Kabinetsreactie op de evaluatie van de Koninklijke beroepsorganisatie voor gerechtsdeurwaarders (KBvG)
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2022
Brief regering
Nummer: 2022D27789, datum: 2022-06-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35925-VI-155).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Onderdeel van kamerstukdossier 35925 VI-155 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2022.
Onderdeel van zaak 2022Z13491:
- Indiener: F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-07-05 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-07-06 15:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-10-06 10:00: Juridische beroepen (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-11-24 13:35: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
35 925 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2022
Nr. 155 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 juni 2022
Bij brief van 28 januari 2022 heb ik uw Kamer de evaluatie van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) inzake de Koninklijke beroepsorganisatie voor gerechtsdeurwaarders (KBvG) toegestuurd met een korte appreciatie dat het algemene beeld dat uit deze evaluatie naar voren komt mij positief stemt (Kamerstuk 35 925 VI, nr. 129). De KBvG heeft zich, zo blijkt uit de evaluatie, de afgelopen jaren verder ontwikkeld in de richting van een volwassen taakorganisatie. Ook heb ik u toegezegd dat u voor de zomer de kabinetsreactie ontvangt. Bijgaand treft u deze aan. Hierbij ga ik ook in op de verzoeken van het lid Van Nispen die hij bij de regeling van werkzaamheden van 2 februari jl. heeft ingediend.
De KBvG is een publiekrechtelijke beroepsorganisatie (pbo), ingesteld op grond van artikel 134 van de Grondwet en heeft wettelijke bevoegdheden vastgelegd in de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw). Bij deze tweede evaluatie van de Gdw zijn de governance en de inrichting van de KBvG onderzocht en is bekeken of aan de geldende normen wordt voldaan. Het gaat hierbij om een goede verankering en voldoende status binnen de beroepsgroep, om een interne organisatie die adequaat en democratisch functioneert en de bevordering van het «gildegevoel» en een interne relatiefunctie. Conclusie van de onderzoekers is dat de KBvG zich sinds de eerste evaluatie heeft doorontwikkeld bij de uitvoering van haar wettelijke taken. De ledenraad, het bestuur en de Algemene Ledenvergadering (ALV) functioneren volgens hun wettelijke opdracht. De externe profilering en de samenwerking met externe stakeholders zijn beiden verbeterd. Natuurlijk hebben de onderzoekers ook een aantal aanbevelingen gedaan, die ik hieronder in samenhang zal behandelen.
De evaluatie is door mij besproken met het bestuur van de KBvG. Met het KBvG-bestuur is besproken dat zij het advies in algemeenheid herkent. Daarnaast is het rapport besproken tijdens een recente ALV van de KBvG.
Deze tweede wetsevaluatie laat in grote lijnen zien dat de KBvG de aanbevelingen ter harte heeft genomen en de afgelopen jaren de kans heeft gegrepen om zichzelf verder te ontwikkelen en te ontplooien: zo is de verordenende activiteit toegenomen en is de KBvG verworden tot een actieve speler in het publieke debat waar naar geluisterd wordt. Ik zie dat bijvoorbeeld bij de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waar de KBvG een actieve rol op zich heeft genomen. Zij levert een bijdrage aan het bevorderen van de kwaliteit van de beroepsuitoefening. De KBvG heeft op die wijze geleverd wat van een goed functionerende pbo verwacht mag worden en het functioneren is in termen van doeltreffendheid en doelmatigheid verbeterd.
Een aantal aanbevelingen1 zijn aan de KBvG gedaan en zien op de interne bedrijfsvoering van de beroepsorganisatie. De KBvG beziet samen met de leden(raad) wat de mogelijkheden zijn voor bijvoorbeeld de uitbreiding van het stafbureau, maar ook het verbeteren van de informatiepositie van de leden(draad) door het tijdig door het bestuur aanbieden van alternatieve uitgewerkte voorstellen aan de leden, waar dat mogelijk is. Ik wil de KBvG en leden in staat stellen aan de slag te gaan met deze aanbevelingen, onder meer inzake de aanpassingen in de financieringsstructuur van de pbo en het teruglopende ledenaantal, en zal uw Kamer op basis van de verdere acties van de KBvG bij een volgende voortgangsrapportage nader informeren.
Dan een voor mij én voor de beroepsgroep belangrijk onderwerp: integriteit. De aanbeveling2 die ziet op het instellen van een nieuwe integriteitscommissie binnen de KBvG geeft aan dat de onderzoekers dat ook vinden. Voor gerechtsdeurwaarders geldt natuurlijk al tucht- en toezichtrecht waar juist in het bijzonder naar integriteit van de gerechtsdeurwaarder wordt gekeken. Een extra, separate laag die geen connectie heeft met het al bestaande onafhankelijke tuchtrecht en toezicht zal niet bijdragen aan meer transparantie of een verbetering van integriteit voor de beroepsgroep. Ik zie geen reden tot het instellen van een formele commissie. Dat betekent niet dat de KBvG niet actief en structureel met dit onderwerp bezig is: zo is er een integriteitsprotocol voor de bestuursleden. Via alle activiteiten, lezingen en bijeenkomsten, wordt actief ingezet aan kwaliteitsbevordering van de leden. Het toezicht op de integriteit van de leden wordt vervolgens verricht door het BFT.
De aanbeveling3 voor het periodiek opstellen van een meerjarenbeleidplan door de ledenraad in de wet of de verordening mee te nemen, worden zowel door de KBvG als door mij zo gelezen dat dit past binnen de wet. Art 64 Gdw regelt dat de ledenraad het beleid vaststelt. In de tijdsduur is de ledenraad vrij. Het past binnen de verantwoordelijkheid van de KBvG als pbo om zelf te bepalen hoe zij dit nader in hun regelgeving willen neerleggen.
