[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Nota naar aanleiding van het verslag

Voorstel van de commissie voor de Werkwijze tot vaststelling van de Regeling bezwaaradviescommissie Tweede Kamer

Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag

Nummer: 2022D29332, datum: 2022-07-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36111-4).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36111 -4 Voorstel van de commissie voor de Werkwijze tot vaststelling van de Regeling bezwaaradviescommissie Tweede Kamer.

Onderdeel van zaak 2022Z10328:

Onderdeel van zaak 2022Z14218:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

36 111 Voorstel van de commissie voor de Werkwijze tot vaststelling van de Regeling bezwaaradviescommissie Tweede Kamer

Nr. 4 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 6 juli 2022

De commissie voor de Werkwijze heeft met belangstelling kennisgenomen van het verslag over het onderhavige voorstel. Zij dankt de leden van de fracties van de D66, CDA, SP en BBB voor de door hen gestelde vragen en gemaakte opmerkingen, waarop hieronder verder zal worden ingegaan.

I. Algemeen

De leden van de D66-fractie hebben van dit voorstel tot vaststelling van de Regeling bezwaaradviescommissie kennisgenomen en zij hebben hierover geen aanvullende inbreng of vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van de commissie voor de Werkwijze tot vaststelling van de Regeling bezwaaradviescommissie Tweede Kamer. Deze leden hebben over de voorgestelde bepalingen de volgende vragen.

De leden van de SP-fractie hebben het voorstel voor de Regeling rondom het instellen van een bezwaaradviescollege gelezen en hebben hierover nog een enkele vraag.

Het lid van de BBB-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van de commissie voor de Werkwijze tot vaststelling van de Regeling bezwaaradviescommissie Tweede Kamer. Dit lid heeft hierover nog enkele vragen.

II. Artikelsgewijs

Artikel 3. Samenstelling commissie

In artikel 3, derde lid wordt bepaald dat de leden van de commissie geen lid zijn van de Staten-Generaal en niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van een fractie, groep of de ambtelijke organisatie van de Staten-Generaal. De leden van de CDA-fractie hechten aan een zo groot mogelijke onafhankelijkheid van de commissie en vragen in dit verband of het niet wenselijk zou zijn ook oud-leden van de Staten-Generaal uit te sluiten.

De leden van de SP-fractie begrijpen dat om de onafhankelijkheid te waarborgen er uitzonderingen zijn gemaakt wie er deel uit kunnen maken van deze commissie. Deze leden vragen waarom oud-Kamerleden hier geen uitzondering in vormen, zeker als zij recentelijk zijn afgetreden bijvoorbeeld. Zij stellen dezelfde vraag met betrekking tot personen die in een andere hoedanigheid dan voor een fractie, in dienst zijn van een politieke partij of groepering.

Het lid van de BBB-fractie wil graag aan de commissie voor de Werkwijze meegeven dat het lid van de commissie volgens haar niet alleen niet mag werken voor een fractie, groep of de ambtelijke organisatie, maar daar ook niet op een andere manier aan verbonden mag zijn. Hoe kijkt de commissie voor de Werkwijze hier tegenaan?

Aan de Regeling bezwaaradviescommissie Tweede Kamer wordt toegevoegd dat ook oud-Kamerleden die minder dan vijf jaar geleden Kamerlid waren en personen die minder dan vijf jaar geleden werkzaamheden hebben verricht voor een fractie, groep, of de ambtelijke organisatie van de Staten-Generaal geen lid kunnen zijn van de Bezwaaradviescommissie van de Tweede Kamer. Om de onafhankelijkheid goed te waarborgen, wordt voor een periode van vijf jaar gekozen.

Het uitsluiten van personen die «op een andere manier verbonden zijn» aan een fractie, groep of de ambtelijke organisatie – zoals het lid van de BBB-fractie voorstelt – is in de praktijk onuitvoerbaar, omdat dit onvoldoende is gedefinieerd, waardoor niet getoetst kan worden wanneer hier sprake van is.

Het lid van de BBB-fractie wil graag horen welke eigenschappen, kennis en ervaring gevraagd worden van leden van de genoemde bezwaaradviescommissie en hoe wordt gewaarborgd dat deze commissie een goede afspiegeling is van de maatschappij.

De sollicitatieprocedure zal primair gericht zijn op het selecteren van leden die voldoen aan de kwalitatieve eisen die worden gesteld. Diepgaande kennis van het algemeen bestuursrecht, de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en de Wet open overheid (Woo), ruime ervaring met bezwaarschriftprocedures, affiniteit met het openbaar bestuur en inzicht in bestuurlijke besluitvorming zijn daarvoor vereist. De objectieve en onafhankelijke positie van het lid ten aanzien van de bezwaarschriften die worden voorgelegd, staat te allen tijden voorop. Enige schijn van belangenverstrengeling moet worden vermeden. Dit zijn de voornaamste criteria waarop wordt geselecteerd. Wanneer aan deze eisen is voldaan, is er uiteraard ruimte om te kijken naar de samenstelling van de bezwaaradviescommissie en – voor zover mogelijk – hierin te streven naar diversiteit.

