Ik neem als rapporteur namens de vaste Kamercommissie het deel
"gevangeniswezen" voor mijn rekening. Voordat ik dat doe, wil ik de
staf, de Griffie, die ons fantastisch en voortreffelijk heeft geholpen,
bedanken. Dank daarvoor.
Om te beginnen de Dienst Justitiële Inrichtingen. Het is goed om er even
bij stil te staan waar we het dan over hebben. DJI is een agentschap van
het ministerie van Justitie en Veiligheid. In opdracht van het
ministerie verzorgt DJI tegen betaling als zelfstandige organisatie de
uitvoering van vrijheidsbenemende straffen en -maatregelen. Het
Gevangeniswezen is een van de drie divisies van DJI. In de Regeling
agentschappen staan de voorwaarden waaraan een agentschap moet voldoen.
Het ministerie van Financiën licht de agentschappen regelmatig door.
Hierbij kijkt het ministerie onder meer of ze nog voldoen aan de
voorwaarden voor de status van "agentschap". De agentschappen van het
ministerie van JenV, waaronder dus DJI, zijn voor het laatst doorgelicht
in 2016. Het is niet bekend wanneer de volgende doorlichting
plaatsvindt.
Dan de doelen voor 2021 en de begroting. De uitgave aan het
gevangeniswezen was 1,13 miljard euro. DJI levert een bijdrage aan de
veiligheid van de samenleving door de tenuitvoerlegging van
vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen, en door de aan hun
zorg toegedragen personen de kans te bieden een maatschappelijk
aanvaardbaar bestaan op te bouwen. Dat zijn op zich de algemene
doelstellingen. Je zou denken "duidelijk", maar het beleidsdoel uit de
begroting van 2021 is niet meetbaar en het regeerakkoord bevat ook geen
beleidsdoel voor het gevangeniswezen anders dan wat ik zojuist oplas: de
bijdrage die DJI levert en de uitvoering die daar omschreven staat. Dat
is iets anders dan een concreet beleidsdoel dat je ook zou kunnen
meten.
Dan de realisatie in 2021. De uitgaven waren lager dan begroot of,
sorry, hoger: 120 miljoen meer. De uitgaven waren ook hoger dan de
voorgaande jaren, zoals te zien is in de grafiek. Je ziet duidelijk een
oplopende lijn. Dan is natuurlijk de relevante en interessante vraag:
wat zou daar de oorzaak van kunnen zijn? De conclusie of de
constatering, beter gezegd, is dat op zich de bezetting niet de oorzaak
is, omdat de gemiddelde bezetting anders is dan de instroom. De
gemiddelde bezetting per jaar is lager dan de instroom omdat de meeste
mensen korter dan een jaar in de gevangenis verblijven. De instroom
stijgt ook niet. Even wat getallen, gebaseerd op het CBS. In 2017 was de
instroom 33.540. In 2021 was de instroom 24.775. Dat is gebaseerd op DJI
zelf. Het CBS had nog geen cijfers beschikbaar.
Hoe kan het dan dat er meer is uitgegeven dan begroot? Daarvoor zijn een
aantal oorzaken volgens het jaarverslag: capaciteitsontwikkeling,
corona, loon- en prijsbijstelling en extra middelen voor ICT. Dit blijkt
uit het jaarverslag. Er is overigens een PwC-rapport, waar deze
constateringen op zich ook uit blijken. Op feitelijke vragen antwoordt
de minister: de belangrijkste bijstellingen betroffen de uitkomsten van
het Prognosemodel Justitiële Ketens, 106,7 miljoen, loon- en
prijsbijstelling, 44 miljoen, aanvulling van het eigen vermogen conform
de Regeling agentschappen, 28,7 miljoen, coronagerelateerde kosten, 33,3
miljoen, en hogere ICT-kosten, 9,2 miljoen.
De capaciteitsontwikkeling heeft te maken met het Prognose Model
Justitiële ketens, afgekort PMJ, van het WODC. Het PMJ raamt een daling
van misdrijven met 1% per jaar in de periode tot 2026, maar een stijging
van de capaciteitsbehoefte in de gevangenissen met 1% per jaar omdat de
gemiddelde duur van vrijheidsstraffen toeneemt. Laten we daarop
inzoomen. De Auditdienst Rijk constateert bij DJI dat in 2021
prestatieverklaringen in een substantieel aantal gevallen, namelijk 37
van de 120, niet in de administratie aanwezig waren of gewoon niet
voldeden aan de eisen. Hierdoor zijn uitgaven van DJI voor ongeveer 135
miljoen onrechtmatig bevonden. De Rekenkamer constateert ook bij de
verslaglegging over DJI fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid van
de samenvattende verantwoordingsstaat met een totaalbedrag van 209
miljoen euro op een totaal verantwoord bedrag van 2,7 miljard euro. Dat
is een overschrijding van 7,7%, dus ver boven de tolerantiegrens. Dit
heeft vooral te maken met het genoemde ontbreken van
prestatieverklaringen. Ook in de betrouwbaarheid en ordelijkheid
constateert de Rekenkamer fouten en onzekerheden bij DJI ter waarde van
106 miljoen. De Rekenkamer constateert dit probleem sinds 2019. Voor de
goede orde: wat is een prestatieverklaring? Dat is een formele
bevestiging dat door het ministerie bepaalde producten of diensten
daadwerkelijk geleverd zijn, dat die levering ook aan de eisen voldeed
en dat de afgesproken prijs in rekening is gebracht.
DJI is een grote speler op de inkoop- en aanbestedingsmarkt. Uit DJI's
eigen brochure IMPACT blijkt: meer dan 10 miljoen kilogram aan
voedingsmiddelen, bijna 2 miljoen rollen wc-papier, 3 miljoen
koffiebekertjes, 3.000 magnetrons en 20.000 overhemden. Dit is maar een
klein gedeelte van wat DJI jaarlijks inkoopt. De omvang is dus groot.
Het gaat om grote investeringen voor huisvesting, ICT en
apparatuur.
Aanvullend uit het net gememoreerde PwC-rapport: de financiële
informatievoorziening tussen opdrachtgever en opdrachtnemer en eigenaar
is niet op orde. Daarnaast is de financiële informatievoorziening intern
bij DJI niet op orde. Het probleem is volgens PwC — ik lees het maar
even letterlijk voor — alleen op te lossen met drastische bezuiniging of
verhoging bekostiging. PwC heeft echter alleen gekeken naar de
financierbaarheid en niet naar de vraag of de aangedragen oplossingen
bijdragen aan de beleidsdoelen van veiligheid in de samenleving en
re-integratie naar een maatschappelijk aanvaardbaar bestaan. Dat is een
belangrijke kanttekening bij de conclusies van PwC. De reactie van de
minister op de rapporten is dat er in 2022 verbeterplannen worden
doorgevoerd voor de prestatieverklaringen en het inkoopbeheer, naar
aanleiding van de bevindingen van de Rekenkamer. Dit is nader toegelicht
in de antwoorden op de feitelijke vragen. Het kabinet kiest zowel voor
een verhoging van het financiële kader van DJI als voor het verder
uitwerken van mogelijke maatregelen. De Kamer wordt bij de indiening van
de ontwerpbegroting voor 2023 geïnformeerd over het voorstel voor de te
treffen maatregelen.
De conclusie van de rapporteurs is dat er voor het gevangeniswezen geen
meetbare beleidsdoelen zijn vastgesteld, dat het Jaarverslag niet
reflecteert op de vraag in hoeverre de beleidsdoelen zijn gerealiseerd
en dat het Jaarverslag ook geen inzicht biedt in de voortgang van de
verbetertrajecten. De Rekenkamer constateert fouten en onzekerheden ter
grootte van de bedragen die ik net genoemd heb, en een overschrijding
ver boven de tolerantiegrens.
Dan nog enkele algemene conclusies dan wel verzoeken aan de ... Hier had
eigenlijk "bewindspersonen" moeten staan; dat was zuiverder geweest.
Herhaal of verwijs in het departementaal jaarverslag meer naar
informatie die reeds naar de Kamer is gestuurd. We hadden het er net nog
over dat er vrij veel info naar de Kamer gaat, zoals over het onderwerp
afpakken in de brieven over de aanpak van georganiseerde criminaliteit
en ondermijning. Geef in het jaarverslag beter inzicht in wat de kosten
zijn van afpakken, ga in het jaarverslag in op de voortgang van
verbetertrajecten, zowel bij afpakken als bij DJI, en formuleer voor het
gevangeniswezen meetbare doelen in de begroting voor het jaar
2023.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u. Ik dank de beide rapporteurs. Dat doe ik ongetwijfeld namens
de gehele commissie. Voor een reactie op uw bevindingen geef ik als
eerste het woord aan de minister van Justitie en Veiligheid.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Veel dank, voorzitter. En ook veel dank aan de rapporteurs voor hun hele
heldere en uitvoerige uiteenzetting over belangrijke onderwerpen. Ik
vond het als minister heel erg waardevol om naar uw presentatie te
luisteren en deze elementen scherp te horen. Dus dank daarvoor.
Ik zal ingaan op het punt afpakken van crimineel vermogen. Met uw Kamer
ben ik het van harte eens dat het verdienmodel van criminelen harder
aangepakt dient te worden en dat de jacht op crimineel geld
geïntensiveerd moet worden. Zolang criminaliteit loont, zullen ze ook in
ons land ruimte zoeken. De Kamer weet inmiddels dat ik ook vanuit mijn
rol alles op alles zal zetten om die verdienmodellen zo veel mogelijk te
verstoren en aan te pakken. Die ambitie staat niet voor niets in het
coalitieakkoord. Financieel gewin is hét onderliggende motief van de
georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. Het afpakken van
crimineel vermogen is daarom een belangrijk middel om het verdienmodel
te verstoren en de geldstromen aan te pakken.
De ketenpartners van de afpakketen hebben zich verenigd in het
Coördinerend Beraad Afpakketen omdat zij allemaal vinden dat misdaad
niet mag lonen. Ik heb het dan over politie, justitie en de rechtspraak.
In gezamenlijkheid worden er stappen gezet om de afpakketen te
verbeteren als onderdeel van de bredere aanpak van criminele
geldstromen. De integrale aanpak van criminele geldstromen volgt de fase
van het crimineel verdienmodel: voorkomen dat criminelen veel geld
kunnen verdienen, voorkomen dat illegaal verdiend geld in het legale
circuit komt, het opsporen van criminelen en het afpakken van crimineel
vermogen. Het beraad heeft hiervoor een meerjarig plan van aanpak
opgesteld dat onder de regie van mijn ministerie wordt uitgevoerd. Dit
plan heb ik uw Kamer op 26 april jongstleden toegestuurd. Daarbij worden
concrete wetgevende, beleidsmatige en beheersmatige maatregelen ingezet.
Dit stelt de betrokken ketenpartners beter in staat om hun taken uit te
voeren.
Dit zijn zaken waarop ik als minister van JenV kan sturen en dat zal ik
ook doen. Dat doe ik al en dat zal ik blijven doen. Zo wordt er gewerkt
aan aanvullende wetgeving. Daar hebben we het vorige week in een ander
debat over gehad. Ik heb het dan over non conviction based confiscation.
Ik kan het niet makkelijker zeggen in het Nederlands, misschien: zonder
veroordeling van de verdachte kan je alsnog zijn spullen en geld
afpakken. Dat dekt de lading. Maar ik noem ook spoedbevriezing.
Daarnaast wordt er een nieuw Beslag Informatie Systeem geïmplementeerd,
het zogenaamde BIS. Daarmee wordt het beslagproces in de gehele keten
structureel en functioneel ondersteund. Dit draagt bij aan het
verbeteren van het beheer en het vervolg in de afpakketen, en levert een
kwaliteits- en efficiëntie-impuls op in het beslagproces.
Voorzitter. Ik heb nog een paar punten, want ik wil de Kamerleden in
deze context graag meegeven wat we sindsdien allemaal doen en wat we
hiervan leren. De ontwikkeling van het vermogensdossier en de continue
vermogensmonitor dragen bij aan een betere vastlegging en een meer
geharmoniseerd en actueler zicht op het vermogen in de afpakketen, van
een verdachte tot een veroordeelde.
Voorzitter. Nu kom ik bij een onderdeel waar we het vorige week ook over
hebben gehad. Dat komt ook hier langs. Ik denk dat het beter is om het
anders in te richten. In dit plan van aanpak staat geen financiële
afpakdoelstelling. In onze rechtsstaat, met een duidelijke scheiding der
machten, past het niet om vanuit de politiek te sturen op inhoudelijke
afwegingen in de strafrechtketen. Het Openbaar Ministerie dient geheel
los van ramingen over verwachte afpakinkomsten deze eigen afweging te
kunnen maken. Het Openbaar Ministerie heeft natuurlijk wel zijn eigen
doelstellingen. Dat is uiteraard wel de bedoeling. Sinds 2021 stuurt het
Openbaar Ministerie vooral op beslag. Beslagcijfers zijn een directer
sturingsmiddel voor de opsporings- en vervolgingspraktijk. De
beslagdoelstelling voor de politie vloeit voort uit de Veiligheidsagenda
2019-2022 en is opgesteld onder gezag van het Openbaar Ministerie en de
regioburgemeesters. De afgelopen jaren is deze beslagdoelstelling
gehaald. Dat gebeurt dus in overleg en wordt vervolgens goed
gemonitord.
Naar aanleiding van de bevindingen van de Algemene Rekenkamer ben en
blijf ik uiteraard in gesprek met de leden van het Coördinerend Beraad
Afpakketen. Wij zullen samen bezien welke aanvullende acties nog meer
mogelijk zijn en ook haalbaar zijn om de afpakketen nog verder te
versterken. Daar komen we ongetwijfeld niet alleen vandaag, maar ook in
de toekomst veel met elkaar over te spreken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Dan geef ik het woord aan de minister voor
Rechtsbescherming.
Minister Weerwind:
Voorzitter, dank u wel. Laat ik inderdaad de rapporteurs ook dankzeggen.
U heeft uw werk eigenlijk thoroughly verricht, met scherpte, en uw
analyse leidt inderdaad tot dit debat, maar leidt ook tot meer inzicht
bij mij als bewindspersoon. Laat ik dat vooropstellen.
Mooi hoe u start met aangeven dat het gevangeniswezen, DJI, een van de
agentschappen is van ons departement. Ik hoorde u zeggen dat die voor de
laatste keer is doorgelicht in 2016. Dat geeft aan dat juist
doorlichtingen van belang zijn om de verbeterplannen die er nu liggen en
de hogere doelen die u beschrijft naast elkaar te leggen en zo blijvend
te monitoren. Dat is ook een van de aanbevelingen die u noemt. U zegt
ook dat het echte beleidsdoel van het gevangeniswezen niet als zodanig
omschreven is, niet meetbaar is. Ik begrijp die abstractie en
tegelijkertijd zou het zo mooi zijn als je 'm toch abstraheert en
probeert wat concreter te maken. Ik zie dat ook als een van de doelen
naar de toekomst toe.
U geeft vervolgens ook aan wat het totale budget is. U kijkt naar de
instroom, u kijkt naar de uitstroom. U noemt heel relevante kengetallen,
die eigenlijk een soort van dashboardgegevens zijn van de stand van
zaken van het gevangeniswezen op dit moment. Een van de punten die u
benoemt, is dat de opdrachtgever-opdrachtnemerrelatie niet goed verwerkt
is, beschreven is en tot stand is gekomen. In een van de verbeterplannen
die we naar aanleiding van het PwC-rapport hebben gemaakt, is dit ook
een van de uit te voeren en op te pakken acties.
Ik hoor u ook spreken over de prestatieverklaringen. Dat is een
belangrijk, essentieel, bestanddeel tussen zeg maar een factuur en
anderzijds de contracten, wat is er geleverd. Als je die twee niet met
elkaar kunt vergelijken — u kwam tot de slotsom dat dat leidde tot een
onrechtmatig bedrag van 135 miljoen, als ik u scherp beluisterd hebt —
hebben we toch een groot vraagstuk hier op tafel. Het adagium dat ik
bezig, is "meten is weten".
Dat gezegd hebbende, kan ik, als ik puur kijk naar de inkoop bij DJI,
drie stromen onderkennen. Dat is inhuur van personeel, zorgpersoneel. Ik
hoor u ook praten over een administratieve omissie bij het contracteren
en de inhuur. Laten we even inzoomen op die punten. De inhuur
zorgpersoneel is in 2018 aanbesteed. De gecontracteerde leveranciers
kunnen echter niet voorzien in deze aanvullende behoefte. Hierdoor is
DJI vanwege de zorgplicht genoodzaakt om zelf extra in te huren. Die
inhuur loopt buiten het lopende contract om en overschrijdt dan ook de
geldende aanbestedingsnorm. Ik kijk dus even dieper naar die
analyse.
Dan zoom ik in op administratieve omissie bij contracteren bij
ICT-inhuur. Laat ik vooropstellen dat ICT altijd een punt is dat extra
aandacht behoeft. Bij de eindejaarscontrole inhuur ICT-professionals is
dan ook geconstateerd dat de contractuele verlengingsopties onvoldoende
gespecificeerd zijn en de verlengingen hiermee onrechtmatig. Dat betreft
het gebruik van een verkeerd sjabloon en dat is maar liefst ruim 500
keer herhaald, moet ik helaas melden.
De inhuur. Het ministerie van IenW is verantwoordelijk voor een aantal
rijksbrede aanbestedingen voor inhuurdiensten. JenV is afnemer van die
diensten. Er is een zekere afhankelijkheidsrelatie. IenW heeft de
contracten hiervoor niet tijdig weten te verlengen en daardoor zijn er
onrechtmatige overbruggingsovereenkomsten gesloten. Hierdoor heeft van
2020 tot 2021, en zoals ik er nu naar kijk ook in 2022 onrechtmatige
inkoop plaatsgevonden. Ik zal dieper inzoomen op dit probleem.
Meneer de voorzitter. Naar aanleiding van de rapportage zijn dit de
eerste analyse en mijn eerste reactie. Tot zover.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Ik meen dat er geen vragen of opmerkingen zijn die de
staatssecretaris aangaan.
Wij gaan nu dus naar de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik
kijk even of de rapporteurs opnieuw als eersten het woord willen voeren.
Dat lijkt mij niet. Inderdaad. Zo scheiden we de rollen helder in deze
ronde.
Ik geef als eerste het woord aan de heer Van Nispen van de
Socialistische Partij.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel. Allereerst een heel hartelijk woord van dank aan de
rapporteurs en de ondersteuning, maar ook aan de bewindspersonen voor de
reactie daarop. Het is erg waardevol dat we dit als commissie op deze
manier doen. Dank daarvoor.
Het mag nu iets politieker worden, geloof ik. Crimineel kun je overal
worden, maar rijk word je er vooral van in Nederland. De overheid krijgt
het maar niet voor elkaar om criminelen een substantiële slag toe te
brengen op het financiële vlak. Ongeveer 20 miljard euro per jaar wordt
er witgewassen; maar hoeveel geld is er het afgelopen jaar afgepakt? We
zagen het daarnet: 300 miljoen euro, zo'n 1,5%. De doelen — ik moet
eigenlijk zeggen "de ramingen"— voor zover die er zijn, worden
stelselmatig niet gehaald. Het ergste is eigenlijk nog dat we helemaal
niet goed weten hoe dit komt. We hebben er geen inzicht in waarom die
ramingen steeds maar niet gehaald worden. De Algemene Rekenkamer wees er
ook weer op.
Ik maak het iets concreter, vrij simpel: wat wordt er door het OM en de
politie gedaan met de meldingen van verdachte transacties? We weten het
gewoon niet. Het is gewoon niet in beeld. Hoe kan dat nou? Dit is geen
afpakketen, het zijn eigenlijk afpakeilandjes. Waar is de regie? Wordt
er van elke strafzaak waarmee geld is verdiend een afpakzaak gemaakt,
zoals de SP-motie die in 2018 al is aangenomen, nadrukkelijk verzocht?
Het antwoord is "nee". Ook dat vind ik eigenlijk niet kunnen. Ik snap
het wel, want de politie kampt met een chronisch capaciteitsgebrek, maar
de motie riep juist op om er alles aan te doen om het gevraagde te
bewerkstelligen. Is de minister daar alsnog toe bereid? Wil zij alles op
alles zetten om meer crimineel vermogen te gaan afpakken? Ik heb
natuurlijk net de opsomming gehoord van wat er aan beleid aan zit te
komen. Maar we moeten ook denken aan capaciteit, dus onder andere het
versterken van de financieel rechercheurs. Want we zijn nu eigenlijk de
georganiseerde criminaliteit op tamelijk ongeorganiseerde wijze aan het
bestrijden.
Twee jaar geleden is hier al een motie over ingediend, ook bij het debat
over het jaarverslag en ook weer naar aanleiding van Rekenkamerrapporten
over de afpakketen. We deden toen het verzoek aan de regering om de
regie te nemen in de afpakketen — volgens mij komt dat nog onvoldoende
uit de verf — en om te zorgen dat er zo snel mogelijk structureel meer
crimineel vermogen werd afgepakt — dat komt al helemaal niet uit de
verf. Deze motie van onder andere de SP werd mede ingediend door mevrouw
Yeşilgöz-Zegerius. Ik zeg dat niet om flauw te doen, maar om de minister
eraan te herinneren en om enige continuïteit op dit vlak te waarborgen.
Ik hoop haar extra te motiveren om hier fors werk van te maken.
Eigenlijk zijn er dus onvoldoende doelen. Ik ben het op dat punt oneens
met de minister die zegt dat het niet zou kunnen om vanuit het
ministerie of de politiek ambitieuze doelen op te leggen. Ik denk dat
dat wel degelijk kan en dat dat ook moet. Die doelen zijn er nu niet. Is
de minister het ermee eens dat een verdubbeling van de huidige
resultaten op zijn minst realistisch zou moeten kunnen zijn? Dan moeten
we wel alles op alles zetten. Volgens mij kan doelen stellen wel
degelijk, de minister doet dat bijvoorbeeld ook bij de politie en bij de
veiligheidsagenda. De minister had het zojuist over het doel van 180
miljoen beslag. Het stellen van een doel kan dus wel. Beslag is echter
geen uiteindelijke incasso, die wordt altijd heel veel lager. Dus ik
denk dat het stellen van een doel wel degelijk kan, maar dat je dan wel
alles op alles moet willen zetten om dat doel te bereiken. Daar wil de
Kamer graag bij helpen, denk ik.
De heer Sneller (D66):
Dit is ook het debat waarin we een beetje naar de doelmatigheid kijken.
De heer Van Nispen zegt nu "alles op alles zetten" en "meer capaciteit".
Maar ik zou hem willen vragen om nog wat specifieker te zijn bij het
invullen van die motie en ons mee te nemen in waar hij vindt dat de
prioriteit moet zitten. Waar denkt hij dat de meeste winst te behalen
is? Want uiteindelijk vindt ook hij volgens mij niet dat we echt alles
op alles moeten zetten, want er zijn gewoon allerlei beperkingen.
De heer Van Nispen (SP):
Het probleem is wel een beetje dat we hier nu al jarenlang met elkaar
zeggen: misdaad mag niet lonen; dat is het uitgangspunt en onderzoek nou
wat er moet gebeuren om dat uitgangspunt realiteit te maken en breng nou
eens de knelpunten in kaart. Zit dat in beperkte
informatie-uitwisselingsmogelijkheden? Zit dat in gebrek aan capaciteit?
We hebben al die voorstellen gedaan en suggesties aangereikt. We hebben
ook gevraagd of misschien het OM en de FIOD beter samen zouden moeten
werken. Al die voorstellen hebben we eigenlijk al gedaan. Sommige
voorstellen worden aangenomen. Ik wees er net op een. Sommige
voorstellen ook niet. We hebben de bal dus bij het kabinet gelegd. Dat
komt nu ook met plannen, maar die zitten vooral in de sfeer van wetten
en regels, terwijl ik denk dat het onder andere ook in capaciteit zit.
Daarom denk ik dat het verstandig is en dat het politiek ook kan om nu
te zeggen: dit is een doel en daar moet het naartoe. Als daarvoor nodig
is dat er in bepaalde zaken meer werk wordt gemaakt van afpakken en dat
de financiële recherche ook daarop wordt afgestuurd, dan zal dat het
gevolg zijn van een dergelijk ambitieus doel. Als dat niet gehaald
wordt, dan is er wat uit te leggen. Volgens mij vragen we hier niet iets
onmogelijks als we zeggen dat een 0,5 miljard afpakken per jaar wel
degelijk zou moeten kunnen, als het geschatte totaal 20 miljard is. Dat
is dan zelfs nog vrij laag. Maar ik hoor dan graag van de minister wat
er nog vanuit de Kamer nodig is om dat doel te bereiken. Ik denk niet
dat het aan ons zal liggen.
De heer Sneller (D66):
Het was niet flauw bedoeld, zo van: wat vind je nou zelf? Ik bedoelde
meer: neem ons nou mee in de gedachten daarachter. Want je kunt ze
overal achteraan sturen. Die 20 miljard zit op allerlei verschillende
plekken. Je hebt kleine vissen. Je hebt grote vissen. Je hebt
drugscriminaliteit. Je hebt andere criminaliteit. De heer Van Nispen
zegt eigenlijk: ik leg de bal bij het kabinet en daarna horen we het
wel. Vervolgens zijn we dan pas als Kamer aan zet. Zo hoor ik dat nu van
hem.
De heer Van Nispen (SP):
Excuus, want dan begreep ik de vraag verkeerd. Ik begreep de vraag als:
wat zijn je eigen ideeën? Ik probeerde iets van inkleuring daaraan te
geven. Het gaat mij om het uitgangspunt. Ik heb het al vaker gezegd: bij
criminaliteit gaat het vrijwel altijd om geld, misschien met
uitzondering van de zedenmisdrijven. Ik denk dat je criminelen moet
raken waar het pijn doet en dat is in de portemonnee. Eigenlijk zou het
uitgangspunt moeten zijn — daarom noemde ik ook de eerder aangenomen
motie — dat je bij elke zaak waarin geld is verdiend, dat geld in
principe moet kunnen afpakken. Als dat niet zo is, is het gewoon zonde
van het geld. De doelstelling die Opstelten in het verleden heeft
beloofd, was: €1 erin levert wel €3 op! Dat is totaal niet uitgekomen,
maar volgens de Rekenkamer is het wel een verhouding van €1 erin en
ongeveer €1,1 eruit. Ik weet niet of je het zo zwart-wit kunt zien. We
hebben daarover ook een gesprek met de Rekenkamer gevoerd. Maar ik denk
in ieder geval dat het geen verspild geld is. Als daarvoor extra
investeringen nodig zijn, dan gaan we daar zeker wat van terugzien. Maar
je moet de criminelen wel raken waar het pijn doet. Maar goed, dat heb
ik vaker gezegd.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Van Nispen (SP):
Dan kom ik op de strafrechtketen. De doorlooptijden zijn natuurlijk om
te huilen. Bij zeden is het heel erg. Daar komt de boel maar niet op
orde. Maar dat is niet alleen bij zeden zo. Het is ook bij jeugd,
verkeer en op andere terreinen. In Gelderland zijn 1.500 strafzaken de
prullenbak in gegooid. Dat is dus 1.500 keer onrecht. Dat is gewoon een
rechtstreeks gevolg van de grote problemen in de strafrechtketen.
