Antwoord op vragen van de leden Van Raan en Teunissen over “de door Nederland uitgesproken steun aan diepzeemijnbouw”
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2022D28837, datum: 2022-07-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20212022-3380).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit CDA kamerlid)
- Mede namens: Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
- Mede namens: M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit VVD kamerlid)
- Mede namens: J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Onderdeel van zaak 2022Z08407:
- Gericht aan: Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
- Gericht aan: W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
- Gericht aan: J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
- Indiener: L. van Raan, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: C. Teunissen, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
3380
Vragen van de leden Van Raan en Teunissen (beiden Partij voor de Dieren) aan de Minister voor Natuur en Stikstof, de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Buitenlandse Zaken over de door Nederland uitgesproken steun aan diepzeemijnbouw (ingezonden 26 april 2022).
Antwoord van Minister Hoekstra (Buitenlandse Zaken), mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en de Ministers voor Natuur en Stikstof en van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 4 juli 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2797.
Vraag 1
Kent u de berichten «We hebben geen idee wat er in de diepzee leeft. En toch is het daar straks een industriegebied» en «Day 3 – The precautionary principle»?1 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Kunt u verduidelijken wat de inzet is van Nederland bij de onderhandelingen van de International Seabed Authority (ISA) over diepzeemijnbouw?
Klopt het dat Nederland zich heeft uitgesproken als een voorstander van diepzeemijnbouw? Zo ja, onder welke voorwaarden vindt Nederland dat diepzeemijnbouw kan plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2 en 3
Het Koninkrijk is vertegenwoordigd in de Assemblee en de Raad van de Internationale Zeebodemautoriteit (verder: Autoriteit) en draagt bij aan de ontwikkeling van beleid en regelgeving ten aanzien van diepzeemijnbouw. De inzet van Nederland is om diepzeemijnbouwactiviteiten op een verantwoorde manier te laten plaatsvinden. Hierbij is het uitgangspunt dat exploitatieactiviteiten pas worden toegestaan nadat door de Autoriteit een adequaat regelgevend kader is vastgesteld, waarin de bescherming van het mariene milieu en biodiversiteit is geborgd, in lijn met het Zeerechtverdrag. Daarbij zijn het voorzorgsbeginsel, strikte voorwaarden en voortdurende monitoring noodzakelijk om te voorkomen dat grondstofwinning de veerkracht en gezondheid van ecosystemen en de mariene biodiversiteit in de oceanen aantast. Daarnaast is de Nederlandse inzet dat recht wordt gedaan aan het in het Zeerechtverdrag opgenomen beginsel van het gemeenschappelijk erfdeel van de mensheid: de gebieden en minerale rijkdommen zijn het gemeenschappelijk erfdeel van de mensheid en de opbrengsten van de ontginning van de minerale rijkdommen moeten ten goede komen aan alle staten en volkeren.
In het Zeerechtverdrag van 1982 zijn reeds op mondiaal niveau afspraken gemaakt over de exploratie en exploitatie van de internationale zeebodem. Momenteel wordt in de Autoriteit gewerkt aan een volledige regeling voor exploitatie, inclusief normen en richtsnoeren (standards & guidelines). De huidige discussies gaan dan ook niet over de vraag wie voor of tegen diepzeemijnbouw is, maar onder welke voorwaarden eventuele toekomstige exploitatieactiviteiten kunnen plaatsvinden. Nederland zet zich daarbij samen met gelijkgestemde landen in om strikte milieuvoorwaarden in de regeling op te nemen. Concreet heeft Nederland de afgelopen jaren onder meer de volgende elementen ingebracht: (a) milieubeheersplannen, milieueffectrapportages en strategische milieueffectrapportage (dat wil zeggen met inbegrip van gevolgen van andere economische activiteiten); (b) aansprakelijkheid voor schade aan het milieu; (c) het gebruik van best available technology; (d) operationele nationale wetgeving als voorwaarde voor vergunningverlening voor exploratie en exploitatie; en (e) het toezicht op de naleving van de voorschriften. Zie ook de Oceanennotitie van 2017 (Kamerstuk 30 196, nr. 543).
