[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over de aanpak van voetbal gerelateerde criminaliteit en het opleggen en handhaven van stadionverboden

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2022D28670, datum: 2022-07-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20212022-3368).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2022Z11525:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

3368

Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de aanpak van voetbalgerelateerde criminaliteit en het opleggen en handhaven van stadionverboden (ingezonden 8 juni 2022).

Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 4 juli 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3307.

Vraag 1

Deelt u de mening dat het bezoeken van een voetbalwedstrijd een feest moet zijn, maar dat dit feest helaas te vaak verstoord wordt door relschoppers, waar echte supporters de dupe van zijn?

Antwoord 1

Ik deel deze mening. Ik ben verbijsterd over de intensiteit en omvang van incidenten die ik de afgelopen periode heb gezien. Personen die agenten te lijf gaan, vuurwerk gooien naar een vak waar ook kinderen zitten en zelfs spelers vanaf de tribune slaan, zijn geen voetbalsupporters meer. Daar moet hard tegen worden opgetreden, zodat de echte supporters kunnen blijven genieten van het betaald voetbal.

Vraag 2

Klopt het dat het afgelopen voetbalseizoen meer stadionverboden zijn opgelegd dan in voorgaande jaren?

Antwoord 2

Het aantal opgelegde stadionverboden is dit seizoen significant hoger dan in voorgaande seizoenen. De afgelopen jaren werden gemiddeld 600 stadionverboden over een heel seizoen opgelegd. Op een derde van het seizoen 2021–2022 waren dit er al 354. De Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) zal na 30 juni 2022 de totaalcijfers in kaart gaan brengen. In de zomer zullen zij deze cijfers met de partners bespreken.

Vraag 3

Kunt u aangeven in hoeveel gevallen de afgelopen jaren op civielrechtelijke basis (Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) of Betaald voetbalorganisatie (BVO)) en in hoeveel gevallen op strafrechtelijk basis stadionverboden zijn uitgedeeld?

Antwoord 3

Stadionverboden worden met name op civielrechtelijke basis opgelegd. In onderstaande tabel wordt het in totaal door de KNVB en betaald voetbal organisaties (bvo’s) opgelegde stadionverboden in de voorgaande seizoenen weergegeven.

2017–2018 550
2018–2019 595
2019–2021 420
2020–2021 133

Het OM beschikt niet over totaalcijfers van strafrechtelijk opgelegde stadionverboden.

Vraag 4

Erkent u dat een stadionverbod eigenlijk gecombineerd zou moeten worden met een meldplicht, omdat dat er voor kan zorgen dat iemand effectief geweerd kan worden uit stadions? Zo niet, waarom niet?

Antwoord 4

Civielrechtelijke stadionverboden en strafrechtelijke of bestuursrechtelijke maatregelen zijn complementair aan elkaar en in sommige gevallen is het wenselijk deze gecombineerd in te zetten. De lokale vierhoeken (gemeente, politie, OM en bvo) moeten hierin samenwerken.

In de eerste instantie is de handhaving van stadionverboden de verantwoordelijkheid van de betaald voetbalorganisaties (bvo’s). De burgemeester, officier van justitie of strafrechter (hierna: gezagsdragers) kunnen bestuursrechtelijk of strafrechtelijk een gebiedsverbod opleggen als er sprake is van (vrees voor) openbare ordeverstoringen. Zij kunnen dit doen voor het gebied waar bijvoorbeeld (de omgeving van) het stadion of een uitgaansgebied onder valt. Aan een gebiedsverbod kan vervolgens een meldplicht worden gekoppeld.

Het is echter niet haalbaar of wenselijk dat alle civielrechtelijke stadionverboden worden gecombineerd met strafrechtelijke of bestuursrechtelijke maatregelen zoals een gebiedsverbod met een meldplicht. Dit instrument is niet in alle gevallen proportioneel. Bovendien kunnen de gezagsdragers een (gebiedsverbod met) meldplicht dus alleen opleggen als er sprake is van (vrees voor) openbare ordeverstoringen. Sommige misdragingen, bijvoorbeeld voorwerpen op het veld gooien of illegaal doorverkopen van kaarten, vallen hierbuiten en worden alleen civielrechtelijk aangepakt. Het is aannemelijk dat de gezagsdragers aan de personen die hiervoor een stadionverbod krijgen, geen gebiedsverbod met meldplicht opleggen.