Eigenlijk is dit de staat van onze strafrechtketen. Hoe is dit te
verantwoorden? Zag niemand die aankomen? Ik denk het wel. Ik denk dat
mensen dit wel aan zagen komen.
Ik vind wel dat de cijfers over de strafrechtketen nogal
onoverzichtelijk zijn. Zou er niet een goede staat van de
strafrechtketen moeten worden uitgebracht, waarin op overzichtelijkere
wijze staat hoe het ervoor staat, waar de knelpunten zitten en hoe die
vervolgens worden opgelost? Ik zou eigenlijk betere rapportages willen.
Ik wil geen dikkere rapportages of meer cijfers, maar echt betere
rapportages in het licht van: wat mogen we nou verwachten, wat zijn de
doelen en de streefcijfers? Ik bedoel dus een betere, overzichtelijkere
en samenhangende publicatie met een duiding erbij. Wat vindt de minister
daar zelf van? Graag krijg ik de toezegging dat we voortaan een
overzichtelijkere staat van de strafrechtketen krijgen.
Op basis van de politiecijfers zeggen kabinet en politie: na 2024 is de
capaciteit weer op orde. Maar wij zijn ook hier weer even heel precies
ingedoken en ook dat kost best moeite, vind ik. In 2021 zijn er minder,
rond 198 fte, aspiranten ingestroomd dan begroot. In 2020 waren dat er
nog minder. Daarbij is de uitstroom bij de politie ook nog eens hoger
dan verwacht, namelijk 113 fte. Het gat over 2021 komt daarmee in totaal
op 311 fte. Maar nog steeds zegt de minister te verwachten dat de
operationele bezetting en formatie in 2024, 2025 weer in balans komen.
In de afgelopen twee jaar zijn de instroomcijfers bij lange na niet
gehaald. Het onderwijs piept en kraakt aan alle kanten. De arbeidsmarkt
is oververhit. Maar we gaan er nog steeds van uit dat de boel in 2024 of
2025 weer op orde is.
Dan denk ik: dat kan toch niet? Wordt het niet eens tijd dat de
politietop en de minister daar in ieder geval geen loze beloftes meer
over doen maar er eerlijk over zijn? Want moeten we die agenten maar ook
burgemeesters die grote problemen hebben met handhavingscapaciteit
jarenlang laten worstelen, met elk jaar de belofte dat het volgend jaar
écht is opgelost, terwijl we misschien wel weten dat dat niet zo zal
zijn? Mijn oproep aan de minister is dus om toe te geven dat het niet
lukt om dit op korte termijn op te lossen en dat er heel pijnlijke
keuzes gemaakt moeten worden als dat inderdaad zo is. Als dat niet zo
is, hoor ik dat natuurlijk nog liever, maar ik geloof het eerlijk gezegd
niet.
Dan de DJI, aanvullend op wat de rapporteur daarover al heeft gezegd.
PwC was duidelijk: om ervoor te zorgen dat de mensen bij Dienst
Justitiële Inrichtingen hun werk weer kunnen doen, moet er of bezuinigd
worden, of aanvullende bekostiging bij, die 398 miljoen. Want het lukt
nu onvoldoende. Het personeel wordt uitgeperst. Celinspecties? Vergeet
het maar. Werken aan de resocialisatie van gedetineerden? Vergeet het
maar. Arbeid en scholing voor gedetineerden? Vergeet het maar. En dat
allemaal omdat opeenvolgende VVD-bewindslieden het gevangeniswezen
hebben uitgemergeld. De ICT hangt inmiddels met ducttape aan elkaar, het
personeel zit of ziek thuis of wordt in de p.i.'s bedreigd door
gedetineerden en de strijd tegen contrabande lijkt ook maar niet
gewonnen te kunnen worden.
Het personeel zegt terecht dat het zo niet meer kan. Laten we heel
helder zijn: aan dat personeel ligt het natuurlijk niet; die mannen en
vrouwen zetten zich met ziel en zaligheid in. Daarom roep ik het kabinet
wederom op: investeer in DJI; breng in ieder geval de basis op orde. De
minister zit met een heel vervelende politieke erfenis, dat begrijp ik
heel erg goed. Ik zal het ook echt begrijpen als de minister straks
begint over de krappe arbeidsmarkt en dat het lastig is om mensen te
vinden. Maar het helpt in ieder geval niet als de minister nieuwe
bezuinigingen boven de markt laat hangen en die niet uitsluit. En dat is
wat ik toch nog met klem aan de minister vraag. Ik vind ook dat dat past
in dit debat over het verantwoording afleggen over het afgelopen jaar.
We kennen het financiële gat. Dan vind ik het ook verstandig om daar
vandaag op in te gaan.
Ten slotte, voorzitter. De Algemene Rekenkamer heeft zich ook verdiept
in de stelselherziening rechtsbijstand en constateert daar knelpunten.
De drempel van de eigen bijdrage en de kwaliteit van de beschikbare
rechtshulp zijn niet altijd goed en er is een tekort aan sociaal
advocaten. Dit zijn precies de punten waar de SP al jaren op wijst. De
Rekenkamer stelt openlijk de vraag of de stelselherziening die deze
minister heeft geërfd de knelpunten in de rechtsbijstand, die er gewoon
concreet zijn, wel voldoende aanpakt. Ja, er komt nu extra budget voor
de sociaal advocaten, maar is dat voldoende om alle problemen op te
lossen? Dat lijkt mij toch niet. Wordt de kwaliteit van
rechtsbijstandverleners wel verbeterd of gaan we juist kwantiteit
leveren aan rechtzoekenden met rechtshulppakketten? Graag een reflectie
van de minister hierop.
Wat is nou precies het doel van die stelselherziening en hoe lost die de
echte knelpunten op? Ik heb zelf het uitgewerkte initiatief de Huizen
van het Recht. We hebben daar maandag het debat over gevoerd, maar ik
wil toch de minister vragen om in te gaan op de vraag hoe zijn
stelselherziening, of eigenlijk de stelselherziening die hij heeft
geërfd van zijn voorganger, de bestaande knelpunten oplost. Ik wil ook
weten hoe de uitkomsten van de pilot straks uitgewerkt worden en hoe er
wordt toegezien op kwaliteit, toegankelijkheid en belemmeringen van de
rechtsbijstand.
Voorzitter. Helemaal tot slot één vraag. We hebben het vaak gehad over
een verbod op gokreclames. Dat verbod is er nog niet. We zien elke dag,
élke dag, dat de ellende toeneemt: nieuwe shirtsponsors, nu ook weer,
Unibet bij Ajax en noem al die voorbeelden maar op; er is volgens mij
geen eredivisieclub die niet wordt gesponsord. En dat alleen maar omdat
we er kennelijk niet in zijn geslaagd om tijdig de aangenomen
Kameruitspraak in te voeren. Dat spijt mij heel erg. Ik wil heel graag
van de minister een update met hoe het ervoor staat en hoe snel het
verbod op gokreclames er kan komen. Want volgens mij moeten we geen dag
langer wachten.
De voorzitter:
Ik dank u zeer. Dan geef ik het woord aan mevrouw Helder van de
PVV.
Mevrouw Helder (PVV):
Dank je wel, voorzitter. Ook van mij een woord van dank aan de beide
rapporteurs. Ik heb zelf ook ooit het genoegen gehad; het is een
dankbare klus.
Maar ook van mijn kant natuurlijk een politieke bijdrage. Ik begin met
een terugkerend punt, namelijk de capaciteit oftewel de bezetting bij de
politie. Ik heb drie opmerkingen op dit punt. Ten eerste. Er is geen
garantie dat de politie in 2025 op volle sterkte is. Als de minister dat
vandaag zou kunnen garanderen — ik kijk hoopvol die kant op — hoor ik
dat natuurlijk graag, maar zelfs als dat zo zou zijn, is dat pas over
twee à drie jaar.
Ten tweede. Aspiranten worden nog steeds voor 100% meegeteld. Het
argument daarvoor was dat dit van belang is om het evenwicht tussen geld
en sterkte te bewaken en te bewaren. Dat is leuk op papier, maar in de
praktijk komt het er gewoon op neer dat er agenten in opleiding zijn die
gemiddeld voor maximaal 60% inzetbaar zijn en die ook begeleiding nodig
hebben. Dat laatste kost ook capaciteit. Daar komt bij dat de opleiding
nu geen drie jaar duurt maar twee jaar. We moeten nog maar afwachten of
dit niet ten koste gaat van de kwaliteit. Is de minister bereid om de
aspiranten niet meer voor 100% mee te tellen bij de bezetting en uit te
gaan van de situatie zoals die in de praktijk geldt? Het is geen
cliffhanger, maar anders kom ik met een motie in tweede termijn.
Mijn derde opmerking bij dit punt is dat het aantal taken dat op de
schouders rust niet afneemt. Sterker nog, er komt steeds meer bij en dat
wordt ook structureel. Het meest in het oog springend zijn dan
natuurlijk de problematiek van de verwarde personen — het aantal
meldingen stijgt ieder jaar tot ver boven de 100.000 terwijl dit primair
een taak is voor de ggz en niet voor de politie — het stelsel bewaken en
beveiligen, waar we het ook al over gehad hebben en dat ook alleen maar
zal toenemen, en het aantal demonstraties dat de pan uitrijst en die
veel politiecapaciteit vergen, ook als zij rustig verlopen.
Wat ook nodig is, is stabiele en structurele financiering, meer dan de
600 miljoen die de korpschef eerder vroeg en helaas niet heeft gekregen.
Dit moet ook zonder bedragen te oormerken, oftewel incidenteel apart te
reserveren voor een probleem dat op enig moment in het oog
springt.
In dat kader heb ik begrepen dat het geld voor de 113 zedenrechercheurs
— ook een aangenomen Kamermotie — kwijt is, plat gezegd. Mijn vraag is
of dat klopt.
Voorzitter. Agenten op straat krijgen de volle laag, soms letterlijk. In
het trendbeeld van de Politie Eenheid Amsterdam staat: "Het aantal
misdrijven met openlijk geweld is met 75% gestegen, met name veroorzaakt
door demonstranten tijdens het "koffiedrinken" op het Museumplein." Ik
geef twee citaten. "Relschoppen is van alle tijden, maar de mate waarin
dit nu gebeurde" — dit gaat over Rotterdam op 19 november vorig jaar —
"en de intensiteit en de focus op de politie kent zijn weerga niet." En:
"Men wil soms puur en alleen de confrontatie met de politie aangaan."
Ook in het tijdschrift Blauw van deze maand staat dat het openlijk
geweld is verdrievoudigd.
Mijn motie inzake groepsaansprakelijkheid bij openlijk geweld is
aangenomen maar wordt niet uitgevoerd, omdat er volgens de vorige
minister voor Rechtsbescherming geen behoefte aan zou zijn. Dat vind ik
dus volstrekt onjuist; ik verwijs maar naar wat ik zojuist heb gezegd.
Mijn vraag is of deze minister wél bereid is om de motie uit te voeren
en de groepsaansprakelijkheid voor openlijk geweld te verruimen.
Voorzitter. Dan nog een paar losse opmerkingen naar aanleiding van het
jaarverslag van de politie. Klopt het dat de ICT incidenteel is
gefinancierd en dat er 200 miljoen structureel nodig is? Verder heb ik
begrepen dat het stroomstootwapen voor vijf jaar is gefinancierd,
ingaande 2019 — ik zeg het even uit mijn hoofd. Op pagina 160 staat, ik
citeer weer: "De in de begroting opgenomen kosten voor het
stroomstootwapen werden overigens gecompenseerd door de hiervoor
toegekende bijzondere bijdrage." Structurele financiering van het
stroomstootwapen is naar mijn mening noodzakelijk. Is de minister dat
met mij eens? Zo ja, gaat zij dit dan ook structureel financieren?
Dan de laatste vraag op dit punt. Op pagina 177 staat over de
schade-uitkeringen waaronder de PTSS-dossiers — ik sleep ze er altijd
bij, voorzitter, totdat het is opgelost — het volgende. "De
Belastingdienst en de politie hebben een verschil van inzicht over de
interpretatie van de wet met betrekking tot het belast of onbelast
uitkeren van schade-uitkeringen in het kader van erkenning
beroepsziekten. De politie is van mening dat deze uitkeringen geen
onderdeel vormen van het loon van de medewerkers en derhalve onbelast
uitgekeerd kunnen worden. De uitbetalingen in de afgelopen jaren hebben
dan ook onbelast plaatsgevonden. Eveneens is bij de bepaling van de
voorziening uitgegaan van netto uitkeringsbedragen. Om duidelijkheid te
krijgen over de interpretatie van de wet is een procedure gestart. De
uitkomst van deze verwachte procedure kan mogelijk een financiële impact
hebben voor de politie van 115 miljoen. Het verdere verloop van deze
procedure kan enkele jaren duren."
Is de minister bereid om dit in de gaten te houden? Is zij bereid om in
het geval de politie ongelijk zou krijgen in deze procedure, die 115
miljoen bij te leggen zonder dat dit ten koste gaat van de algemene
bijdrage? Anders komt het namelijk voor rekening van de agenten met een
beroepsziekte en dat kan niet de bedoeling zijn.
Voorzitter. Dan een tweede onderwerp, het afpakken van crimineel
vermogen. Daar heb ik natuurlijk ook het een en ander over te zeggen.
Criminaliteit mag niet lonen — dit hoorden we al vaker langskomen — en
crimineel verkregen geld moet zo veel mogelijk worden afgenomen. Het
afpakken van crimineel vermogen is een prioriteit van het kabinet. Met
het ketenprogramma afpakken wordt gestuurd op ambitieuze doelstellingen.
De afpakopbrengsten zijn echter naar boven afgerond 84 miljoen lager
uitgekomen dan geraamd, zo staat het in de memorie van toelichting op de
slotwet. Misdaad mag niet lonen, was de bekende oerkreet van minister
Opstelten, maar er is tot op heden geen concreet doel bij geformuleerd.
Dat hoorden we eerder ook al. Er is ook geen sturing vanuit het
ministerie op de afpakketen, terwijl er wel meer geld in is geïnvesteerd
met het idee dat €1 investering €3 extra afpakopbrengsten zou creëren.
Dat klinkt toch als een doel, zou ik zeggen. Maar ja, dan wordt weer
gezegd: zonder geformuleerde doelen en zonder sturing is het los zand.
Het grootste deel van het bedrag dat is binnengekomen, is afkomstig van
twee grote schikkingen in strafzaken. Dat vloeit dus niet voort uit de
doelstelling van het extra budget. Je kunt in navolging van de
rapporteurs dus niet zeggen dat het geïnvesteerde geld is
terugverdiend.
Ik heb de minister in haar reactie horen zeggen: het past niet om als
politiek te sturen op rechterlijke procedures en de inzet van het OM.
Maar je kan wel een kader stellen. Zo zwart-wit kan het natuurlijk niet
zijn. De minister kan het Openbaar Ministerie ook aanwijzingen geven. Ik
denk dus dat de soep niet zo heet gegeten hoeft te worden als dat ie
wordt opgediend. Ik heb drie vragen op dit punt. Is de minister bereid
om in overleg met het College van procureurs-generaal van het OM meer
samenhang tussen beleid en uitvoering af te spreken? Gaat de minister de
afpakketen op langere termijn structureel verbeteren? Gaat de minister
de informatievoorziening bij het ministerie en het Openbaar Ministerie
op orde brengen, zodat we volgend jaar weten waar we het over hebben? Ik
moet dan even verwijzen naar de Archiefwet, maar daar zal ik u verder
niet mee vermoeien. Gooi er een interruptie tegenaan, meneer
Sneller!
Voorzitter. Tot slot het derde onderwerp dat ik vandaag wil noemen: het
bestrijden van witwassen. Uit onderzoek blijkt dat er 16 miljard per
jaar wordt witgewassen in Nederland. De inkomsten uit illegale
activiteiten worden via speciale constructies onderdeel van de reguliere
economie en maatschappelijke activiteiten. Dat heeft ondermijnende
gevolgen voor onze rechtsstaat. Ongebruikelijke transacties moeten
worden gemeld bij de — in goed Nederlands — Financial Intelligence Unit.
Daar zijn 722.239 meldingen binnengekomen. Ik heb ze niet geteld, ik heb
het van de Algemene Rekenkamer. Van die meldingen zijn er 103.947
doorgestuurd naar de politie en het Openbaar Ministerie ten behoeve van
de opsporing. Daarna is het een zwart gat of een Bermudadriehoek. Er
wordt niet bijgehouden wat er vervolgens met die meldingen gebeurt. De
reactie van het ministerie op deze naar mijn mening vernietigende
conclusie van de Algemene Rekenkamer: "Er is voldoende zicht op de
doelmatigheid van witwasbestrijding." Het zal geen verrassing zijn dat
ik het daar volstrekt mee oneens ben.
Ik heb op dit punt twee vragen aan de minister. Gaat de minister het
inzicht in de doelmatigheid verbeteren door duidelijke doelen te
stellen, prestatie-indicatoren op te stellen en door te controleren op
het effect daarvan? Gaat de minister de doelmatige en doeltreffende
werking van de meldketen waarborgen, zodat we van dat zwarte gat
afkomen?
Voorzitter, afrondend mijn conclusie. Criminaliteit loont wel, en werken
bij de politie niet. De loyaliteit van onze agent op straat wordt tot
het maximale uitgerekt en ze staan er desondanks altijd. Mijn grote
waardering en veel respect daarvoor. Deze minister is van goede wil —
dat weet ik ook — dus tot slot de vraag: wanneer krijgen onze agenten
meer geld, middelen en mensen, en een vermindering van taken?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Knops van het CDA.
De heer Knops (CDA):
Dank u wel, voorzitter. De rechtsstaat is van ons allemaal en die moet
beschermd worden, elke dag opnieuw, door mensen hier in de Kamer en door
burgers van Nederland. Tienduizenden mensen in Nederland zetten zich
elke dag in, soms met gevaar voor eigen leven, voor die rechtsstaat.
Daarvoor verdienen zij groot respect.
Tegelijkertijd kan elke burger in Nederland zelf bijdragen door zijn of
haar kinderen goed op te voeden. Dat begint al met je kinderen leren dat
ze afval niet uit het raam gooien — een teken van decadentie — omdat een
ander het wel opruimt. Maar ook vernielingen en "eenvoudige diefstal"
zijn vaak de opstap naar een heuse criminele carrière. Zijn al die
jongelui die ik in een dikke auto zie patsen als ik 's avonds door Den
Haag of Venlo loop, hardwerkende, succesvolle ondernemers,
loterijwinnaars, rijkeluiszoontjes of gewoon ordinaire criminelen die
met een middelvinger omhoog denken dat ze onaantastbaar hun gang kunnen
gaan? En dan gaat de burgemeester van Amsterdam verordonneren dat de
politie in Amsterdam, die toch al gebukt gaat onder
capaciteitsproblemen, niet meer zomaar preventief mag fouilleren, maar
dat dat voortaan met een digitale dobbelsteen moet. Een klap in het
gezicht van agenten en, erger nog, een staaltje woke toneel waar echt
niemand in dit land beter van wordt! Het is te triest voor woorden dat
we ons, met alle problemen die we hier horen, daar druk over aan het
maken zijn. Agenten met een dobbelsteen op pad sturen omdat je ze niet
vertrouwt en tegelijkertijd hier vragen om meer capaciteit! Wij mogen
van professionele agenten vragen dat ze zelf op basis van de
informatiepositie die ze hebben, kunnen bepalen hoe ze hun spaarzame
tijd het meest effectief kunnen inzetten. En dat gaan we toch niet op
deze manier faciliteren? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. Het jaarverslag dat we vandaag bespreken gaat natuurlijk
over het jaar waarin deze bewindslieden nog geen verantwoordelijkheid
droegen. Dat hebben ze gelukkig zelf niet gezegd. Staatsrechtelijk
gezien is het natuurlijk wel zo, maar ze waren toen niet in de positie
dat ze toen verantwoordelijkheid droegen. Hoewel de score van JenV
verbeterd is ten opzichte van het jaar daarvoor, waarvoor complimenten,
kunnen we zeggen dat 2021 een turbulent jaar was. Er waren grootschalige
en vaak gewelddadige demonstraties. Er was een toenemende bedreiging van
mensen die het gezicht waren van de corona-aanpak en van de bestrijding
van de georganiseerde criminaliteit, met als dieptepunt de lafhartige
aanslag op Peter R. de Vries. Het heeft veel gevraagd van eenieder die
werkzaam is bij de politie, de brandweer, het OM, de rechtspraak en de
DJI.
Gesteld kan worden dat onze rechtsstaat zwaar onder druk staat.
Criminelen bedienen zich van steeds meer geld van diensten uit de
bovenwereld, zoals makelaars en notarissen, en maken gebruik van de
mazen in het net om hun imperiums uit te breiden. De makelaardij is
uitgebreid met moordmakelaars en met een netwerk van handlangers die
voor een paar duizend euro opdracht krijgen om iemand om te leggen. De
briefings van de afgelopen weken kunnen en mogen niet beantwoord worden
met "en gaat over tot de orde van de dag". Dan zijn we toch een heel
eind beland in de richting van die maffia die zijn tentakels overal
uitspreidt. Complete ondermijning dreigt. Voor veel geld is veel te
koop, hebben we geleerd. Graag een reactie van de minister. Hoe ernstig
is de situatie?
Om die ondermijning een halt toe te roepen, moet het afpakken van
criminele vermogens geïntensiveerd worden. Collega's spraken er ook al
over. Misdaad mag niet lonen. Ik sluit mij kortheidshalve aan bij de
concrete vragen van de rapporteurs, onder dankzegging voor hun goede
werk, over de kritische kanttekeningen van de Rekenkamer als het gaat om
de effectiviteit van de afpakketen. Ik noem ook als het gaat om
witwassen meer in het bijzonder de rol die de minister voor zichzelf
ziet in dat coördinerend ketenberaad of hoe het ook wil heten — het
Coördinerend Beraad Afpakketen — met inachtneming van de aanbevelingen
van de Rekenkamer van 2008 en 2014, waarvan de Rekenkamer zegt dat ze
gewoon niet zijn opgevolgd. Ketenpartners zijn weliswaar autonoom binnen
hun taakstelling, maar ze hebben wel een gezamenlijke
verantwoordelijkheid om die keten te optimaliseren. De vraag is hoe de
minister haar eigen rol daarin ziet.
Dan de productie- en doorlooptijden in de rechtspraak. Dat is al langer
een probleem als gevolg van onder meer capaciteitsproblemen. Opvallend
in het jaarverslag afgelopen jaar was wel dat vooral in de
bestuurssector, eerste en tweede aanleg, Centrale Raad van Beroep en
CBb, de scores dramatisch laag zijn. Maar in 3% en 8% van de gevallen
worden zaken tijdig afgedaan. Waarom speelt dat juist in deze
sector?
Het probleem van de rechtbank Gelderland, waarvoor mevrouw Mutluer
eerder aandacht vroeg, onderschrijf ik van harte. Hoe denkt de minister
hiermee om te gaan? Het is wel buitengewoon ernstig. Er wordt gesproken
van relatief lichte vergrijpen, maar je zult er maar slachtoffer van
zijn. Wat doet dat met het rechtsgevoel als het op deze manier wordt
afgedaan? Als gevolg van corona zijn veel rechtszittingen verdaagd. Is
er niet een slimmer systeem te bedenken, waarbij zittingen die op het
laatste moment als gevolg van ziekte van de advocaat of wat dan ook
moeten worden afgezegd, anders worden ingevuld met het inplannen van
reservezaken? Er gaat nu onnodig veel capaciteit verloren, waardoor
alles naar achter schuift.
Voorzitter. Dan de verkeershandhaving. Ik zal de actualiteit van vandaag
er niet bijhalen, maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat er
steeds minder politie zichtbaar is. Natuurlijk, de techniek helpt ons
een handje. Het hoeft niet altijd zichtbaar te zijn, het kan ook met
allerlei nieuwe systemen en trajectcontroles, maar de toenemende
veiligheidsrisico's en onschuldige slachtoffers die veroorzaakt worden
door huftergedrag, het rijden onder invloed van drugs, alcohol en
lachgas, nopen tot meer zichtbaarheid en verhoging van de pakkans.
Strenger straffen, wat eerder al werd aangegeven, is heel goed. Maar de
kans dat je gepakt wordt, is niet zo groot. Voorzitter, ik zou aan u
willen vragen hoe vaak u al bent aangehouden op de snelweg. Wat was de
laatste keer dat u bent aangehouden? Het kan natuurlijk dat u rijdt als
een echte heer, maar het wordt pas duidelijk wat er allemaal over de weg
gaat, als er weer eens een grootschalige, 100%-controle plaatsvindt. Wat
er dan allemaal uit auto's en voertuigen wordt gehaald ten aanzien van
wapentuig, drugs, crimineel geld en niet-betaalde boetes, is enorm. Dus
in hoeverre zijn we op dit vlak effectief bezig? Als ik dan op pagina 60
in het jaarverslag lees dat er dit jaar 3 miljoen minder is uitgegeven
aan de verkeershandhaving, dan vraag ik me af: waarom? Het antwoord
daarop is: "Dit is grotendeels door een herschikking van de beschikbare
middelen over de jaren heen (kasschuif)." Nou ja, ik zou graag een iets
helderder antwoord willen hebben dan dit antwoord. Vorige week is de
motie-Slootweg/Helder aangenomen, over uitzonderingsgrond artikel 184
Wegenverkeerswet. Ik zou de minister willen vragen om een reactie op die
motie.
Dan een punt dat eigenlijk in alle sectoren een belangrijke rol speelt.
Dat is de informatievoorziening en de informatiedeling. De strijd tegen
de georganiseerde misdaad kan alleen maar slagen als de diensten
beschikken over een goede informatiepositie. Dat betekent: de eigen
organisatie op orde hebben, de eigen e-capaciteit op orde hebben, maar
ook de mogelijkheden hebben om informatie te delen, te bundelen en te
analyseren. Justitie heeft met EncroChat grote successen kunnen boeken
het afgelopen jaar. Dat is hartstikke mooi. Er zijn nu zo veel zaken dat
er niet eens capaciteit is om ze allemaal op te pakken, maar de strijd
gaat door. Ook de georganiseerde criminaliteit zit niet stil.
We hebben al eerder gesproken over de AVG-problematiek. De ministers
zijn in Italië geweest. Laat ik dan maar even mijn beeld daarvan
neerzetten. Ik denk dat er veel meer mogelijkheden zijn dan we nu
gebruiken, ook op basis van ervaringen in Italië, maar u mag daar gerust
op reflecteren. Dat is een open uitnodiging. Ik maak me nog wel wat
zorgen over de ICT-projecten bij JenV, die eufemistisch worden aangeduid
als "blijvende aandacht vragend". Wat gaan de ministers concreet doen om
op dit punt in control te komen?