Vraag 4 en 5
Klopt het dat er weinig bekend is over wat er leeft, hoe ecosystemen op deze dieptes functioneren en wat de gevolgen en de risico’s van diepzeemijnbouw zijn? Zo nee, op basis van welk wetenschappelijk onderzoek sluit u negatieve gevolgen van diepzeemijnbouw uit?
Wat is uw reactie op de oproep van meer dan 600 mariene wetenschappers om exploratie van diepzeemijnbouw te pauzeren totdat rigoureus onderzoek is ondernomen waarop beslissingen genomen kunnen worden?3
Antwoord 4 en 5
Het klopt dat er nog veel onduidelijk is over het functioneren van ecosystemen op de diepzeebodem en de gevolgen en risico’s van diepzeemijnbouw. Er is volop onderzoek gaande dat Nederland met grote belangstelling volgt en waar Nederlandse kennisinstellingen en bedrijfsleven aan bijdragen. De onderzoeken leiden tot opbouw van kennis en inzichten over het leven in de diepzee. Hiermee kan ook beter in kaart worden gebracht wat de temporele en ruimtelijke effecten zijn van diepzeemijnbouw op de ecosystemen in de diepzee. Het onderzoek wordt ook gevoed door informatie uit de verplichte jaarlijkse rapportage van uitvoerders van exploratieactiviteiten over de ecosystemen van de gebieden waar de exploratie plaatsvindt. De Nederlandse inzet is erop gericht dat de laatste stand van de wetenschap wordt meegenomen in de ontwikkeling van het internationale beleid en regelgeving en het beoordelingskader voor toekomstige aanvragen voor exploitatieactiviteiten.
Het kabinet is bekend met oproepen om voor een bepaalde periode af te zien van exploitatieactiviteiten in de diepzee. Het kabinet heeft begrip voor de zorgen rondom de effecten van toekomstige exploitatieactiviteiten op het mariene milieu. Wat Nederland betreft is het doel dat in de Autoriteit zorgvuldige besluitvorming over toekomstige aanvragen voor exploitatieactiviteiten kan plaatsvinden. Deze activiteiten zouden binnen de draagkracht van het diepzee mariene ecosysteem moeten plaatsvinden en om die reden zet Nederland zich in om strikte milieuvoorwaarden in de regelgeving op te nemen. Het kabinet blijft de ontwikkelingen op dit gebied nauwgezet volgen en zal zich actief blijven inzetten in de discussies in de Autoriteit conform de in de beantwoording van de vragen 2 en 3 aangegeven uitgangspunten. Het kabinet zal Uw Kamer in het derde kwartaal van 2022 nader informeren over het Nederlands standpunt.
Vraag 6, 7, 8 en 9
Hoe is het Nederlandse standpunt over diepzeemijnbouw tot stand gekomen en wat is het standpunt? Welke ministers waren hierbij betrokken?
Hoe is de inzet van Nederland tijden de ISA-onderhandelingen tot stand gekomen en welke ministers waren hierbij betrokken?
Welke andere externe partijen, bedrijven of organisaties waren betrokken bij het opstellen van de inzet van Nederland en welke rol heeft Royal IHC?
Kunt u aangeven wie de afgevaardigden van de Nederlandse delegatie zijn bij de ISA-onderhandelingen?
Antwoord 6, 7, 8 en 9
Het Nederlands standpunt ten aanzien van diepzeemijnbouw is verwoord in de beantwoording van de vragen 2 en 3 en in de Oceanennotitie van 2017. Het kabinet moet nog een definitief inhoudelijk standpunt over diepzeemijnbouw innemen en zal Uw Kamer hier in het derde kwartaal van 2022 nader over informeren. Zoals aangegeven in de beantwoording van de vragen 4 en 5 is daarbij het uitgangspunt dat exploitatieactiviteiten alleen strikt binnen de draagkracht van het mariene ecosysteem zouden moeten plaatsvinden. Het Nederlands standpunt inzake diepzeemijnbouw komt tot stand met betrokkenheid van de Ministeries van Buitenlandse Zaken, Infrastructuur en Waterstaat, Economische Zaken en Klimaat en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Dat geldt ook voor de inzet van Nederland tijdens de vergaderingen van de Autoriteit. De Nederlandse delegatie bij de bijeenkomsten van de Autoriteit bestaat uit ambtelijke vertegenwoordigers van de betrokken departementen. Om tot een zorgvuldige standpuntbepaling te komen wordt vanwege de daar beschikbare kennis en expertise actief inbreng gezocht van het maatschappelijk middenveld, met inbegrip van wetenschappelijke instituten, onder andere van het Koninklijk Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) en Royal IHC. Bij de recente vergaderingen van de Autoriteit waren medewerkers van het NIOZ en Royal IHC als adviseurs van de Nederlandse delegatie aanwezig.
