Lijst van vragen en antwoorden over reactie op nadere verzoeken Fraude signalering Voorziening (Kamerstuk 31066-1030)
Belastingdienst
Lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2022D29887, datum: 2022-07-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31066-1089).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (VVD)
- Mede ondertekenaar: Y.C. Kling, adjunct-griffier
- Organogram samenwerkingsverbanden
- Behandelkader Green Lane 'De Rechters'
- Generiek Behandelkader IST-teams
- Behandelvoorschrift ‘Risicoselectie – Vraagbrief’
- Leidraad Horizontaal Toezicht Fiscaal dienstverleners
- leidraad horizontaal toezicht fiscaal dienstverleners september 2021
- Behandelkader Lopende zaken
Onderdeel van kamerstukdossier 31066 -1089 Belastingdienst.
Onderdeel van zaak 2022Z14522:
- Indiener: M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2022-09-07 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-09-13 18:45: Debat over het rapport over de Fraudesignaleringsvoorziening van de Belastingdienst (Plenair debat (debat)), TK
- 2022-09-15 09:30: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2022-11-24 13:35: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
31 066 Belastingdienst
Nr. 1089 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 8 juli 2022
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 30 mei 2022 inzake reactie op nadere verzoeken Fraude signalering Voorziening (Kamerstuk 31 066, nr. 1030).
De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 juli 2022. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Tielen
Adjunct-griffier van de commissie,
Kling
Vraag 1
In Bijlage II bij de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties d.d. 22 januari 20161 betreffende het Nationaal Actieprogramma tegen discriminatie werd specifieke aanpak van discriminatie op grond van afkomst, huidskleur, religie, seksuele gerichtheid, geslacht, leeftijd en handicap of chronische ziekte aangekondigd.
Onderschrijft u de in voormelde documenten vastgelegde beginselen en actiepunten?
Antwoord 1
Voor discriminatie is geen plaats in onze samenleving. Ik onderschrijf volledig de noodzaak om discriminatie op van afkomst, huidskleur, religie, seksuele gerichtheid, geslacht, leeftijd en handicap of chronische ziekte tegen te gaan.
Op 24 juni 2021 heeft het kabinet een versterking van de aanpak aangekondigd2. In het kader van deze versterking zijn onder andere de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme en de Staatscommissie tegen Discriminatie en Racisme ingesteld. De Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme is momenteel bezig met het opstellen van een Nationaal Programma, waarin de aanpak tegen discriminatie samen zal komen. In het Nationaal Programma zullen verschillende maatregelen opgenomen die moeten bijdragen aan het verminderen van discriminatie.
Vraag 2
In Bijlage II bij de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties d.d. 22 januari 20163 betreffende het Nationaal Actieprogramma tegen discriminatie wordt etnisch profileren ten principale afgewezen en wordt discriminatie op grond van etnische herkomst of huidskleur tot racisme gerekend.
Onderschrijft u al deze standpunten?
Antwoord 2
Ik onderschrijf volledig de noodzaak om etnisch profileren tegen te gaan. Leidraad om te bepalen of sprake is van etnisch profileren zijn het mensenrechtelijk toetsingskader voor het hanteren van risicoprofielen4 van het College voor de Rechten van de Mens en het kader voor waarborgen in de risicoselectie dat de Belastingdienst, Toeslagen en Douane ontwikkeld hebben. Op 14 december 20215 heeft de Minister van BZK ook namens de Staatssecretarissen van Financiën een reactie gestuurd op het kader van het College6. Uit het toetsingskader blijkt dat het gebruik van etniciteit in profielen in zeer uitzonderlijke gevallen gerechtvaardigd zou kunnen zijn. Deze ruimte is niet de norm. Het is de uitzondering. Ik vind het belangrijk om te benadrukken dat deze ruimte in uitzonderlijke situaties gebruikt mag worden, en alleen wanneer voldaan is aan de door het College beschreven strenge toets inzake de «objectieve rechtvaardiging».
Op dit moment worden meerdere definities en interpretaties van het begrip racisme door elkaar gebruikt. Het is daarom belangrijk precies te zijn in onze eigen formuleringen en tegelijkertijd begrip te hebben voor het feit dat anderen deze termen anders kunnen interpreteren. In mijn brief van 30 mei jl.7 heb ik mij gebaseerd op de visienota Institutioneel racisme: Naar een mensenrechtelijke aanpak, van het College voor de Rechten van de Mens8. Ten slotte is het van belang dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) een adviesaanvraag ingediend heeft bij het College voor een juridische definitie van het begrip racisme.
Vraag 3
Onderschrijft u, dat het hanteren van nationaliteit als (selectie)criterium in gevallen waarin aan de nationaliteit geen fiscaal juridische betekenis kan worden toegekend, valt onder de definitie van discriminatie als bedoeld in artikel 90quater van het Wetboek van Strafrecht, alsmede etnisch profileren, alsmede racisme, te weten discriminatie op grond van etnische herkomst? Voor zover u slechts een deel van deze opmerkingen zou onderschrijven, kunt u dan precies aangeven welke u wel en welke u niet onderschrijft?
Antwoord 3
De omschrijving van discriminatie in artikel 90quater van het Wetboek van Strafrecht dient in samenhang te worden gezien met de (straf)bepalingen waarin – bepaalde vormen van – discriminatie strafbaar worden gesteld. Of een strafrechtelijke norm is overschreden is primair ter beoordeling aan het Openbaar Ministerie en uiteindelijk aan de rechter.
Of bij het gebruik van nationaliteit als selectiecriterium sprake is van discriminatie en welke bestuursrechtelijke consequenties dit dan heeft, dient per geval (of groep van vergelijkbare gevallen) op basis van de individuele feiten en omstandigheden, te worden beoordeeld en vastgesteld. Niet elk onderscheid is discriminerend, maar voor een gerechtvaardigd onderscheid gelden strenge eisen9.
In mijn brief van 30 mei jl.10 heb ik uitgelegd waarom ik het gebruik van nationaliteit in de selectie van aangiften Inkomstenbelasting in het proces «analyse aan de Poort» als voorbeeld van institutioneel racisme zie, maar niet als racisme in de zin van een ideologie of theorie die mensen indeelt in «rassen», waarbij wordt uitgegaan van een superioriteit van de ene raciale groep boven de andere. Ik besef echter dat benadeling of uitsluiting van bevolkingsgroepen verschillende verschijningsvormen kent. Ook als het niet bewust de bedoeling is om een bevolkingsgroep te benadelen, kunnen processen en werkwijzen van de Belastingdienst of Toeslagen of een ander onderdeel van de overheid zo uitwerken dat mensen achtergesteld worden op basis van etnische afkomst of andere kenmerken, zoals religie, leeftijd en geslacht. Voor de mensen die hierdoor geraakt worden, maakt dit het uiteraard niet minder pijnlijk.
Vraag 4
In diverse query’s, onder andere in 2014/10/BWA, in Handleidingen aan de poort, staat als vermoedelijke/mogelijke fraudepost:
Nationaliteiten met een opvallend patroon uitgaven (bijvoorbeeld: Hoge medicijnkosten door belastingplichtigen wier achternaam eindigt op ...IC);
Onderschrijft u dat hier sprake is van discriminatie als bedoeld in artikel 90quater van het Wetboek van Strafrecht, alsmede etnisch profileren, alsmede racisme, te weten discriminatie op grond van etnische herkomst?
Antwoord 4
Zie het antwoord op vraag 3. In mijn brief van 30 mei jl.11 heb ik uitgelegd waarom ik de vermelding in de handleiding voor analisten aan de Poort van aftrek van zorgkosten bij achternamen die eindigen op -ic als voorbeeld van institutioneel racisme zie, maar niet als racisme in de zin van een ideologie of theorie die mensen indeelt in «rassen», waarbij wordt uitgegaan van een superioriteit van de ene raciale groep boven de andere. Of een strafrechtelijke norm is overschreden is primair ter beoordeling aan het Openbaar Ministerie en uiteindelijk aan de rechter.
Vraag 5
In diverse query’s, onder andere in 2013/18, in Handleidingen aan de poort, staat als vermoedelijke/mogelijke fraudepost of risico moskeeën vermeld.
Onderschrijft u dat hier sprake is van discriminatie als bedoeld in artikel 90quater van het Wetboek van Strafrecht, meer met name discriminatie op grond van religie, alsmede etnisch profileren, alsmede racisme, te weten discriminatie op grond van etnische herkomst?
Antwoord 5
De omschrijving van discriminatie in artikel 90quater van het Wetboek van Strafrecht dient in samenhang te worden gezien met de (straf)bepalingen waarin – bepaalde vormen van – discriminatie strafbaar worden gesteld. Overheidsorganisaties die gebruik maken van risicoprofielen moeten zich er altijd van bewust zijn dat het maken van onderscheid het risico van discriminatie met zich meebrengt. En discriminatie is verboden. Maar niet elk onderscheid is discriminerend. Als het maken van onderscheid een gerechtvaardigd doel heeft, een passende en geschikte maatregel is en voldoet aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit dan is sprake van een gerechtvaardigd onderscheid. Deze eisen zijn cumulatief: aan al deze eisen moet worden voldaan, anders is er wel sprake van discriminatie. Achtergrond van de vermelding van giften aan moskeeën is dat, zoals PwC aangeeft in zijn rapport12, 50 van de ca. 500 moskeeën in Nederland de ANBI-status hebben, en giften aan niet-ANBI’s niet aftrekbaar zijn. Of een strafrechtelijke norm is overschreden is primair ter beoordeling aan het Openbaar Ministerie en uiteindelijk aan de rechter. Zie hierover ook het antwoord op vraag 3.
Vraag 6
Onderschrijft u de door mr. drs. W.K. Hutten en mr. N. Mustafa in het Nederlands Juristenblad (NJB) 2021/1802 gehanteerde definitie van institutioneel racisme, te weten:
De term institutioneel racisme wordt gebruikt om aan te duiden dat ook binnen de instituties van de liberaaldemocratische rechtsstaat geschreven en ongeschreven processen en structuren kunnen bestaan die ongelijke kansen en uitkomsten creëren of in stand houden voor bepaalde groeperingen in de samenleving.
Antwoord 6
Op dit moment worden meerdere definities en interpretaties van het begrip institutioneel racisme door elkaar gebruikt. Het is daarom belangrijk precies te zijn in onze eigen formuleringen en tegelijkertijd begrip te hebben voor het feit dat anderen deze termen anders kunnen interpreteren. In mijn brief van 30 mei jl.13 heb ik mij gebaseerd op de visienota Institutioneel racisme: Naar een mensenrechtelijke aanpak, van het College voor de Rechten van de Mens14. Dat doet niet af aan de waarde van de omschrijving die mr. drs. W.K. Hutten en mr. N. Mustafa hebben gehanteerd.