Voorts zou het lid van de BBB-fractie graag net als bij bewindslieden spelregels willen introduceren in de trant van het lobbyverbod. Hoe kijkt de commissie voor de Werkwijze hier tegenaan en wil de commissie hiervoor regels opstellen?

Het lid van de BBB-fractie verwijst in dezen naar het Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie1, waar het lobbyverbod voor bewindspersonen in staat opgenomen. Hieruit volgt dat voormalige bewindspersonen twee jaar lang niet mogen lobbyen bij hun voormalige ministerie op het beleidsterrein waarvoor de betreffende bewindspersoon verantwoordelijk was of aanpalende beleidsterreinen waarmee de gewezen bewindspersoon tijdens het ambt actieve bemoeienis heeft gehad.2

In de Regeling bezwaaradviescommissie Tweede Kamer wordt door een aantal maatregelen voorzien in het waarborgen van de onafhankelijkheid van de bezwaaradviescommissie en diens voorzitter en leden en wordt hiermee de schijn van enige belangenverstrengeling voorkomen. Zo mogen (oud-)Kamerleden en medewerkers van de ambtelijke organisatie, fracties of groepen geen onderdeel zijn van de bezwaaradviescommissie, tenzij hun Kamerlidmaatschap of de verrichte werkzaamheden langer dan vijf geleden zijn. Dit geldt ook voor personen die een tijdelijke opdracht vervullen voor of korter dan vijf jaar geleden voor de Kamer, fracties of groepen.

Daarnaast mogen commissieleden niet deelnemen bij de behandeling en besluitvorming van een bezwaarschrift als zij een persoonlijk belang hebben. Dit persoonlijk belang speelt bijvoorbeeld ook een rol op het moment dat de voorzitter of een lid op persoonlijke titel of namens een bedrijf waarvoor zij werkzaam zijn of waren, lobbyen over een onderwerp dat gelijk is met het onderwerp waarover zij advies uitbrengen bij bezwaarschriften. Mocht de voorzitter of een lid geen afstand willen nemen van de behandeling van en besluitvorming over een dergelijk bezwaarschrift of opzettelijk dit persoonlijk belang achterhouden, dan kan de Kamervoorzitter op zwaarwegende gronden in het kader van de integriteit deze voorzitter of dit lid ontslaan. Het opnemen van een lobbyverbod in de Regeling bezwaaradviescommissie Tweede Kamer acht de commissie voor de Werkwijze daarom niet nodig.

Tijdens het wervingsproces van de voorzitter en de leden wordt er bij de selectie ook rekening gehouden of de kandidaten de onafhankelijkheid van de bezwaaradviescommissie kunnen waarborgen. Mocht dit niet het geval zijn, dan zal een kandidaat niet geselecteerd worden. Belangrijk bij de selectie is dan de achtergrond van de kandidaat. Er wordt daarnaast ook gevraagd om een Verklaring Omtrent het Gedrag bij de kandidaten. Hiermee zijn naar het inzicht van de commissie voor de Werkwijze voldoende maatregelen getroffen om de objectiviteit en onafhankelijkheid te waarborgen.

Artikel 6. Jaarverslag

In artikel 6 wordt bepaald dat de commissie jaarlijks verslag uitbrengt van haar werkzaamheden. De leden van de CDA-fractie vragen of daarin ook wordt opgenomen welke kosten de commissie heeft gemaakt.

Een overzicht van de kosten die de bezwaaradviescommissie heeft gemaakt, is onderdeel van het jaarlijks verslag dat de commissie uitbrengt.

Verder vragen de leden van de CDA-fractie op welke wijze wordt vastgesteld of de commissie voldoende functioneert. Hoe worden beoordelingsmomenten ingericht en vastgelegd?

De commissie voor de Werkwijze is het met de leden van de CDA-fractie eens dat het functioneren van de commissie beoordeeld dient te worden na een bepaalde termijn. Daarom is de commissie voor de Werkwijze voornemens drie jaar na het vaststellen van de Regeling bezwaaradviescommissie het functioneren van de bezwaaradviescommissie te evalueren. Na drie jaar zal er een goed beeld gevormd kunnen worden over het functioneren van de bezwaaradviescommissie.

Artikel 9. Ontvangst bezwaarschrift en toezending aan commissie

In artikel 9, tweede lid wordt bepaald dat indien de commissie gevraagd wordt over een bezwaarschift te adviseren, het bezwaarschrift met de daarbij behorende stukken door de Kamer onverwijld in handen van de commissie wordt gesteld. De leden van de CDA-fractie vragen of daarbij ook afspraken worden gemaakt over de termijn waarbinnen er een reactie moet komen op het bezwaarschrift.

Hiervoor gelden wettelijke termijnen die opgenomen staan in de Algemene wet bestuursrecht. Na ontvangst van het bezwaarschrift, ontvangt de indiener een ontvangstbevestiging (artikel 6:14 Awb). De beslistermijn op het bezwaar bedraagt 12 weken na ontvangst van het bezwaar. Die termijn kan éénmaal voor hoogstens 6 weken worden verlengd (artikel 7:10 Awb).

De voorzitter van de commissie voor de Werkwijze,
Vera Bergkamp


  1. Kamerstuk 28 844, nr. 231.↩

  2. Kamerstuk 28 844, nr. 231, p. 4.↩