Tot slot, voorzitter, heb ik een vraag voor de staatssecretaris van
Asiel en Migratie, anders zou hij misschien wel voor niets hiernaartoe
gekomen zijn. Dat willen we natuurlijk niet, dus mijn collega Slootwijk
heeft gevraagd of ik toch een vraag aan hem wilde voorleggen. Want het
jaarverslag stelt dat de Dienst Terugkeer en Vertrek toch niet zulke
hele goede resultaten heeft behaald het afgelopen jaar. Het beheer is in
2021 nauwelijks verder verbeterd. Dat zou komen door een tekort aan
capaciteit en aansluitingsproblemen, dit terwijl 2020 en 2021 jaren
waren waarin relatief weinig mensen naar Nederland kwamen. Een
belangrijk gegeven voor het draagvlak van ons asielbeleid is dat mensen
die hier niet mogen blijven ook daadwerkelijk vertrekken. In 2021 zijn
er bijna 5.000 vluchten geboekt om mensen terug te laten keren naar het
land van herkomst. Daarvan zijn er ruim 3.000 geannuleerd. Dat is nog
veel meer dan er nu telkens op Schiphol geannuleerd worden. Het is 60%
van het totaal. Dus de vragen aan de staatssecretaris zijn: wat gaat er
gedaan worden om de capaciteit op orde te laten komen? Wat is de oorzaak
waardoor er zo veel vluchten geannuleerd worden? Waar komen die kosten
terecht? Want ik neem aan dat niet vliegen niet betekent niet betalen.
Wat gaat de staatssecretaris doen om dit doelmatiger te laten
verlopen?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u. Ik geef het woord aan de heer Sneller van D66.
De heer Sneller (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ook van mijn kant dank aan de rapporteurs. Met
een frisse blik zijn toch de lange lijnen van voorgaande jaren
doorgetrokken. Het is altijd goed om te zien dat er bij dit soort
debatten net zo veel sprekers zijn als ambtelijke ondersteuning. Dat
zegt ook iets over de impact van dit soort debatten. Concreet sluit ik
me graag aan bij hun verzoek om meer meetbare doelen in de begroting op
te nemen. Specifiek zeiden de rapporteurs dat over DJI. Ik denk dat dat
een hele goede is. Maar ook daar voorbij zijn er veel algemene
doelstellingen en maar weinig dingen die terugkomen in de begroting en
in het jaarverslag. Waar willen deze ministers nou op worden afgerekend?
De Monitor Brede Welvaart en Sustainable Development Goal 16 bieden daar
toch wel wat handvatten voor. Dat is niet per se iets om nu te
beantwoorden, maar wel om in de begroting terug te laten komen, zodat we
daar volgend jaar als we dit debat voeren, concreter op kunnen
terugkomen.
Voorzitter. Ik heb de indruk gekregen dat de beste manier om een rapport
geheim te houden is om het gewoon naar de Kamer te sturen zonder
persbericht, ook als er schokkende conclusies in staan. Ik vind dat
knap. Complimenten voor de mensen die dat gedaan hebben. Maar ik wou
daar toch graag bij stilstaan. Dat rapport van de Universiteit Twente in
opdracht van WODC heet: Naar meer evidence-based beleid binnen Justitie
en Veiligheid. De minister van Justitie en Veiligheid ken het, want zij
heeft ons de kabinetsreactie, nou ja, het reactietje, gestuurd.
Eigenlijk vind ik de conclusies namelijk best wel schokkend. Ik wil
graag drie citaten daaruit voorlezen. Eén. "Uit de interviews blijkt dat
evidencebased of evidence-informed werk en beleid voor veel
geïnterviewden van het ministerie van Justitie en Veiligheid eigenlijk
geen belangrijk thema is." Twee. "Uit de interviews komt bovendien naar
voren dat zowel beschikbare wetenschappelijk kennis als praktijkkennis
regelmatig terzijde worden geschoven wanneer de inhoud ervan niet goed
past bij politieke uitgangspunten of voorgenomen beleid. Dit betreft met
name de fases van agendering, beleidsvoorbereiding en evaluatie." Ik
vroeg me wel af welke andere fases er nog zijn; dit lijken mij
belangrijke fases. Dan het derde citaat. "Zij, de geïnterviewden,
stellen dat politieke waardeoordelen met regelmaat haaks staan op
wetenschappelijke inzichten, waarbij vaak de voorkeur wordt gegeven aan
het eerste."
De minister schrijft in haar reactie dat zij de conclusies en
aanbevelingen onderschrijft. Ik zeg het een klein beetje grappend, maar
ik denk wel dat het hele serieuze conclusies zijn, waarbij de
kabinetsreactie is: "Wat gaan we eraan doen? De kennisfunctie op het
ministerie verder ontwikkelen.". Mijn gevoel is dat de omvang en de aard
van het probleem niet passen bij die oplossing. Dus zou ik graag een
reflectie willen van de minister op hoe zij die conclusies nou ziet. Die
gaan natuurlijk over een periode waarin deze bewindspersonen niet
verantwoordelijk waren op het departement, maar ik denk dat het wel
belangrijk is, zeker als we dit soort debatten voeren, dat
wetenschappelijke inzichten over de doeltreffendheid en doelmatigheid
wel meeklinken in het beleid. Dat is mijn voorliefde voor artikel 3.1
van de Comptabiliteitswet. Omdat die wetenschappelijke inzichten zo vaak
terzijde worden geschoven, zijn ze wel bekend. Zou het niet een idee
zijn om die vaker op te nemen, bijvoorbeeld in de beslisnota's, zodat in
ieder geval de Kamer er kennis van kan nemen?
We hadden zonet weer een mooi debat over arbitrage, mediation en
herstelrecht, met ook weer zeer interessante WODC-onderzoeken op de
agenda. Maar ook hiervoor geldt: in 2019 begonnen en in maart 2022
klaar. Een ander onderzoek, dat werd aangekondigd door de minister voor
Rechtsbescherming, is eind 2023 klaar. Dat is natuurlijk omdat het
allemaal state of the art wetenschappelijk moet worden afgerond.
Tegelijkertijd is er nu een beleidsbehoefte. Je weet soms wel ongeveer
waar het naartoe gaat, en dan is het wachten, wachten, wachten totdat
het onderzoek helemaal state of the art is afgerond. Mijn vraag aan de
ministers is dus hoe we die wetenschappelijke inzichten soms toch
sneller kunnen meenemen. Of is het gewoon een kwestie van geduld
oefenen?
Dan hebben we de afgelopen maanden een paar keer de Algemene Rekenkamer
op bezoek gehad over JenV. Dat ging over forensische zorg,
milieucriminaliteit, afpakken en witwassen. Elke keer is eigenlijk de
conclusie dat de data niet helemaal voldoende is om te kunnen bepalen of
het beleid effectief is. Systemen van provincies, gemeenten en het Rijk
sluiten niet op elkaar aan, er zijn verschillende administraties en DJI,
de forensische zorg, is een zeer complex veld, waardoor de cijfers over
effectiviteit niet bekend zijn. Mevrouw Helder heeft het net heel
duidelijk toegelicht voor afpakken en voor witwassen. Ik zeg dit om maar
te onderstrepen hoe belangrijk het is om die basis van het beheer en van
die data op orde te hebben, en dat ook van tevoren te bepalen. Mijn
vraag aan de minister is wat haar intentie is om op deze terreinen, die
niet spannend zijn maar wel belangrijk, te zorgen dat we die data wel
gaan krijgen. Concreet sluit ik me van harte aan bij de vraag die
mevrouw Helder stelde. Ik snap heel goed de onafhankelijkheid van het
Openbaar Ministerie, en tegelijkertijd lopen we er bij de afpakketen
steeds tegenaan dat het alleen al op definitiekwesties van elkaar
afwijkt.
Dan, voorzitter, een concrete vraag over Justis, voor de minister voor
Rechtsbescherming. De verklaring omtrent het gedrag wordt boven de
kostprijs "verkocht". Als ik het goed heb berekend, is het €13 per vog
te veel om een kruissubsidie te doen voor Bibob-toetsen en ook om 7
miljoen af te storten aan het ministerie van JenV. Het lijkt mij toch te
gortig om mensen €13 extra te laten betalen voor kruisfinanciering. Ik
vond de toezegging over per wanneer dit wordt afgebouwd nog niet
concreet genoeg. Mijn vraag is dus wanneer deze kruisfinanciering wordt
losgelaten. Ook vraag ik wat de plannen zijn met de doorlooptijden. De
Rekenkamer is eufemistisch en zegt: ze worden niet helemaal gehaald.
Maar ze worden eigenlijk nooit gehaald. Dus volgens mij is het dan: óf
we brengen de norm en het streefcijfer in lijn met de praktijk óf we
gaan er echt werk van maken om de praktijk in overeenstemming te brengen
met de norm en te zorgen dat die doorlooptijden omlaaggaan. Het
ziekteverzuim hangt daar natuurlijk heel erg mee samen. Dus op die twee
punten graag een plan van aanpak over wat de daarvoor verantwoordelijke
minister gaat doen. Of moeten we daar de normen gaan loslaten?
De laatste vraag gaat over de uitvoeringsorganisaties, IND en COA. Ik
denk dat wij de volgende keer moeten bedenken of we de staatssecretaris
uitnodigen, want anders is het ook zonde van zijn tijd in deze voor hem
drukke tijd. Wij hebben als commissie voor Justitie en Veiligheid de
uitwerking van de motie-Rosenmöller over de financiering van de
strafrechtketen besproken; de staatssecretaris heeft daar destijds
kennis van genomen in de Eerste Kamer. Eigenlijk zie je daar de hele
discussie over wat nou PxQ is en wat lumpsum is, terugkomen in de
uitvoeringsorganisaties waar hij nu voor verantwoordelijk is. In het
regeerakkoord, in het coalitieakkoord, is afgesproken om te komen tot
een meer stabiele financiering. Mijn vraag is hoe de staatssecretaris
daar nu naar kijkt. Als hij meer rust en meer stabiliteit in de
begroting wil brengen, hoe kijkt hij dan naar die verhouding tussen PxQ
en lumpsum en wat gaat hij daarin doen?
De heer Van Nispen (SP):
Ik vond het een mooi betoog van de heer Sneller. Het was ook inhoudelijk
herkenbaar, zoals altijd. Bijvoorbeeld dat punt van die kruisbestuiving:
om dat te constateren, moet je er wel echt in zijn gedoken. Dus
complimenten daarvoor. Het is een zeer terechte vraag. Ik heb een vraag
over een ander punt, niet omdat ik graag een politiek punt wil maken,
maar gewoon omdat ik de mening van de heer Sneller wil horen; dat is ook
weleens leuk. Het gaat over die WODC-onderzoeken. Hij stelde daarover:
soms voelen we aan of weten we dat iets werkt en we willen natuurlijk
alles onderzocht hebben tot achter de komma; dan vragen we om een
onderzoek, maar vervolgens moeten we jaren wachten tot we zeker weten
dat het allemaal precies zo werkt. Wat zou daar nou een oplossing voor
zijn? Heeft hij daar zelf gedachtes over? Mij maakt het niet veel uit.
Ik ben de geduldigheid zelve; ik wacht alles dus rustig af. Maar ik
vraag me af of de heer Sneller gedachtes bij dat proces heeft. We hebben
het bijvoorbeeld gehad over de Huizen van het Recht, maar vandaag ook
over herstelrecht. Hoe ziet de heer Sneller dat zelf?
De heer Sneller (D66):
Ik zal niet zoals de heer Van Nispen zeggen: ik heb dat aan het kabinet
gevraagd. Ik denk dat het antwoord van de minister bij het debat over de
initiatiefnota van de heer Van Nispen over de pilots en over wat hij
daarmee gaat doen, was dat we vaker moeten kijken wat we op de kortere
termijn al kunnen meenemen als er een brede overeenstemming is en als
uit de voorlopige cijfers overduidelijk blijkt dat je dat alvast moet
meenemen. Ik denk ook dat als we op basis van de voorlopige cijfers
weten dat pilot x of de aanpak bij herstelbemiddeling werkt, we echt
niet tot eind 2023 hoeven te wachten en dat we ook het kabinet moeten
uitnodigen om wat eerder te zeggen: het gaat heel duidelijk deze kant
op. We kúnnen nog een jaar wachten, want dan doen we het volgens de
regelen der kunst en dan komt het ook met voetnoten. Dan komt het ook
helemaal gevalideerd. Maar in sommige gevallen kun je toch alvast
verdergaan op basis van een voorlopige conclusie, evidencebased of
evidence-informed.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik ga het woord geven aan de heer Ellian van de VVD.
De heer Ellian (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Het VVD-Kamerlid Ellian sluit zich aan bij de
conclusies van rapporteur Ellian en bij de verzoeken. Ik zal het daarom
kort houden, want er zijn veel zinnige vragen gesteld door de collega's.
Hier en daar een accentuering van mijn zijde. Wat mijn fractie betreft
is vandaag hét belangrijkste onderwerp de strafrechtketen. Dan wil ik
eigenlijk het woord "doorlooptijden" al niet meer gebruiken, omdat ik
vind dat we de fase van praten over doorlooptijden voorbij zijn. We zijn
namelijk gekomen in de fase waarin we zaken niet meer behandelen;
verdachten worden niet meer voor de rechter gebracht. Dus ik ga het niet
hebben over doorlooptijden. Eén vraag op dit punt: wat gaan we met
elkaar doen om de onderdelen van die keten op elkaar te laten aansluiten
en om meetbaar te maken wie wat doet in die keten? Voor mij en volgens
mij voor een heel aantal collega's ter linkerzijde van mij is het
namelijk duidelijk: de keten op deze manier ontstoppen gaat niet
gebeuren. Wat er gebeurde in Gelderland, is een teken aan de wand, een
voorbode. Ik wil de ministers echt uitdagen om even de keten te
ontstijgen. Daarvoor zijn ze er ook, volgens mij. Ik ben niet op zoek
naar een antwoord op de vraag hoe we het tekort aan rechters gaan
terugdringen of hoe de druk bij het OM minder wordt. Daar gaat het me
niet om. Hoe krijgen wij er als Kamer beter zicht op hoe die keten beter
kan presteren? En wat kunnen de bewindspersonen zelf doen? Je houdt
iemand aan, en vanaf dat moment moet er van alles gebeuren. Hoe gaan we
dat met elkaar zo inzichtelijk maken dat wij daar uiteindelijk beter op
kunnen sturen en de resultaten uiteindelijk ook beter worden, zodat we
niet met een onrechtvaardige uitkomst zitten? Ik wil de bewindspersonen
ook uitdagen om te bedenken hoe we dat zouden kunnen formuleren in
beleidsdoelstellingen. Andere collega's hebben hier ook al het een en
ander over gezegd, maar ik wil het belang daarvan echt benadrukken. Want
als die keten niet functioneert, dan is de rechtsstaat een hol
begrip.
De heer Van Nispen (SP):
Met dat laatste ben ik het eens. Ik snap ook dat de heer Ellian die
vraag stelt. Maar wat bedoelt hij met de opmerking "de keten ontstoppen
gaat niet gebeuren"? Ik denk dat ik het snap, maar ik zat zelf nog in de
stand dat we toch die problemen zullen moeten oplossen. Die mensen
moeten namelijk wel voor de rechter komen. Als er alternatieven zijn,
dan moeten we het daarover hebben. Maar ik ben benieuwd of de heer
Ellian de conclusie trekt dat we de keten niet meer kunnen ontstoppen,
en wat daar eventueel de gevolgen van zouden kunnen zijn.
De heer Ellian (VVD):
Nou, de eerlijkheid gebiedt wel om het volgende te zeggen. Dat proefde
ik volgens mij in het betoog van de heer Van Nispen en in zekere zin ook
in dat van mevrouw Helder. Ja, we moeten uiteindelijk wel gaan
ontstoppen. Laat ik even dat misverstand wegnemen. Maar op dit moment
vind ik de situatie waarin we met elkaar zijn beland wel dermate ernstig
— nogmaals, verdachten worden niet meer voor de rechter gebracht, en
Gelderland is alleen maar een voorbode — dat ik me afvraag of dit
probleem opgelost gaat worden. Ik ben pas een jaar Kamerlid, maar als we
blijven doen wat we deden, dan geloof ik niet dat dit probleem opgelost
gaat worden. Ik geloof ook dat dit probleem, de verstopping van de
keten, echt vraagt om even uitzoomen. Dat heb ik ook van de Rekenkamer
begrepen. Dat vraagt echt van ons en van de bewindspersonen om integraal
te kijken wat we daar aan het doen zijn, wie wat doet, waarom we dat
doen en hoe we dat gaan doen, van de aanhouding van een verdachte tot de
detinering. Detentie mogen we niet vergeten. Ik wil dat punt hier echt
maken; u maakt dat punt ook heel vaak. Maar ik zeg u eerlijk: ik ben wel
bezorgd dat Gelderland een voorbode is. Dat proefde ik ook in uw
woorden.
De voorzitter:
Mevrouw Helder, op ditzelfde punt, wellicht?
Mevrouw Helder (PVV):
Ja, op ditzelfde punt. Ik waardeer de woorden van collega Ellian.
Collega Van Nispen en ik doen het al wat langer. Ik weet nog heel goed —
ik denk dat dat ook voor collega Van Nispen geldt — dat we een rapport
van de Algemene Rekenkamer hadden waarin stond dat bij de politie zo
veel zaken waren overgedragen aan het Openbaar Ministerie, en dat het
Openbaar Ministerie er een heel stuk minder registreerde. Uiteindelijk
was er tussen de verschillende ketenpartners iedere keer ook weer zo'n
zwart gat. Ik kan me voorstellen dat collega Ellian zegt: die keten
krijgen we niet ontstopt. Daar ben ik inmiddels ook al achter. In
Oost-Nederland is er duidelijk sprake van een tekort aan rechters. Dat
heeft ook geleid tot OM-strafbeschikkingen, waarbij het Openbaar
Ministerie dan maar zelf zaken af gaat doen. Gelukkig heeft de minister
voor Rechtsbescherming mijn motie aangenomen dat dat bij ernstige
gewelds- en zedenmisdrijven niet meer gaat gebeuren. Ik denk dus wel dat
we misschien toch naar de capaciteit en de bezuinigingen moeten gaan
kijken en dat dit wel een geldkwestie zou kunnen zijn.
De heer Ellian (VVD):
Volgens mij is er in de geschiedenis van deze Staten-Generaal nog nooit
zo veel geld uitgegeven in het domein van JenV, van Justitie en
Veiligheid. Ja, ik heb buitengewoon veel waardering voor de rechterlijke
macht en het Openbaar Ministerie, maar ook voor de mensen bij de
politie, zoals mevrouw Helder terecht zegt. Het is allemaal niet
makkelijk. Het is echt niet makkelijk, en de werkdruk is hoog.
Ondertussen vraag ik me wel af, ook lezende wat de Rekenkamer schrijft,
of het alleen nog maar een geldvraag is. Ik sluit dat niet per se op
voorhand uit, maar volgens mij begint het ook wel een vraag te worden
... Neem die PMJ-modellen. Heel eerlijk: ik wil niemand tekortdoen, maar
een heleboel omstandigheden en variabelen zitten daar helemaal niet in.
Wat begroot je dan precies? Ook de rechtspraak wordt heel ingewikkeld
gefinancierd, deels volgens PxQ. Ik wil even mezelf uitdagen — het is
echt een taaie dobber dit — maar ook de bewindspersonen. Al die
ingewikkelde berekeningssystematieken voor geld, gaan die er nu toe
leiden dat we dit probleem met elkaar fiksen of moeten we er toch boven
gaan staan en zeggen: wie heeft nou in concreto wat nodig? Terecht
vraagt mevrouw Helder al jaren — de minister toen zij Kamerlid was
overigens ook — aandacht voor het tekort bij de politie. Sinds ik
Kamerlid ben merk ik dat dat één deel van de vraag is, maar dat
daarachter nog een gigaprobleem zit. Ik verzuchtte ook een beetje dat ik
me daar echt, echt zorgen over maak, omdat rechtsstaat voor mij wel
betekent dat verdachten uiteindelijk naar een rechter gebracht worden,
dan een vonnis te horen krijgen en ook gedetineerd worden.
De voorzitter:
Helder. Gaat u verder met uw betoog.
De heer Ellian (VVD):
Zeker, zeker, zeker. Ik wilde het kort houden, maar dit geeft wel de
kern aan van de inbreng van de VVD-fractie.
De voorzitter:
O, mevrouw Helder nog.
Mevrouw Helder (PVV):
Dit is misschien een beetje flauw. Ik wil de bezuinigingen uit Rutte II
niet naar voren brengen, maar we hadden het wel over €1 erin levert €3
op. Maar €1 bezuinigen heeft wel voor €3 aan schade opgeleverd, want
mensen die weg zijn — op het Openbaar Ministerie is bijvoorbeeld 100
miljoen bezuinigd — heb je niet zomaar terug. Dat wil ik eigenlijk,
misschien via collega Ellian, aan de ministers meegeven.
De voorzitter:
Bij dezen. Meneer Ellian, wilt u daar nog op reageren?
De heer Ellian (VVD):
Zeker, natuurlijk. Ik ga hier niet voor weglopen. Anders moet je geen
Kamerlid worden. We moeten dat fiksen. Punt. Ik weet dat alle
bewindspersonen daarvoor aan de lat staan. We hebben daar een uitdaging
en we moeten dit oplossen met elkaar. Zo simpel is het ook.
De voorzitter:
Dank. Gaat u verder.
De heer Ellian (VVD):
Ik ga verder. Even kijken. Ik heb het belangrijkste deel van mijn betoog
gehad. Ik sluit me graag aan bij de vraag van collega Sneller. Het is
wel schrikbarend om te zien dat de verklaringen omtrent het gedrag
structureel te laat worden afgegeven, dus ik sluit me graag aan bij de
vragen daarover.
Over de afpakketen is veel gezegd, maar daar ga ik toch één origineel
element aan toevoegen. Immers beide ministers zijn in mijn favoriete
land, buiten Nederland natuurlijk, geweest, namelijk Italië. Hoe kijkt
de minister tegen het uitgangspunt van Italië aan? Je hebt een strafbaar
feit. Dat kan moord zijn, doodslag of samenwerking in een crimineel
verband. Wat de Italianen doen — dat heb ik geleerd van la Guardia di
Finanza — is "follow the money". Het misdrijf gaan we je ten laste
leggen en als dat niet lukt, gaan we wel kijken hoe jij aan je geld
komt. En als je dat niet goed kunt aantonen, gaan we dat van je
afpakken. Dat is een topprioriteit. Ik zou graag aan de minister willen
vragen of zij dat ook zo ziet en wat zij nou heeft gezien in Italië
waarvan zij zegt: ja, dat wil ik hier ook eigenlijk overnemen en dat
uitgangspunt wil ik hier ook realiseren?
Voorzitter. Tot slot, want er is veel gevraagd, de antisemitische
incidenten.
De voorzitter:
Er is op dit punt nog een interruptie van de heer Knops.
De heer Knops (CDA):
Ja. Een beetje oneigenlijk, maar toch. Bedoelt de heer Ellian ook de
niet herleidbare vermogens daarmee, de vermogens waar wat minder
correlatie is met waar het geld vandaan komt, maar die wel in bezit zijn
van mensen die dit soort dingen doen, om die dan ook af te pakken? Is
dat wat hij bedoelt? Want dan ben ik het zeer met hem eens.
De heer Ellian (VVD):
Ook dit vraagt een brede benadering. Ik was daar bij SCICO. Dat is een
bepaald organisatieverband waar de Guardia inzit. Ik zal niet op mijn
praatstoel gaan zitten als het gaat over Italië. Wat ik daar zag, is een
systeem waarin één persoon wordt ingevoerd. Er komt allerlei informatie
over die persoon uit dat systeem en vervolgens worden letterlijk als een
spinnenweb allerlei verbanden gelegd, van de makelaar die erbij zit tot
de aannemer tot een lege bv. Ik weet overigens — laat ik dat ook zeggen
— dat onze FIOD dat ook wel kan, maar onze FIOD heeft niet de positie
van de Guardia di Finanza daar. Die hele structuur wordt in kaart
gebracht en dan wordt gezegd: we pakken die, we pakken die, we pakken
die, we gaan die boot afpakken. Ik hoop dat we op enig moment daar
naartoe kunnen. Ik hoop dat de minister daar net zo gepassioneerd over
is als ik.
Dan mijn laatste vraag, over de antisemitische incidenten. Er zijn er
627 geregistreerd. We kijken terug op 2021. De vraag is hoe we daarmee
zijn omgegaan. Is de bewindspersoon van mening dat we er ook voldoende
opvolging aan hebben gegeven? Want die 627 geregistreerde incidenten zie
ik verder in geen enkele rapportage, ook niet in rapportages over
antisemitisme, terugkomen. Doen we voldoende? En als het antwoord nee is
of ja, hebben we dan het volledige beeld?
Hier hou ik het bij, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u zeer. Dan komen we ten slotte bij mevrouw Mutluer van de
Partij van de Arbeid.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik mocht beginnen en mag nu eindigen. Er is
inderdaad veel gezegd wat ik ook zou willen inbrengen, maar ik wil daar
toch wel even mijn eigen sausje overheen doen.
Voorzitter. Het ministerie van JenV is een zeer ingewikkeld departement
met 50 organisaties die soms een grote mate van zelfstandigheid hebben.
Bijna 60%, namelijk 14 miljard euro, gaat naar die instellingen op
afstand. Dat maakt het aansturen ook best ingewikkeld — dat kan ik me
heel goed voorstellen — maar ook de verantwoording over de bestedingen.
Maar de ministers dragen wel politieke verantwoordelijkheid. Ik ga ze
daar dus ook op aanspreken.
Het eerste gaat over de strafrechtketen. Daar is het een en ander over
gezegd. Die bestaat ook grotendeels uit onafhankelijke organisaties met
hun eigen verantwoordelijkheden: de politie, het OM en de rechters. Ik
wil uiteraard dat deze professionals de ruimte krijgen. Ik zit er ook
niet op te wachten dat de minister een dikke vinger in de pap krijgt wat
betreft wie het OM wel of niet moet vervolgen, en al helemaal niet dat
de minister die rechters moet gaan aansturen. Maar als ik naar de hele
keten kijk, dan zie ik wel een rol weggelegd voor de ministers, een hele
belangrijke rol zelfs. Want dat het niet goed gaat, werd vorige week al
duidelijk met die 1.500 of 1.350 strafzaken die, bij gebrek aan
capaciteit, niet voor de rechter konden komen. Ik krijg steeds het
gevoel dat we het paard achter de wagen aan het spannen zijn, dat we
elke keer te laat zijn, dat we hier al eerder op hadden moeten acteren
en anticiperen en dat die problemen alleen maar groter gaan worden als
we nu niks doen.
Dat roept bij mij de volgende vragen op. Wordt er wel stilgestaan bij de
extra investeringen die nodig zijn en de efficiencyslag die gemaakt moet
worden? Wordt er wel genoeg op gelet dat de extra investeringen in de
keten gevolgen hebben voor de rest van die keten, of dat het extra geld
voor de politie ook doorgaat richting het OM en de rechters of naar meer
cellen? Ik zal het antwoord geven. Ik denk dat dat niet genoeg wordt
gedaan. Anders hadden we nu namelijk geen last van de bottleneck; dat is
nu bijvoorbeeld het tekort aan rechters in Oost-Nederland. Ik denk dat
dat maar een topje is van de ijsberg. Ik maak me daar echt, echt zorgen
over. Want wat er in Gelderland gebeurt — dat zei mijn collega net ook —
is een voorbode van wat er komen gaat. Als je nu geen actie onderneemt,
dan gaat het ten koste van slachtoffers. En daar pas ik voor.