Vraag 7
Onderschrijft u dat het hanteren van nationaliteit als (selectie)criterium in gevallen waarin aan de nationaliteit geen fiscaal juridische betekenis kan worden toegekend, valt onder de definitie van institutionele discriminatie en institutioneel racisme?
Antwoord 7
In mijn brief van 30 mei jl.15 heb ik uitgelegd waarom ik het gebruik van nationaliteit in de selectie van aangiften Inkomstenbelasting in het proces «analyse aan de Poort» als voorbeeld van institutioneel racisme zie.
Vraag 8
In diverse query’s, onder andere 2014/10/BWA, in Handleidingen aan de poort, staat als vermoedelijke/mogelijke fraudepost:
Nationaliteiten met een opvallend patroon uitgaven (bijvoorbeeld: Hoge medicijnkosten door belastingplichtigen wier achternaam eindigt op ...IC);
Onderschrijft u dat hier sprake is van institutionele discriminatie en institutioneel racisme?
In diverse query’s, onder andere 2013/18, in Handleidingen aan de poort, staat als vermoedelijke/mogelijke fraudepost of risico moskeeën vermeld.
Onderschrijft u dat hier sprake is van institutionele discriminatie en institutioneel racisme?
Onderschrijft u, dat in de gevallen waarin bij de Belastingdienst sprake is (geweest) van discriminatie, racisme, institutionele discriminatie en/of institutioneel racisme, dit een misdrijf als bedoeld in art. 137g lid 1 van het Wetboek van Strafrecht vormt?
Antwoord 8
Zie het antwoord op de vragen 3, 4 en 5 voor elk van de deelvragen.
In artikel 137g van het Wetboek van Strafrecht is beroepsmatige discriminatie strafbaar gesteld door te bepalen dat hij, die in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf personen opzettelijk discrimineert wegens hun ras, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden (...). Om te kunnen spreken van strafbare beroepsmatige discriminatie dient dus te zijn voldaan aan het opzetvereiste. In mijn brief van 30 mei jl.16 schreef ik dat meerdere van de bevindingen en voorbeelden die PwC heeft beschreven in zijn rapport naar «query’s aan de Poort17» onder de omschrijving van institutioneel racisme vallen die daarvan in de visienota van het College voor de Rechten van de Mens is gegeven. Volgens die omschrijving is een bewuste benadeling, ideologie of racistische opzet niet vereist; de focus ligt op de uitwerking. Of een strafrechtelijke norm is overschreden is primair ter beoordeling aan het Openbaar Ministerie en uiteindelijk aan de rechter.
Vraag 9
Bent u voornemens om, ten gevolge van de tot op heden bekend geworden gevallen van (institutionele) discriminatie en (institutioneel) racisme – en het openbaar worden van de query's aan de poort, die eerder niet in de aangifte verwerkt waren, aangifte wegens overtreding van art. 137g lid 1 van het Wetboek van Strafrecht te doen tegen de ambtenaren van de Belastingdienst die zich daaraan (mogelijk) schuldig hebben gemaakt?
Antwoord 9
In zijn algemeenheid geldt dat artikel 162 van het Wetboek van Strafvordering mij verplicht aangifte te doen indien er sprake is van een redelijk vermoeden van een misdrijf. Ik ben niet voornemens aangifte te doen van (het vermoeden van) institutionele discriminatie dan wel van institutioneel racisme. Dit zijn geen in het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde feiten waarvan aangifte kan worden gedaan.
Voorts is in artikel 137g van het Wetboek van Strafrecht beroepsmatige discriminatie strafbaar gesteld door te bepalen dat hij, die in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf personen opzettelijk discrimineert wegens hun ras, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden (...). Om te kunnen spreken van strafbare beroepsmatige discriminatie dient dus te zijn voldaan aan het opzetvereiste. In mijn brief van 30 mei jl.18 schreef ik dat meerdere van de bevindingen en voorbeelden die PwC heeft beschreven in zijn rapport naar «query’s aan de Poort19» onder de omschrijving van institutioneel racisme vallen die daarvan in de visienota van het College voor de Rechten van de Mens is gegeven. Volgens die omschrijving is een bewuste benadeling, ideologie of racistische opzet niet vereist; de focus ligt op de uitwerking.
Vraag 10
In de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 12 december 2019 ter zake van de aanpak van etnisch profileren is vermeld:
Om etnisch profileren te voorkomen, wordt er met name ingezet op bewustwording omtrent persoonlijke vooroordelen, bejegening en handelen.
Op welke wijze werd hier de afgelopen twee jaar bij medewerkers van de Belastingdienst en met name van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) aandacht aan besteed?
Antwoord 10
Binnen de Belastingdienst is er op verschillende manieren aandacht voor de bewustwording over persoonlijke vooroordelen, bejegening en handelen. Vanuit Organisatie & Personeel zijn er trajecten voor integriteit, diversiteit & inclusie en vitaliteit en is er een groot aanbod van opleidingen, trainingen en interventies. Zo wordt onder andere aan medewerkers van werving en selectie een training «Werven zonder vooroordelen» gegeven. Vanuit de programma’s Leiderschap en cultuur van Belastingdienst en Toeslagen, is in 2020 begonnen met het aandachtsgebied Burgers en bedrijven centraal, met onder andere menselijke maat/ruimte in het recht. Ook is toen gestart met «inclusief leiderschap». In de afgelopen twee jaar is in diverse teams met medewerkers van Toeslagen, waaronder UHT, gesproken over persoonlijke vooroordelen, bejegening en handelen. In de loop van dit jaar wordt hier meer gestructureerd aandacht aan besteed.
De rapporten van PwC en de informatie over het Risicoclassificatiemodel van Toeslagen onderschrijven de noodzaak de reeds lopende trajecten te intensiveren. Er zijn nu moreelberaadsessies en normoverdragende gesprekken toegevoegd. Centraal bij deze instrumenten staat het overdragen, vaststellen en verdiepen van fundamentele normen die gelden voor het werk bij de Belastingdienst. Ook wordt, in samenwerking met het College voor de Rechten van de Mens een leerlijn «Vooroordelen Voorbij» ontwikkeld, passend bij de context van de Belastingdienst en Toeslagen, waaronder UHT. Het programma heeft als missie dat burgers niet worden gediscrimineerd op grond van ras door uitvoeringsinstanties. Medewerkers van Toeslagen gaan in de loop van 2022 aan dit programma van het College deelnemen. Voor de tweede helft van het jaar worden, ondersteund door het programma Leiderschap en cultuur, binnen alle teams ook bij Toeslagen, waaronder UHT, besprekingen georganiseerd waarbij aandacht wordt besteed aan bewuste en onbewuste vooroordelen.
Vraag 11
In diverse query’s, onder andere 2014/10/BWA, in Handleidingen aan de poort, staat als vermoedelijke/mogelijke fraudepost:
Nationaliteiten met een opvallend patroon uitgaven (bijvoorbeeld: Hoge medicijnkosten door belastingplichtigen wier achternaam eindigt op ...IC);
De toevoeging «bijvoorbeeld» duidt erop dat er meer specifieke dan wel gedetailleerde instructies of voorbeelden beschikbaar waren. Hebben deze instructies of voorbeelden bestaan? Kunt u een kopie van de volledige lijst hiervan verstrekken?
Antwoord 11
Er zijn geen specifiekere of gedetailleerdere instructies of voorbeelden voor de analisten aan de Poort, of aanwijzingen voor het bestaan hiervan, bekend.
Vraag 12
In de EH&I Leidraad Juridisch Kader Internetonderzoek staat in Bijlage 2 (Protocol uitzonderingssituatie gebruik internetinformatie) als mogelijkheid en techniek het gebruik van fake accounts, pornografische en racistische informatie vermeld. In welke gevallen is er door de Belastingdienst gebruik gemaakt van fake accounts, pornografische en/of racistische informatie, welke informatie en onderzoeken betrof dat en op welke wijze is het gebruikt?
Antwoord 12
Deze leidraad is opgesteld voor het voormalige Expertisecentrum Handhaving en Intelligence (EHI), dat met ingang van 2019 is opgeheven. Bijlage 2 bij de Leidraad bevat een blauwdruk voor een protocol dat op hoofdlijnen beschrijft welke elementen moeten worden uitgewerkt in een formeel protocol voordat werkzaamheden op internet plaats zouden kunnen vinden die verder gaan dan de instructie die ook in de leidraad wordt beschreven. In de bijlage wordt aangegeven dat zo’n protocol een concrete uitwerking moet bevatten in geval sprake zou zijn van het gebruik van fake accounts en hoe om te gaan met content zoals pornografische en/of racistische informatie op internet. Een dergelijk protocol is uiteindelijk niet opgesteld. Derhalve is door EH&I en het na de opheffing van EHI opgerichte Datafundamenten en Analytics (DF&A) geen gebruik gemaakt van fake accounts. Gebruik van fake accounts kan wel tot de mogelijkheid behoren bij het team criminele inlichtingen (TCI) van de FIOD, die echter niet onder de bedoelde leidraad valt of heeft gevallen.
In bijlage 3 bij de leidraad is aangegeven dat het niet is toegestaan om actief pornografisch of racistisch materiaal te bekijken, en dat indien de aard van het werk met zich meebrengt dat bovengenoemd materiaal moet worden bekeken, het bevoegd gezag de medewerker een vrijstelling zou moeten verlenen. Door de directie DF&A en EH&I is geen pornografische en/of racistische informatie aangetroffen tijdens het uitvoeren van internetonderzoek, omdat geen internetonderzoeken zijn uitgevoerd. Ook de FIOD, die zoals gesteld niet onder de bedoelde leidraad valt of heeft gevallen, werkt niet met pornografische of racistische informatie.
Vraag 13
Is het u bekend dat de Belastingdienst weigert de aan toekenning of herziening ten grondslag liggende (systeem)beschikkingen ter inzage te verschaffen aan advocaten van gedupeerden?
Is het u bekend dat Persoonlijk Zaak Behandelaars van de Belastingdienst instructie hebben gekregen deze beschikkingen en overige op de zaak betrekking hebbende stukken niet aan advocaten van gedupeerden ter beschikking te stellen?
Kunt u erop toezien dat de Belastingdienst haar medewerkers instrueert deze stukken wel aan advocaten van gedupeerden ter beschikking te stellen?