Zoals toegelicht in de Kamerbrief van 15 juni jl.1 hebben we met de partners afgesproken dit wel te doen bij toonaangevende en zwaardere voetbalvandalen.

Gemeente Den Haag bijvoorbeeld kijkt naar de dossiers die zij ontvangen naar aanleiding van de gebeurtenissen bij ADO Den Haag – Excelsior op 29 mei jl. aan welke personen een gebiedsverbod of meldplicht opgelegd moet worden. Het is dus noodzakelijk dat bvo’s en gemeenten samenwerken hierin.

Vraag 5

Kunt u uiteenzetten hoe vaak een stadionverbod wordt gecombineerd met een meldplicht?

Antwoord 5

Helaas zijn hiervan geen cijfers beschikbaar.

Vraag 6

Herinnert u zich de eerdere Kamervragen over de digitale meldplicht rondom voetbalwedstrijden?2

Antwoord 6

Ja, die herinner ik mij.

Vraag 7

Hoe vaak is de digitale meldplicht de afgelopen jaren opgelegd? Klopt het dat dit nu al jaren bestaat maar nog niet of nauwelijks gebruikt wordt in de praktijk, wat zijn daarvoor de redenen?

Antwoord 7

De digitale meldplicht is in 2015 wettelijk mogelijk gemaakt met de aanscherping van de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast (Wet MBVEO). In de praktijk wordt hier tot op heden echter geen gebruik van gemaakt, omdat er nog geen geschikte digitale faciliteit is die voldoet aan alle juridische en technologische eisen. In het antwoord op vraag 8 ga ik daar nader op in.

Vraag 8

Bent u het er mee eens dat er in de praktijk de afgelopen jaren weinig voortgang is geweest op het gebied van de digitale meldplicht? Zo ja, hoe komt dit? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 8

Zoals benoemd onder vraag 7, ontbreekt een geschikte digitale faciliteit die voldoet aan alle juridische en technologische eisen. Hiervoor zijn in het verleden initiatieven gestart, maar deze zijn bij het gebrek aan draagvlak en financiering niet voortgezet. In 2020 is met de komst van het programma Ons Voetbal Is Van Iedereen (OVIVI) financiering beschikbaar gekomen en heeft mijn departement in samenwerking met de partners een herstart gemaakt met het traject digitale meldplicht. Het doel van het traject is het beschikbaar stellen van een geschikte faciliteit (een applicatie voor smartphones) waarmee een meldplichtige kan aantonen dat hij zich op een bepaald tijdstip niet in een verboden gebied bevindt.

Door het ontwikkelen van deze faciliteit worden praktische en juridische bezwaren tegen het opleggen van een meldplicht weggenomen. De verwachting is dat de meldplicht vaker zal worden opgelegd en zo verstoringen van de openbare orde en strafbare feiten efficiënter en effectiever voorkomen kunnen worden. Deze verwachting is getoetst met een draagvlakverkenning onder gemeente, politie en het OM.

De voortgang van de digitale meldplicht is afhankelijk van belangrijke randvoorwaarden. Een daarvan is de technische haalbaarheid. Al betreft het ogenschijnlijk een eenvoudige applicatie voor smartphones, er zit een aantal functionaliteiten in die deze ontwikkeling niet alleen uniek maken in het bouwen van deze voorziening, maar juist ook in de toepassing en het gebruik. Ik wil ter verduidelijking hier twee functionaliteiten benoemen. De eerste functionaliteit betreft het vaststellen van de identiteit aan de hand van een gezichtsherkenning en de tweede functionaliteit betreft het nauwkeurig vaststellen van de locatie van de melder. De uitdaging hierbij is het voorkomen van fraude. Want als hier gemakkelijk mee kan worden gefraudeerd, is het instrument niet effectief. Uit onderzoek blijkt dat het risico hierop hoog is, omdat er toegankelijke en eenvoudige tools bestaan om te frauderen met gezichtsherkenning en de locatie. Het vinden van de juiste en geschikte software om zulke fraude op te sporen of tegen te gaan, is dan ook een kritische succesfactor, waarbij nadrukkelijk vanaf de start, in het ontwerp al, rekening wordt gehouden met de privacy van de melder. Daarom wordt er op dit moment gewerkt aan een Data Protection Impact Assessment (DPIA) om de privacy risico’s te bepalen en een Project Start Architecture (PSA) om in kaart te brengen wat de aanpassing en impact gaat zijn op de bestaande organisatie, de processen, de informatievoorziening en de technische infrastructuur.