De keteneffecten zijn blijkbaar niet goed in beeld gebracht. Ook mijn
vraag was: voldoet dat Prognose Model Justitiële ketens nog wel? Wat is
er anders nodig? Ik wil daar dus echt heel graag een reflectie op. Want
ik ben heel erg bang voor het volgende. Ik spreek dan ook direct de
staatssecretaris aan. Het COA heeft te maken met een oplopend aantal
zaken, omdat we tijdens corona dachten: het aantal asielzoekers
vermindert. Maar je had daar toen al op moeten anticiperen. Nu spreken
we opeens van een crisis. Ik wil er echt voor waken dat we straks, over
een jaar of over een paar maanden, gaan zeggen: sorry, we hebben nu een
crisis in de strafrechtketen. Ik wil daar graag een reflectie op. Ik ben
er ook groot voorstander van om dat daar inderdaad boven te hangen en
misschien zelfs naar dat PMJ-model te kijken. Met berekeningen en zo kom
je er niet.
Voorzitter. Dan de doelstellingen bij het ministerie. Ik begrijp heel
goed dat het niet makkelijk is om bijvoorbeeld investeringen in het
tegengaan van ondermijning, maar met name in preventie, te vertalen in
concrete doelen. Het zal altijd zeer moeilijk blijven om te zeggen
hoeveel criminaliteit er niet plaatsvindt dankzij dergelijke
investeringen, maar toch. Nu moeten we maar geloven dat het nuttige
investeringen zijn, dat die 60 miljoen aan ondermijning goed is besteed.
Dat wil ik graag doen. Maar ik wil ook een beter inzicht krijgen in hoe
met het schaarse geld wordt omgegaan. Ik wil de minister dus ook vragen
om te bezien of de doelstellingen scherper geformuleerd kunnen worden;
dat zei collega Sneller ook. Want wat merken onze burgers daar
uiteindelijk van? Ik ben, mogelijk ook samen met mijn collega's, bereid
om de minister te helpen om beter na te denken over indicatoren, zodat
wij als Kamerleden in onze kracht kunnen komen en we in kunnen schatten
of het geld goed is besteed. Want daar zit ik hier voor; ik moet u ook
kunnen controleren. Graag uw reactie daarop.
Dan de strijd tegen het witwassen. De Algemene Rekenkamer heeft daar net
onderzoek naar gedaan. Dat was het derde onderzoek sinds 2008. Sinds die
tijd is de aanpak weliswaar verbeterd, maar er is ruimte voor
verbetering. Want er zijn gebruikelijke transacties gemeld door private
partijen waar niks mee wordt gedaan. Er is onvoldoende zicht op
doelmatigheid en resultaten. De Algemene Rekenkamer komt met
aanbevelingen voor de manier waarop die betrokken organisaties beter
kunnen samenwerken en informatie kunnen delen. Hier zie ik, denk ik, wel
een rol voor de minister. Want ik zie dat er te veel langs elkaar wordt
gewerkt. De minister is verantwoordelijk. Van haar verwacht ik dat ze
ervoor zorgt dat publiek geld dat steeds meer aan de strijd tegen
witwassen wordt uitgegeven, zo effectief mogelijk wordt ingezet. Hoe
gaat zij dat doen? Of moet ik eerst de andere vraag stellen die mevrouw
Helder ook stelde: willen we daar überhaupt iets mee doen? Want ook mij
verrast de reactie, want beide ministers en de ketenpartners gaven aan
dat er wel zicht is op doelmatigheid. Mijn vraag is dan: waar blijkt dat
dan uit? Waarom kunnen er na een derde onderzoek geen toezeggingen
worden gedaan over de doelmatige werking van de meldketen?
Dan kom ik weer bij mijn eerdere punt en het eerder geconstateerde
probleem. Komt dat doordat er binnen JenV veel zelfstandige instellingen
op afstand zitten, waardoor je geen indicatoren en integraliteit hebt en
waardoor je niet eens doelmatigheid kunt vaststellen? Moeten de
ministers de justitieketen, hoe autonoom die ook is — daar heb ik echt
waardering voor en daar wil ik niet aan tornen — toch verzoeken om
überhaupt wat afspraken te maken om tot een juiste aanpak te komen?
Volgens mij ontkom je daar gewoon niet aan. Graag krijg ik ook hierop
een reactie.
Dan heb ik een laatste punt. Dat gaat over iets waarover ik ook als
rapporteur melding heb gemaakt. Dat is het extra budget dat niet leidde
tot meer afgepakt crimineel vermogen. Er gaat hier mogelijk 16 miljard
in om. Dat zijn aannames, maar wij halen per jaar gewoon peanuts op. Dat
is de stand van zaken. Dan vraag ik: wie zijn hier de lachende derde?
Dat zijn gewoon de criminelen. Er is veel gezaaid en beperkt geoogst.
Zelfs de wet- en regelgeving is verruimd. Daarmee zijn dus verwachtingen
gewekt. Maar er zijn geen eenduidige aansturing, geen samenhangend
beleid in de uitvoering en geen besluiten over structurele problemen. Na
tien jaar van steeds nieuwe investeringen kan de Algemene Rekenkamer bij
gebrek aan coherente informatie niet zeggen of het geld effectief is
besteed. Hoe gaat dat beter worden?
Behalve dat ik wil weten of het budget goed is besteed, wil ik vooral
ook dat misdaad niet loont. Er zijn veel partijen en schakels betrokken
bij afpakken. De minister denkt dat zij een rol kan spelen door de
wetgeving zo aan te passen dat afpakken beter mogelijk wordt. Dat is
volgens mij best wel nuttig. Dat moeten we vooral gaan doen. Maar is dat
nu echt de fundamentele verbetering op dat afpakbeleid? Gaat dat de
criminelen echt pijn doen? Ik weet het niet. Ik heb ook niet het ei van
Columbus. De opeenvolgende verantwoordelijke ministers hebben dat
blijkbaar ook niet. Wordt het nu niet eens tijd om naar heel andere
oplossingen te gaan zoeken? Zijn de ministers en hun ambtenaren na zo
veel jaren nog wel in staat om out of the box te denken? Dat is niet
vervelend, maar constructief bedoeld. Want out of the box denken is
volgens mij heel erg belangrijk. Is het misschien tijd om met mensen van
buiten, met een frisse blik en mogelijk geïnspireerd door goede
buitenlandse voorbeelden, naar ons afpakbeleid te kijken? Dat is mijn
vraag aan de minister. Of denkt de minister dat het allemaal al gedaan
is en legt zij zich erbij neer dat we maar een splintertje van het
crimineel verdiende geld kunnen afpakken? Ik doe dat nog niet en ik
overweeg een motie daarover in te dienen.
Voor wat betreft DJI ga ik me aansluiten bij collega Van Nispen.
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u zeer. Daarmee komt er een einde aan de eerste termijn van de
zijde van de Kamer. Ik heb geconstateerd dat er slechts een zeer beperkt
aantal vragen aan de staatssecretaris gesteld is. Ik zou willen
voorstellen dat hij na de schorsing als eerste de gelegenheid krijgt om
te antwoorden. Ik zal wat extra ruimte voor eventuele interrupties
geven. Daarna kan hij weg, als hij wil. Hij is zeer welkom om te
blijven, maar gezien zijn agenda kan ik me voorstellen ... Ik hoor dat
hij het zeer waardeert. Wij gaan het zo doen.
De vergadering wordt van 19.00 uur tot uur geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is de termijn van de zijde van de bewindspersonen. We hebben
eerder afgesproken dat ik als eerste het woord geef aan de
staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voor de beantwoording van de
vragen die aan hem gesteld zijn. Gaat uw gang.
Staatssecretaris Van der Burg:
Toevallig was dat door mijn twee lievelings-Kamerleden; dat is helemaal
bijzonder. Ik heb de vraag van de heer Knops zelfs in vieren geknipt,
dus in die zin is hij helemaal mijn lievelings-Kamerlid.
Wat gaat er gedaan worden om de capaciteit van DT&V op orde te
brengen? De capaciteit van de dienst is geen probleem. Die is op orde,
met name door de inzet van regievoerders. De vragen die de heer Knops
verder stelde, kwamen door een speciale situatie: de covidsituatie. Heel
veel uitzendingen konden niet doorgaan omdat andere landen bepaalde
covidtestverplichtingen stelden of omdat de grens helemaal dicht was. De
vervolgvraag van de heer Knops was hoe het komt dat al die vluchten
werden geannuleerd. Dat komt doordat wanneer wij die vluchten boeken,
het land van bestemming vervolgens zegt dat het alleen mag na een
covid-PCR-test en wij de vlucht moeten annuleren als degene om wie het
gaat de PCR-test weigert. Vraag drie van de heer Knops was: wat kost
dat? Het goede nieuws is dat die annulering niks heeft gekost, omdat wij
als DT&V de deal hebben gesloten dat wij er niet voor hoeven te
betalen als wij een vlucht annuleren.
Wat gaan wij doen om de situatie beter te laten verlopen, vroeg de heer
Knops ten vierde. Daar hoef ik niet zo heel veel anders aan te doen dan
uw wensen uit te voeren. U heeft als Kamer een motie aangenomen van het
lid Valstar van de VVD, die vraagt om te kijken of je PCR-testen
verplicht kunt maken. Daar was niet iedereen in uw gezelschap voor, maar
ik denk altijd: ook tegenstanders van een aangenomen motie vinden dat
moties moeten worden uitgevoerd. Dus daar zijn we mee bezig. Dat
betekent dat er een wet komt waarmee je verplicht bent om mee te werken
aan een PCR-test. Dan kun je wel uitgezet worden. Ik hoop dat ik de heer
Knops daarmee meer dan tevreden heb kunnen stellen. Nee, niet
eens!
De voorzitter:
Hij wil u nog even bedanken, geloof ik.
De heer Knops (CDA):
Ik zou bijna zeggen "mijn favoriete staatssecretaris", maar daar doe ik
anderen misschien mee tekort. Dank voor de zeer heldere beantwoording.
Dat wilde ik eigenlijk zeggen. Ik kan er niks anders van maken. Ik zal
het mee terugnemen naar mijn collega. Als dit de enige reden is geweest,
dan ga ik ervan uit dat dat de komende jaren, behoudens covid, niet meer
op deze schaal gebeurt en dat niet meer deze percentages van
annuleringen plaatsvinden. Want ondanks dat die vluchten niet betaald
hoeven te worden, kost het natuurlijk wel capaciteit, begeleiding et
cetera, et cetera. Dus het zal niet gratis zijn, vraag ik de
staatssecretaris.
Staatssecretaris Van der Burg:
Nee, daar heeft de heer Knops natuurlijk gelijk in. A, het is niet
gratis, en B, het is ook zonde van de inzet van capaciteit. Wij hebben
nog steeds veel moeite om mensen uit te zetten, maar dat komt doordat
het land van herkomst dan niet mee wil werken aan de uitzetting. Maar
dat speelde niet bij de annulering van de vluchten, want als je niet
kunt uitzetten, dan boek je ook geen vlucht. Die annuleringen waren het
gevolg van het niet uit kunnen zetten van mensen. Formeel moet ik tegen
de heer Knops zeggen dat het in bijna alle gevallen om covid ging, want
er kan natuurlijk ook iemand tussen hebben gezeten die op een bepaald
moment vanwege ziekte niet uitgezet kon worden. Maar in nagenoeg alle
gevallen betrof het covid en was het dus eenmalig, tenzij we natuurlijk
opnieuw met deze situatie te maken krijgen. Maar dat proberen we te
ondervangen met de door de Kamer aangenomen motie, die door mij in een
wetsvoorstel wordt omgezet.
De heer Sneller vroeg naar de PxQ-financiering. Ik heb het al eerder in
de commissie gezegd, maar daar zat alleen de voorzitter bij, want u
allen bent niet de reguliere woordvoerder op migratie. Ik heb een vrij
makkelijk leven — er zijn ambtenaren die het volgende moeilijk vinden om
te horen — want ik kan onbeperkt geld uitgeven aan mensen die in het COA
zitten. Het eerste jaar dat mensen binnen zitten, wordt namelijk betaald
vanuit de begroting van BHOS. Wij begroten op basis van verwachte
cijfers, maar wij rekenen uiteindelijk af op basis van gerealiseerde
cijfers. In die zin is het een soort PxQ met een openeindfinanciering.
Dat komt omdat wij, als het COA dan wel de IND in juli aan z'n begrote
PxQ zit, niet kunnen zeggen: tot 1 januari kunt u zich niet meer in Ter
Apel melden. We kunnen ook niet zeggen: we kunnen niet verdergaan met
controleren of u in Nederland mag blijven, ja of nee. In die zin hebben
we qua financiering dus wel een begroting die gebaseerd is op verwachte
cijfers en dan PxQ, maar als het gaat om realisatie, ziet u ook vaak
andere getallen.
De heer Sneller (D66):
Dat deze staatssecretaris zegt dat hij een makkelijk leven heeft, had ik
nou niet verwacht. Maar het gaat er natuurlijk niet om, zeg ik even in
alle ernst, dat je dit jaar voldoende geld hebt en je je geen zorgen
hoeft te maken om de minister van Financiën. De problemen van de
afgelopen jaren bij het zorgen voor voldoende huisvesting of onderdak
vertalen zich volgens mij door naar als er wel weer een piek komt. Als
je je basis voldoende stabiel kan houden omdat de instroom sterk
afneemt, niet omdat je voldoende lumpsum hebt, en er weer een piek komt,
dan moet je vanuit een basis beginnen waar je eigenlijk niet had willen
zitten. We hebben in de strafrechtketen gezien wat er gebeurt met
bezuinigingen en hoe lang het duurt om de slijtage weer in te halen.
Daarom verwees ik daarnaar. Vandaar ook mijn vraag naar stabielere
financiering. Daar zit toch ook een gedachte achter qua capaciteit,
zodat het leven inderdaad makkelijker wordt voor de
staatssecretaris?
Staatssecretaris Van der Burg:
Ook daar heeft de heer Sneller met zijn collega's het werk voor mij
gedaan, want zij hebben in het coalitieakkoord twee keer 100 miljoen
voor COA dan wel IND opgenomen om de keten te flexibiliseren. Dat sluit
hier precies op aan. In het verleden hebben wij te veel de capaciteit
opgeschroefd toen er veel mensen kwamen en de capaciteit verlaagd toen
er weinig mensen kwamen. Dat wordt ook wel jojoën genoemd. Daardoor
vraagt het COA dus of ze in de gemeente Zaanstad een locatie zouden
mogen openen, om daarna te zeggen "o nee, het hoeft toch niet", om een
jaar later weer met dezelfde vraag te komen, met alle ellende van dien.
Daarom hebben de vier coalitiepartijen in het coalitieakkoord gezegd:
daar moeten we van af. We moeten toe naar een systeem waarbij je een
vaste kern hebt. Zeg 90%. Het gaat me even niet om het getal, want daar
kom ik nog met voorstellen over. Dan kun je dus mensen binnen je
flexibele schil opvangen als er groei is.
Daar kun je twee kanttekeningen bij maken. Een flexibele schil voor
huisvesting is niet zozeer het probleem in de toekomst, want op dit
moment vul ik werkelijk ieder gat dat ik vinden kan. Ik zoek nog heel
veel extra plekken op dit moment. U weet er alles van. Op dit moment is
huisvesting tijdelijk een probleem, op de langere termijn natuurlijk
niet. Het vinden van het bijbehorende personeel is wel een probleem,
want daar is een flexibele schil veel minder makkelijk in te vullen,
zeker gezien de huidige arbeidsmarkt. Maar we moeten echt toe naar die
flexibele schil om te voorkomen dat de mensen in sporthallen,
evenementenhallen en tenten zitten, om het maar niet te hebben over de
ellende van Ter Apel van de afgelopen weken.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik denk dat dit de vragen voor u waren.
Staatssecretaris Van der Burg:
Ja, voorzitter.
De voorzitter:
Dan wens ik u en de uwen nog een fijne avond.
Staatssecretaris Van der Burg:
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor de beantwoording en uw aanwezigheid. Dan geef ik
graag het woord aan de minister van Justitie en Veiligheid.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dank u wel, voorzitter. Dank voor alle vragen. Er is in het eerste
halfjaar van dit jaar veel ingrijpends gebeurt in de wereld. Vorig jaar,
2021, lijkt althans voor mij heel ver weg. Toch halen we dat jaar terug,
want het is een waardevol democratisch gebruik om in uw Kamer
verantwoording af te leggen over wat we in dat jaar met elkaar gedaan
hebben en over wat wij gedaan hebben. 2021 was het jaar van de moord op
Peter R. de Vries, en daarmee een toenemende druk op onze rechtsstaat
door de georganiseerde criminaliteit. Daarnaast zette corona onze
samenleving op scherp. Ondanks de coronabeperkingen werkten
JenV-medewerkers en partners buiten het pand door, vaak vanuit huis. Met
resultaat, want veel van de ambities van het afgelopen regeerakkoord
zijn gerealiseerd. Daar wil ik een paar korte elementen van naar voren
halen.
Allereerst de georganiseerde criminaliteit. Door preventie en repressie,
zowel lokaal als nationaal en internationaal, is er de afgelopen jaren
hard gewerkt aan de aanpak van georganiseerde criminaliteit. Er zijn in
2021 drie nieuwe initiatieven ontwikkeld. Dat zijn het Strategisch
Kenniscentrum (SKC), dat ik twee weken geleden zelf mocht openen in
Zeeland, de Landelijke Fenomeentafels Ondermijning en de Kennisagenda
Ondermijning.
Dan terrorismebestrijding. Er is hard gewerkt om terrorisme te
voorkomen. Gemeenten maakten en maken nog steeds gebruik van de toolkit
evidence based werken, dat zich richt op de preventieve aanpak van
radicalisering en extremisme. Er zijn stappen gezet op het punt van
internationale informatie-uitwisseling om reisbewegingen van terroristen
te detecteren. Er is in Europese samenwerking gezocht naar een opzet om
ongewenste buitenlandse financiering tegen te gaan. Ook is er gewerkt
aan een veilige en gecontroleerde vrijlating van terrorismeveroordeelden
na detentie. Dat zal de komende tijd alleen maar meer aandacht
krijgen.
Wat betreft de politie: ook in 2021 heeft de politie stappen gezet
richting meer flexibiliteit en meer maatwerk. Een mooi voorbeeld hiervan
uit de dagelijkse politiepraktijk is het anders roosteren, waarbij
medewerkers meer invloed krijgen op hun eigen rooster, wat bijdraagt aan
flexibiliteit, duurzame inzetbaarheid en de tevredenheid van
medewerkers. Daarnaast — daar waren ook vandaag weer vragen en
opmerkingen over — start in 2021 de nieuwe basispolitieopleiding, waar
we veel van verwachten. Met de vernieuwing en modernisering van deze
opleiding is de opleidingsduur teruggebracht van drie naar twee jaar.
Het is een belangrijke maatregel voor het versneld versterken van de
politiecapaciteit.
Dan nog enkele woorden over cybercriminaliteit. Het kabinet heeft het
initiatief genomen om fraude via het internet integraal aan te pakken en
de groei van online fraude tegen te gaan. Ook op Europees niveau zijn er
afspraken gemaakt om online fraude en cybercriminaliteit in operationele
samenwerking gezamenlijk te bestrijden.
Er zijn natuurlijk ook onvolkomenheden. We doen ons best, maar er zijn
dingen die altijd beter kunnen. Die zijn terecht hier vandaag benoemd.
Zo heeft de Algemene Rekenkamer geconcludeerd dat de onvolkomenheid op
het gebied van de financiële administratie en de verantwoording gelukkig
wel is opgelost. Dat is ook absoluut een compliment aan de medewerkers.
Er resteren nog wel twee onvolkomenheden in de bedrijfsvoering, te weten
de afpakketen — daar hebben we zojuist uitgebreid over gesproken, en dat
zullen we nog meer doen — en het proces van het afgeven en controleren
van prestatieverklaringen. Over de voortgang op dat vlak in 2021 is de
Algemene Rekenkamer gelukkig wel positief.
Voorzitter. Ik kom toe aan de vragen die aan mij gesteld zijn. Ik was
gister in de Eerste Kamer met collega Weerwind voor het debat over de
staat van de rechtsstaat. Daar had ik ook blokjes met antwoorden. Toen
kreeg ik op m'n donder dat ik te veel antwoorden gaf en te weinig
beschouwend was. Ik ga er toch op vertrouwen dat de Kamerleden hier wel
gewoon de antwoorden willen en dat ik met de blokjes mag werken. Ja, ik
kreeg gister behoorlijk op m'n donder, hè?
Minister Weerwind:
Je vond het heerlijk.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dat is wel waar. Nou, goed, u had erbij moeten zijn. Ik heb in ieder
geval drie mapjes, voorzitter. Het eerste gaat over de politie, het
tweede over afpakken, witwassen en alles wat daarover langsgekomen is,
en het laatste mapje betreft andere belangrijke onderwerpen.
Ik begin met Italië. Elk mapje had ik met Italië kunnen beginnen, want
daar zijn collega Weerwind en ik vorige week naartoe geweest. We zijn
natuurlijk al langer bezig met het onderwerp. Daar verwezen Kamerleden
ook naar. Helaas voor de Italianen hebben zij een heel stuk langer dan
wij dat hier hebben ervaring met georganiseerde misdaad: de maffia in
Italië. Het is, als ik mij niet vergis, dit jaar 30 jaar geleden dat
Falcone en Borsellino vermoord zijn. Dat is een grote klap geweest in
Italië. Helaas is het niet bij die klap gebleven. Ervoor en erna waren
er klappen. Maar zij zijn die strijd vol aangegaan. Daar heb ik
ongelofelijk veel respect voor. Collega Weerwind en ik zijn daar twee
dagen op pad geweest. Het ging van het gevangeniswezen tot het spreken
met de politie tot het stelsel van bewaken en beveiligen. We hebben
ministers gesproken en iedereen gevraagd: wat doen jullie hier wat goed
werkt, en als je vanaf nul mocht beginnen, wat zou je dan anders doen?
Het is niet zo dat wij vanaf nul beginnen, integendeel. Maar ik denk ook
dat het niet nodig is om 30 jaar te doen over wat zij in 30 jaar hebben
ontwikkeld. Dan kunnen we daarvan leren.
Voorzitter. U weet dat we een heleboel elementen van de Italiaanse
aanpak kennen en dat we ook verder zullen kijken. Het is niet zo dat we
naar één land kijken. Het is ook niet zo dat we de aanpak van één land
willen knippen en plakken, willen kopiëren. We willen daarvan leren en
dat terugvertalen naar onze Nederlandse context en onze specifieke
problematiek. U weet dat er heel veel onderdelen zijn en er
verschillende opdrachten en onderzoeken zijn uitgezet om een goede
vergelijking te maken. Maar ik had wel een vraag van de heer Ellian en
de heer Knops: wat heb je daar nou opgehaald? De heer Knops vroeg
bijvoorbeeld specifiek naar informatiedeling. Er zijn heel veel
elementen. Wat doen zij daar nou heel anders, gerichter of beter en
welke lessen zijn daarvan te leren? Ik denk zelf het volgende, als ik
het zo mag samenvatten voor dit debat. We hebben het er vorige week ook
uitgebreid over gehad en in het najaar zal het ook uitgebreid terugkomen
als de onderzoeken die we hebben uitgezet, binnenkomen en we het beter
weten. Ik denk dat de Italianen concreter de doelgroep, die ze hiermee
willen aanpakken, namelijk de maffia, hebben geformuleerd in hun
wetgeving. Op het moment dat je doel heel helder is, kun je daarbinnen
je wetgeving heel gericht inzetten. Dat gaat bijvoorbeeld ook over
informatiedeling. De Italianen hebben zich ook aan de AVG te houden. Zij
hebben dezelfde waarborgen als die wij hier hebben. Ik kreeg de vraag
wat ik daar heb opgehaald en wat mij opviel. Mijn analyse is — we gaan
dat natuurlijk onderzoeken en we gaan kijken wat de vertaling voor
Nederland zou betekenen — dat, omdat zij het zo concreet hebben
gedefinieerd, zij ook duidelijkere kaders hebben waarbinnen zij werken,
of dit nu het gevangenisregime is, waar de heer Weerwind over gaat,
41-bis, de informatiedeling, het sneller geld afpakken of noem maar
op.
Een van de concrete elementen die ik in dit verband nog niet heb
genoemd, maar waar ik zeker dit najaar op terugkom, is het verbreden van
de kroongetuigenregeling. We kijken daarvoor naar verschillende landen,
waaronder Italië. De Italianen zeggen dat je niet alleen de grote vissen
van straat moet halen en in een regeling moet zetten, maar dat je
degenen die het netwerk faciliteren er eerder uit moet halen, omdat dan
de kans bestaat dat je het netwerk effectiever en sneller oprolt. Dat
zijn allemaal elementen. Ik kan daar nog veel langer over praten, maar
ik zal dat niet nu doen, want ik weet dat we er nog op terug gaan komen,
alsook op de omgang met spijtoptanten en op bewaken en beveiligen. Ik
denk dat er heel veel elementen zijn die we, binnen onze kaders, naar de
Nederlandse context goed en misschien nog wel beter kunnen vertalen.
Wellicht komen de Italianen dan straks bij ons; dat is ook een optie. Ik
wilde dit als algemene aftrap doen, want alles raakt eigenlijk alle
domeinen waarover we het vanavond hebben, en nog veel breder.
Voorzitter. Dan het eerste mapje: politie. Mevrouw Helder heeft
verschillende vragen gesteld. Ik begin met een van de vragen die ze niet
eens als eerste stelde, maar waarvan ik weet dat die in haar inbreng
altijd als een rode draad terugkomt: PTSS. Ik begin daar dan ook graag
mee. We komen over de afhandeling van de PTSS-zaken en het nieuwe model
nog veel te spreken, maar zij vroeg nu specifiek of ik bereid ben om het
proces van de politie met betrekking tot het belast of onbelast uitkeren
goed in de gaten te houden en om, wat er ook uitkomt, ervoor te zorgen
dat het niet voor rekening van de mensen met PTSS komt. Ja,
absoluut.
Vervolgens ging het over de aspiranten en het meetellen. Ik weet dat dat
een terugkerend punt is. Ik heb de heer Van Nispen daar ook vaak over
gehoord, waarschijnlijk vanavond ook. Het is goed om te benoemen dat de
beweging die werd voorgesteld, al is ingezet. Aspiranten gaan
stapsgewijs uit de formatie van de eenheden. Die beweging is al ingezet;
dat zijn we al aan het inrichten. Een deel van de aspiranten is
formatief geplaatst bij het Politiedienstencentrum en valt daarmee niet
onder de operationele bezetting. Die ontwikkeling hebben we
ingezet.
Mevrouw Helder (PVV):
Die beweging was me bekend, maar ik ben er nog steeds niet gerust op. Ze
tellen dan uiteindelijk nog steeds mee voor de financieringssystematiek.