Antwoord 13
Ouders en hun gemachtigden kunnen UHT vragen om inzage in hun dossier of in specifieke documenten, waaronder beschikkingen. Daarnaast hebben ouders ook recht op hun dossier bij bijvoorbeeld een bezwaarprocedure. Wel moeten privacygevoelige gegevens, zoals namen van personen op grond van wettelijke kaders (o.a. Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)) worden geanonimiseerd. Persoonlijke Zaak Behandelaars kunnen zelf geen stukken verstrekken aan ouders zonder dat die zijn geanonimiseerd en gecontroleerd door het team dat daarvoor speciaal is ingesteld. Zoals in de 10e Voortgangsrapportage (VGR) en in de Kamerbrief d.d. 17 mei jl.20 is aangegeven, kampt UHT hierbij met aanzienlijke capaciteitsproblemen. Daardoor moeten ouders en hun advocaten helaas lang wachten. UHT is bezig om de capaciteit op te schalen en onderzoekt mogelijkheden om dossiers sneller en beter te verstrekken, zoals meer automatisering bij het lakken. In de 11e VGR Kinderopvangtoeslag (KOT) zal uw Kamer daarover nader worden geïnformeerd.
Vraag 14
Uit onder andere het rapport Big Data voor Fraudebestrijding (WRR 2016), beantwoording van Kamervragen en WOB-dossiers, blijkt dat jarenlang, vanaf 2004 en geïntensiveerd vanaf 2013, diverse teams binnen de Belastingdienst hebben gewerkt aan risicomodellen en profilering. Onder andere zijn hierbij betrokken de Broedkamer, Team Toeslagen, EH&I (Expertise en Handhaving Intelligence), Manifestgroep, LSI (Convenant Interventieteams), Green Lane, Expertisecentrum Fraude en BI&A (afdeling Business Intelligence & Analytics).
Welke binnen of ten behoeve van de Belastingdienst ontwikkelde of gehanteerde risicomodellen en/of profielen bevatten criteria of elementen gebaseerd op nationaliteit, etniciteit, afkomst, herkomst, opleidingsniveau, religie, soort naam, bijzondere persoonsgegevens, relaties met derden en/of anderszins discriminatoir van aard?
en
Vraag 15
Welke door de Belastingdienst gehanteerde risicomodellen en/of profielen leiden tot uitkomsten die informatie of elementen gerelateerd aan nationaliteit, etniciteit, afkomst, herkomst, opleidingsniveau, religie, soort naam, bijzondere persoonsgegevens, relaties met derden en/of anderszins discriminatoir van aard bevatten?
Kunt u deze risicomodellen en/of profielen ter beschikking stellen?
Antwoord 14 en 15
De Belastingdienst maakt in vrijwel alle processen gebruik van beslismodellen, omdat zonder dat de verschuldigde belasting niet berekend en geheven kan worden. Er is geen centraal overzicht van waar deze gebruikt zijn. In navolging van de motie van het lid Klaver c.s.21 onderzoekt de Belastingdienst de inrichting van een algoritmeregister om het inzicht voor burgers en bedrijven in gebruikte algoritmen te realiseren. Het volledig openbaar maken van in gebruik zijnde risicomodellen kan waardevolle informatie over het toezicht van de Belastingdienst prijsgeven. Wel is uw Kamer bij brieven van 26 november 202122, 8 december 202123 en 21 april jl.24 nader geïnformeerd over het risicoclassificatiemodel Toeslagen (hierna: model). Daarbij is het model openbaar gemaakt.
Voor alle bij de directie DF&A van de Belastingdienst ontwikkelde risicomodellen is een risico assessment uitgevoerd binnen de op dat moment geldende regels. Tijdens het assessment zijn alle selectiecriteria onderzocht op het gebruik van bijzondere persoonsgegevens en daaraan gerelateerde proxy’s. Als dit soort kenmerken gevonden werden dan is vervolgens onderzocht of hiervoor een wettelijke grondslag bestond. Als de wettelijke grondslag ontbrak dan zijn die kenmerken uit het risicomodel verwijderd.
Van de genoemde kenmerken in de vraag is alleen voor nationaliteit een wettelijke grondslag aanwezig. In de volgende risicomodellen wordt nationaliteit als selectiecriteria gebruikt omdat daarvoor een wettelijke grondslag is:
– Risicomodel Erfbelasting. Grondslag: Successiewet 1956, artikel 3, eerste lid. Bij verlaten NL: gedurende 10 jaar toch nog inwoner van NL.
– Risicomodel Schenkbelasting. Grondslag: Successiewet 1956, artikel 3, eerste lid. Bij verlaten NL: gedurende 10 jaar toch nog inwoner van NL.
In het risicomodel OB Carrouselfraude was een regel «kortbekendfinr» opgenomen, samen met een tweede regel die daarop voortbouwt. Kortbekendfinr staat voor het minder dan vijf jaar oud zijn van het fiscaal identificatienummer (BSN of RSIN). Deze regel maakt onderdeel uit van een set aan regels en bepaalde niet als enige factor of een aangifte omzetbelasting van een ondernemer werd geselecteerd voor een nader onderzoek door een medewerker van de Belastingdienst. De regel «kortbekendfinr» is uitgezet.
De Douane controleert goederen in het reizigersverkeer op basis van een controleopdracht. Aan een controleopdracht ligt een risicoanalyse ten grondslag die generiek of meer specifiek van aard kan zijn. Denk bij een specifieke risicoanalyse aan gegevens zoals moment van reizen, reisroute, zitplaatsinformatie, bagage (aantal en gewicht) en nationaliteit. Dit gebeurt op basis van artikel 15, en artikel 46 lid 2. Douanewetboek van de Unie en altijd na een uitgebreide en zorgvuldige afweging. Op dit moment lopen er geen risicoprofielen waarin nationaliteit wordt meegewogen.
Op de verwerking van bovengenoemde passagiersgegevens is in 2016 een Data Protection Impact Assessment (DPIA) uitgevoerd en op de gevonden risico’s zijn maatregelen getroffen. De DPIA wordt op dit moment herbeoordeeld.
Toeslagen heeft in het verleden gebruik gemaakt van nationaliteit als indicator («Nederlanderschap Ja/Nee») in het risicoclassificatiemodel Toeslagen zonder deugdelijke grondslag. Daarnaast heeft Toeslagen dubbele nationaliteiten van Nederlandse aanvragers in het Toeslagen Verstrekkingen Systeem verwerkt en de nationaliteit van de aanvragers van kinderopvangtoeslag gebruikt in het kader van de bestrijding van georganiseerde fraude. Voor deze drie overtredingen van de AVG heeft de AP eerder een boete opgelegd. Voor de volledigheid merk ik op dat in het model destijds ook gebruik werd gemaakt van de indicator «leeftijd BSN». Deze is ook te linken is aan nationaliteit.25
Vraag 16
Er is aangegeven, dat de Handleidingen aan de poort niet zijn voorgelegd of goedgekeurd door het management of Vaktechniek.
Hoe kan het gebeuren, dat er uitvoering is gegeven aan handleidingen, voorschriften en instructies die niet zijn goedgekeurd of voorgelegd aan het management?
Onder wiens leiding zijn deze handleidingen, voorschriften en instructies dan wel uitgevoerd?
Antwoord 16
Zoals ook in het PwC-rapport26 over de query’s aan de Poort staat, hadden deze handleidingen geen formele status. De verantwoordelijkheid voor het proces detectie aan de Poort is lange tijd niet duidelijk belegd geweest. De Belastingdienst heeft nogmaals proberen te achterhalen of de handleidingen zijn vastgesteld. De Belastingdienst heeft tot op dit moment niet kunnen vaststellen dat handleidingen door management zijn vastgesteld of goedgekeurd. Als de handleidingen niet op managementniveau zijn vastgesteld is dit ernstig. Het management is en blijft verantwoordelijk, ook als het de handleidingen niet formeel heeft vastgesteld. In dit geval heeft het management te veel ruimte gelaten en niet de juiste controle op het proces uitgeoefend. Het betrokken management had zich ervan moeten vergewissen dat de werkinstructies gevalideerd waren binnen de daarvoor bestemde vaktechnische escalatie- en managementlijnen. Dat dit waarschijnlijk niet is gebeurd is ook ernstig. Om die reden worden in het programma Herstellen, Verbeteren, Borgen stappen gezet om ook te leren van het gebrek aan duidelijke en strakke aansturing bij risicoselectie in het verleden.
Wel stond, zoals aangegeven op 17 juni jl.27, het onderwerp positionering van Selectie aan de poort geagendeerd voor de vergadering van het managementteam (MT) Particulieren van 8 januari 2019. Het managementteam werd bij deze gelegenheid gevraagd een besluit te nemen over welke dienstonderdelen de verschillende werkzaamheden voor de analyse aan de Poort zouden moeten uitvoeren. De inhoud van de analyse en de te hanteren selectieregels waren geen onderwerp van de besluitvorming. In het memo dat ter besluitvorming is geagendeerd wordt voor een verdere specificatie echter verwezen naar een bijgevoegd, ander memo, van 15 mei 2017 die als bijlage was toegevoegd. Hierin zijn enkele passages uit de Handleiding voor analisten aan de Poort opgenomen, waaronder de zinnen: «Kerkelijke instellingen alleen met hoofdletters ingediend door allochtonen», «2. Moskeeën e.d.», «5. Moskee als periodieke gift», en de lijst van risicovolle Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI’s). Voor zover achterhaald kan worden is deze bijlage tijdens de vergadering niet besproken.
Vraag 17
Welke risicoinformatie en/of risicomodellen zijn door de Belastingdienst gedeeld met LSI of met LSI verbonden organisaties dan wel in LSI verband?
Antwoord 17
De Belastingdienst deelt geen risicomodellen met LSI of in LSI-verband. In LSI-verband wordt alleen risicoinformatie gedeeld in het kader van specifieke projecten door de bij dat specifieke project betrokken LSI-partners. Hierbij gaat het vanuit de Belastingdienst om informatie over de inkomens- en vermogenspositie en (fiscale) schuldpositie van betrokkenen binnen een bepaald project. Partners hanteren hun eigen interne risicomodellen om tot signalen te komen, die zij bij de start van een project aanleveren via een beveiligd systeem dat wordt beheerd door de Nederlandse Arbeidsinspectie.