De aanbevelingen4 die zien op het schrappen van het uitgangspunt van representatieve vertegenwoordiging van gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaarders en toegevoegd gerechtsdeurwaarders in de ledenraad en het bestuur van de KBvG door artikel 61, eerste lid en artikel 63, eerste lid van de Gdw aan te passen en artikel 57 lid 3 Gdw te schrappen (om bij verordening regels te stellen over de inrichting van een algemene klachten- en geschillenregeling, waaronder de instelling van een geschillencommissie) zal ik samen met de KBvG nader onderzoeken en eveneens meenemen in de eerstvolgende voortgangsrapportage.
Het doet mij deugd dat de aanbeveling5 voor een verbeterplan gericht op een meer duurzame samenwerkingsrelatie tussen de KBvG en Deurwaardersbelangen.nu door alle partijen al is opgepakt. Zowel met de voorzitter en bestuursleden van Deurwaardersbelangen.nu als met de voorzitter en directeur van de KBvG is contact en beide benadrukken en erkennen dat iedere organisatie zijn eigen specifieke rol heeft. De KBvG is de pbo en handelt vanuit deurwaardersbelangen.nu is een belangenvereniging voor gerechtsdeurwaarders. De besturen hebben vaste overlegmomenten met elkaar ingepland.
Wat betreft de aanbeveling6 om de afspraken in de convenanten tussen het ministerie en de KBvG en het BFT en de KBvG tot uitvoering te brengen: zoals ik in mijn eerste appreciatie al deelde, verheugt het mij dat de onderzoekers zien dat met het door mijn ambtsvoorganger en de KBvG afgesloten convenant een goede weg is ingeslagen naar een duurzame samenwerking. De komende tijd zal ik in ieder geval een werkbezoek aan de KBvG brengen om nader kennis te maken met het brede werkveld. Bij de uitwerking van de thematafelsessies zie ik de KBvG actief het voortouw nemen om overstijgende onderwerpen, zoals bijvoorbeeld het proces van een vordering en de belangrijke contactmomenten voor een burger.
Tot slot de aanbeveling7 die op het onderzoek naar eventuele aanpassingen in de financieringsstructuur van de KBvG ziet. Ik heb het WODC gevraagd om de evaluatie te starten van de Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen. Deze wetsevaluatie verwacht ik eind dit jaar en bij de reactie daarop zal ik deze aanbeveling meenemen.
Het bestuur van de KBvG heeft mij meegegeven dat zij bezien wat de mogelijkheden zijn voor alternatieve financiering, bijvoorbeeld bij de stroomlijning ketenderdenbeslag en de vereenvoudiging beslagvrije voet. Bij de thematafelsessies over het sociaal tarief als ook over het kwaliteitsfonds zal deze aanbeveling worden meegenomen.
De evaluatie was een moment om terug te kijken, maar gebruik ik juist ook om vooruit te kijken. Continuïteit van de beroepsgroep is daarbij een belangrijk aandachtspunt. Deurwaarders zijn altijd nodig: zij zijn de schakel tussen alle partijen: van de rechtspraak tot de bedrijven en de burgers.
De gerechtsdeurwaarders hebben te maken met een krimpende markt. Ook de heer Van Nispen vroeg daarnaar. Eerder heeft mijn voorganger dit met uw Kamer besproken.8 Het kabinet ziet dat het aantal mensen met (problematische) schulden toeneemt. Tegelijkertijd neemt het aantal rechtszaken en daarmee het aantal ambtshandelingen van de deurwaarders af. Dat komt onder meer door de inzet om kleine schulden snel op te lossen zonder dat de gang naar de rechter wordt gemaakt. Gericht wordt door alle partijen gewerkt aan een buiten-juridische en duurzame oplossing. Deze werkzaamheden zijn niet alleen voorbehouden aan gerechtsdeurwaarders, maar kunnen ook door andere partijen worden verricht. Het vraagt om herbezinning op de ambtelijke rol van de gerechtsdeurwaarder, zoals nu aan de voortgezette thematafels met partijen wordt besproken. Juist de gerechtsdeurwaarder heeft naast de wettelijke taak ook een maatschappelijke rol en ziet als een van de weinigen hoe de situatie is bij een burger als er een dagvaarding of exploot wordt uitgebracht en heeft de positie en de middelen om data te controleren en het persoonlijke gesprek aan te gaan alvorens stappen door een schuldeiser worden genomen.
Samen met de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen kijk ik hoe de gerechtsdeurwaarder de regierol heeft en ingezet kan worden om bijvoorbeeld actief iemand door te verwijzen naar gemeentelijke schuldhulp of te helpen met (problematische) schulden. Hoewel er dus sprake is van een krimpende markt en van een krimpend ledenaantal, zie ik daar vooralsnog geen problemen in, maar het is een punt dat ik volg en waar ik alert op blijf.
Voor de gerechtsdeurwaarders en de KBvG is deze tweede evaluatie er een om met trots op terug te kijken en vervolgens samen met mij vooruit te kijken. Over vier jaar volgt de volgende evaluatie en in de tussentijd blijf ik samen met de beroepsgroep en pbo alert op de maatschappelijke ontwikkelingen en mogelijke veranderingen in het domein van de gerechtsdeurwaarders. Zaken als onafhankelijkheid, sociaal tarief en continuïteit zijn de speerpunten voor de komende jaren. De samenwerking in het convenant die nu in gang is gezet met de KBvG hoop ik de komende jaren nog verder te versterken om zo bij te dragen aan toegang tot het recht voor een ieder.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind