Nader antwoord op vragen van de leden Von Martels en Geurts over de eerdere beantwoording over het zogeheten gelijkberechtigingsdossier
Antwoord schriftelijke vragen (nader)
Nummer: 2022D28853, datum: 2022-07-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20212022-3389).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Onderdeel van zaak 2019Z16521:
- Gericht aan: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Indiener: M.R.H.M. von Martels, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: J.L. Geurts, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
3389
Vragen van de leden Von Martels en Geurts (beiden CDA) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de eerdere beantwoording over het zogeheten gelijkberechtigingsdossier (ingezonden 5 september 2019).
Nader antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) (ontvangen 4 juli 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3933.
Vraag 1
Kunt u een reactie geven op de brief van de Vereniging Gelijkberechtiging Grondbezitters (VVG) en daarbij puntsgewijs ingaan op de punten waarin uw antwoorden op de eerder gestelde vragen van het lid Geurts volgens de VVG onjuistheden bevat?1
Vraag 2
Kunt u aangeven of en, zo ja, op welke wijze de Nederlandse Staat in de procedure bij het Hof van Justitie een interventie heeft gedaan in hoger beroep aan de zijde van de terreinbeherende organisaties (TBO’s)?
Vraag 3
Klopt het, zoals de VVG stelt, dat het Gerecht van de Europese Unie (GvEU) het goedkeuringsbesluit van de Europese Commissie heeft vernietigd mede vanwege serieuze inhoudelijke kanttekeningen bij de regeling particuliere terreinbeherende natuurorganisaties (PNB), zoals het ontbreken van een gescheiden boekhouding bij de TBO’s, de discriminerende aard van de PNB-regeling en de financiering van commerciële activiteiten van de TBO’s? Zo nee, kunt u toelichten waarom dit niet klopt?
Vraag 4
Klopt het dat de uitspraak van het GvEU serieuze gebreken blootlegt in de analyse van de Commissie dat de staatssteun aan de TBO’s verenigbaar is met de interne markt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom acht u het dan waarschijnlijker dat de Europese Commissie wederom zal oordelen dat de staatssteun verenigbaar is dan dat de Commissie deze staatssteun onverenigbaar verklaart?
Vraag 5
Klopt het dat uit artikel 108, lid 3 (de standstill-verplichting) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) volgt dat de TBO’s rente over de verleende staatssteun moeten betalen, gelet op de CELF-uitspraak van het Hof van Justitie? Zo ja, moet u niet, gelet op de vaste jurisprudentie dat artikel 108, lid 3 VWEU alle autoriteiten van een lidstaat bindt en de vaststelling van de Europese Commissie dat de standstill-verplichting is geschonden, overgaan tot invordering van de rente van de TBO’s?2
Vraag 6
Kunt u onderbouwen waarom, zoals u suggereert in uw antwoord op vraag 6 van de eerdere Kamervragen van het lid Geurts, een uitspraak van de nationale rechter of de Europese Commissie nodig zou zijn voordat u tot invordering van de rente overgaat?3
Vraag 7
Klopt het dat de rente op grond van het CELF-arrest ook betaald moet worden als de staatssteun alsnog verenigbaar wordt verklaard met de interne markt?
Vraag 8
Kunt u, eventueel bij benadering, een berekening geven om hoeveel rente het gaat? Zo nee, waarom niet?
Vraag 9
Hebt u de bevoegdheid om de rente over de onrechtmatige staatssteun van de TBO’s te vorderen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 10
Neemt u de nodige maatregelen om te voorkomen dat deze renteclaim van de Nederlandse Staat op de TBO’s verjaart of anderszins oninbaar wordt? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Vraag 11
Klopt het dat u geen enkele concreet voorstel heeft gedaan voor een schikking? Zo ja, ligt het niet in de rede dat u een voorstel doet dat voorkomt dat deze zaak door de rechter beslecht moet worden, met alle mogelijke negatieve gevolgen van dien? Zo nee, welke concrete voorstellen om te schikken heeft u gedaan, behalve wederom voorstellen om een verkenner aan te stellen?
Vraag 12
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden daags voorafgaand aan het algemeen overleg Natuur op 12 september 2019?
Nader antwoord
Op 15 oktober 2020 heb ik op een vraag van de leden Geurts en Von Martels (beide CDA) toegezegd om de Tweede Kamer te informeren indien ik overleg met de natuurorganisaties heb gevoerd naar aanleiding van de uitspraak van het EU Hof inzake het gelijkberechtigingsdossier.
Ik meld de Tweede Kamer hierbij dat de voormalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en ik vanaf augustus 2021 overleg hebben gevoerd met afzonderlijk de Vereniging Gelijkberechtiging Grondbezitters (VGG) en de particuliere natuurorganisaties om de mogelijkheden van een schikking tussen beide partijen te verkennen. Deze gesprekken hadden een vertrouwelijk karakter en hiervan zijn dan ook geen verslagen gemaakt. De verkenning door LNV heeft het mogelijk gemaakt dat partijen met elkaar in gesprek zijn.
Op dit moment overleggen partijen nog met elkaar. Mochten VGG en de particuliere natuurorganisaties besluiten niet te schikken dan zal deze kwestie naar verwachting langs juridische weg worden beslist. Ter voorbereiding van de mogelijke uitkomsten van de juridische procedure heb ik, vanuit mijn verantwoordelijkheid als systeembeheerder voor natuur, overleg met (onder andere) de particuliere natuurorganisaties.
Reactie VGG n.a.v. onjuiste informatie van Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over onrechtmatige staatssteun aan de terreinbeherende organisaties (TBO’s) (Gelijkberechtigingsdossier)↩︎
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=ecli:ECLI:EU:C:2008:79↩︎
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1497↩︎