Toeslagen kan verwonderadressen leveren aan LSI. Het risicoclassificatiemodel van Toeslagen diende tot medio juli 2020 als één van de elementen om een verwonderadres te selecteren in het kader van LSI-projecten. Voor LSI werd gebruik gemaakt van de recentste run van het risicoclassificatiemodel, specifiek de recentste risicoscore. Er werd dus geen aparte run van het risicoclassificatiemodel gedraaid. Vanaf eind 2019 tot medio juli 2020 werd hierbij gebruik gemaakt van de risicoscores van eind 2019. Medio juli 2020 is door Toeslagen het gebruik van het risicoclassificatiemodel ten gehele stopgezet, waarmee per 14 juli 2020 de risicoscore niet meer is gebruikt om adressen te selecteren.
Het is van belang op te merken dat de Belastingdienst in een aantal gevallen de verplichting heeft om informatie op verzoek te verstrekken. Een dergelijke verplichting kan zijn opgenomen in sectorale wetgeving, bijvoorbeeld de verstrekking op basis van artikel 54 lid 3 letter b van de Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen (SUWI). Het betreft hier standaard inkomensgegevens nodig voor de vaststelling van de uitkering. Daarnaast kent de Belastingdienst de verplichting om op verzoek informatie te verstrekken op basis van artikel 43c Uitvoeringsregeling Algemene Wet Rijksbelastingen (UAWR) waarin de structurele ontheffing van de fiscale geheimhoudingsplicht is geregeld, bijvoorbeeld waar dit een verzoek van de officier van justitie betreft op basis van artikel 126 Wetboek van Strafvordering.
Vraag 18
Welke risicoinformatie en/of risicomodellen zijn door de Belastingdienst gedeeld met RIEC’s (Regionaal Informatie- en Expertise Centrum)?
Antwoord 18
De Belastingdienst deelt geen risicomodellen in RIEC-verband. De Belastingdienst informatie over eventueel fiscaal misbruik binnen het RIEC-samenwerkingsverband. De Belastingdienst doet dat in het kader van casuïstiek op de (landelijke) thema’s en handhavingsknelpunten die genoemd worden in het RIEC-convenant. Voorbeelden van landelijke thema’s zijn: georganiseerde hennepteelt, mensenhanden en -smokkel en misbruik en fraude binnen de vastgoedsector. De Belastingdienst heeft de verplichting om informatie op verzoek te verstrekken op basis van onder antwoord 17 beschreven gronden. De beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit horen bij de afweging door de teams voor Intensief Toezicht en Externe Overheidssamenwerking (ITE) wanneer informatie wordt verstrekt.
Voor zover bekend heeft Toeslagen geen risicoinformatie en/of risicomodellen gedeeld met het RIEC. Zoals is vermeld in de brief van 21 april jl.28 aan uw Kamer, is uit nader onderzoek gebleken dat risicoscores van het risicoclassificatiemodel van Toeslagen breder zijn gebruikt dan enkel voor het selecteren van aanvragen die voor handmatige behandeling in aanmerking kwamen. Omdat het belangrijk is om met zekerheid te kunnen vaststellen dat alle hierover relevante informatie bekend wordt, laat Toeslagen een extern onderzoek uitvoeren onder andere om te proberen te achterhalen hoe breed het gebruik van de risicoscores heeft plaatsgevonden, met wie het is gedeeld en welke gevolgen dit voor burgers heeft gehad.
Vraag 19
Indien risicoinformatie en/of risicomodellen door de Belastingdienst zijn gedeeld met RIEC’s, hoeveel burgers of ondernemingen zijn daarbij in totaal dan betrokken geweest? Bij hoeveel van deze burgers of ondernemingen zijn aanslagen of toeslagen gecorrigeerd?
Aan hoeveel van deze burgers of ondernemingen zijn boetes opgelegd?
Hoeveel van deze burgers of bedrijven zijn strafrechtelijk vervolgd?
Antwoord 19
Zoals in het antwoord op vraag 18 reeds gemeld worden er geen risicomodellen in RIEC-verband gedeeld. Voor wat betreft de informatie die is gedeeld binnen het RIEC-samenwerkingsverband is geen cijfermateriaal voorhanden over hoeveel burgers en ondernemingen betrokken zijn geweest in het geval er informatie is verstrekt zijn niet voorhanden. Dit geldt ook voor het aantal opgelegde aanslagen en eventuele boetes. Data ten aanzien van strafrechtelijke vervolging op basis van specifiek RIEC-zaken is niet voorhanden. Ik laat nagaan of over deze punten cijfers opgesteld kunnen worden. De inschatting is dat het opstellen van de bedoelde cijfers veel tijd zal vergen. Er zullen hiervoor verschillende systemen en partijen (zoals de 10 RIEC’s) moeten worden geraadpleegd. Daarbij zal het ook gaan over een aanmerkelijk lang tijdsbestek waarover die ontsluiting moet plaatsvinden.
Vraag 20
Bestaan er instructies over de Green en Red lane?
Worden deze instructies nog gehanteerd?
Indien deze instructies bestaan, kunt u deze ter beschikking stellen?
Antwoord 20
Green lane is geen officieel gehanteerd begrip binnen de Belastingdienst. Het was een informeel begrip voor het aangepaste toezicht binnen het proces Horizontaal Toezicht Fiscaal Dienstverlener voor de binnenkomende aangiftestroom Inkomensheffingen en vennootschapsbelang. Inmiddels wordt de term «fast tracks» gebruikt, oftewel «serviceniveau aangepast toezicht en directe verwerking aangiften». Een fiscaal adviseur die een convenantaangifte indient, heeft een dusdanig kwaliteitssysteem en een samenwerkingsverband met de Belastingdienst dat deze aangiften minder risico’s op onjuistheden bevatten. De green lane hield in dat de Belastingdienst de ingediende aangiften in beginsel direct verwerkt. Bij technische onvolkomenheden en inconsistenties of bij ontoelaatbare twijfels over de juistheid van de aangifte (kennelijke fouten) vindt nog wel aangiftebehandeling plaats. Als achteraf blijkt dat ten onrechte geen vooroverleg is gevraagd, kan teruggekomen worden op de ten onrechte via de «fast track» («green lane») afgehandelde aangifte. De leidraad september 2021 voor Horizontaal Toezicht Fiscaal Dienstverleners is online beschikbaar op de website van de Belastingdienst. Bijgevoegd ontvangt uw Kamer deze leidraad en de eerdere versie van november 2016.Ik laat nagaan welke interne werkinstructies hier bovenop zijn of worden gehanteerd en zal uw Kamer hierover informeren. Er is binnen de Belastingdienst geen sprake (geweest) van een «red lane».
Voor Toeslagen is de instructie van de «red lane» het behandelkader voor behandeling van de zaken die destijds door het risicoclassificatiemodel Toeslagen voor een handmatige behandeling waren geselecteerd. Op basis van deze behandeling konden toeslagaanvragen worden gecorrigeerd. De instructie van de «green lane» is het behandelkader voor de toetsing of de zaken die destijds door het risicoclassificatiemodel Toeslagen als niet-risicovol waren aangemerkt, daadwerkelijk niet-risicovol waren. Dit behandelkader is alleen intern gebruikt als onderdeel van een proef om te bepalen of aanvragen van burgers op een lichtere manier konden worden behandeld. Tijdens deze proef zijn aanvragen van burgers niet behandeld. Dit leidde dan ook niet tot correcties van toeslagaanvragen.
Deze instructies worden niet meer gehanteerd. De instructie van de «red lane» is in de praktijk gebruikt van 2013 tot en met 2019. De instructie van de «green lane» is- tijdens de interne pilot gebruikt in 2015 en 2016.De instructie van de «green lane» is als bijlage (genaamd «Behandelkader Green Lane «De Rechters» vs 1.2») bijgevoegd. Ten aanzien van de «red lane» zijn drie instructies als bijlagen bij deze beantwoording gevoegd (genaamd «Behandelkader Lopende zaken vs 1.2 20150625», «Behandelkader Risicoselectie vs 1.5.3 def» en «Risicoselectie Vraagbrief v1.2 18-06-2014»). In de behandelkaders wordt naar diverse operationele kaders verwezen in de vorm van modules. Dit is standaard bij de verschillende werkprocessen van Toeslagen.
Vraag 21
In de beantwoording van de vragen29 is bij vraag 22, 23 en 24 gesteld dat bij Query’s aan de Poort geen sprake is van een applicatie.
Bij de beantwoording van vraag 5 is evenwel geantwoord:
PwC heeft namelijk getracht de bestanden met de door de query’s geselecteerde aangiften (de «output») te vergelijken met de (gereconstrueerde) output van de handmatige doorselectie door de analisten aan de poort.
alsmede:
Het opnieuw draaien van de query’s om de output te reconstrueren is niet mogelijk.
In het PWC rapport Query’s aan de Poort staat vermeld:
De query’s bevatten zoekopdrachten en selectieregels die aangiften die afwijken ten opzichte van een vooraf gedefinieerd criterium, zoals hoge aftrekposten, uitwerpen voor nadere handmatige analyse.
Op pagina 16 van de Handleidingen aan de poort 1 deel 1–2, Memo LTO 15 april 2015, staat vermeld:
De Poort heeft in de 1e helft van februari 2015 koortsachtig gewerkt om de query-opdrachten BWA met de daarbij behorende rekenregels te ontwikkelen. De querybouwers zijn vervolgens gestart met het bouwen van de query’s.
Alle geciteerde passages wijzen erop dat query’s softwarematige bewerkingen verrichtten.
Klopt het dat query’s softwarematige bewerkingen verrichtten?
In welke applicaties of systemen zijn deze query’s gebruikt?
Bestaat de software waarin de query’s zijn opgenomen nog en zo ja waar bevindt deze software zich?
Antwoord 21
Deze query’s zijn inderdaad geprogrammeerde, samengestelde zoekopdrachten die toegepast werden op digitale bestanden. Met deze zoekopdrachten worden de aangiften gevonden die voldoen aan bepaalde parameters, vergelijkingen of grenswaarden. Voor het uitvoeren van deze zoekopdrachten maakt de Belastingdienst gebruik van de SAS-tooling (Statistical Analytics System). De zoekopdrachten maken geen deel uit van een applicatie of systeem: de zoekopdrachten werden periodiek gestart en uitgevoerd voor de op dat moment in de database aanwezige nieuw ontvangen aangiften. Hiervoor zijn de databases van de applicaties ABS, BvR, FLG, RIS, RBG en DAS30 geraadpleegd. De query’s hebben alleen leesrechten en voeren geen bewerkingen uit op de bronbestanden. De broncode van de query’s is nog bij de Belastingdienst aanwezig. De uitkomsten van de query’s werden als Excelbestand opgeleverd aan de analisten, die daarop vervolgens met gebruikmaking van MS Excel de analyse uitvoerden om te bepalen welke aangiften aangeleverd zouden worden aan het intensief toezicht.