Vraag 10 en 11
Wanneer wordt er besloten over diepzeemijnbouw tijdens de ISA-onderhandelingen? Kunt u de Kamer informeren over de uitkomsten van de onderhandelingen?
Hoe ziet het verdere proces van besluitvorming er uit? Wat is de tijdlijn? Waar en op welk moment zal de Kamer bij het proces van besluitvorming betrokken worden?
Antwoord 10 en 11
In het Zeerechtverdrag van 1982 zijn op mondiaal niveau afspraken gemaakt over de exploratie en exploitatie van de internationale zeebodem. De Autoriteit heeft nadere regelingen vastgesteld voor de verkenning en exploratie van polymetallic nodules (in 2000; deze zijn bijgewerkt in 2013), polymetallic sulphides (in 2010) en cobalt-rich ferromanganese crusts (in 2012). Op basis van die regelingen heeft besluitvorming over concrete aanvragen voor exploratieactiviteiten plaatsgevonden. Op 31 december 2021 waren 31 exploratiecontracten in werking getreden, waarvan negentien voor polymetallische knollen, zeven voor polymetallische sulfiden en vijf voor kobaltrijke ferromangaankorsten.
Momenteel werkt de Autoriteit aan een volledige regeling voor exploitatie. Deze regeling zal het kader vormen voor besluitvorming over aanvragen voor exploitatieactiviteiten. Als gevolg van de activering van de «tweejaarsbepaling»4 door Nauru is de Autoriteit opgeroepen om uiterlijk in juli 2023 de exploitatieregeling vast te stellen.5 Zoals in de beantwoording van de vragen 2 en 3 uiteengezet, is de Nederlandse inzet om te komen tot een adequaat regelgevend kader waarin de bescherming van het mariene milieu en biodiversiteit is geborgd, voordat exploitatieactiviteiten van start kunnen gaan. De ontwikkeling van een volledige exploitatieregeling zal nog enige tijd zal vergen en daartoe wordt de komende periode intensief vergaderd door de Autoriteit. Het kabinet moet dus nog een definitief inhoudelijk standpunt innemen over diepzeemijnbouw. Hierbij zal een strikte invulling van het voorzorgsprincipe en de cumulatie van effecten uitgangspunt zijn. Het kabinet zal Uw Kamer in het derde kwartaal van 2022 nader informeren over het Nederlands standpunt. Zie ook de beantwoording van de vragen 4 en 5.
De Correspondent, 19 oktober 2020, «We hebben geen idee wat er in de diepzee leeft. En toch is het daar straks een industriegebied» (https://decorrespondent.nl/11643/we-hebben-geen-idee-wat-er-in-de-diepzee-leeft-en-toch-is-het-daar-straks-een-industriegebied/5880887007666-66555c40)↩︎
Website Deep Sea Conservation Coalition, 23 maart 2022, «Day 3 – The precautionary principle» (http://www.savethehighseas.org/isa-tracker/index.php/2022/03/23/day-3-a-precautionary-approach/)↩︎
Website Deep-Sea Mining Science Statement, geraadpleegd 25 april 2022, «Marine Expert Statement Calling for a Pause to Deep-Sea Mining» (https://www.seabedminingsciencestatement.org/)↩︎
Zie Titel 1.15 van de Bijlage bij de Overeenkomst inzake de uitvoering van Deel XI van het Zeerechtverdrag.↩︎
Zie ook Kamerbrief 2017 Toekomstbestendige Oceanen (Kamerstuk 30 196, nr. 543) en beantwoording Kamervragen 2016 (Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 2955).↩︎