Samenvattend gaat het om een voorziening die robuust, veilig en breed toepasbaar moet zijn. Dit vraagt om een gedegen en zorgvuldige voorbereiding op dit dossier en dat vergt tijd. In de Kamerbrief van 15 juni jl.3 heb ik een stand van zaken over de huidige voortgang gegeven.

Vraag 9

Kunt u aangeven wat u in het kader van de digitale meldplicht verwacht van de kant van de clubs en de KNVB? Wat kan u hieraan bijdragen?

Antwoord 9

Zoals uiteengezet onder vraag 4, is de handhaving van stadionverboden de verantwoordelijkheid van de bvo’s. De (digitale) meldplicht is een complementaire maatregel die gezagsdragers kunnen opleggen ter bescherming van de openbare orde. De digitale meldplicht is geen alternatief voor een goede veiligheidsorganisatie en goed toegangsbeleid van een bvo. Zoals uiteengezet in de Kamerbrief van 15 juni jl.4, hebben we met de partners afspraken, die we nu intensiveren, om ongeregeldheden bij voetbalwedstrijden te voorkomen. Het capaciteits- en kwaliteitsniveau van de beveiliging en stewards van bvo’s en het toezien op de gemaakte afspraken hierover, is onderdeel hiervan.

Van bvo’s en de KNVB wordt verwacht dat personen die zich misdragen worden geïdentificeerd en er dossiers worden opgemaakt om maatregelen zoals stadionverboden en boetes op te leggen, maar ook bestuursrechtelijke en strafrechtelijke maatregelen. Ik ondersteun de bvo’s en de KNVB hierin met de financiering van de Landelijke Taskforce ondersteuning bij voetbalincidenten (hierna: Landelijke Taskforce). De Landelijke Taskforce ondersteunt bvo’s bij het uitlezen van camerabeelden om personen te identificeren en het opmaken van dossiers.

Vraag 10

Bent u bereid te kijken hoe de ketensamenwerking op lokaal niveau tussen partijen, supporters en clubs kan worden versterkt, om tot een betere uitsluiting van relschoppers bij voetbalwedstrijden te komen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 10

Naar aanleiding van de recente ongeregeldheden heb ik hiernaar gekeken. Op 15 juni jl. heb ik in een brief aan uw Kamer aangegeven dat ik constateer dat er genoeg mogelijkheden zijn om straffen uit te delen aan supporters die zich misdragen, maar dat resultaten achterblijven. Daarom zijn met de partners aanvullende afspraken gemaakt die in aanloop naar het nieuwe seizoen worden uitgewerkt. Dit is verder uiteengezet in de Kamerbrief van 15 juni jl.5

Vraag 11

Bent u bereid om in gesprek te gaan met de KNVB over hoe de veiligheid tijdens wedstrijden verder versterkt kan worden?

Antwoord 11

Mijn departement is doorlopend in gesprek met de KNVB. Voor de afspraken die zijn gemaakt verwijs ik u naar vraag 10.

Vraag 12

Bent u bekend met het programma Hooligans in beeld? Kunt u aangegeven of dit programma nog steeds in de praktijk wordt ingezet?

Antwoord 12

Hooligans in Beeld is een project wat ruim 10 jaar geleden gedraaid heeft als integrale persoonsgerichte aanpak van hooligans. De kern van Hooligans in Beeld was dat toonaangevende ordeverstoorders rondom het voetbal op basis van informatie uit de anonimiteit worden gehaald en gericht werden aangepakt, waardoor de openbare ordeverstoringen door de groep(en) afnamen. De aanpak liep – afhankelijk van de kenmerken en achtergronden van de persoon – van preventie tot repressie. Het programma op zichzelf wordt niet meer ingezet, de persoonsgerichte aanpak van ordeverstoorders wel. Over de persoonsgerichte aanpak is een stand van zaken gegeven in de Kamerbrief van 15 juni jl.6

Vraag 13

Bent u bereid te kijken naar de mogelijkheid van slimme camera’s in stadions om op die manier mensen met een stadionverbod die toch in het publiek staan te kunnen signaleren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 13