Vraag 22
Door wie zijn de query’s aan de poort gebouwd?
Antwoord 22
De query’s zijn gemaakt door medewerkers van de directie Centrale Administratieve Processen (CAP) volgens specificaties die zijn opgesteld door de analisten aan de poort.
Vraag 23
Zijn de query’s of de daaraan ten grondslag liggende risicomodellen of rekenregels of de uitkomsten van de query's met anderen dan de Belastingdienst gedeeld? Zo ja met wie en over welke periode?
Antwoord 23
Voor zover bekend zijn de selectieregels en de query-uitkomsten niet gedeeld buiten de Belastingdienst, anders dan aan PwC ten behoeve van zijn onderzoek31 en de openbaarmaking van de handleidingen op verzoek van uw Kamer32.
Tot begin 2018 was het gebruikelijk dat de door het proces «analyse aan de Poort» toegekende AKI-codes 1043 ook in FSV geregistreerd werden. Zoals blijkt uit het onderzoek33 van PwC naar externe gegevensverstrekking zijn er gevallen waarin gegevens over burgers in FSV zijn verstrekt aan partijen buiten de Belastingdienst. Het is niet bekend of zich hier ook burgers tussen bevinden die via analyse aan de Poort in FSV geregistreerd zijn.
Vraag 24
In een presentatie voor de i-NUP Buzz tour op 23 april 2014 van de Manifestgroep/Belastingdienst wordt vermeld dat het doel van de samenwerking binnen de Manifestgroep onder andere was:
a. Ontstaan van een overheidsbreed «early warning»-systeem. Bijvoorbeeld 24/7 bereikbaarheid Logius-Belastingdienst.
Is dit beoogde systeem gerealiseerd?
Indien het beoogde systeem is gerealiseerd, bestaat het dan nog en hoe wordt het genoemd, wie beheert het systeem, wie heeft er toegang toe en welke gegevens worden erin verwerkt?
Antwoord 24
Een overheidsbreed early warning systeem is niet gerealiseerd.
Vraag 25
In voormelde presentatie van de Manifestgroep/Belastingdienst staat onder andere vermeld als doel van de samenwerking binnen de Manifestgroep:
b. kennis over fraudes en fraudebestrijding (o.a. tools, profielen, privacy, invordering) wordt verspreid en afgestemd. Is ook raadpleegbaar.
Op welke wijze is hieraan vormgegeven?
Welke profielen zijn gedeeld binnen de Manifestgroep?
Bestond/bestaat er een systeem waarin de sub b. van de presentatie vermelde informatie raadpleegbaar is? Zo ja welk systeem betreft dat en wie beheert het systeem, alsmede welke gegevens worden erin verwerkt?
Antwoord 25
Kennis over fraude is gedeeld via onderlinge overleggen. De overleggen worden globaal zes tot acht keer per jaar gehouden en georganiseerd door de Belastingdienst (dit tot 2021, daarna is het aan partijen zelf overgelaten). De voorzitter stelt de agenda samen en regelt de overleggen. Aan alle deelnemers wordt gevraagd om agendapunten aan te dragen en er worden presentaties gegeven over lopende zaken dan wel nieuwe ontwikkelingen. Voor zover op dit moment bekend zijn er geen profielen gedeeld, omdat de vormen van fraude bij verschillende overheidsorganisaties zodanig van elkaar verschilden dat dit geen meerwaarde had. Door het ontbreken van een gestructureerd archief van de Manifestgroep Fraude in de periode van 2014–2017 is er meer tijd nodig om uit te zoeken of de stukken waarnaar gevraagd wordt te achterhalen zijn. Op 3 februari 2022 is de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening van start gegaan. In het kader van de vorderingen van de parlementaire enquêtecommissie worden momenteel documenten over fraudebestrijding verzameld. Mogelijk worden hierbij nog verdere relevante stukken gevonden bij het automatisch doorzoeken van de systemen en mailboxen.
Er bestaat geen systeem voor het delen van kennis of fraudes en fraudebestrijding buiten reguliere programma’s zoals Outlook.
Vraag 26
In voormelde presentatie van de Manifestgroep/Belastingdienst staat onder andere als anti-fraude project vermeld:
Monitoring en analyse inkomend webverkeer.
Welk project betrof dit?
Welk webverkeer is gemonitord?
Op welke wijze vond monitoring van webverkeer plaats?
Welke criteria, risicomodellen of profielen werden daarbij gehanteerd?
Tot welke uitkomsten leidde het monitoren van webverkeer?
Hoeveel mensen zijn binnen dit project gemonitord?
Heeft het project tot herziening van aanslagen of strafrechtelijke vervolging geleid?
Zo ja, in hoeveel gevallen?
Heeft er voor dit project een privacy impact assessment of GEB plaatsgevonden? Zo ja, kunt u die ter beschikking stellen?
Antwoord 26
Destijds is onderzocht of pogingen tot fraudes die zich voordeden bij een van de overheidsorganisaties gevolgd werden door pogingen tot fraude bij een andere overheidsorganisatie Dat is door Logius bekeken. In een enkel geval heeft dit geleid de constatering dat er dergelijke poging zich wellicht heeft voorgedaan. Ik laat nagaan hoe dit onderzoek verder is verlopen en of hiervoor een gegevensbeschermingseffectbeoordeling (GEB) is opgesteld.
Vraag 27
In voormelde presentatie van de Manifestgroep/Belastingdienst staat vermeld, dat er een schema bestaat van gegevensuitwisseling door en met de Belastingdienst en derden, die «»de gegevenskaart»» wordt genoemd.
Kunt u de gegevenskaart – en alle versies daarvan – ter inzage verstrekken?
Antwoord 27
Zoals in de presentatie beschreven gaf de gegevenskaart de «lappendeken» aan wetsartikelen en convenanten weer op basis waarvan informatie gedeeld zou kunnen worden. Aangezien de presentatie waarnaar verwezen wordt dateert van 2014, en er geen gestructureerd archief gevonden is van de stukken uit die tijd, is er tot op heden geen versie van de gegevenskaart gevonden. Ik laat uiteraard nagaan of de gegevenskaart achterhaald kan worden.
Vraag 28
In voormelde presentatie van de Manifestgroep/Belastingdienst staat ter zake van de drempels geheimhoudingsplicht BD, privacywetgeving en de komende EU-verordening:
Toch niet stoppen, maar oplossingen bedenken. Gebruik bijv. «interne guidelines»
alsmede:
Beschrijf fraudeprofielen en daarna «fraudeurs»-profielen met daderkenmerken. Pas die toe, valideer en wissel het resultaat daarvan uit.
Kunt u de beschreven fraudeprofielen ter inzage verstrekken?
Kunt u de fraudeurs-profielen en daderkenmerken ter inzage verstrekken?
Welke resultaten zijn met wie uitgewisseld?
Hoeveel «fraudeurs» zijn op deze wijze ontdekt?
Antwoord 28
Voor zover op dit moment bekend zijn er geen profielen gedeeld, omdat de vormen van fraude bij verschillende overheidsorganisaties zodanig van elkaar verschilden dat dit geen meerwaarde had. Ik laat nagaan of er profielen zijn gedeeld en zal uw Kamer hierover informeren. Aangezien de presentatie waarnaar verwezen wordt dateert van 2014, en er geen gestructureerd archief gevonden is van de stukken uit die tijd, bestaat de kans dat niet alle informatie hierbij teruggevonden kan worden. In het kader van de vorderingen van de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening worden momenteel documenten over fraudebestrijding verzameld. Mogelijk worden hierbij nog verdere relevante stukken gevonden.
Vraag 29
In voormelde presentatie van de Manifestgroep/Belastingdienst staat ter zake van het Expertisecentrum fraude Utrecht, dat er workshops worden georganiseerd ter zake van privacyregelgeving.
Kunt u het workshop materiaal dat over deze workshops ter beschikking is gesteld aan deelnemer ter inzage ter beschikking stellen?
Antwoord 29
Het Expertisecentrum fraude Utrecht werd vormgegeven als werklocatie van de Manifestgroep Fraude. Op deze locatie zouden technische ICT-voorzieningen komen van een aantal organisatieonderdelen van de Manifestgroep, die het mogelijk zou maken om in gezamenlijkheid te gaan werken. Door vraagstukken rondom de privacyregelgeving en het feit dat een technische voorziening nooit goed van de grond is gekomen, is het doel van de werklocatie expertisecentrum fraude Utrecht uiteindelijk niet goed gerealiseerd.
Ik laat nagaan of er desondanks workshops hebben plaatsgevonden en of hiervoor materiaal aanwezig is. De kans bestaat dat niet alle informatie hierbij teruggevonden kan worden. In het kader van de vorderingen van de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening worden momenteel documenten over fraudebestrijding verzameld. Mogelijk worden hierbij nog verdere relevante stukken gevonden.
Vraag 30
Geeft het College voor de Rechten van de Mens ook cursussen, presentaties aan de Belastingdienst? Zo ja, hoe vaak gebeurt dat en betaalt de Belastingdienst daarvoor? Indien ervoor wordt betaald, hoe hoog zijn de facturen dan in 2021 en 2022 en hoe verhoudt zich dat tot de onafhankelijkheid van het College voor de Rechten van de Mens, dat moet oordelen over klachten tegen de belastingdienst.
Antwoord 30
Het programma leiderschap en cultuur gaat in samenwerking met het College voor de Rechten van de Mens een leerlijn «Vooroordelen Voorbij» ontwikkelen, passend bij de context van de Belastingdienst en Toeslagen. Deze leerlijn start najaar 2022. Het College heeft in de kabinetsreactie34 op de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) extra financiële middelen gekregen om de taken uit te breiden. Een deel daarvan wordt ingezet voor de ontwikkeling van de leerlijn. Er zijn momenteel geen kosten voor de Belastingdienst voorzien, en er zijn geen facturen voor 2021 en 2022. Ik waardeer de grote deskundigheid en expertise van het College voor de Rechten van de Mens en de Belastingdienst maakt graag gebruik van het programma dat het College specifiek voor uitvoeringsorganisaties heeft ontworpen. Ik zie geen enkele reden om eraan te twijfelen dat het College hier integer en onafhankelijk mee omgaat.
Vraag 31
In de uitzending van Nieuwsuur 30 mei 2022 heeft u gezegd dat een groep van ongeveer twintig medewerkers van de Belastingdienst zich aan discriminatie schuldig heeft gemaakt. Is bekend wie deze medewerkers zijn?
Welke maatregelen worden tegen deze medewerkers genomen?