Onder de streep pakt het dan misschien net iets anders uit dan nu — nu
worden ze inderdaad meegeteld bij de betreffende eenheid en dan worden
ze meegeteld bij het Politiedienstencentrum — maar de bedoeling was om
flexibel tussen eenheden te kunnen schuiven. Maar dat maakt mijn vraag
niet anders. Ze worden nog steeds meegeteld als 100% inzetbaar. Dat vind
ik een fout. Ik geloof dat korpschef Paauw daar van het begin af aan al
commentaar op had. Hij zei: zo wordt er een groot gat geslagen. Naar
mijn mening blijft dat er nog steeds.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Het lijkt mij een goed idee — als mevrouw Helder het met mij eens is —
dat ik daarop inga in de brief over de politie en de visie daarop die
een dezer dagen — ik denk volgende week — komt en dat we dat vervolgens
betrekken bij het debat dat we binnen twee weken hebben. Ik hoor wat
mevrouw Helder zegt en ik hoop dat we wat dichter bij elkaar kunnen
komen. Het zou jammer zijn als we het daarover niet eens gaan worden,
maar zo vaak komt dat niet voor. Ik wil er dus nadrukkelijker en dieper
op ingaan bij het debat op 7 juli. Is het dan goed als ik het in de
brief van begin volgende week meeneem?
Mevrouw Helder (PVV):
Normaal gesproken zou ik daar graag "ja" op zeggen, maar er staat best
veel op de agenda. Dan komt ook het definitieve rapport van de
commissie-Schneiders, waar ik ook het een en ander over te zeggen heb.
En we hebben maar vier minuten. Ik zal daarom in de tweede termijn een
motie indienen. Maar ik blijf bij het standpunt dat we er vandaag niet
uit gaan komen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Helder. Ik ga verder met mevrouw Helder. Ze vroeg: klopt het dat die 15
miljoen, bestemd voor zedenrechercheurs, verdwenen is? Nee, dat klopt
niet. Ik ben wel blij met de vraag, want dan kan ik het hier ophelderen.
Ik kan me ook voorstellen dat het beeld mogelijk is ontstaan door mijn
brief van 10 mei, waarin ik ten aanzien van de voortgang van het plan
van aanpak zedenrecherche alleen ben ingegaan op de huidige stand van
zaken van de motie-Klaver en niet op de gehele formatie van de
zedenaanpak bij de politie. Het beschikbaar gestelde bedrag van 15
miljoen wordt besteed aan de extra fte's voor Zeden bij de politie. Dat
is een onderdeel van de begroting van de politie. Die extra fte's komen
terecht bij de formatie van het zedendomein. Dat is zeker op die manier
afgesproken. Met behulp van de motie-Klaver investeert het kabinet die
15 miljoen structureel in de uitbreiding van de capaciteit, maar
natuurlijk ook in de opleiding van de zedenrechercheurs, forensische
opsporing en forensisch-medisch onderzoek. We weten dat we op heel veel
terreinen, maar zeker bij Zeden, meer mensen nodig hebben. Als je de
expertise en de manier van werken elke keer een slag slimmer en beter
doet, kun je daar echt voortgang mee maken. Het is een beetje raar om er
op die manier over te praten, maar we weten allemaal om wat voor zaken
het gaat. De capaciteit binnen de zedenteams wordt gefaseerd met circa
60 fte verhoogd. De laatste tranche is in 2023. Ik heb het vorige keer
ook gezegd, maar nog een keer voor de duidelijkheid: op 1 april 2022
zijn 40,5 fte aangesteld.
Mevrouw Helder had nog een vraag over de ICT van de politie: is die
incidenteel gefinancierd en komen we 200 miljoen te kort? De ICT van de
politie is niet incidenteel gefinancierd, maar onderdeel van de algemene
bijdrage aan de politie. De politie prioriteert hier zelf in. Ik heb in
een eerder debat laten weten dat er momenteel 60 miljoen vanuit
Ondermijning en 80 miljoen vanuit het coalitieakkoord is geïnvesteerd
voor de verbetering van de informatievoorziening van de politie. Die 200
miljoen — een terechte vraag — komt uit het PwC-rapport. Dat was het
maximum van een bandbreedte. Daarin wordt met de nieuwe middelen in
ieder geval voor een flink deel structureel voorzien.
Dan ben ik nog steeds bij mevrouw Helder. Zij had een soort slotvraag en
een hartenkreet: wanneer krijgt de politie, onze agenten, meer geld,
meer middelen, meer mensen en een vermindering van taken? Dat is
absoluut onze gezamenlijke inzet voor de komende tijd. We weten dat het
erg knelt bij de politie. Ik kom straks terug op de vragen over de
capaciteit. Het was een heel bijzonder moment voor mij, maar ook voor de
vakbonden, toen we vorige maand de cao rond kregen, met grote steun
vanuit de achterban. Dat betekent dat we daar enig verschil hebben
kunnen maken. Daarom vind ik dat zo belangrijk. Er is dus al een stap
naar meer geld gelukt.
Mevrouw Helder weet dat ik altijd zal blijven strijden voor wat de
politie nodig heeft en nog extra nodig heeft. Of dat nu gaat over
stroomstootwapens — op die vraag over de middelen kom ik nog terug — of
over een goede cao. Nu hebben we de cao voor tweeënhalf jaar afgesloten
en dat betekent dat we over een paar jaar, niet zo heel lang, opnieuw
beginnen met gesprekken. Het gaat over ruimte creëren voor hen als het
gaat om de aanpak van verwarde personen. Mevrouw Helder had daar een
terechte opmerking over. Je wilt dat er meer zorg in beeld komt en
minder politie. Al die elementen dragen bij. Ik hoef niet te herhalen —
deze commissie weet dat heel goed — dat we fors investeren in die extra
fte's, dat we veel mensen aan het opleiden zijn. Met de middelen van de
motie-Hermans komen er straks 700 wijkagenten bij. Maar dan nog zal de
commissie mij niet laten rusten — en ik zal zelf ook niet rusten —
voordat we kunnen zeggen: de politieorganisatie is op volle sterkte,
mensen hoeven geen extra diensten meer te draaien en het is beter te
hanteren, ook voor al die mensen zelf.
De heer Van Nispen had een vraag over de capaciteit: is de minister het
ermee eens dat de doelstelling van de politiecapaciteit 2024-2025 mooi
klinkt, maar vindt zij die wel realistisch? Deze vraag komt vaker terug.
Ik heb altijd gezegd: dat is de prognose zoals wij het nu zien. Ik ga
ervan uit dat we het redden en ik hoop dat we het redden. Maar we
monitoren het de hele tijd en op het moment waarop het anders blijkt te
zijn, zal ik het uw Kamer melden. Dat is het pad dat we zijn ingegaan.
Het is geen statisch gegeven. Zo hebben we het met elkaar gevolgd en
vastgesteld. Dat heeft ermee te maken dat onvoorziene ontwikkelingen,
zoals hogere doorstroom van operationele maar ook niet operationele
functies, en krapte op de arbeidsmarkt van hele grote invloed zijn op de
uitbreiding van de formatie. Sommige elementen zien we in alle sectoren
en sommige heel specifiek voor de politie.
Dit zijn verwachtingen, gebaseerd op de meest actuele
personeelsprognose. Er is momenteel een nieuwe meerjarige
personeelsprognose in ontwikkeling, ter onderbouwing van de meerjarige
begroting en het beheersplan voor de komende jaren, tot 2027. Daarin
worden ook recente arbeidsmarktontwikkelingen meegenomen. Dus de vraag
van de heer Van Nispen is wat mij betreft een hele terechte, die we
daaraan moeten toetsen. Mijn bedoeling is ook dat ik daar voor het
commissiedebat van 7 juli op terugkom en dat ik daarin de meest actuele
prognose kan verwerken, zodat we dan kunnen kijken hoe dat er dan
uitziet. Het is namelijk een goede vraag.
De heer Van Nispen (SP):
Normaal wil ik oplossingen, vraag ik aan de minister hoe ze het gaat
oplossen, of stel ik voor dat er meer geld naartoe gaat, maar ik ga het
nu echt even alleen maar hebben over de verantwoording en de cijfers. We
kregen namelijk dat eerste Halfjaarbericht 2022. Dat gaat dus over de
politiecijfers. Dan heb je een document van 32 pagina's, maar op pagina
7 en 8 — we hebben dat echt doorgeworsteld — kun je niet anders dan de
conclusie trekken dat de instroom lager is en de uitstroom hoger is. Ik
heb dat rekensommetje met al die getalletjes net gemaakt. Dus je hebt
een lagere instroom en een hogere uitstroom. Daarnaast is het een
gegeven dat de politieopleiding nog niet op volle toeren functioneert;
daar zijn problemen. We weten inderdaad van de krapte op de
arbeidsmarkt. Maar dan zegt de minister hier toch nog niet: we gaan het
niet halen om in 2024 of 2025 de boel op orde te hebben. De minister
schuift dat realisme dus eigenlijk voor zich uit en ik vraag me af of
dat nou verstandig is. Dat is eigenlijk de oprechte vraag die ik aan de
minister heb.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dat zou onverstandig zijn, maar dat doe ik niet. Ik zeg juist: ik laat
die nieuwe recente arbeidsmarktonwikkelingen berekenen aan de hand van
wat er tot nu toe aan prognoses lag. En ik zeg: ik kom daar ook voor het
debat dat wij 7 juli hebben bij u op terug om wederom te checken hoe het
er dan uitziet. Het kan best zijn dat die jaartallen veranderen — het
kan ook zijn dat ze niet veranderen — maar ik zeg juist niet: dit hebben
we ooit bedacht dus dat houden we vast en we zien dan wel of we het
hebben gehaald. Zo heb ik ook in alle politiedebatten die we met elkaar
hebben gehad — die hebben wij met enige regelmaat — gezegd: dat is de
prognose. De heer Azarkan heeft de vorige keer dezelfde vraag gesteld
als de heer Van Nispen nu. Hij vroeg of dat zeker was en ik zei: nee,
dat zijn altijd de prognoses. Ik laat nu, met de recente
arbeidsmarktontwikkelingen, weer kijken wat dat dan betekent. Daar komen
we dan met elkaar over te spreken. En dat is over twee weken al. Als ik
hem eerder had gehad, had ik hem nu gegeven, maar dat is niet zo.
De voorzitter:
Gaat u verder. O, meneer Van Nispen heeft nog een interruptie.
De heer Van Nispen (SP):
Heel kort. We komen er dan zeker over te spreken, en daarna natuurlijk
ook over wat we daar dan aan gaan doen en wat de oplossingen zijn, maar
ik vrees gewoon dat je niet aan die conclusie ontkomt. Die conclusie
kunnen wij namelijk ook trekken en dat zien we al een poosje aankomen.
Maar als dan wederom blijkt dat die cijfers niet zijn gehaald, dan denk
ik: ja, dat realisme is wel echt belangrijk. Het is belangrijk om daar
eerlijk over te zijn richting die agenten, die we geen onhaalbare doelen
moeten opleggen, richting de burgemeesters, en eigenlijk ook richting de
hele samenleving. Dat wordt heel erg pijnlijk. Dat gaat, vrees ik, echt
heel erg pijnlijk worden.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik zit op precies dezelfde lijn als de heer Van Nispen. Zodra ik nieuwe
cijfers heb en ook precies weet waar het aan ligt als we iets wel of
niet halen, dan weet ik ook waar ik weer op kan bijsturen. Dat is hoe ik
erin zit. Ik ben het namelijk volledig met hem eens dat het hartstikke
mooi is dat we tabelletjes hebben of hier met elkaar debatteren, maar
dat dit gaat over mensen op straat en de vraag of zij genoeg collega's
om zich heen hebben om hun werk op een goede wijze te kunnen doen. Ik
ben het dus heel erg met hem eens. Ik zeg wel: op het moment dat we het
niet zouden halen, een deel niet zouden halen of het iets later zouden
halen, wil ik weten waar het aan ligt. Vervolgens moeten we dan weer aan
alles wat binnen onze macht ligt werken. Sommige dingen kunnen buiten
onze macht liggen; ook daarvoor moeten we op zoek naar creatieve
oplossingen. Maar ik wil dan de oorzaak ook weten, vandaar dat we ook
elke keer nieuwe prognoses laten maken. Die deel ik transparant met u.
Op het moment dat daar wat in verandert, gaan we weer kijken hoe dat
komt en waar je alles op alles moet zetten om dat vervolgens bij te
sturen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dat lijkt me ook de enige manier om dit op een echt realistische wijze
te kunnen doen: gewoon eerlijk zijn over waar het wel goed gaat en waar
het niet goed gaat. Dus dat gaan we vrij snel met elkaar zien op dit
onderdeel.
Dan ben ik bij mevrouw Mutluer. Die vraag heb ik onder het blokje
politie geschaard, maar volgens mij ging die breder. De vraag was: wordt
er stilgestaan bij de extra investeringen die nodig zijn voor de
efficiëntieslag die gemaakt moet worden en wat zijn nou de gevolgen van
die investeringen voor de rest van de keten? Deze coalitie heeft daar
juist heel bewust in geïnvesteerd en gezegd: we moeten de hele keten
versterken. Ik heb in een eerder debat, helemaal in het begin, ook
gezegd dat ik zo'n Kamerlid was dat hier gewoon ongeveer elke week tegen
de minister zei: er moet meer blauw op straat; ik wil meer geld en taken
voor de politie. Over de rest van de keten dacht ik: dat loopt dan wel
los. Daar dacht ik dan, denk ik, niet al te lang over na. Daar ben ik
ook heel eerlijk in geweest. Ik ben blij dat deze coalitie dat in het
akkoord ook echt op een andere manier aanvliegt en dat deze commissie
dat ook heel scherp houdt. Dus ja, de investeringen bij de politie
moeten natuurlijk leiden tot verlichting van de werklast. Als je
investeert in de politie heb je natuurlijk niet direct een keteneffect,
maar al die andere investeringen in alle partners die we ook doen
natuurlijk wel. Dat is natuurlijk het belang.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ik weet niet of de minister hier nog op doorgaat. De vragen die ik
stelde, stelde ik in een bepaalde context: mijn zorgen en die van mijn
collega's over het vastlopen van de strafrechtketen. Ik heb mezelf
afgevraagd waar dat aan ligt en hoe we dat kunnen oplossen. Want we zien
nu een enorme bottleneck ontstaan. De rechters zijn daar een mooi
voorbeeld van, maar dat geldt net zozeer voor de politie, en de
plankzaken van het OM moeten we ook niet vergeten. We hebben nu een PMJ
met een bepaalde berekeningssystematiek en methoden, en daarmee gaan we
kijken hoeveel we nodig hebben. Ik heb alle waardering voor alle extra
bedragen die nu zijn beloofd, maar voordat we daar iets van gaan zien
zijn we drie, vier, misschien zelfs vijf jaar bezig. Ik zou de minister
willen vragen of zij mijn vragen wil bekijken in de context van die
enorme zorgen. Er komt iets aan! We hebben een crisis in wording. Hoe
gaan we er nu mee om?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Mevrouw Mutluer zegt: er komt iets aan. Ik denk dat we erin zitten. Er
is geen sprake van dat we dat over het hoofd zouden zien of denken: nou,
we kunnen het nog even vooruitschuiven. Zeker niet. Ik begrijp die
context dus heel goed en deel die zorg. Vervolgens moeten we daar
natuurlijk naar handelen, anders heeft mevrouw Mutluer er niet veel aan.
Wat wij doen, is vooral aan deze organisaties vragen: hoe wil je het
geld dat vrijgemaakt is, wegzetten? Wat helpt jou het meest om ervoor te
zorgen dat de keten sluit, dat het doorloopt en noem maar op? Dat is de
reden waarom we daar iets meer de tijd voor nemen en dat u niet al drie
maanden geleden precies heeft kunnen zien waar het geld heen gaat. We
komen dus echt met elkaar te spreken over die context als we precies
weten wat die plannen inhouden. Ondertussen doen we, als het heel erg
vastloopt, in specifieke gevallen het volgende om de keten te
versterken. Zo vragen we aan Zeden, waar we het ook uitgebreid over
hebben gehad: breng in kaart waar het op vastloopt en waar we elkaar
kunnen helpen. Wat je dan ziet, verbaasde mij eerlijk gezegd. Ik had
verwacht dat het antwoord vanuit de keten simpeler was geweest, in de
zin van: zoveel capaciteit of geld hebben we nodig, en dan komt het wel.
Maar als je inzoomt per regio kan de probleemanalyse telkens weer een
andere zijn. Dus de contextvraag snap ik heel goed, maar ik heb nu bij
het specifieke voorbeeld van Zeden, een heel heftig voorbeeld, al
gemerkt dat het antwoord een stuk lastiger is.
De voorzitter:
Mevrouw Mutluer, graag een niet al te lange inleiding van uw
vraag.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Nee, dat snap ik. Ik vind 'm gewoon lastig. Ik probeer gewoon naar een
oplossing te zoeken. Een van de voorbeelden die ik evenals mijn collega
Ellian gaf, was of we dat hele PMJ wellicht opnieuw moeten bekijken.
Misschien is daar een motie voor nodig. Maar ik weet niet of daar
expliciet de oplossing in zit. Volgens mij is die oplossing veel breder
en moeten wij bij wijze van spreken alle partijen bij elkaar krijgen en
opnieuw kijken wat er nodig is, wanneer we welke bottleneck verwachten
en hoe we daarop gaan acteren. Ik wil u dus oproepen, eventueel via een
motie, om dat helder te maken. Ik hoop dat u snapt waar ik naartoe
wil.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik begrijp het zeker. Wellicht is het een idee om de beantwoording van
mijn collega over de keten af te wachten. Daar zijn ook heel veel vragen
over gesteld. Als het antwoord daar ook niet in zit, hebben we nog een
tweede termijn. Mevrouw Mutluer staat het natuurlijk vrij om daar alle
moties in te dienen die zij wil, maar ik begrijp waar zij naar op zoek
is, en volgens mij is dat niet in een motie te vatten. Ja, dat kan, maar
het gaat er meer over hoe we dit gezamenlijk doen. Een deel van de
antwoorden komt van mijn collega, dus wellicht sluit dat aan bij wat u
zoekt. Althans, dat gaan we zo checken. Anders hebben we altijd nog een
tweede termijn.
Dan ben ik bij de heer Knops. Hij had het over preventief fouilleren en
de digitale dobbelsteen. Als ik mij niet vergis, zei hij: dit is een
klap in het gezicht van de politie; hier spreekt geen vertrouwen uit. Ik
neig naar het volgende. Als je het binnen de juiste kaders met de juiste
waarborgen doet, en de politie de ruimte geeft om te handelen, dan kan
je daar vertrouwen in hebben. Op het moment dat je denkt "bepaalde
elementen gaan niet goed", kan je daarop inzoomen en de waarborgen
misschien steviger maken, ook om de agenten beter te helpen. Maar ik
geloof niet dat het helpt als je het vanuit wantrouwen doet. Dat is mijn
persoonlijke noot daarbij. Belangrijker nog, want dan kunnen we er op
basis van de inhoud met elkaar over spreken: de evaluatie van het
preventief fouilleren gaat deze week nog naar de Tweede Kamer. Dus dan
is het wat minder relevant wat mijn persoonlijke noot is, maar dan
kunnen we aan de hand van de evaluatie met elkaar debatteren over wat
daar staat en hoe we vooruit kunnen. Maar er werd mij gevraagd: bent u
het ermee eens? Ja, ik zou wel anders met onze agenten om willen
gaan.
De heer Knops (CDA):
Nu moet ik wel consequent zijn; de heer Sneller wees me daar al op. De
figuur van de persoonlijke noot kennen we hier natuurlijk niet echt. Ik
vind het wel heel goed dat de minister het zo zegt, maar laat ik even
andersom redeneren. De vraag die daarop zou volgen, is dan welke
mogelijkheden de minister heeft om ervoor te zorgen dat agenten niet
worden blootgesteld aan deze — mag ik het zo zeggen? — onzin. Dit kan
gewoon slimmer. Ik zie ook wel dat er bepaalde problemen zijn, maar dit
is bijna een ridicule manier van omgaan met professionals. Daar heb ik
gewoon moeite mee. We hebben het altijd over de uitvoering en het belang
daarvan. De vraag is dus wat de minister daar vanuit haar positie aan
kan doen.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dat is waarom ik iets meer ruimte nam met de persoonlijke noot, want ik
zit hier als minister. Ook als ik op straat iets zou zeggen, blijf ik
minister. Het is de lokale driehoek die vervolgens die afwegingen maakt.
Maar ik vind wel dat wij met z'n allen, inclusief de driehoeken, in
ieder geval altijd achter de agenten moeten staan en hun ook die
waarborgen en kaders mee moeten kunnen geven om hun werk integer en goed
te kunnen doen. Dan trek ik 'm naar ons deel, waar wij wel met elkaar
over kunnen debatteren en waar wij wel over gaan, namelijk de evaluatie
van preventief fouilleren. Want dan weten we wat daaruit komt en dan
weten we of er elementen zijn die wij hier in dit huis kunnen aanpassen
of aanscherpen of waar we in ieder geval op een andere manier mee kunnen
omgaan. Dat is de reden waarom ik voor een tweeledig antwoord
koos.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dan kom ik bij de vraag van de heer Van Nispen over de financiële
recherche, de FinEc-formatie: hoe zit het daarmee? In het
Inrichtingsplan Nationale Politie is de omvang van het werkterrein van
FinEc bepaald op 1.156 fte. Een onderdeel van die afspraak was dat 943
fte financieel specialisten in de formatie zou worden vastgelegd.
Daarover kan dus vanuit de politiesystemen worden gerapporteerd. De
formatie en de bezetting van de specialisten zijn op dit moment in
balans. Dat is wat wij op dit moment zien. De overige 213 fte komt voort
uit een ander deel van de afspraken ten tijde van het inrichtingsplan,
namelijk dat iedere eenheid een percentage van de operationele sterkte
inzet voor werkzaamheden op het terrein van FinEc.
De heer Van Nispen (SP):
Ik vind het mooi om te horen dat van de financieel-economische tak, dus
van onder anderen de financieel rechercheurs — de formatie en de
bezetting in balans zijn. Maar hebben zij ook voldoende capaciteit om
bij iedere zaak waarmee misdaadgeld is verdiend — dat is bijna alles —
dat geld af te pakken? Dat is volgens mij de kernvraag, niet zozeer of
we halen wat we ooit als cijfertje bedacht hebben. Ja, dat hoort zeker
bij de verantwoording en dat is dus belangrijk, maar de inhoudelijke
vraag die daarop volgt, is: hebben we ooit dat cijfertje goed bedacht en
afgesproken?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Alle zaken, ooit, in alle tijden? Nee. Dat gaan we ook nooit bereiken.
Het OM prioriteert. Waar ik in ieder geval heel veel aandacht aan
besteed — ik weet dat de Kamer dat ook doet — is of de mensen die we
daar hebben zitten, optimaal hun werk kunnen doen. Kunnen zij op de
juiste manier aan hun informatie en hun data komen? Hebben zij alle
middelen om zo efficiënt en zo goed mogelijk hun werk te doen? Dat zijn
de gesprekken die ik daarbij voer. Ik weet dat de heer Van Nispen gaat
zeggen: maar dan moeten er dus meer mensen bij. Dat is helemaal prima,
maar als het doel is: voor alle zaken, ooit, in alle tijden … Laten we
kijken hoe we de mensen die we hebben, zo veel mogelijk de middelen in
handen kunnen geven, zodat zij hun werk extra, extra efficiënt kunnen
doen.
De heer Van Nispen (SP):
De minister moet nou niet mijn deel van het debat gaan doen, want dan
heb ik natuurlijk niks meer te zeggen. Volgens mij moeten we inderdaad
naar de inhoud kijken. Misschien was ik iets te stellig door te zeggen
"alle zaken ooit". Dat is overdreven, maar dan zeg ik nu natuurlijk dat
we wel moeten kijken hoe we meer misdaadgeld kunnen afpakken van
criminelen. Dan gaat de minister natuurlijk weer zeggen: ja, maar we
hebben een bezetting, we hebben de financiële kaders en daar hebben we
nou eenmaal niet méér budget voor. U kunt het debat uittekenen, maar de
kern is volgens mij dat we het Rekenkamerrapport hebben liggen en dat we
allemaal vinden dat misdaad niet mag lonen. Het cijfer is dus ook niet
voor altijd in beton gegoten. En we weten dat investeringen hierin zich
deels terugverdienen; niet één op drie, maar wel iets. Ik zou dus niet
altijd vast willen houden aan dit getal. Ik zou willen kijken vanuit de
inhoud van het vak: niet alleen hoe ze efficiënter gebruikt kunnen
worden, maar vooral — laat ik het dan zo zeggen — hoe ze in meer
strafzaken afpakwerkzaamheden kunnen verrichten.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dat is natuurlijk de kern. We komen straks op het afpakken. Het is
natuurlijk ons streven dat dat bedrag, dat getal, steeds meer
omhooggaat. Tegelijkertijd zullen we nooit al het geld kunnen afpakken,
maar dat is ook niet wat de heer Van Nispen vraagt. Wat daarin omgaat,
is vele malen groter. Waar het om gaat, is dat je het zo verstoort dat
het op een gegeven moment niet meer interessant wordt om hier in
Nederland zaken te doen. Het verstoren is dus eigenlijk de kern. Maar ik
begrijp heel goed wat de heer Van Nispen vraagt.
Wellicht is het goed om hieraan toe te voegen dat de politie eraan werkt
om de benodigde kennis en expertise waar we het nu over hebben, tevens
bij de algemeen rechercheurs neer te leggen, want het werk verschuift
natuurlijk ook een bepaalde kant op. Op het moment dat zij op dit domein
expertise nodig hebben die zij zelf niet hebben, kunnen ze de financieel
experts erbij betrekken. Dat is eigenlijk weer een andere werkwijze dan
voorheen. Het verschuift dus. Op die manier proberen we de groep die
zich daarop richt en die weet hoe het onderdeel follow the money werkt,
groter te maken.
Na deze vraag kom ik op het andere mapje over afpakken, dus dan zal ik
nog iets meer ingaan op wat er allemaal wordt opgezet om ervoor te
zorgen dat dat getal omhoog kan.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik begin met mevrouw Mutluer. We hebben het aan het begin ook gehad over
de strijd tegen witwassen en afpakken, en over de Algemene Rekenkamer.
Ze zei: volgens de Algemene Rekenkamer is er een betere samenwerking
nodig; hoe gaan we dat voor elkaar krijgen? Misschien herhaal ik een
paar elementen die ik aan het begin van het gesprek noemde, maar we gaan
er nu natuurlijk wat dieper op in. De Algemene Rekenkamer heeft
aangegeven dat er sinds het laatste rapport uit 2014 belangrijke en
betekenisvolle vooruitgang is geboekt met betrekking tot de aanpak van
witwassen. Het is goed om dat te benoemen, want we hebben daar veel van
geleerd. Dingen die goed werken, kun je steeds meer uitbouwen. Zo zijn
het inzicht in de witwasrisico's en het antiwitwasbeleid fors verbeterd,
bijvoorbeeld door periodieke en nationale risicobeoordelingen en de
beleidsmonitor witwassen. De Algemene Rekenkamer noemt het plan van
aanpak rond witwassen als een verbetering van de regie en sturing op het
antiwitwasbeleid.