Om daders te vervolgen, maar ook om de persoonsgerichte aanpak te laten slagen, is het van cruciaal belang om daders te identificeren. Zoals gezegd draagt de Landelijke Taskforce eraan bij om optimaal gebruik te maken van camera’s. Voor een lik-op-stuk aanpak is bij het opsporen van daders niet alleen het juiste gebruik maar ook de kwaliteit van de camera’s van belang. Kwalitatief goede camera’s in en rond het stadion leveren een belangrijke bijdrage aan identificatie en vervolging. De KNVB werkt daarom aan een aangepaste licentie-eis met betrekking tot camera’s, waardoor het verplicht wordt om twee camera’s op het uitvak en het harde kern-vak te hebben. Deze wordt ter stemming voorgelegd in de Algemene Vergadering Betaald Voetbal eind juni en zal bij akkoord ingaan vanaf seizoen 22/23.

Daarnaast is in het kader van Ons Voetbal is Van Iedereen, de gezamenlijke aanpak van racisme en discriminatie van de rijksoverheid en het voetbal, door het Ministerie van VWS een wedstrijd, de Challenge (Slimme) Technologie, uitgeschreven. Hiermee wordt de markt uitgedaagd om met concrete oplossingen te komen om spreekkoren in het voetbalstadion te kunnen vastleggen. Bvo’s zullen hiermee beter gefaciliteerd worden om vast te kunnen leggen wat er precies wordt gezongen of geschreeuwd waardoor het wellicht eenvoudiger wordt om die personen die zich daadwerkelijk schuldig maken aan discriminerende of kwetsende spreekkoren aan te pakken. Nog dit jaar wordt in samenwerking met drie bvo’s de ontwikkelde technologie getoetst in een realistische (stadion)setting.

Slimme camera’s kunnen al dan niet met behulp van bovenstaande pilot ook worden ingezet om mensen te signaleren met een stadionverbod, mits binnen de kaders van de regelgeving betreffende inzet technologie.

Vraag 14

In hoeverre is het juridisch mogelijk om in en rondom stadions een verbod op gezichtsbedekkende kleding (zoals capuchons of sjaals voor de gezichten) in te stellen, om het daarmee lastiger te maken voor eventuele relschoppers om zich in anonimiteit te hullen?

Antwoord 14

Het zodanig bedekken van het gezicht is nu al niet toegestaan in de stadions en in de directe omgeving van het stadion (stadionterrein). Dit is opgenomen in de KNVB standaardvoorwaarden en de Richtlijn termijn stadionverbod. Voor het zodanig bedekken van het gezicht waardoor herkenning (deels) onmogelijk wordt gemaakt kan een landelijk stadionverbod van 18 maanden met een geldboete worden opgelegd. In de richtlijn voor nieuwe seizoen (2022/’23) wordt het mogelijk ook voor bezit en/of voorhanden hebben van maskeringen (zoals een bivakmuts) een stadionverbod op te kunnen leggen. Het is ook mogelijk om in een Algemene Plaatselijke Verordening regels over gezichtsbedekkende kleding op te nemen, bijvoorbeeld voor het gebied rondom een stadion.

Vraag 15

Wat kunt u er verder nog aan bijdragen om ervoor te zorgen dat het bezoeken van voetbalwedstrijden weer een feestje wordt en de rotte appels beter worden aangepakt en worden geweerd uit de stadions?

Antwoord 15

Ik blijf mij samen met de vertegenwoordigers van de supporters, de KNVB, politie, OM en gemeenten inzetten voor veilig en gastvrij voetbal zodat alle liefhebbers met plezier een wedstrijd in het Nederlandse betaal voetbal kunnen bezoeken.

Hoe wij hier gezamenlijk aan bijdragen is verder uiteengezet in de Kamerbrief van 15 juni jl.7 Uiteindelijk hebben we een gezamenlijk doel om personen die zich schuldig maken aan voetbalgerelateerd wangedrag buiten een stadion te houden. Zodat iedereen die wil genieten van een potje voetbal, dat ook met plezier in veiligheid kan doen.


  1. Kamerstuk 25 232, nr. 71↩︎

  2. Tweede Kamer, Vergaderjaar 2018–2019, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 809.↩︎

  3. Kamerstuk 25 232, nr. 71↩︎

  4. Kamerstuk 25 232, nr. 71↩︎

  5. Kamerstuk 25 232, nr. 71↩︎

  6. Kamerstuk 25 232, nr. 71↩︎

  7. Kamerstuk 25 232, nr. 71↩︎