Hoeveel van deze medewerkers zijn op dit moment werkzaam bij de Belastingdienst (of het Ministerie van Financiën, de Belastingdienst, Toeslagen, FIOD, Douane of andere organisaties die onder het Ministerie van Financiën vallen)?
Antwoord 31
Over individuele medewerkers worden, zoals gebruikelijk, geen mededelingen gedaan. Eerder is aangegeven dat, als er sprake is van integriteitsschendingen door medewerkers, daar opvolging aan gegeven zal worden. Dat kan onder meer door het nemen van arbeidsrechtelijke maatregelen, zoals disciplinaire straffen. Dat is echter een zaak tussen werkgever en werknemer. Zoals aangekondigd op 30 mei jl. worden normoverdragende gesprekken gevoerd met het management en de betrokken medewerkers aan de hand van de aangedragen voorbeelden uit de onderzoeken van PwC35. Voor de verschillende casussen aangetroffen bij de Belastingdienst zijn aanvankelijk 28 medewerkers en managers geïdentificeerd als betrokken. 14 hiervan zijn nog werkzaam binnen de organisatie. Hiervan bleek 1 medewerker bij nader inzien geen directe betrokkenheid te hebben gehad. In de tabel hieronder is de voortgang van de normoverdragende gesprekken weergeven.
Medewerkers | 5 | 9 | 6 | 1 |
Managers | 2 | 5 | 0 | 0 |
Vraag 32
Is er een repository bij de Belastingdienst, waarin alle applicaties en (actieve) applicaties staan?
Waar is de match van deze lijst met de repository? Kunt u die alsnog beschikbaar maken?
Antwoord 32
De Belastingdienst beschikt over een centrale repository waarin de eigenaren hun applicaties dienen te registreren. Dit geeft een integraal inzicht in het applicatielandschap van de Belastingdienst. Opgemerkt dient te worden dat het hier voornamelijk gaat om het te onderhouden applicatielandschap van de Belastingdienst. Toepassingen die niet binnen het reguliere onderhoud door de IV-organisatie vallen (zoals lokaal ontwikkelde applicaties) zijn niet in alle gevallen beschreven. Bij de inventarisatie van applicaties met nationaliteit, medische en/of strafrechtelijke gegevens, waarvan het rapport op 30 mei jl.36 met uw Kamer is gedeeld, is de repository door domeinarchitecten als startpunt gebruikt voor het identificeren van te beoordelen applicaties, maar waar nodig zijn hier applicaties aan toegevoegd. De repository bevat 977 applicaties waarvan is aangegeven dat ze daadwerkelijk in gebruik zijn. In de inventarisatie betrof het oorspronkelijke aantal geïdentificeerde applicaties 979, waarvan 10 dubbel waren geteld. Uiteindelijk zijn 969 applicaties onderzocht. Een precieze vergelijking met de repository wordt gemaakt.
Vraag 33
Zijn alle applicaties die in 2020 niet langer actief waren, meegenomen in het onderzoek, bijvoorbeeld alle applicaties die in 2018, 2019 of 2020 buiten werking gesteld zijn (net als FSV zelf)?
Indien die applicaties niet zijn meegenomen wilt u ze dan alsnog meenemen in het onderzoek en hierover aan de Kamer rapporteren?
Antwoord 33
Zoals mijn ambtsvoorganger uw kamer op 27 januari 202137 in de stand van zaken Herstellen, Verbeteren, Borgen heeft laten weten was het onderzoek gericht op de op dat moment aanwezige en door IV beheerde en geïdentificeerde applicaties in het landschap van de Belastingdienst. Overigens is ook FSV zelf, hoewel destijds reeds uitgezet, meegenomen in de inventarisatie. De inventarisatie heeft primair tot doel gehad om zeker te stellen dat de Belastingdienst, Toeslagen en Douane geen gevoelige persoonsgegevens verwerken zonder deugdelijke wettelijke grondslag. Dit is onderdeel van een significante toekomstgerichte capaciteitsinzet om de gegevenshuishouding op orde te brengen. Het beoordelen van applicaties die in de afgelopen vier jaar al uitgefaseerd zijn, voor zover de daarin verwerkte gegevens nog beschikbaar zouden zijn, zou niet bijdragen aan dit doel.
Vraag 34
De Auditdienst Rijk (ADR) vond naast CAF11 (Combiteam Aanpak Facilitators) nog 148 toeslaggerelateerde CAF-zaken met lijsten met 9402 burgers. Hoe komt het dat geen van die 148 lijsten gevonden is bij de zoektocht naar de lijsten? Kunt u die alsnog analyseren, ook omdat zeker 600 van die burgers te maken kregen met opzet/grove schuld?
Antwoord 34
Het overzicht van beoordeelde lijsten in de rapportage is een resultante van de uitvraag aan de medewerkers van de Belastingdienst, Toeslagen en Douane om lijsten te melden in mailboxen, persoonlijke omgevingen of samenwerkingsgebieden. Een eerste inventarisatie leverde voor Toeslagen 16 documenten op die gezamenlijk 13 «lijsten» vormen. Lijsten zijn documenten die meerdere BSN’s bevatten en aan de voornoemde criteria voldoen. Een deel van de 13 lijsten zijn kopieën van bestanden die informatie bevatten die relevant is voor de hersteloperatie en gaan over CAF-zaken waarin institutioneel vooringenomen is gehandeld voorafgaand aan de opzet van het CAF. Hierop stonden bijna 30.000 unieke BSN’s. Zo bevindt een lijst van de CAF-zaak «Appelbloesem» zich onder de aangeleverde bestanden.
De systemen van Toeslagen bevatten evenwel meer documenten die aan deze criteria voldeden. Zo waren andere documenten die behoren tot toeslaggerelateerde CAF-zaken al vóór de uitvraag naar lijsten met nationaliteit en of fraude- of risicosignalen geïnventariseerd en veiliggesteld in een aparte werkomgeving. Deze documenten zijn nog beschikbaar buiten de beveiligde aparte werkomgeving voor een deel van de medewerkers van UHT. Deze informatie maakt immers onderdeel uit van de beoordeling of er recht bestaat op compensatie in individuele gevallen omdat eruit blijkt of een ouder deel heeft uitgemaakt van een toeslaggerelateerd CAF-onderzoek.
Na de eerste inventarisatie is de inventarisatie voorgezet. Als binnen Toeslagen documenten worden gevonden die voldoen aan de criteria van de uitvraag, dan worden deze verwijderd van de lokale systemen en veiliggesteld in een beveiligde omgeving. Dit tenzij er sprake is van een deugdelijke wettelijke grondslag voor verder gebruik, zoals bijvoorbeeld in het kader van de herstelwerkzaamheden van UHT. Tot op heden zijn circa 220 aanvullende documenten veiliggesteld die voldoen aan de criteria van de uitvraag. Het totaal aantal unieke BSN’s bedraagt dan ook ruim 44.000. Ook deze later aangetroffen documenten worden vergeleken met de FSV- en UHT-populaties.
Vraag 35
Hoe komt het dat er geen enkele lijst gevonden is van niet-toeslaggerelateerde CAF-zaken? Hoeveel lijsten van niet-toeslag gerelateerde CAF-zaken bestaan er en kunt u die alsnog aan de Kamer doen toekomen?
Antwoord 35
Het overzicht van beoordeelde lijsten in de rapportage is een resultante van de uitvraag aan de medewerkers van de Belastingdienst, Toeslagen en Douane om lijsten te melden in mailboxen, persoonlijke omgevingen of samenwerkingsgebieden. 97,5% van de medewerkers heeft hieraan gehoor gegeven. Zoals aangegeven op 27 januari 202138 betreft de overige 2,5% voornamelijk langdurig afwezige medewerkers en medewerkers die vanwege een vertrek geen toegang meer hebben tot hun werkomgeving. Zoals aangegeven op 22 april 202139 valt niet uit te sluiten dat er in de toekomst nog meer lijsten op het netvlies komen. Zodoende is er nooit 100% zekerheid te geven dat hiermee alle lijsten met nationaliteit en of fraude- of risicosignalen die in het verleden zijn gebruikt binnen de Belastingdienst gecontroleerd zijn.
Hierbij is de lijst «export dashboard» naar voren gekomen die ook in het document «prio 1b: Appendix eindstand overzicht lijsten40» is opgenomen. Het dashboard werd door het CAF gebruikt als hulpmiddel om te kunnen bepalen hoe zij hun toezichtactiviteiten het beste konden richten.
Verder zijn geen CAF-gerelateerde lijsten aangeleverd. Lopende de uitvraag is besloten het samenwerkingsgebied van het CAF in een datakluis te plaatsen, deze op een later moment systematisch moment te doorzoeken en eventuele resultaten te melden. Dit systematisch doorzoeken heeft nog niet plaatsgevonden maar zal worden uitgevoerd via het extern onderzoek naar de werkwijze van het CAF dat ik op 25 januari heb aangekondigd41.
Vraag 36
Hoe komt het dat er geen enkele lijst gevonden is van niet-1043-zaken? Hoeveel lijsten van 1043-zaken bestaan er en kunt u die alsnog aan de Kamer doen toekomen?
Antwoord 36
Het overzicht van de lijsten42 bevat lijsten van velerlei oorsprong en daarmee veel lijsten die niet gerelateerd zijn aan projectcode 1043. Op het overzicht staat – gerelateerd aan projectcode 1043 – de Handleiding voor analisten werkzaam aan de Poort vermeld, die ik op 16 mei43 met uw Kamer heb gedeeld.
In het rapport van PwC naar Query’s aan de Poort44 staat dat 46 outputbestanden op de Q-schijven zijn teruggevonden van query’s – de eerste stap in het proces detectie aan de Poort. Dit zijn bestanden van identificerende gegevens van belastingplichtigen en de door hen ingediende aangiften, zodat het de privacy van de betrokkenen zou schaden om ze openbaar te maken. Dit betreft de output van 24 query’s die gedraaid zijn in de kalenderjaren 2017 – 2019, en welke leidde tot de selectie van aangiften in de belastingjaren 2016 – 2018. Op de Q-schijven is ook output van andere query’s aangetroffen, die volgens PwC niet geschikt waren voor het onderzoek, omdat niet is vast te stellen bij welke query deze query-bestanden horen, in welk jaar de query is gedraaid en of de output in de analyse aan de Poort is ingezet. Voor de inventarisatie van lijsten met nationaliteit en of fraude- of risicosignalen zijn alle medewerkers gevraagd om mailboxen, persoonlijke omgevingen of samenwerkingsgebieden te controleren op het voorkomen van risicosignalen en fraudeverdenkingen. De hierboven beschreven bestanden zijn niet aangeleverd, maar dus wel naar boven gekomen in het kader van ander onderzoek.