We hebben ook geïnvesteerd in de op- en inrichting van relevante nieuwe
samenwerkingsverbanden. Denk aan het Anti Money Laundering Centre, de
infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen en de Fintell Alliance. We
hebben ook de bestaande samenwerkingsverbanden versterkt, zoals de
RIEC's, de Regionale Informatie en Expertise Centra, en het Financieel
Expertise Centrum. Onder die vlag is ook de Serious Crime Taskforce
sinds 2019 operationeel. Ik kan me voorstellen dat als je al deze dingen
naast elkaar hoort, je denkt: er is wel heel veel opgetuigd, maar hoe
zorg je ervoor ...
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ik weet niet wat Siri zegt ...
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Siri is het zat, maar we gaan nog heel even door.
Natuurlijk is de crux dat men niet op elkaars terrein gaat zitten
werken, maar elkaar juist aanvult. Ik denk dat we die
samenwerkingsverbanden in de toekomst nog veel meer gaan zien, want
zeker als het over dit onderwerp gaat, als je het geld wilt kunnen
volgen, als je op tijd wilt kunnen ingrijpen, als je bepaalde dingen
tegen wilt gaan of als je geld wilt afpakken, dan kan dat niet door één
organisatie. Dan moet je gaan samenwerken. Vandaar dat ik ze toch wilde
opnoemen. We blijven uw Kamer rapporteren hierover. We komen na de zomer
met een integrale opvolging van de aanbevelingen in de verschillende
onderzoeken naar witwassen.
Er zijn heel veel vragen gesteld, dus wellicht kan ik er nog een aantal
doen. Volgens mij zitten er nog wat elementen in de vraag van mevrouw
Mutluer, die breder was. Mevrouw Helder vroeg: gaat de minister de
afpakketen op de lange termijn structureel verbeteren? Dat is honderd
procent mijn inzet. Dat is in ieder geval absoluut de ambitie. Zoals ik
heb aangegeven in antwoord op eerdere vragen — ik zal dat overigens
straks ook nog doen — hebben we in het afgelopen jaar ingezet op een
meer samenhangende aanpak van criminele geldstromen. Het afpakken maakt
daar natuurlijk nadrukkelijk deel van uit. De ketenpartners van het
coördinerend beraad hebben een plan van aanpak opgesteld. Daar had ik
het al aan het begin over. Ik werk op mijn beurt aan het verbeteren van
de wettelijke basis. Denk aan non conviction based confiscation en
andere vormen, zoals spoedbevriezing. Hopelijk zullen we de resultaten
van deze inspanningen in de komende jaren zien en kunnen we die met
elkaar volgen. Als er meer nodig is, dan zullen we ook meer gaan
doen.
De heer Knops vroeg hoe ik mijn eigen rol zie in het Coördinerend Beraad
Afpakketen. Het beraad valt onder de regie van mijn ministerie, dus
daarin zit een flinke rol voor mij en mijn mensen. Het beraad heeft een
aanpak voor criminele geldstromen ontwikkeld. De partners bespreken wat
goed gaat in de uitvoering en waar ze tegenaan lopen, want alleen dan
kun je steeds stappen vooruit zetten. Dat helpt in de onderlinge
samenwerking. Ik vind het heel belangrijk — dat heb ik ook aan het begin
van mijn termijn, periode hier in de Kamer vanuit deze rol, gezegd — om
vanuit de praktijk te horen waar men tegenaan loopt. Als dat juridische
of andere zaken zijn, kan ik dan hier weer terugkomen en zeggen: zullen
we het dan op deze manier oplossen? Dan kan de Kamer daar ook weer van
alles van vinden. Dat werkt volgens mij het beste als je het vanuit de
praktijk hoort. Dus juridische en beheersmatige belemmeringen proberen
we dan vervolgens weg te nemen. We blijven de Kamer natuurlijk hierover
informeren.
De heer Knops (CDA):
Ik denk dat deze benadering heel goed is, maar de Rekenkamer was best
scherp in zijn oordeel. Die zei: ondanks goede pogingen van de
verschillende partners, ontbreekt het eigenlijk aan die regisserende
rol. Oftewel: dat zou wel een tandje scherper kunnen. Precies wat
mevrouw Mutluer net ook zei. Er wordt in de verschillende ketenpartners
geïnvesteerd. Alleen als er ergens een bottleneck zit, zijn het
eigenlijk desinvesteringen in de andere partners. Dat overzicht heeft
natuurlijk alleen de minister van JenV. De Rekenkamer vond dus echt dat
we naar een volgende fase zouden moeten gaan: niet op het niveau van de
ketenpartners, maar echt op een niveau daarboven waar ook een rol voor
de minister is weggelegd. Kan de minister daar nog eens wat specifieker
op ingaan?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dat is een heel terechte opmerking. Dat is ook hoe wij die aanbeveling
hebben gelezen en hoe we het proberen te implementeren, ook strakker. Ik
weet dat de manier van sturen die door een deel van de Kamer wordt
gezien, het meegeven van bepaalde doelen is. Ik zoek naar andere
manieren, omdat ik denk dat ik anders weer te veel inhoudelijk stuur
terwijl het moet gaan over regie. Doet iedereen wat hij moet doen, maar
kan ook iedereen doen wat hij moet doen en, zo niet, waar zijn wij dan
aan zet? Ik ben absoluut van plan de komende tijd ook te rapporteren
over die taakopvatting en hoe we die invullen. Ik ben er vrij zeker van
dat als de Kamer vindt dat dat niet strak genoeg gaat of daar ruimte
voor ziet, ik dat wel hoor. Dat is wel absoluut de ambitie.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dat is dan denk ik ook meteen het antwoord op de vraag van de heer Van
Nispen. Die ging concreet over regie. Dat is hoe dat ingevuld is,
ingedeeld is, maar ook opgepakt gaat worden of wordt. Ik denk dat ik in
elk geval de ambitie duidelijk heb gemaakt. Dat is leuk, maar nu moeten
we zien dat het ook zo werkt. Elementen als de beheersmatige maatregelen
— ik zei het al aan het begin — zoals het beslaginformatiesysteem, gaan
echt helpen om dat inzicht te verbeteren en ook aan de voorkant veel
strakker te kunnen zeggen bij een zaak bijvoorbeeld wat de ambitie is,
hoeveel je daar in beslag kunt nemen, hoeveel je daar kunt afpakken. We
hebben gezien — dat zegt de Algemene Rekenkamer ook — dat daar ook nog
heel veel te verbeteren valt. Wat je aan de voorkant zegt, moet ook
realistisch en haalbaar zijn. Dan zie je waar het beter had gekund. Als
al die dingen te ver uit elkaar liggen, is het veel lastiger sturen. Dan
is het ook veel lastiger regie hebben. Dus al die elementen pak ik op.
Daar zit nog bij — daar had de heer Van Nispen het ook over — dat je
alle regie van de wereld erop kan zetten — zo begon hij niet, maar zo
heb ik die vraag wel gehoord — maar als dan die afpakdoelstelling niet
gehaald wordt, wat is dan de oorzaak? Volgens mij zijn het meerdere
elementen. Waar het ook over gaat, is dat het per jaar heel erg sterk
kan verschillen. Ook dat moeten we veel beter in kaart brengen en
communiceren. Dat wordt mede ingegeven door of er hoge transacties zijn
in een bepaald jaar. Het is sterk afhankelijk van het verloop van
specifieke strafzaken, de uitkomst en de duur van die zaken. Daar gaat
het allemaal over en daar heb ik dus geen invloed op. Ik denk dat we dat
steeds meer ook aan de voorkant duidelijker en scherper kunnen maken,
zodat we beter kunnen sturen op het deel waar we wel invloed op
hebben.
De heer Van Nispen vroeg ook wat er nou eigenlijk wordt gedaan met
meldingen van verdachte transacties. Wordt alles wel goed opgevolgd? Uit
het recente rapport van de Algemene Rekenkamer volgt dat de
FIU-Nederland en opsporingsdiensten meldingen van ongebruikelijke
transacties door private instellingen actief oppakken — dat is mooi om
te zien — en dat er voor verschillende opsporingsdoeleinden gebruik van
wordt gemaakt. Tegelijkertijd — daar heb ik alle Kamerleden ook over
gehoord — vraagt de Algemene Rekenkamer om meer randvoorwaarden voor een
doelmatige en doeltreffende meldketen. De aanbevelingen op dat punt zien
ook op het verder uitbouwen van die initiatieven die FIU-Nederland, de
opsporingsdiensten en het OM al gezamenlijk ondernemen en op het
verbeteren daarvan. Dat is fijn. Het wordt geheel door mij omarmd en,
misschien in dit geval nog iets relevanter, ook door de minister van
Financiën. Dit moet je gewoon gezamenlijk vol oppakken wil je daar nog
echt dat extra verschil kunnen maken waar we met zijn allen naar op zoek
zijn. Dat hebben we ook aangegeven in de bestuurlijke reactie aan de
Algemene Rekenkamer en dat zeg ik natuurlijk ook graag toe aan uw Kamer.
Dat is echt een gezamenlijke strijd.
Dan mijn laatste vraag in dit mapje. Die is ook van de heer Van Nispen.
Dat was meer een vraag om mij een kant op te sturen waar ik wel naartoe
wil, maar niet naartoe kan, zoals de heer Van Nispen altijd doet. Hij
vroeg: "Is de minister het ermee eens dat een verdubbeling van de
huidige afpakresultaten realistisch is? Kun je dat dan niet opleggen?"
Ik begrijp die vraag goed. Ik vind dat er in ieder geval een stijgende
lijn in moet zitten. Maar ik heb aan het begin al toegelicht dat ik niet
een concrete doelstelling wil opleggen aan het OM, omdat ik het dan te
veel stuur.
De heer Van Nispen (SP):
Dank voor dat laatste, want ik dacht dat ik te laat was met deze
interruptie, maar die gaat precies hierover. Ik heb daarover nagedacht.
Ik waak er ook voor om iets te doen wat de onafhankelijkheid van het OM
of de rechtspraak zou doorkruisen. Daar zou ik niet aan willen beginnen.
Maar ik denk er op dit punt anders over, en ik voel toch de behoefte om
dat kort toe te lichten. Het is toch ook zo dat er ook een
veiligheidsagenda is, waar onder andere in staat dat het een doel is om
beslag te leggen op 180 miljoen? Er is ieder jaar toch ook een jaarplan
van het Openbaar Ministerie, dat op het bureau van de minister komt
voordat het openbaar wordt gemaakt en waar de minister van alles van kan
vinden? Dus stel dat het OM zou voorstellen om dit jaar niks te gaan
doen aan cyber of aan afpakken; dan kan de minister daar ook op sturen.
Ik wil maar zeggen: het is niet zo zwart-wit dat de minister de
onafhankelijkheid van het OM zou doorkruisen. Ja, wel als je je met
concrete zaken zou bemoeien, maar ik betwist dus dat met het stellen van
een doel die onafhankelijkheid in het geding is. Dat is mijn stelling.
Natuurlijk is het zeer welkom als de minister daarop wil reageren.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Er is inderdaad een verschil. Wellicht komen we één stapje dichterbij.
Ik heb natuurlijk wel regelmatig gesprekken met het OM. Ik vraag wel
aandacht voor zaken die hier in de Kamer worden genoemd, die ik buiten
zie of noem maar op. Punt. Daarbij zeg ik dus niet "vervolgens moet je
zo en zo handelen" of "ik wil dat je dat doet" of "ik vind dat je in
ieder geval zo veel zaken moet gaan uitvoeren die zo'n bedrag
binnenhalen". Dat gesprek gaat te ver, want dan stuur ik. Maar het
gesprek dat wij hier met elkaar hebben, ziet het OM natuurlijk ook. Het
OM stelt zijn eigen doelen. Dat is eigenlijk waar ik mee worstel. Ik
hoor de Kamerleden zeggen "geef nou een concreet doel mee" en ik zeg
eerder "laat mij gewoon het gesprek voeren zoals ik het voer, vanuit het
belang en de ambitie". De doelstellingen in de veiligheidsagenda worden
dus inderdaad onder gezag van het OM geformuleerd. Die bepalen zij zelf.
Dat is de grens, maar tot die grens kan ik natuurlijk normaal een
gesprek aangaan. Dat doen we ook, maar ik wil er niet op gaan
sturen.
De heer Ellian (VVD):
Ik wil het toch scherp krijgen, want ik denk dat iedereen worstelt met
het wel of niet meegeven van die concrete doelstelling. De Rekenkamer
heeft overigens ook verwezen naar twee wetsartikelen, waaronder die in
de Wet RO, waarin duidelijk wordt gemaakt dat je wel kan sturen. Maar ik
heb nog kort een ander punt. De minister en ik delen een bepaalde
interesse in een niet nader te noemen Europees land, zeg ik met een
knipoog. Dit jaar werd Giovanni Falcone 30 jaar geleden vermoord. Il
metodo Falcone was "follow the money". Ik zou graag van de
bewindspersoon horen of we dit wel op z'n minst genomen tot doelstelling
maken: wij gaan het geld volgen en het afpakken. Ik spring ook wel een
beetje op mijn stoel van: moeten we daar niet een bedrag aan koppelen?
Maar los daarvan zou ik graag van de bewindspersoon horen: deze methode,
dat gaan we doen.
De voorzitter:
De minister, op haar bekende bondige wijze graag.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Zeer zeker. Zeer zeker.
De voorzitter:
Voordat we even heel Italië doornemen.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
U wist dat het over Italië ging? Ik dacht België. Nee, zeer zeker; dat
is de kern. Dat zeg ik al sinds ik me met dit onderwerp bezighoud. De
sleutel om netwerken van georganiseerde misdaad op te rollen, is
informatie delen met het doel om het geld te kunnen volgen. Het gaat om
die twee elementen: geld volgen en informatie delen. Waarschijnlijk ga
je eerst informatie delen, en dan kom je bij het geld. Ik heb net een
aantal samenwerkingsverbanden genoemd. Vorige week hebben we het in
verschillende debatten bijvoorbeeld gehad over de omvorming van het MIT
tot de NSOC. Dat zijn de leuke afkortingen. We gaan dus van een
multi-interdisciplinair team naar een nationaal samenwerkingsverband
aanpak onder... Nou ja, NSOC dus. Ik moet er ook niet aan beginnen, die
afkortingen. De NSOC zal zich ook echt specifiek richten op het volgen
van het geld, en niet vanuit doelstellingen die wij bedenken of die ik
heb bedacht. We hebben die in het veld opgehaald, bij al die
moederorganisaties, van Belastingdienst tot justitie en FIOD, overal. We
hebben gevraagd: welke trends zien jullie en waar moet de NSOC zich op
richten zodat al die moederorganisaties informatie kunnen delen? Dat
zijn vier heel concrete trends geworden, zoals trade based money
laundering. Daar gaan zij zich op richten. Het volgen van geld is dus
absoluut de sleutel. Ik denk dat ik daarbij niet een opdracht aan het OM
hoef te geven voor een bepaald bedrag. Maar het belang hiervan zal ik
zeker onder de aandacht brengen. Sterker nog, dat doen wij in het hele
beleid dat wij zelf voeren met betrekking tot de aanpak van de
georganiseerde misdaad.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dan ben ik bij het mapje overige hele belangrijke vragen.
De voorzitter:
O, wacht, meneer Sneller heeft een vraag.
De heer Sneller (D66):
Het ging redelijk snel, maar de minister zei dat zij en de minister van
Financiën tegen de Rekenkamer hadden gezegd over witwassen dat ze het
allemaal onderschreven en dat ze het ermee eens waren. De Rekenkamer
zegt tegen ons, en dat staat ook gewoon in het nawoord: "Wij vinden het
onvoldoende concreet. Dat waren toezeggingen uit 2008 en 2014. Die zijn
niet nagekomen. De ministers zeggen dat zij informatie hebben, maar die
vinden wij niet in ons onderzoek naar de administratie." De Rekenkamer
zegt: parlement, waak voor uw zaak. Gaan de ministers nog komen met een
nadere reactie op dat Rekenkamerrapport?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
We staan sowieso dit jaar uitvoeriger hierbij stil. Ik begrijp heel goed
waar de heer Sneller naar op zoek is. Dat is natuurlijk ook vrij
logisch, omdat het concreet wordt meegegeven. Ik stel voor dat ik het
oppak met mijn collega. We zijn namelijk wel echt op zoek naar hoe we
dit beter kunnen doen. Zoals meneer Ellian ook al zei, hebben de vragen
uiteindelijk allemaal de kern dat je, als je georganiseerde netwerken
wilt aanpakken, ervoor moet zorgen dat je het geld kunt volgen en dat je
het verdienmodel op tijd kunt verstoren. Ik kom sowieso in het najaar
hierop terug met de collega van Financiën. Ik zal het element van het
nawoord daarin nog specifiek meenemen.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ik ga hier wel even op in. Dat was namelijk ook een van de vragen die ik
stelde. De Rekenkamer zegt letterlijk: dit probleem wordt door beide
ministers niet erkend. Er worden ook geen toezeggingen gedaan. Ik hoor
de minister nu zeggen: dat heb ik heroverwogen; ik onderschrijf het wel
en ik kom er in het najaar op terug. Ik probeer het te snappen. Ook ik
was verrast, net als mijn collega's, toen de Rekenkamer zei: wat we
zeggen, wordt niet erkend, met name als het gaat om het effectief
inzetten en de doelmatigheid. Beide ministers en de ketenpartners hebben
aangegeven dat er wel zicht is op doelmatigheid en dat er geen
toezeggingen worden gedaan. Ik probeer te zoeken naar wat de minister nu
zegt. Zegt ze daarmee: nee, eigenlijk erken ik het wel; we komen in het
najaar met goede oplossingen, in navolging van wat de Algemene
Rekenkamer heeft gezegd?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik was in de veronderstelling dat ik in ieder geval al twintig minuten
goede oplossingen heb geprobeerd te delen, maar dat komt niet bij
iedereen even goed over. Dat kan. We kijken continu naar verbetering van
de afbouwketen. Dat is wat het is. Niemand heeft mij horen zeggen, en ik
hoop nergens zien opschrijven: "Het is wel goed zo. Ik vind dit maximaal
en ik leg mij erbij neer". De heer Sneller zegt dat er wordt
samengewerkt met de minister van Financiën. Dat lijkt mij logisch, want
in dit geval kan ik dat zeker niet alleen. Hij zegt: kom dan expliciet
terug op dat nawoord, op hoe dat eruitziet en wat je daarmee doet. Ja,
natuurlijk, want ook ik ben op zoek naar manieren om het beter te doen.
Ik kan mij heel erg vinden in een heleboel van die aanbevelingen. Op
elementen zeg ik: ik vul het liever net wat anders in. Maar het doel
blijft om op zoek te gaan naar een beter functioneren van die
afbouwketen. Het probleem wordt zeer zeker erkend. Volgens mij kon ik
daar niet veel helderder over zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. U komt nu bij het laatste blokje. Het is inmiddels 20.30
uur. Ik kijk even of er bij iedereen gelegenheid is om iets uit te
lopen. Nee? Dat is niet mijn doel, maar ik zie dat wel gebeuren. Met een
schuin oog zie ik namelijk nog een imposant stapeltje antwoorden liggen
bij de minister voor Rechtsbescherming. Dan hebben we nog een tweede
termijn. Ik doe nu even aan winstwaarschuwing. Gaat uw gang.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
De heer Sneller stelde een vraag over milieucriminaliteit, forensische
zorg en de afbouwketen. Volgens de heer Sneller zijn die misschien niet
het spannendst, maar het is wel belangrijk om de basis op orde te
krijgen. Ik ben mij zeer goed bewust van het belang van de urgentie van
een goede aanpak op terreinen die ogenschijnlijk niet spannend zouden
zijn. Ik begrijp waarom de heer Sneller dat zo formuleerde. Maar die
punten zijn heel, heel belangrijk. Ik ben bezig om die basis op orde te
krijgen of nog beter te krijgen. Over de afbouwketen hebben we uitvoerig
gesproken. Plannen voor verbetering en de bestrijding van
milieucriminaliteit zijn opgenomen in het interbestuurlijk programma.
Die zal de staatssecretaris van IenW nog voor de zomer sturen naar uw
Kamer. Dat zal mede namens mij zijn. Zo hebben we op al die onderdelen
... Als het bijvoorbeeld om forensische zorg gaat, ben ik bezig met
collega Kuipers en de minister van BZK om daarin steeds een stap verder
te komen en de basis steviger of op orde te krijgen.
De heer Sneller (D66):
De basis gaat vooral over informatie, zodat we de data hebben om te
weten of het werkt. Dat geldt voor milieucriminaliteit en forensische
zorg, maar ik interpreteer dit antwoord gewoon ruim.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dat lijkt me een prima interpretatie, want de kern is natuurlijk dat je
dat goed doet.
De vraag van de heer Sneller lag min of meer in het verlengde daarvan.
Ik heb die vraag geïnterpreteerd als: het belang van de wetenschap. Hij
had een mooier en voller betoog, maar ik heb het samengevat als: het
belang van de wetenschap. Wat mij betreft is het beter benutten van
kennis echt cruciaal. Dat geldt voor alle elementen waar we het zojuist
over hadden, maar er is nog veel meer te noemen. Ik geef een paar hele
korte voorbeelden — want ik weet dat we uit de tijd lopen — maar de
lijst is langer, zeg ik richting de heer Sneller. De maatregelen die
reeds zijn genomen of in gang zijn gezet ter versterking van de
JenV-kennisfunctie zijn onder andere: maatregelen voor onafhankelijk
WODC-onderzoek, zoals het omgangskader, de ministeriële regeling et
cetera, ontwikkelingen, strategische kennis- en evaluatieagenda's
waarmee we kennis gerichter in beeld kunnen brengen, een handzaam en
integraal afwegingskader voor adequaat en goed uitvoerbaar beleid en
investeringen in ambtelijk vakmanschap. Mijn lijst gaat zo nog een
tijdje door. Maar het is ook heel praktisch. Ik noemde net NSOC. We
zetten er een team van wetenschappers naast, die vanuit het veld kunnen
terugkoppelen wat ze zien en wat er gebeurt. Er is sprake van een
wisselwerking met die organisatie, waar zes hele belangrijke partijen
bij betrokken zijn.
Mevrouw Helder vroeg een reactie op de motie met betrekking tot
groepsaansprakelijkheid. Ik heb naar aanleiding van het commissiedebat
Jaarwisseling toegezegd dat ik daar voor de zomer op terug zou komen.
Dat gaat gebeuren. Dat gebeurt in ieder geval op tijd, voor het
commissiedebat op 7 juli.
Mevrouw Helder vroeg ook of ik in overleg wil met het College van pg's
om samenhang te krijgen tussen beleid en uitvoering. Jazeker, dat is een
goed punt. Daar zijn we al mee bezig. Ik beschouw dit als extra
ondersteuning daarvoor. Een van de terugkerende onderwerpen is de mate
waarin de uitvoering aansluit op het beleid. Ik neem dit graag op deze
manier mee.
Mevrouw Helder vroeg naar de informatievoorziening bij het OM en zei dat
die op orde moet zijn. Ik ben mij zeer goed bewust van de staat van de
informatievoorziening daar. Ik begrijp de vraag daarom heel goed. Die
was in de afgelopen jaren niet altijd stabiel en het is van groot belang
dat dat wel zo is. Daarom worden er op grond van het coalitieakkoord
middelen beschikbaar gesteld om de informatievoorziening op orde te
krijgen. Zoals gezegd, komen we nog op de exacte invulling daarvan. Dat
komt nog.
De heer Knops vroeg wat we gaan doen om in control te komen ten aanzien
van de ICT-projecten. De inzet van het instrumentarium uit eerdere
kabinetsperiodes, zoals het dashboard voor grote ICT-projecten en
dergelijke, zetten we voort. Daarnaast worden grote IT-projecten
geagendeerd in het eigenaarsoverleg, tussen eigenaar, opdrachtgever en
opdrachtnemer. Zo gaan we de I-strategie van JenV bijvoorbeeld koppelen
aan de I-strategie Rijk. Misschien zeg ik het nu een beetje te kort door
de bocht, maar anders kom ik er in de tweede termijn nog wel op terug.
Dit is fundamenteel, want je kunt wel denken dat je alles goed hebt
geregeld, maar misschien loopt het vervolgens overal vast.
De heer Knops vroeg of het niet goed zou zijn om doelmatigheid en
doeltreffendheid mee te nemen in de beslisnota's. Hoe kunnen we daarmee
omgaan? Met het structureel openbaar maken van de beslisnota's bij
Kamerbrieven wil het kabinet ervoor zorgen dat de Kamer op een
toegankelijke manier inzicht krijgt in de afwegingen en de betrokken
belangen bij besluitvorming door bewindslieden. Het doel hiervan is om
het parlement in staat te stellen om zijn controlerende en
medewetgevende ... Doe ik het verkeerd? O, het was een vraag van de heer
Sneller. Nou ja, u had het ook kunnen vragen. Excuses. Het doel is om
het parlement hiermee in staat te stellen om zijn controlerende en
medewetgevende taken uit te voeren zonder voortdurend zelf op zoek te
moeten gaan naar hoe het precies zit en wat er is gebeurd. Per 1 juli
2021 is er een goede start gemaakt met de voorgestelde werkwijze, die al
lerende en in goed overleg met het parlement wordt uitgebouwd en
aangevuld. Ik neem de opmerkingen en de suggesties mee naar de collega
van BZK. Als laatste: we werken kabinetsbreed, onder leiding van
Financiën, aan de zaken die net gevraagd zijn. Dat doen we met het
Integraal Afwegingskader voor beleid en regelgeving. De brede
maatschappelijke welvaart wordt betrokken bij de beslisnota's. Ik heb
alleen nog één vraag in dat mapje liggen. Mag ik die nog doen?
De voorzitter:
Ja. Maak het even af, dan komen we daarna bij meneer Sneller.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dat is de vraag van de heer Ellian. Die gaat over iets heel anders, maar
is niet minder belangrijk. Die ging over de aanpak van antisemitisme.
Hij vroeg daarbij terecht specifiek naar de geregistreerde incidenten en
hoe die zich verhouden tot opvolging daarna. Er is hier heel veel
aandacht voor bij de politie en het OM. Dat is overigens onder andere
ook door de aandacht die deze Kamer daarvoor vraagt. Dat is, denk ik,
gewoon heel goed. Die wordt vanuit de samenleving en vanuit de Kamer
gevraagd. Politiefunctionarissen worden hiervoor speciaal opgeleid. De
afgelopen jaren hebben we ook geld vrij kunnen maken, bijvoorbeeld om de
expertise van het Joods Politie Netwerk meer te kunnen delen in het
land. Er is ook een expertisecentrum Discriminatie bij het OM, waar hier
ook expliciet aandacht aan wordt besteed. Zoals uw Kamer weet, is
hiervoor ook speciaal een coördinator aangesteld. Ik zou deze vraag ook
die kant op door kunnen geleiden en ook aan de coördinator kunnen vragen
of die hierop wil reflecteren. Die valt namelijk officieel onder JenV,
maar wat mij betreft is het ook een onafhankelijke functie, die de Kamer
op deze manier kan adviseren. Dus als dat op prijs wordt gesteld, dan
zet ik dat ook nog uit.