Over de uitkomsten van de tweede stap van de detectie aan de poort – de handmatige analyse van de query-resultaten om te bepalen welke aangiften aangeboden zouden moeten worden voor intensief toezicht of voor herstel van vergissingen – staat in het rapport van PwC naar Query’s aan de Poort dat alle resultaten van de analyse aan de Poort uit de Belastingdienstsystemen verwijderd bleken te zijn op grond van de AVG.
Vraag 37
Hoeveel lijsten staan er in het AVG-register van de Belastingdienst? Hebben de onderzoekers (die naar 1a, ab en 1c onderzoek deden) toegang gehad tot dat register?
Antwoord 37
Het AVG-register is een register van verwerkingsactiviteiten. De Belastingdienst neemt in het register bedrijfsprocessen met verwerkingen van persoonsgegevens op. Er zijn dus geen lijsten opgenomen in het register, en het register is daarom niet gebruikt door de toetsingscommissie van de inventarisaties van lijsten en applicaties.
Vraag 38
Kunt u de lijsten die in het AVG-register staan matchen met de lijsten die PwC gevonden heeft en de lijsten die in dit onderzoek gevonden zijn? Kunt u de verschillen tussen de gevonden lijsten verklaren?
Antwoord 38
Er staan geen lijsten in het register van verwerkingsactiviteiten. Om die reden er is geen match te maken met andere lijsten.
Vraag 39
Kunt u alle conceptversies van de rapporten (lijsten en applicaties) aan de Kamer doen toekomen?
Antwoord 39
In de bijlage treft uw Kamer de conceptversies van de rapporten naar lijsten en applicaties die zijn besproken of geagendeerd in de opdrachtgevende stuurgroep Herstellen, Verbeteren Borgen.
Vraag 40
Zijn de BSN-nummers op de gevonden lijsten gematched met de BSN nummer in FSV? Zo nee, waarom niet en zo ja, wat waren de uitkomsten?
Antwoord 40
De BSN’s op de lijsten die bij Toeslagen zijn aangetroffen zijn vergeleken met de FSV-populatie en de UHT-populatie. Voor later aangeleverde lijsten gebeurt dit ook. Van de lijsten die tot 2021 zijn aangeleverd komt ongeveer 40% van de BSN’s voor in de FSV-populatie en 30% in de UHT-populatie. Ongeveer 60% komt voor in minstens één van de FSV- of UHT-populatie. Voor niet-toeslagengerelateerde lijsten zal een vergelijking worden gemaakt met de FSV-populatie.
Vraag 41
Kunt u aangeven hoeveel BSN-nummers er op elk van de gevonden lijsten stonden en of mensen nadeel ondervonden hebben van het feit dat zij op de lijsten stonden? Indien u dat niet onderzocht heeft, wat is er dan wel onderzocht in afgelopen anderhalf jaar?
Antwoord 41
In het onderzoek naar de aangeleverde lijsten heeft een toetsingscommissie een inschatting gemaakt van het risico dat mensen nadeel hebben ondervonden van het feit dat zij op de lijsten stonden. Op 30 mei jl. heb ik een overzicht met uw Kamer gedeeld waarin deze inschatting per beoordeelde lijst is gegeven. De door de toetsingscommissie gemaakte risicoclassificaties zijn een inschatting op basis van de beschikbare informatie over de lijsten. De classificaties vormen geen oordeel over de rechtmatigheid van het gebruik of eventuele gevolgen in individuele gevallen. Een oordeel «hoog risico» betekent bijvoorbeeld niet dat al vaststaat dat burgers (onterechte) nadelige gevolgen hebben ondervonden. Er worden nu vervolgacties ingezet om vast te stellen of de lijsten daadwerkelijk onterechte nadelige gevolgen hebben gehad voor burgers en hiervoor een passende oplossing te vinden, waarop ik in het antwoord op vraag 42 nader inga.
Vraag 42
Welke vervolgacties zijn gepland met de gevonden lijsten en de gevonden applicaties en welk tijdspad hoort daarbij?
Antwoord 42
Zoals aangegeven in de voortgangsrapportage HVB van 30 mei jl.45 onderzoekt de Belastingdienst hoe de aangetroffen lijsten gebruikt zijn en of dat gebruik daadwerkelijk nadelige gevolgen heeft gehad voor burgers. Daarbij worden de risicoinschattingen van de toetsingscommissie voor onterechte gevolgen gebruikt voor prioritering van het onderzoek. In dit vervolgonderzoek worden de lijsten bovendien vergeleken met de FSV-populatie. Afronding van het vervolgonderzoek is voorzien voor eind 2022. Als er daadwerkelijk sprake is geweest van nadelige gevolgen zal een passende oplossing worden gezocht.
Voor elk van de onderzochte applicaties bevat de rapportage 1a46 van de inventarisatie applicaties waar nodig de vervolgstappen. Voor 43 applicaties is een nadere analyse op de aanwezigheid van nationaliteit, medische of strafrechtelijke gegevens uitgevoerd. Voor applicaties waarbij nationaliteit wordt verwerkt zonder deugdelijke grondslag zijn maatregelen getroffen, zoals het uitzetten van de applicatie (FSV) of het verwijderen van de bewuste gegevens -zo zijn de aangetroffen nationaliteitsgegevens in de applicatie PSF van de FIOD begin 2022 reeds vernietigd.
De Belastingdienst is bezig de procesbeschrijvingen en interne controles (AO/IC) op orde te krijgen. Hierbij worden AVG-aspecten meegenomen aan de hand van een checklist. Het op orde brengen van de AO/IC door dienstonderdelen is een pijler voor het toekomstige In control statement (ICS). Opgemerkt moet worden dat een deel van deze verbetering weliswaar via het project AO/IC op orde plaatsvindt, maar dat veel dienstonderdelen hier ook eigenstandig mee aan de slag zijn. Conform de huidige planning zullen in ieder geval de risicovolste werkprocessen op orde worden gebracht voor eind 2022. Hieronder valt ook het voldoen van het proces aan de AVG, BIO en Archiefwet. De toetsing door de dienstonderdelen vindt plaats met behulp van de controlelijst die in 2021 is ontwikkeld en is voorgelegd aan de Auditdienst Rijk (ADR).
Vraag 43
Is er mogelijk sprake van beroepsmatige discriminatie bij het proces query’s aan de poort, nu u toegeeft dat er sprake is van institutionele discriminatie en u ook heeft vastgesteld dat iemand instructies geschreven heeft die rechtstreeks discriminerend waren? Kunt u aangeven hoe u tot het eindoordeel kan komen?
Antwoord 43
In artikel 137g van het Wetboek van Strafrecht is beroepsmatige discriminatie strafbaar gesteld door te bepalen dat hij, die in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf personen opzettelijk discrimineert wegens hun ras, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden (...). Om te kunnen spreken van strafbare beroepsmatige discriminatie dient dus te zijn voldaan aan het opzetvereiste. In mijn brief van 30 mei jl.47 schreef ik dat meerdere van de bevindingen en voorbeelden die PwC heeft beschreven in zijn rapport naar «query’s aan de Poort48» onder de omschrijving van institutioneel racisme vallen die daarvan in de visienota van het College voor de Rechten van de Mens is gegeven. Volgens die omschrijving is een bewuste benadeling, ideologie of racistische opzet niet vereist; de focus ligt op de uitwerking. Of een strafrechtelijke norm is overschreden is primair ter beoordeling aan het Openbaar Ministerie en uiteindelijk aan de rechter.
Vraag 44
Hoeveel ambtenaren van de Belastingdienst (of directe familieleden) stonden op de FSV-lijsten?
Indien u niet mag matchen van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP), wilt u dan intern kijken hoeveel mensen zich gemeld hebben?
Antwoord 44
Het is niet toegestaan om de geregistreerden in FSV te vergelijken met het personeelsbestand of familieleden van medewerkers. In de brieven die zijn verzonden aan mensen in FSV, zijn zij gewezen op het meldpunt FSV voor vermoedens van mogelijk onterechte gevolgen. Wie zich gemeld heeft, is niet gevraagd op te geven waar hij werkt.
Als een medewerker zich gemeld heeft bij zijn leidinggevende vanwege een registratie in FSV is dat een zaak die tussen leidinggevende en medewerker wordt besproken. Hier wordt geen registratie van bijgehouden.
Vraag 45
AIs een registratie op de FSV lijst gebruikt tegen ambtenaren van de Belastingdienst? Ofwel, zijn er ambtenaren van de Belastingdienst die een promotie zijn misgelopen, ontslagen zijn of op een andere manier negatieve gevolgen ondervonden hebben van een registratie op de FSV-lijst voor zover u bekend?
Antwoord 45
Er wordt een duidelijk onderscheid gehanteerd tussen de rol van Belastingdienst als werkgever en de Belastingdienst als fiscale toezichthouder. Het mag daarom niet aan de Belastingdienst als werkgever bekendgemaakt worden wanneer een medewerker in FSV werd geregistreerd. Ik heb geen aanwijzingen dat ambtenaren een promotie zouden zijn misgelopen of ontslagen zijn vanwege hun registratie.
Indien een medewerker niet aan zijn fiscale verplichtingen voldoet kan dit via een zorgvuldige procedure aan de Belastingdienst als werkgever kenbaar gemaakt worden, maar het enkele feit dat een medewerker in FSV geregistreerd is kwalificeert zich daar niet voor. Voor zover Belastingdienstmedewerkers geregistreerd stonden in FSV is de brief daarover ook alleen aan de medewerker zelf gestuurd. Een leidinggevende is hiervan alleen op de hoogte als de medewerker hem daarover geïnformeerd heeft. Hier wordt geen centrale registratie van bijgehouden.
Vraag 46
Zijn er (oud-)ambtenaren van de Belastingdienst die een compensatie ontvangen hebben voor hun registratie op de FSV lijst, bijvoorbeeld door middel van een vaststellingsovereenkomst? Kunt u aangeven om hoeveel ambtenaren het gaat en hoe groot de compensatie is?
Antwoord 46
Er is nog geen tegemoetkomingsregeling voor onterechte gevolgen van een registratie in FSV vastgesteld en dus ook niet van start gegaan. Ik heb uw Kamer op 24 juni jl.49 mijn denkrichting hiervoor geschetst. Als er een tegemoetkomingsregeling is, is het uitgangspunt dat medewerkers die geregistreerd stonden in FSV, en die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming, op dezelfde wijze worden behandeld als anderen die in FSV geregistreerd stonden.
Er zijn mij geen vaststellingsovereenkomsten met ambtenaren vanwege een directe relatie met een FSV-registratie bekend.
Vraag 47
Welke gegevens en profielen heeft de Belastingdienst de afgelopen tien jaar met het inlichtingbureau gedeeld? Kunt u een uitputtend overzicht geven? Zitten daar ook gegevens bij die voortkomen uit FSV?
Antwoord 47
Het Inlichtingenbureau is een stichting met een wettelijke taak. Het is een informatieknooppunt dat een efficiënte en veilige gegevensuitwisseling voor gemeenten faciliteert. Gemeenten hebben deze informatie nodig bij het bepalen van het recht op sociale voorzieningen. De wettelijke grondslag voor gegevensuitwisseling door de Belastingdienst is art. 55 Awr respectievelijk art. 67 lid 2a Awr en art. 38 – 39 Algemene Wet Inkomensafhankelijke regelingen. De grondslagen voor de verwerking door het Inlichtingenbureau zijn artikel 63 Wet SUWI, artikel 5.24 Besluit SUWI, artikel 64 lid 3 Participatiewet en artikel 67 lid 2 Participatiewet, artikel 45 lid 2 IOAW en artikel 48 lid 2 IOAW, artikel 45 lid 2 IOAZ en artikel 48 lid 2 IOAZ.
De Belastingdienst verstrekt aan het Inlichtingenbureau gegevens met betrekking tot:
• bankrekeningen (bankrekeningnummers, rente en saldo)
• saldo voorlopige teruggave
• heffingskortingen
• bedragen van huurtoeslag, zorgtoeslag en de eventuele ontvangst van kinderopvangtoeslag
• gegevens over box 1 en box 3. Het betreft enkel indicaties met betrekking tot het al dan niet voorkomen van fiscale rubrieken zoals belastbare winst-uit-onderneming, Resultaat overige werkzaamheden of Zelfstandigenaftrek.
Toeslagen levert op verzoek van het Inlichtingenbureau ten behoeve van de rechtsmatigheidscontrole van (verlenging)kwijtschelding de aanvraag- en toekenningsgegevens inzake huur-, zorg- en kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget voor de groep cliënten die kwijtschelding aanvragen voor lokale belastingen. Het betreft een tweewekelijkse uitwisseling waarin het jaartal en het bedrag van huurtoeslag, zorgtoeslag, en kinderopvangtoeslag en kind gebonden budget wordt geleverd.
Zoals toegelicht in antwoord 20 op de op 16 juni jl.50 beantwoorde feitelijke vragen naar aanleiding van de reactie op het handhavingsbesluit van de AP staan de gegevens die het Inlichtingenbureau van de Belastingdienst ontvangt vermeld in de Dienstencatalogus en het Gegevensregister, zoals openbaar gemaakt op de website van het Inlichtingenbureau.
Gedurende de afgelopen jaren zijn de gegevens over box 1 en box 3 toegevoegd om gemeenten een completer beeld te geven met betrekking tot vermogen en inkomen van bijstandsontvangers. Tot 1 april 2017 bood het Inlichtingenbureau gemeenten ieder kwartaal een rapportage onbenutte huur- en zorgtoeslag en een rapportage onbenutte kinderopvangtoeslag aan. Gemeenten konden die rapportages gebruiken om klanten te wijzen op het eventuele recht op zorg-, huur- en kinderopvangtoeslag. Deze rapportages zijn per die datum beëindigd wegens het ontbreken van een juridische grondslag.
Zoals toenmalig Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in zijn brief van 30 augustus 202151 mededeelde, heeft het Inlichtingenbureau aangegeven dat het geen gebruik heeft gemaakt van FSV en er ook niet over beschikte.
Vraag 48
Waarom zijn er geen lijsten gevonden die het resultaat zijn van query's aan de poort?
Antwoord 48
Het overzicht van beoordeelde lijsten in de rapportage is een resultante van de uitvraag aan de medewerkers van de Belastingdienst, Toeslagen en Douane om lijsten te melden in mailboxen, persoonlijke omgevingen of samenwerkingsgebieden. Op het overzicht staat de handleiding voor analisten werkzaam aan de Poort vermeld, die ik op 16 mei52 met uw Kamer heb gedeeld.
In het rapport van PwC naar Query’s aan de Poort53 staat dat 46 outputbestanden op de Q-schijven zijn teruggevonden van query’s – de eerste stap in het proces detectie aan de Poort. Dit zijn bestanden van identificerende gegevens van belastingplichtigen en de door hen ingediende aangiften, zodat het de privacy van de betrokkenen zou schaden om ze openbaar te maken. Dit betreft de output van 24 query’s die gedraaid zijn in de kalenderjaren 2017 – 2019, en welke leidde tot de selectie van aangiften in de belastingjaren 2016 – 2018. Op de Q-schijven is ook output van andere query’s aangetroffen, die volgens PwC niet geschikt waren voor het onderzoek, omdat niet is vast te stellen bij welke query deze query-bestanden horen, in welk jaar de query is gedraaid en of de output in de analyse aan de Poort is ingezet. Voor de inventarisatie van lijsten met nationaliteit en of fraude- of risicosignalen zijn alle medewerkers gevraagd om mailboxen, persoonlijke omgevingen of samenwerkingsgebieden te controleren op het voorkomen van risicosignalen en fraudeverdenkingen. De hierboven beschreven bestanden zijn niet aangeleverd, maar dus wel naar boven gekomen in het kader van ander onderzoek.
Over de uitkomsten van de tweede stap van de detectie aan de poort – de handmatige analyse van de query-resultaten om te bepalen welke aangiften aangeboden zouden moeten worden voor intensief toezicht of voor herstel van vergissingen – staat in het rapport van PwC naar Query’s aan de Poort dat alle resultaten van de analyse aan de Poort uit de Belastingdienstsystemen verwijderd bleken te zijn op grond van de AVG.
Vraag 49
Hoe komt het dat de Belastingdienst nog altijd de op de zaak betrekking hebbende stukken niet verschaft indien een burger daarom verzoekt?
Heeft u kennis genomen van de vernietigende uitspraak tegen de Belastingdienst/Toeslagen?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de Belastingdienst/Toeslagen hier niet meer voor veroordeeld wordt en zich eindelijk wel zelf aan de wet gaat houden?
Antwoord 49
Ik ben bekend met deze uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Het geschil betreft het niet-tijdig beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen. De rechtbank heeft, op verzoek van een gedupeerde ouder, Belastingdienst/Toeslagen een termijn gesteld om te beslissen op de integrale beoordeling. De rechtbank heeft daarbij aangegeven dat van de zijde van Belastingdienst/Toeslagen geen verweer of andere op de zaak betrekking hebbende stukken zouden zijn ingediend. Dit berust op een misverstand, Belastingdienst/Toeslagen heeft bij de rechtbank een verweer ingediend.
Zoals de Staatssecretaris van Financiën Toeslagen & Douane in het 2-minutendebat met uw Kamer over het hersteloperatie Kinderopvangtoeslag op 14 juni jongstleden (Handelingen II 2021/22, nr. 91, Tweeminutendebat Hersteloperatie Kinderopvangtoeslag) heeft aangegeven, spant UHT zich in om in de hersteloperatie zoveel mogelijk binnen de wettelijke termijn te beslissen. Het kabinet blijft samen met ouders en andere belanghebbenden zoeken naar manieren om dit proces te versnellen. Het grote aantal ouders dat zich heeft aangemeld heeft echter tot gevolg dat onvermijdelijk termijnen zullen blijven worden overschreden.
Vraag 50
Is de Belastingdienst op dit moment AVG-compliant? Indien de Belastingdienst dat niet is, kunt u dan de tekortkomingen limitatief opsommen?
Antwoord 50
Zoals reeds eerder54 aangegeven heeft de Belastingdienst de gegevenshuishouding niet volledig op orde. Dit kan strijd opleveren met de AVG, bijvoorbeeld omdat de verwerking van persoonsgegevens niet zorgvuldig plaatsvindt. Om naleving van de AVG te borgen is een groot aantal acties in gang gezet waarover uw Kamer regelmatig is bericht in de voortgangsrapportages HVB. De laatste rapportage heeft uw Kamer op 30 mei jl.55 ontvangen. Een limitatieve lijst van tekortkomingen kan niet worden gegeven; deel van het probleem is immers juist dat de gegevenshuishouding niet overal op orde is.
Kamerstuk 30 950, nr. 84↩︎
Kamerstuk 30 950, nr. 250↩︎
Kamerstuk, 30 950, nr. 84↩︎
College voor de Rechten van Mens, Discriminatie door risicoprofielen Een mensenrechtelijk toetsingskader, november 2021 (Bijlage bij Kamerstuk 30 950, nr. 281)↩︎
Kamerstuk 30 950, nr. 281↩︎
Kamerstuk 30 950, nr. 281↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 1030↩︎
College voor de Rechten van Mens, Visienota Institutioneel racisme: Naar een mensenrechtelijke aanpak, december 2021↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 1030↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 1030↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 1030↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 992↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 1030↩︎
College voor de Rechten van Mens, Visienota Institutioneel racisme: Naar een mensenrechtelijke aanpak, december 2021: het gaat bij institutioneel racisme typisch om ingebakken, structurele mechanismen, procedures, gewoontes of gedragsvormen, die in veel verschillende verschijningsvormen kunnen voorkomen en vaak op indirecte, soms lastig herkenbare wijze een nadeel opleveren voor bepaalde groepen mensen op grond van hun afkomst.↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 1030↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 1030↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 992↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 1030↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 992↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 1024↩︎
Kamerstuk 35 510, nr. 16↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 923↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 938↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 1008↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 1008↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 992↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 1061↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 1008↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 992↩︎
Respectievelijk het Aanslagbelastingensysteem (ABS), Beheer van Relaties (BvR), Fiscale Loon Gegevens (FLG), Renseignementen informatiesysteem (RIS), Registratie bank gegevens (RBG) en het Digitaal archiefsysteem (DAS)↩︎
Kamerstuk 31 066, nrs. 957 en 992↩︎
Kamerstuk 31 066, nrs. 1007 en 1029↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 957↩︎
Kamerstuk 35 510, nr. 4↩︎
Kamerstuk 31 066, nrs. 957 en. 992↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 1030↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 992↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 807↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 816↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 1030↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 957↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 1030↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 1029↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 992↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 1030↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 1030↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 1030↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 992↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 1065↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 1051↩︎
Kamerstuk 17 050, nr. 599↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 1029↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 992↩︎
Kamerstuk 31 066, nrs. 709, 800, 807, 816 en 920↩︎
Kamerstuk 31 066, nr. 1030↩︎