De voorzitter:
Dat wordt op prijs gesteld. Dan is er nog een vraag van meneer
Sneller.
De heer Sneller (D66):
Het is heel goed dat er veel gebeurt aan die kennisfunctie op het
ministerie, maar het gaat er natuurlijk ook om dat die de politiek
bereikt en dat de politiek er iets mee doet. Dat las ik voor uit het
onderzoek: die kennis wordt regelmatig terzijde geschoven wanneer de
inhoud niet past bij de politieke uitgangspunten. Mijn vraag was dus of
die wetenschappelijke inzichten die afwijken van de politieke voorkeur
of het voorgenomen beleid, ook de Kamer kunnen bereiken in de
beslisnota's, aangezien we er dan wat mee kunnen.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik vraag me even af of ik de vraag helemaal goed begrijp. U stelt dus
voor dat we die wetenschappelijke inzichten in de beslisnota's
verwerken. Die nota's worden sowieso openbaar. Ik begrijp wat er gezegd
wordt. Ik moet zeggen dat ik die werkwijze bij mezelf bijvoorbeeld niet
herken — we delen en gebruiken namelijk wetenschappelijke inzichten —
maar ik stel voor dat ik deze opmerking ook meeneem richting de collega
van BZK, die ook die coördinerende taak heeft, om daar de vraag te
agenderen hoe we daar eigenlijk mee omgaan. Die kan ik namelijk niet
namens al mijn collega's beantwoorden, maar ik hoor wel de opdracht,
bijvoorbeeld richting mij. Maar volgens mij is de vraag veel
fundamenteler en breder.
De voorzitter:
Ik zag dat mevrouw Helder nog een vraag heeft.
Mevrouw Helder (PVV):
Ik kan het gemist hebben, maar ik wacht nog op het antwoord over het
financieren van stroomstootwapens.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dat antwoord heb ik niet op papier, maar daarbij was de vraag of die
structureel was, en dat is zo.
De heer Knops (CDA):
Ik had nog de vraag gesteld of de minister weleens van de weg is gehaald
door verkeershandhavers.
De voorzitter:
Of de minister weleens van de weg was gehaald, of de voorzitter?
De heer Knops (CDA):
De voorzitter of de minister.
De voorzitter:
Ik ben niet van de weg gehaald, maar ik ben wel een contribuant van de
begroting van het CJIB, moet ik tot mijn spijt toegeven. Maar als je 1
kilometer te hard rijdt, krijg je tegenwoordig al een boete.
De heer Knops (CDA):
Het is wat, tegenwoordig.
De voorzitter:
Afijn. Maar de vraag was, geloof ik, aan de minister.
De heer Knops (CDA):
Het ging over de 3 miljoen die niet besteed waren.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik probeer daar straks in de tweede termijn op terug te komen, als we
die hebben. Als we die door de tijd niet hebben, dan kom ik met een
brief.
De voorzitter:
Goed. Dan heeft de digitale dobbelsteen uitgewezen dat het woord nu is
aan de minister voor Rechtsbescherming. Ongelofelijk, dat je dat nog mee
mag maken.
Minister Weerwind:
Voorzitter, ik voel mij vereerd. Ik wilde eerst een hele lange inleiding
houden, want gisteren, de hele dag en ook in de avond, was natuurlijk
het debat over de staat van de rechtsstaat. Er zijn daarbij essentiële
onderdelen aan de orde geweest, die ik nu ook lees, maar dan nog meer in
concreetheid. Rechtsgelijkheid, rechtsbescherming, rechtszekerheid en de
reflectie op de staatsmachten en hun onderlinge verhouding zijn
onderwerpen die ik ook zo graag met u wil delen. De kwaliteit van de
wetgeving is daarin ook aan de orde gekomen, en ten slotte is heel
nadrukkelijk ook de rechtspraak aan de orde gekomen. Ik herken die
onderwerpen en ik zie parallellen tussen wat er gisteravond gesteld is
en wat u hier stelt.
Ik ben met mijn collega, de minister van Justitie en Veiligheid, naar
Italië geweest. De Italian approach is ook geland in het
coalitieprogramma en is in het regeerakkoord van belang. Enkelen van u —
laat ik daar geen doekjes om winden — zoals de heer Ellian, waren daar
al eerder geweest. Mevrouw Yeşilgöz was daar ook al eerder geweest. Voor
mij was het voor het eerst. Ik heb goed gekeken wat daar nu gebeurt, hoe
dat nu past, en wat ik ervan kan leren, zeker omdat ik het
gevangeniswezen in mijn portefeuille heb en ik wilde leren en kijken.
Met die houding zijn we ook naar de Italianen gegaan. Dat was verrassend
voor hen, want ze zagen niet de "koopman en de dominee"-geest; nee, ze
zagen een Nederlandse bestuurder die gewoon oprecht geïnteresseerd was
in hoe ze het georganiseerd hebben. Zij hebben namelijk al 30 jaar
ervaring met die georganiseerde criminaliteit. Ik vroeg: wat zijn de
lessons to be learned en wat kan je ons doorgeven?
Zoals de minister van Justitie en Veiligheid ook zei, willen we er niet
alleen met onze persoonlijke blik naar kijken. We hebben ook
nadrukkelijk aan het WODC — over de wetenschap gesproken! — gevraagd om
ons te helpen en met ons over de schouder mee te kijken. Leg het eens
naast het Nederlandse systeem, zo hebben we gevraagd. Ik wil wel het
volgende met u delen. Ik heb er als minister voor Rechtsbescherming even
door de oogharen naar gekeken. Ik heb een ebi, en ik zie daar een
artikel 41-bis. Hoe verhoudt zich dat tot elkaar? Ik zag weliswaar wat
er gebeurde op het gebied van het doorsnijden van de banden met de
georganiseerde criminaliteit voor de mafiosi die in detentie zaten, maar
tegelijkertijd mochten ze veel meer familieleden ontvangen. Hun
bezoekersregeling was aanzienlijk ruimer dan bijvoorbeeld in Nederland.
Wij hebben een veel strengere, stringentere regeling. Dat is een van de
dingen die mij opvielen. Ik ga niets over de huisvesting zeggen. Ik ga
ook niets zeggen over de DJI, want ik heb het zelden zo sober gezien,
kan ik u melden. Er waren leerpunten voor mij.
Een ander punt waar we tegen aanliepen, zowel de Italianen als de
Nederlanders, is het volgende. Dat heb ik ook geleerd naar aanleiding
van de zaak in Vught, zo zeg ik maar even, waar we een gedetineerde
hebben wiens advocaat verdacht is van het contact onderhouden met de
georganiseerde criminaliteit. Dat speelt in Italië ook. De Italianen
worstelen daar enorm mee. Dat leerde mij dat ze in Zweden en in het
United Kingdom ook hele goede resultaten hebben geboekt. Dat brede
kijken naar wat er elders, over de grenzen, gebeurt heeft mij dit dus
wel gebracht. Ik ga geen standpunten innemen. Ik ga wel heel goed kijken
wat we kunnen toepassen en hoe we ermee omgaan.
De heer Knops (CDA):
Mooi. Ik word er heel enthousiast van, zoals ik al eerder heb
aangegeven. De vraag is even of we voor de Snellerdoctrine gaan. Dat wil
zeggen: ook al zijn de onderzoeken nog niet allemaal afgerond, we gaan
wel al kijken wat we daarin kunnen doen. Of zegt de minister: nee, we
gaan het heel breed doen, internationaal, et cetera. Op welk moment
kunnen wij die Italiëbrief, om die zo maar even te noemen, van het
kabinet, van deze bewindslieden, verwachten, ook voor ons eigen beeld,
van ons als Kamer?
Minister Weerwind:
Die komt sowieso in het najaar. Maar laat ik vooropstellen dat ik niet
zo ben van een WODC-onderzoek dat anderhalf jaar of twee jaar mag duren,
waarna we pas iets gaan doen. Bij sommige onderwerpen kan ik me
voorstellen dat ik dat geduld moet betrachten, ook al is het een gen dat
ik niet echt goed beheers, zo kan ik u mededelen. Ik heb soms ook haast
om meteen te leren, in te vullen, en te doen. Dat weeg ik dus wel
degelijk. Daar waar ik sneller wil gaan dan de wet mij toestaat, zal ik
dat eerst voorleggen aan uw Kamer. Dat spreekt voor zich. Heb ik hiermee
antwoord op uw vraag gegeven?
De voorzitter:
Ik zie een tevreden meneer Knops. Gaat u verder.
Minister Weerwind:
Ik begin met het beantwoorden van de vragen. Ik zal het zo kort mogelijk
doen, ten gerieve van u als voorzitter.
De voorzitter:
Daar kunt u alleen maar voordeel van hebben de komende jaren, dus dat
lijkt me een heel verstandige lijn.
Minister Weerwind:
Meneer de voorzitter, ik krijg er bijna een kleur van. Kan de minister
een update geven over het verbod op reclame voor online gokken, en hoe
snel kan het verbod op gokreclames ingevoerd worden? Dat is een
onderwerp waarvoor u zich al vele maanden, jaren, hard maakt. Zoals u
weet, had ik de wet die per 1 oktober 2021 is ingegaan, waarin alles is
gericht op het reguleren en het legaliseren van het gokverkeer in het
land en op het toezicht erop houden et cetera. Laten we kijken waar we
nu staan. Ik ben namelijk gaan versnellen waar ik kon, alleen maar
versnellen. Er komt een verbod op de inzet van rolmodellen bij reclames
voor risicovolle kansspelen op 30 juni van dit jaar. Dan is er het
beoogde verbod, dat ik wil regelen via een besluit werving reclame en
verslavingspreventie kansspelen. Het aangepaste streven is nu om dit
besluit vóór de zomer in consultatie te geven. Ik heb gekozen voor een
algemene maatregel van bestuur, waardoor ik veel sneller kan acteren en
veel sneller en stringenter kan optreden. Als u er meer over wilt weten,
kunt u mij natuurlijk opzoeken voor bilateraal contact, maar dit is even
het kader. Dit zijn de stappen die ik aan het maken ben.
De heer Van Nispen (SP):
Dank. Procedureel heb ik dan nog een vraag. Krijgen wij die AMvB als
Kamer ook toegestuurd, zodat we dat dan ook inzichtelijk hebben? Ik weet
even niet uit mijn hoofd of dit met een voorhangbepaling is en of dan
het zomerreces roet in het eten gooit. Dat zou ik op dit onderwerp
namelijk buitengewoon jammer vinden. Ik probeer dus ook mee te denken
hoe wij vanuit de Kamer kunnen helpen om de vaart erin te houden.
Minister Weerwind:
Voor de zomer in consultatie, daarna een voorhang bij de Tweede Kamer,
alles zo spoedig mogelijk.
De voorzitter:
Duidelijker gaat het niet worden, meneer Van Nispen. Gaat uw gang.
De heer Van Nispen (SP):
Ik vind het een duidelijk antwoord, maar ik probeer nog mee te denken —
dat kan eventueel ook nog na dit debat, want we hebben nog tweeënhalve
week te gaan — over de vraag wat wij nog kunnen doen om die voorhang
misschien nog op de een of andere manier voor het zomerreces af te
ronden. Er is immers een duidelijke Kamermeerderheid die steunt wat de
minister nu aan het doen is en dat snel ingevoerd wil hebben. Ik roep de
minister dus op — al snap ik dat daar nu niet meteen een antwoord op
komt — om creatief te zijn. Ik wil dat ook zijn, met een meerderheid van
de collega's, om te kijken of we dit nog kunnen bespoedigen. Zo gaan wij
niet als Tweede Kamer per ongeluk dwarsliggen, want dat zouden we niet
willen.
Minister Weerwind:
Uw uitgestoken hand neem ik met liefde aan. Dat betekent dat wij even
daarover in gesprek moeten gaan en moeten kijken hoe we dat kunnen
invullen en de Kamer kunnen bedienen, zonder dat ik mijn ambtenaren
overspannen het reces in stuur. Laat dat ook helder zijn.
De voorzitter:
Heel verstandig. Gaat u verder.
Minister Weerwind:
Alle respect voor het mathematische en intelligente werk dat de heer
Sneller heeft gedaan rondom het stopzetten van de kruisfinanciering. Hij
vroeg hoe het staat met de Dienst Justis vanwege het niet halen van de
doorlooptijden. Ik was iets later; dat is u opgevallen. Dat ging over
die befaamde €13. Ik kan daar heel kort over zijn. We werken met een
integraal tarief, want we willen kostendekkend financieren. Vroeger, in
mijn andere ambt, mocht ik zeggen: wanneer je massa hebt, heb je
weliswaar kassa, maar dan kan je bepaalde diensten die heel veel geld
kosten, ook leveren aan medeoverheden zodat we de samenleving veilig
kunnen houden met goede Bibob-toetsen op bijvoorbeeld een geldstroom van
een casino of iets anders dat wil openen. Dan kun je daar heel scherp
naar kijken. Normaal kost zo'n onderzoek tienduizenden euro's. Nu breng
je de kosten naar beneden, waardoor het gefinancierd kan worden. Dat
overschot wordt daarvoor benut. Is dat reëel? Mag dat? Dat schijnt te
mogen. Ik vind het echter niet juist. Ik vind dat de
financieringssystematiek zo zuiver mogelijk moet zijn. Voordat ik dit
heb ingevoerd en veranderd spreken we over het jaar 2025. Ik weet dat de
hele financieringssystematiek geëvalueerd wordt in 2024. Dan kan ik
wijzigingen aanbrengen. Dit is de realiteit waar ik nu mee
geconfronteerd word.
De heer Sneller (D66):
Ik ben in ieder geval blij dat de mathematica niet ontkend wordt, maar
het hoeft toch niet geëvalueerd te worden als in het Rekenkamerrapport
gewoon de cijfertjes staan die zeggen dat de mensen die een vog
aanvragen, betalen voor andere overheden? We zijn het snel erover eens
dat het moet gebeuren en dat het betaalbaar moet zijn voor die
overheden, maar daar hoeven de mensen die een vog aanvragen niet voor op
te draaien omdat ze dat toevallig bij de Dienst Justis moeten
aanvragen.
Minister Weerwind:
Om het debat niet verwarrend te maken, moeten we de feiten en
complexiteit zien die hierachter schuilt. Hier zit een wereld onder van
bedrijfsvoering en gemaakte afspraken; ik kan het systeem niet op z'n
kop jagen. Dat heb ik net gedaan in vijf minuten, kan ik u verzekeren.
Daarin heb ik geconstateerd dat dit veranderd moet worden, maar ik kan
niet sneller dan het licht in dit geval. Ik moet mij aanpassen. Ik moet
er ook rekening mee houden dat het gezond blijft. Dus ik begrijp wat u
zegt. Die toorn had ik ook, maar ik moet ook realistisch zijn over
wanneer ik die verandering kan invoeren. Dat hoort u nu van mij.
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder.
Minister Weerwind:
Wanneer haalt Justis de doorlooptijden wel? Kan de norm bijgesteld
worden of kunnen de doorlooptijden worden versneld? Dat is een vraag van
de Kamerleden Sneller en Ellian. Slechts een klein aantal aanvragen kent
vanwege de complexiteit een veel langere doorlooptijd, maar dat kleine
aantal heeft een enorme impact op de percentages. Heel veel
vog-aanvragen worden wel binnen de doorlooptijden behandeld. Vroeger had
ik de precieze getallen in mijn hoofd en wist ik hoeveel per jaar, per
maand; ik heb ze niet. Met het onderzoek van de Algemene Rekenkamer
signaleer ik wel dat de doorlooptijden soms worden overschreden. Ik ga
daar niet voor uit de weg. Dat is een constatering. Dat is niet
wenselijk en behoeft aandacht. Justis heeft maatregelen getroffen. Men
heeft nieuwe medewerkers geworven en zelfs een
managementinformatiesysteem in gebruik genomen, waardoor men meer kan
sturen op doorloopcijfers. Tegelijkertijd heeft Justis ook gesteld dat,
indien men afhankelijk is van informatie van derden, de reactietermijn
veel beter gemonitord wordt en dat men altijd met een rappelsysteem
rappelleert naar die derde. Dit zijn allemaal verbeterslagen die worden
ingevoerd, worden gemaakt en resultaat moeten opleveren.
De heer Van Nispen stelde mij een vraag over de Dienst Justitiële
Inrichtingen. Hij deed de oproep om de basis op orde te hebben. Hij
vroeg ook — dat heb ik meer van hem gehoord — om niet te bezuinigen.
Maar meneer Van Nispen weet ook dat ik hem hetzelfde antwoord ga geven
dat ik hem in een eerder debat gegeven heb. Ik sta voor een humaan
detentiebeleid in de richting van de gedetineerden, maar ook voor de
veiligheid van de medewerkers en de samenleving, van de justitiabelen.
Ik snap heel goed dat de functionarissen binnen DJI heel graag willen
weten welke keuzes ik maak en dat ze zeggen: geef ons duidelijkheid. Ik
heb geantwoord dat we dat verkennen, dat we dat goed in kaart brengen.
Ik wil daar niet lichtzinnig en lichtvoetig mee omgaan. Dat vraagt de
heer Van Nispen ook niet van mij. Ik wil daar transparant en helder over
zijn. Ik heb u eerder toegezegd dat ik u daar voor Prinsjesdag over zal
informeren. De Kamer heeft mij ook duidelijk gemaakt dat ik voor de
zomer afspraken moet maken met de werknemersorganisaties, met de
vertegenwoordiging van de medewerkers. Dat doe ik. Dat is de stand van
zaken. Dat is mijn beweegruimte.
Rijden onder invloed van drugs is strafbaar op basis van artikel 8
Wegenverkeerswet. Volgens mij is dat een vraag die de heer Slootweg mij
eerder gesteld heeft over verkeersongevallen. Hoe ga ik daarmee om? Hoor
ik wat commotie, meneer de voorzitter?
De voorzitter:
Dat vroeg de heer Slootweg via de heer Knops.
Minister Weerwind:
De politie handhaaft op drugsgebruik in het verkeer door bij bestuurders
die afwijkend of gevaarlijk rijgedrag vertonen, een speekseltest af te
nemen. Wanneer die test positief is, volgt bloedafname. Dan wordt het
bloed onderzocht in het lab. Op basis van de uitkomst van dat onderzoek
kan een bestuurder vervolgd worden voor rijden onder invloed. Deze
handhavingsaanpak levert resultaat op. In 2021 zijn er 14.000
bloedtesten afgenomen om te analyseren op drugs in het verkeer. Om deze
handhaving te versterken zijn een paar maatregelen genomen. Enerzijds is
de wet over drugs in het verkeer uit 2017 geëvalueerd. We kiezen voor
een evaluatie om een beter beeld te krijgen van de manier waarop de wet
bijdraagt aan effectieve handhaving. Wij willen weten waar
verbetermogelijkheden zitten. Ook wordt de komende jaren verkend of de
detectie van middelengebruik in het verkeer geoptimaliseerd kan worden.
Ik noem als voorbeeld lachgas. Dat kan je niet in speeksel, bloed of
adem detecteren, maar je moet daar wel een antwoord op gaan geven. Het
is de werkelijkheid van nu.
Tot slot moet handhaving gezien worden als onderdeel van een bredere
preventieve aanpak van rijden onder invloed. Mijn collega van IenW is in
gesprek met onder andere JenV, VWS, zorginstanties en maatschappelijke
organisaties om te bezien hoe een integrale aanpak van rijden onder
invloed vorm kan krijgen. Deze aanpak, die in 2022 verder wordt
uitgewerkt, focust zich onder meer op prevalentie, communicatie,
voorlichting en handhaving.
De heer Knops (CDA):
Ik kreeg een antwoord op een vraag die ik me niet helemaal kan
herinneren. Ik had namelijk gevraagd om een reflectie op de
motie-Slootweg/Helder van 8 juni. Ik vroeg hoe die uitgevoerd gaat
worden. Het kan zijn dat de minister nog niet zover is. Die motie gaat
over het schrappen van die uitzonderingsgrond bij alcohol in het
verkeer. En ik had een aantal vragen gesteld over handhaving in algemene
zin.
De voorzitter:
Sorry dat ik u onderbreek, maar dat antwoord komt nog.
De heer Knops (CDA):
Dat snap ik, maar dit was niet de vraag die ik had gesteld. Ik weet niet
hoelang de minister nog doorgaat, maar ik zou het ook zonde van de tijd
vinden als er geen antwoord komt.
De voorzitter:
Zullen we het eerst even afmaken? Dan kijken we daarna of u antwoord
heeft gekregen op uw vraag. Ja?
Minister Weerwind:
Allereerst sorry voor de verwarring. Ik pakte eigenlijk de hele context
beet van het rijden onder invloed, ook dit punt. Maar inderdaad, er is
een motie-Slootweg/Helder over verkeersongevallen aangenomen. Die gaat
over de uitzonderingsgrond in artikel 184. Ik heb toegezegd dat hier
voor het zomerreces een brief over komt. Die motie ging over doorrijden
na een verkeersongeval waarbij mensen zich binnen twaalf uur melden.
Daar spreekt de heer Knops over. We hebben, dacht ik, in het
commissiedebat Slachtofferhulp gesteld dat we dit zouden oppakken en
uitwerken.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Weerwind:
Een volgend blokje gaat over het stelsel rechtsbijstand en de sociale
advocatuur. Daarna wil ik het hebben over de strafrechtketen, in die
volgorde.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Minister Weerwind:
Dank. Wordt de kwaliteit van de sociale advocatuur wel verbeterd met de
extra toegevoegde middelen? Dat was een vraag van de heer Van Nispen. Ik
zeg ja op die vraag. Vergoedingen worden immers weer bij de tijd
gebracht. Soms zijn ze al bij de tijd gebracht. Het uitgangspunt is dat
één punt gelijkstaat aan één uur en dat advocaten met 1.200 declarabele
uren per jaar een salaris op het niveau van schaal 12 rijksoverheid
kunnen verdienen. Ik denk dat dit zal bijdragen aan de verbetering van
de kwaliteit omdat advocaten meer tijd en meer focus kunnen aanbrengen
per zaak. Het kenniscentrum bij de raad monitort bovendien de kwaliteit
van de rechtsbijstand door de ontwikkeling van kwaliteitscriteria en
door de inzet van kwaliteitsinstrumenten om te kunnen monitoren en
evalueren.
Verder onderzoekt de raad de inzet van instrumenten als collegiale
toetsing en peer reviews onder de dienstverleners. Er wordt ook ingezet
op het systematisch bijhouden van de urenbesteding van dienstverleners,
zodat hiervan een geactualiseerd overzicht tot stand komt op basis
waarvan de vergoedingen periodiek kunnen worden bijgesteld. Als er
nieuwe wet- en regelgeving komt, bijvoorbeeld binnen de Wgbz, ga ik
meteen kijken wat dat betekent en of ik de uren moet aanpassen, ja of
nee.
Tot slot zijn advocaten in het algemeen deskundig op basis van de
beroeps- en gedragsregels. Nee, dit ga ik niet zeggen. Die laatste
woorden schrap ik. Die vind ik buiten de orde.
Dan het tekort aan sociaal advocaten. In eerdere beschouwingen en in de
persoonlijke gesprekken met de sociale advocatuur heb ik me afgevraagd
of ik mij zorgen moet maken, of er op dit moment sprake is van
vergrijzing en of er verjonging moet plaatsvinden. Volgens mij delen wij
dat vraagstuk. Op dit moment is het aanbod van sociaal advocaten nog
niet te beperkt, maar ik wil niet regeren bij de dag. Ik wil regeren
naar de toekomst toe. Het is immers geen garantie voor de toekomst. De
Raad voor Rechtsbijstand is dit jaar een onderzoek gestart naar de stand
van de sociale advocatuur om de spreiding in de regio's en de spreiding
naar rechtsgebieden in beeld te krijgen. Hebben we een probleem? Krijgen
we een probleem en, zo ja, wat is dat probleem en welke interventies
horen daarbij?
Verder heb ik het plafond van de subsidieregeling beroepsopleiding
sociale advocatuur nogmaals op 175 deelnemers laten vaststellen. Dat is
de zogenoemde jongeaanwasregeling. Met universiteiten en hogescholen
worden samen met de Nederlandse orde van advocaten bovendien gesprekken
gevoerd over het curriculum om dat beter te laten aansluiten bij de rol
en het werk van de sociale advocatuur. We zijn ermee bezig, meneer Van
Nispen, en ik weet dat u mij hier scherp op zal houden. Niet anders dan
dat.
Gaat de stelselherziening de door de Rekenkamer gesignaleerde knelpunten
aanpakken? Worden de uitkomsten van de pilots uitgewerkt in de toekomst?
Wordt er ook toegezien op de kwaliteit, toegankelijkheid en belemmering
van de rechtsbijstand? Deze terechte vragen kwamen overigens ook
gisteren allemaal in het debat naar voren. De stelselherziening is in
gang gezet om juridische hulp aan rechtzoekenden te verbeteren door
laagdrempelige toegang en advies, een integrale aanpak, ook van
problemen die niet juridisch zijn. Dat moet allemaal bijdragen aan de
verbetering van de kwaliteit van de rechtsbijstandsverlening.
Niet om veren uit te delen, maar we hebben deze week een discussie gehad
over de uitbreiding van de Huizen van het Recht. De heer Van Nispen en
ik hebben allebei gezegd dat we problemen zien die niet alleen juridisch
van aard zijn, maar niet juridisch zijn en soms in het sociale domein
vallen. Met het initiatiefvoorstel van de heer Van Nispen dat we
besproken hebben, hebben we geconstateerd dat dat een vorm is, een
pilot, die we zouden moeten willen omarmen en die we ook mee zouden
moeten nemen naar de werkelijkheid, naar de praktijk. Ik ga over 34
pilots. De Raad voor de rechtspraak heeft er in totaliteit zeven, zeg ik
even uit mijn hoofd; pin me niet vast op een getal. Dat zijn allemaal
pilots. De Raad gaat over zijn eigen pilots. Wij gaan over de onze. Wij
ondersteunen die met incidenteel geld. Ik evalueer ze in het eerste
kwartaal van 2023. Vervolgens proberen we ze, puur zoals we het deze
week besproken hebben, toe te passen in de praktijk. Sommige zaken
pakken we al gedurende de rit op. Het Huis van het Recht in Heerlen is
daar een concreet voorbeeld van. We zijn per 1-7 gestopt met de
financiering, maar het is vervolgens door de gemeente en de rechtspraak
opgepakt om te continueren. Dat is kracht. Dan begrijpt men: we zijn
goed bezig, maar we moeten het wel continueren; het moet geen
eendagsvlieg zijn. Daar vinden we elkaar in.
In het coalitieakkoord staat dat de ingezette stelselherziening wordt
voortgezet. Ik maak mij daar ook hard voor. Ik heb u toegezegd dat ik in
de volgende voortgangsrapportage, die u over circa twee, tweeënhalve
week krijgt, in zal gaan op de stelselvernieuwing en de wijze waarop ik
die continueer.
De heer Van Nispen (SP):
Dank voor deze uitgebreide toelichting. Er is inderdaad nog heel veel
meer over te zeggen, maar deels hebben we dat al gedaan en gaan we dat
nog doen. Ik heb één hele korte aanvulling. Ik zou het mooi vinden als
in de voortgangsrapportage ook aandacht wordt besteed aan de eigen
bijdrage van de rechtzoekende. Daar staat nu nog niets over in het
weliswaar zeer uitgebreide antwoord van de minister, maar de Rekenkamer
benoemt dat wel als knelpunt. De stelselherziening zoals ik haar ken —
ik weet niet of die inmiddels veranderd is — bood nog niet echt een
antwoord op die voor sommige inkomensgroepen veel te hoge eigen
bijdrage. Dat vormt echt een behoorlijke drempel voor sommige mensen. Ik
hoop dat de minister kan zeggen dat dat er ook in zit of dat dat
desnoods nader onderzocht moet worden.
Minister Weerwind:
Om snelheid in het proces houden, ja, ik ga dit meenemen. Dat kan.
Voorzitter. Ik ben ingegaan op de sociaal advocaten. Ik kan wel herhalen
dat we 145 miljoen aan extra middelen beschikbaar hebben gesteld in het
coalitieakkoord, maar dat is allemaal bekend. Daar krijgt u ook nog
informatie van. Vaart in het proces.
Dan kom ik bij het kopje strafrechtketen. Op sommige punten is mijn
collega al ingegaan. Ik ben even aan het zoeken wat ik daar nog over zou
moeten opmerken. Welk percentage van de strafrechtzaken verloopt op dit
moment via het snelrecht? Hoe zit het met de gewenste toename? Dat is
een vraag van de heer Ellian. Correct? Nee? Is die van de heer Slootweg?
Oké. Vergeet 'm. Ik ben gevoed met iets wat niet noodzakelijk is. Ik
kijk even verder. Ik kijk ook even naar mijn collega: bent u ingegaan op
de factsheet strafrechtketenmonitor?
De voorzitter:
Volgens mij wel.
Minister Weerwind:
Dan ga ik dat niet herhalen. Het actieplan ... Ik ben aan het zoeken.
Weet u wat, voorzitter? Als ik iets heb overgeslagen, dan kom ik daar in
de tweede ronde op terug.
De voorzitter:
Is er nog een onbeantwoorde vraag?
Minister Weerwind:
O, het PMJ, voorzitter, het Prognose Model Justitiële ketens. Voldoet
het model? Ik begrijp de zorgen van mevrouw Mutluer. Je kan denken dat
je de werkelijkheid vat in een model, maar is dat dan de werkelijkheid?
Het is zaak dat je met behulp van dat model inzicht krijgt. Vervolgens
moet je daar wel omheen lezen wat dat betekent. Het Prognose Model
Justitiële ketens wordt al lange tijd gebruikt voor onze JenV-begroting.
Het is een wetenschappelijk gevalideerd model met alle haken en ogen die
aan modellen kleven. U hoorde mij dat net zeggen. De meerwaarde zit
onder meer in de onderlinge samenhang en bijbehorende keteneffecten. Het
model is op dit moment, is mij gegarandeerd, het beste wat beschikbaar
is. Regelmatig wordt geëvalueerd of de voorspelkracht van het model
aanvaardbaar is. Maar ik ga de problemen in de strafrechtketen niet
makkelijk afschuiven op een model. Je moet ook kijken waar die problemen
primair mee verbonden zijn. Dat ligt soms op het budgettaire vlak, soms
op het personele vlak. Dat personele vlak lieer ik dan aan de
arbeidsmarkt. Iemand zei al "daar komt-ie weer", maar helaas is dat de
werkelijkheid.
De voorzitter:
Ik kijk even of er nog vragen openstaan. Meneer Knops.
De heer Knops (CDA):
Mede namens collega Slootweg had ik een vraag over het lage percentage
afgedane zaken. De heer Ellian zegt dat dat helemaal niet zo relevant is
omdat we een veel groter probleem hebben in de bestuurssector. De andere
vraag ging over de capaciteit bij zittingen. Zijn er slimme dingen te
bedenken om dat op te lossen?
Minister Weerwind:
De doorlooptijden van zaken zijn een groot punt van aandacht, niet
alleen bij de rechtspraak, ook bij ons beiden in onze gesprekken in het
bestuurlijk ketenberaad. Het kabinet stelt op dit moment, ook via het
regeerakkoord, middelen beschikbaar om extra personeel aan te trekken en
doorlooptijden daadwerkelijk aan te pakken. Daarnaast loopt hiervoor
binnen de rechtspraak het programma Tijdige rechtspraak, want ze zien
zelf ook dat ze een groot vraagstuk op tafel hebben liggen. Helaas
moeten we constateren dat de doorlooptijden bij veel zaken op dit moment
nog altijd langer zijn dan de standaard die daarvoor door de rechtspraak
is vastgesteld. Over de reden waarom het percentage bij de sector
bestuursrecht zo laag zijn, kan ik slechts speculeren en dat is geen
goed antwoord. Ik zal de rechtspraak vragen mij van een antwoord te
voorzien. Daar zal ik u dan later op schriftelijke wijze over
informeren. Ik kijk of ik dat in een voortgangsrapportage kan vatten.
Dan doe ik alles tegelijkertijd, zodat u niet ad hoc allerlei informatie
van mij krijgt. Mag dat?
De voorzitter:
Ik zie instemmend geknik. De heer Knops.
De heer Knops (CDA):
Wordt mijn tweede vraag over het uitvallen van allerlei zittingen
waardoor de capaciteit niet benut wordt, daar dan in meegenomen?
De voorzitter:
Ja, dat gaat gebeuren, zie ik. Goed. Dan komen we aan het einde van de
eerste termijn van de zijde van de bewindspersonen. Ik neem aan dat er
nog behoefte is aan een tweede termijn. Ik zie nog moties her en der
liggen. Dat gaan we dus snel doen. Het woord is aan de heer Ellian van
de VVD.
De heer Ellian (VVD):
Dank, voorzitter. Natuurlijk bedank ik de bewindspersonen voor hun
uitgebreide beantwoording. Het is goed om met elkaar terug te kijken en
door te akkeren hoe er JenV-breed gepresteerd is. Misschien is het ook
goed om een woord van dank uit te spreken aan al diegenen die zich vorig
jaar hebben ingespannen voor de rechtsstaat en om Nederland veilig te
houden.
Dat gezegd hebbende, heb ik één vraag en één motie. In de antwoorden van
de bewindspersonen over de gehele keten mis ik het abstraheren, het
erboven staan en het stilstaan bij de vraag wat we nu eigenlijk vragen
van die keten. Ik mis bijvoorbeeld de belasting die processen als
Marengo en Eris met zich meebrengen. Als wij met elkaar als uitgangspunt
hebben dat wij deze processen willen hebben — die vinden we belangrijk
en die gaan de komende jaren veel plaatsvinden — wat betekent dat dan
voor de verschillende partners in de keten, variërend van politie tot
BOT-mi, even als voorbeeld? Vinden wij dat er zo veel mogelijk vaart in
moet? Wat betekent dat dan voor Slachtofferhulp? Wat betekent dat dan
voor de hoeveelheid officieren? Ik mis even meer ... Dan wordt het
concreter in plaats van het PMJ. Daar komt een getal uit. Nou goed, ik
hoop dat mijn vraag duidelijk is. Daar zou ik toch nog een keer een
reflectie op willen van de bewindspersonen. Ik heb de volgende
motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het afpakken van crimineel geld een belangrijk
onderdeel is van de strijd tegen de georganiseerde misdaad, waarbij
criminelen in hun portemonnee geraakt worden;
constaterende dat er jaarlijks minimaal 16 miljard euro aan crimineel
geld circuleert;
constaterende dat de Algemene Rekenkamer in de jaren 2018, 2019, 2020 en
2021 heeft aangegeven dat de afpakketen niet goed functioneert en dat de
afpakresultaten achterblijven bij de ambities;
constaterende dat dit kabinet prioriteit geeft aan afpakken van
crimineel vermogen;
overwegende dat het kabinet in 2020 en 2021 reeds inspanningen heeft
verricht om het beheer van ontnemingsmaatregelen te verbeteren, maar dat
de Algemene Rekenkamer constateert dat er vervolgacties noodzakelijk
zijn;
verzoekt de regering de door de Algemene Rekenkamer genoemde knelpunten
voor het afpakken van criminele geldstromen op te lossen, en de Kamer
over de voortgang twee keer per jaar te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ellian en Michon-Derkzen.
Zij krijgt nr. 11 (36100-VI).
Dank u wel. Dat was uw bijdrage?
De heer Ellian (VVD):
Ja.
De voorzitter:
Mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. We hebben het hier over een jaarverantwoording
en een slotwet. Dan blik je terug. We hebben ook heel veel
vooruitgeblikt en onze zorgen geuit. Een van de zorgen die ik oprecht
vanuit constructieve oppositie uitte heeft te maken met de
strafrechtketen en wat ik voorzie. Dat is ook de ...
(Bel plenaire vergadering)
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Dit is de tweede keer, hè, voorzitter?
Die zorgen en het oprechte hulpaanbod dat wij als Kamerleden aan u
willen aanbieden, is ook de reden dat ik samen met collega Ellian de
volgende motie wil indienen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de strafrechtketen vastzit en dit zich uit in de
plankzaken bij de politie en het OM en recent nog in de 1.500 zaken bij
de rechtbank Gelderland die zijn geseponeerd;
van mening dat deze situatie een voorbode is van ergere situaties in de
toekomst;
overwegende dat de extra investeringen die zijn gedaan in de keten pas
over enkele jaren hun vruchten kunnen afwerpen;
van mening dat in deze fase op de neveneffecten die ontstaan door de
vastzittende keten geanticipeerd moet worden;
verzoekt de regering om in gesprek te gaan met de strafrechtketen,
hierbij de te verwachten bottlenecks in kaart te brengen, en vanuit
integraliteit na te gaan welke (tijdelijke) oplossingen kunnen worden
aangedragen;
verzoekt de regering hierbij tevens het Prognose Model Justitiële ketens
(PMJ) tegen het licht te houden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Mutluer en Ellian.
Zij krijgt nr. 12 (36100-VI).
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Deze motie heb ik met de hand geschreven. Excuses voor mijn
handschrift.
Het tweede onderwerp. We hebben het heel uitgebreid gehad over de
afpakketen en de aanbevelingen van de Rekenkamer. Ook op dat vlak maakt
deze oppositiepartij, die graag wil meedenken en die niet alleen wil
terugkijken maar ook vooruit wil kijken, een oprechte, constructieve
beweging.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in de periode 2010-2021, waarin er vijf keer sprake was
van een financiële intensivering, er minstens 634 miljoen euro
geïnvesteerd is in de jacht op crimineel vermogen;
overwegende dat de Algemene Rekenkamer van mening is dat er ondanks die
extra investeringen te weinig crimineel vermogen is afgenomen;
van mening dat het ministerie van Justitie en Veiligheid niet in staat
is geweest om substantieel meer crimineel vermogen af te nemen;
verzoekt de regering — met inachtneming van de mate van effectiviteit of
ineffectiviteit van het huidig afpakbeleid — om een onafhankelijk extern
onderzoek te laten houden naar hoe er substantieel meer crimineel
vermogen kan worden afgepakt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Mutluer en Van Nispen.
Zij krijgt nr. 13 (36100-VI).
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Met "de mate van effectiviteit of ineffectiviteit van het huidig
afpakbeleid" doel ik met name op de aanbevelingen van de
Rekenkamer.
De voorzitter:
Ik dank u zeer. De heer Van Nispen is ook degene die nu het woord
krijgt.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel. Ik wil de bewindspersonen, maar ook de ondersteuning, heel
hartelijk bedanken voor de beantwoording. Dit lijkt me niet het
makkelijkste debat om te doen en voor te bereiden, dus veel dank. Ik
waardeer ook echt de inzet, maar er zijn wel hele grote problemen in de
strafrechtketen, bij het afpakken, bij het gevangeniswezen, DJI, en ook
in de rechtsbijstand is nog heel veel te doen. Dat gaan we niet vandaag
allemaal oplossen, maar er is wel heel erg veel werk aan de winkel. Waar
mogelijk leveren wij daar onze bijdrage aan. Ik heb overigens niet de
pretentie dat ik dat nu ga oplossen met moties. Maar ik ga wel twee
moties indienen, omdat ik denk dat er iets moet gebeuren, specifiek op
het gebied van het afpakken, ook al zijn er al een aantal goede
voorstellen voor ingediend.
De eerste motie
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering in het regeerakkoord als doel heeft
opgenomen om het verdienmodel van criminelen harder aan te pakken door
de jacht op crimineel geld te intensiveren;
constaterende dat de Kamer bij eerdere moties heeft verzocht om regie te
nemen in de afpakketen, zorg te dragen voor zo snel mogelijk structureel
meer afpakken en de afpakambitie fors te verhogen, maar dat dit tot op
heden niet tot voldoende resultaten heeft geleid;
overwegende dat de Algemene Rekenkamer constateert dat het op dit moment
ontbreekt aan effectieve sturing en concrete doelstellingen voor de
strafrechtketen op het gebied van het afpakken van crimineel
vermogen;
verzoekt de regering ervoor te zorgen dat er ambitieuze doelstellingen
komen op het gebied van het afpakken van crimineel vermogen, hierop
regie te voeren, en de Kamer hierover tweemaal per jaar te
informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en
Michon-Derkzen.
Zij krijgt nr. 14 (36100-VI).
De heer Van Nispen (SP):
En de tweede motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat misdaad niet mag lonen;
overwegende dat een meerderheid van de Tweede Kamer heeft uitgesproken
dat van elke strafzaak waar geld mee gemoeid is ook een afpakzaak
gemaakt moet worden, maar dat hier in de praktijk nog weinig van
terechtkomt;
verzoekt de regering te laten onderzoeken, bijvoorbeeld door de onlangs
ingestelde NSOC, hoe zo snel als mogelijk uitvoering gegeven kan worden
aan het uitgangspunt dat van strafzaken waarmee geld verdiend is een
afpakzaak gemaakt wordt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Mutluer.
Zij krijgt nr. 15 (36100-VI).
De heer Van Nispen (SP):
Tot slot, voorzitter. Ik heb ook zitten denken: wie moet nou die regie
en sturing doen? We hebben het hier natuurlijk met de minister te
stellen. Dus we vragen de minister om de regie te nemen en de sturing.
Ik bedoel het niet negatief. Mij is ook het idee aangereikt of het niet
een soort van buitenboordmotor zou moeten zijn. Ik doel dan niet op een
type Stef Blok die de sancties weleens even vlot gaat trekken, maar het
zou ook een oud-OM'er of een oud-rechter kunnen zijn, iemand met
verstand van zaken en gezag die wellicht — ik weet niet precies in welke
constructie — boven dat bestuurlijk ketenberaad kan staan en die regie
of sturing kan pakken. Het is maar even een idee. Misschien is het een
heel slecht idee, maar ik wil het wel hier nog als vraag neerleggen bij
de minister.
De voorzitter:
Dank u zeer. Dan geef ik het woord aan mevrouw Helder.
Mevrouw Helder (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ook een woord van dank van mij richting beide
bewindspersonen, en zeker aan de ondersteuning voor de beantwoording van
alle vragen. Het is inderdaad een hele klus.
Een debat, een wetgevingsoverleg over het jaarverslag klinkt misschien
saai, maar we hebben vandaag toch wel wat onverwachte elementen gehoord.
Zo weten we dat de staatssecretaris een heel gemakkelijk leven heeft,
dat de minister voor Rechtsbescherming het "heerlijk vond dat de
minister van Justitie en Veiligheid in de Eerste Kamer om de oren kreeg
en dat de minister van Justitie en Veiligheid vandaag misschien als
antwoord daarop bijna al zijn antwoorden al had gegeven." Waarvan akte,
voorzitter. Dan zou mijn vraag alleen nog zijn hoe de sfeer op het
ministerie is, maar dat gaat misschien dit wetgevingsoverleg te
buiten.
Ik beperk mij tot de motie die ik al in eerste termijn heb
aangekondigd.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat aspiranten sinds 2009 volledig deel uitmaken van de
formatie van de politie en voor 100% worden meegeteld in de operationele
sterkte;
constaterende dat de vorige minister van Justitie en Veiligheid heeft
erkend dat het "evident" is dat een agent in opleiding voor de duur van
zijn opleiding minder inzetbaar is dan die 100%;
van mening dat aldus wordt gerekend met operationele capaciteit die
eenvoudig weg niet beschikbaar is, hetgeen zorgt voor een verschil
tussen papier en praktijk dat voor de werkvloer nadelig uitpakt;
verzoekt de regering om te bevorderen dat aspiranten bij de politie niet
meer voor 100% worden meegeteld in de operationele sterkte,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Helder.
Zij krijgt nr. 16 (36100-VI).
Mevrouw Helder (PVV):
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u en geef het woord aan de heer Knops.
De heer Knops (CDA):
Voorzitter. Ook ik dank de bewindslieden voor de beantwoording van de
vragen. Ik heb verder behalve alle interrupties die ik gepleegd heb
namens de heer Slootweg geen andere vragen. Ik wacht de
voortgangsrapportage en de toezeggingen die gedaan zijn door zowel de
minister van JenV als de minister voor Rechtsbescherming op het punt van
politie en de zaken rondom de rechtspraak af. Ik heb verder geen
moties.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik ten slotte het woord aan de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Ik dank de bewindspersonen voor hun beantwoording en de gedane
toezeggingen. Omwille van de tijd zal ik mij daartoe beperken. Ik zal
mijn fractie adviseren om voor dechargeverlening te stemmen.
De voorzitter:
Dat is een geruststellende gedachte. Ik schors voor enkele
ogenblikken.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan de minister van Justitie en Veiligheid.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dank u wel, voorzitter. Ik ga proberen het een beetje snel te doen. De
motie op stuk nr. 11 is oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 12 is voor collega Franc Weerwind.
De motie op stuk nr. 13 zou ik graag als volgt willen interpreteren. Er
is al heel veel onderzoek. Ik zeg even eerlijk dat ik het advies krijg
om de motie op stuk nr. 13 te ontraden, want we hebben echt geen extra
aanbevelingen nodig, want dat weten we allemaal wel. Laat ons nou aan
het werk gaan. Ik begrijp de zoektocht echter wel. Ik zou dus deze motie
graag zo willen interpreteren dat ik ga kijken waar we dan die extra
toegevoegde waarde kunnen vinden. Eigenlijk wil ik de motie op stuk nr.
15 van meneer Van Nispen en mevrouw Mutluer daarbij betrekken, want die
is een beetje in dezelfde sfeer. Laten we kijken waar we die extra
toegevoegde waarde kunnen vinden. Als ik de ruimte kan krijgen om de
moties op stuk nr. 13 en 15 gezamenlijk te nemen om te kijken waar we
die ruimte kunnen zoeken, dan lijkt mij dat het beste. Ik kan ook gewoon
een onderzoek toezeggen, maar dat gaat het verschil niet maken. Ik wil
graag op zoek gaan naar waar we nog extra onderzoek of aanbevelingen
nodig hebben, want er ligt al heel veel. Ik wilde de moties niet
ontraden, omdat ik begrijp waar u naar op zoek bent.
De voorzitter:
Ik zie mevrouw Mutluer knikken.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ik begrijp 'm. Volgens mij moet je niet onderzoeken om te onderzoeken.
Daar is de motie op stuk nr. 13 ook niet voor bedoeld. Die motie is
inderdaad bedoeld om van buiten met een frisse blik te kijken naar wat
ons nog verder kan helpen. Als u de motie op stuk nr. 13 dus zo
interpreteert, dan ben ik daar in ieder geval mee akkoord. Ik kijk ook
naar de heer Van Nispen.
De voorzitter:
Dan kan de motie op stuk nr. 13 dus gewoon oordeel Kamer krijgen, als ik
het goed begrijp.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Met deze interpretatie kan dat. Ik betrek de motie op stuk nr. 15 erbij.
Ik heb daar de aantekening bij dat wij niks zelf in ons eentje in een
torentje verzinnen. Al die onderzoeken bestaan uit frisse blikken. We
hebben geen gebrek aan frisse blikken en aanbevelingen. We willen nu de
slag nog beter maken dan we al doen naar praktische vooruitgang. Als ik
de moties op stuk nr. 13 en 15 op die manier als ondersteuning daarbij
mag betrekken en de komende maanden mag zoeken naar hoe dat uit te
voeren, dan heel graag.
De heer Knops (CDA):
Ik moet dadelijk naar mijn fractie. Ik moet daar uitleggen waarom ik
voor de motie op stuk nr. 13 zou moeten stemmen, terwijl die oordeel
Kamer krijgt. Ik heb wel een beetje moeite met deze manier van
appreciëren, eerlijk gezegd. Als een motie oké is, dan moet die oordeel
Kamer krijgen. Als een motie niet oké is, kan het verzoek zijn van de
minister of de indiener bereid is om iets aan die motie aan te passen.
Ik hoor de minister heel goed, maar de uitleg van de minister is langer
dan de tekst van de motie. Volgens mij is dat niet de goede manier, dus
zouden we echt terug moeten naar wat de tekst is. Volgens mij moet de
minister dan gewoon ontraden, tenzij er iets wordt aangepast. Laten we
dat dan doen, want dan kan ik met de tekst terug naar mijn fractie.
Anders moet ik dat hele verhaal over een andere interpretatie ook gaan
uitleggen. De motie is de motie. Dat is zoals het hier werkt.
De voorzitter:
U heeft geen gemakkelijk leven in die fractie, als ik het zo hoor.
De heer Knops (CDA):
Het is een heel gemakkelijk leven. Ik stem gewoon tegen, anders.
De voorzitter:
O ja, dat kan ook. Dat mag altijd, hoor. Dat gaan we niet verhinderen.
Ik kijk in de eerste plaats toch maar even naar de minister. Zij geeft
een interpretatie en dat is niet zo ongebruikelijk, als ik het zo mag
lezen. Maar goed, ik bemoei me er verder niet mee. Heeft de minister nog
iets naar aanleiding van de interventie van de heer Knops? Kunt u zijn
leven ook nog een beetje eenvoudiger maken?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Nee. Ik begrijp het wel. Ik heb straks nog een motie die ik ga
interpreteren, maar daarna ga ik er ook eentje ontraden, dus daar kan de
heer Knops naar uitkijken.
De voorzitter:
Anders komt u het even uitleggen misschien. Goed, we laten het zoals het
is. Het is twee keer oordeel Kamer?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Met ruimte voor mijn eigen invulling waarbij ik die elementen koppel. Ik
kom daar later dit jaar op terug. De moties op stuk nr. 13 en 15 krijgen
oordeel Kamer.
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 14. De heer Van Nispen en mevrouw
Michon-Derksen zullen begrijpen dat ik hier wel één zin aan moet
toevoegen. Er staat ook "ambitieuze doelstellingen" en wij zullen in het
gesprek daartoe komen. De motie op stuk nr. 14 krijgt dus oordeel Kamer.
Ik zal het gesprek met het OM natuurlijk aangaan, maar wellicht is nog
belangrijker dat de Veiligheidsagenda er aankomt in het tweede deel van
dit jaar. Daar zal het ook een plaats krijgen, dus deze motie krijgt
oordeel Kamer en we gaan met het OM kijken naar het verbeteren van de
afpakketen.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 14 krijgt oordeel Kamer.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 16. Ik kondigde aan dat ik deze motie
van mevrouw Helder zou ontraden, maar eigenlijk zou ik willen dat zij de
motie op stuk nr. 16 aanhoudt, totdat wij in het debat van 7 juli hier
wat dieper op in kunnen gaan. Ik sluit niet uit dat wij er dan samen nog
steeds niet helemaal uitkomen, maar dan kunnen wij er wat langer bij
stilstaan. Ik weet dat zij haar spreektijd dan anders inricht. Als zij
deze motie nu indient, dan ontraad ik de motie, omdat het een
fundamentele verandering betreft in plaats van de geleidelijke waar wij
nu naartoe gaan. Ik zeg het even simpel. Ik heb liever dat zij de motie
op stuk nr. 16 aanhoudt tot dat debat, zodat wij er iets meer ruimte
voor hebben.
De voorzitter:
Ik kijk naar mevrouw Helder.
Mevrouw Helder (PVV):
Dan vraag ik me af waar de minister dan iets meer ruimte voor wil.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Voor het gesprek.
Mevrouw Helder (PVV):
Ja. Laat ik de minister dan eventjes in haar termijn antwoord geven.
Kijk, ik wil gewoon niet dat de aspiranten voor 100% worden meegeteld en
ook niet geleidelijk, dus gewoon helemaal niet. Mijn vraag is dus
eigenlijk: waar zit de ruimte?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dat was de zoektocht die ik had voorzien voor het debat dat wij samen
gaan hebben. Ik zal het in ieder geval nog ietsje specifieker aangeven,
zodat mevrouw Helder weet waarom ik de motie nu ontraad en waar
eventueel ruimte had kunnen zitten, als die er was geweest. De motie
vraagt om fundamentele wijzigingen. De aspiranten worden de komende
jaren al stapsgewijs uit de formatie gehaald. Ik zit nog even te kijken.
Misschien ook nog deze opmerking, want anders verval ik in herhaling: we
kijken nu naar de uitwerking van de motie van Van Nispen over het
slechts meerekenen van aspiranten voor de realistische operationele
inzetbaarheid. Dat was bij de Slotwet van vorig jaar. Met andere
woorden, er zitten al elementen in waarop we die stappen nemen. Deze
motie is te groots in één keer, te fundamenteel. We zouden daar bij het
vervolg over twee weken langer bij stil kunnen staan. Dan kan ik in
ieder geval toelichten welke stappen we allemaal nemen en hoe we die
uitvoeren. Als mevrouw Helder zegt dat ze dat eigenlijk allemaal weet en
dat zij hierbij blijft, moet ik de motie ontraden.
Mevrouw Helder (PVV):
Ik denk dat ik het allemaal wel weet, maar ik wil het ook niet helemaal
jinxen, in goed Nederlands. Ik hou de motie dus wel aan.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Helder stel ik voor haar motie (36100-VI, nr. 16)
aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Dank u wel. Voor de motie op stuk nr. 12 en wellicht ook voor de
beantwoording van vragen komen we nog terug bij de minister voor
Rechtsbescherming.
Minister Weerwind:
Voorzitter. Ik kan er heel kort over zijn. Ik zie de motie als steun in
de rug. Er worden bepaalde zaken genoemd, zoals het structureel tegen
het licht houden van PMJ. Er wordt ook gesteld: voer het gesprek met de
ketenpartners. Dat doe ik al. Dat heb ik u net verteld, maar ik zie dit
echt als steun in de rug. Daarbij moet je het ook hebben over de
knelpunten en je moet, daar waar mogelijk, meteen oplossingen aandragen.
Daarom geef ik de motie oordeel Kamer.
De voorzitter:
Ik dank u zeer. Verder geen vragen? Dan is het 21.30 uur. Ik dank de
bewindspersonen en hun ambtenaren voor de enorme hoeveelheid werk die
verzet is, voor de helderheid van de antwoorden en voor alle
toezeggingen. Ik dank de collega's en de ondersteuning, in alle denkbare
gedaanten, die ons hier ook weer zo geweldig doorheen heeft geholpen. Ik
wens u allen nog een mooie avond.
Sluiting 21.32 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Verslag OSV 52 (2021-2022) van 22 juni 2022 |
---|
Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |