[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Aanbiedingsbrief

Bijlage

Nummer: 2022D33745, datum: 2022-09-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de initiatiefnota van het lid Omtzigt over voorstellen ter aanmoediging van het melden van misstanden en ter verbetering van de bescherming van klokkenluiders (2022D33744)

Preview document (🔗 origineel)


Hierbij bied ik u mijn brief aan met een reactie op de vragen en opmerkingen die ik op 26 juli 2022 heb ontvangen van de leden van de VVD-fractie, de D66-fractie en de SP-fractie over de initiatiefnota van het lid Omtzigt over voorstellen ter aanmoediging van het melden van misstanden en ter verbetering van de bescherming van klokkenluiders en over mijn brief van 29 juni jl. aan uw Kamer, waarbij ik u de tweede nota van wijziging heb aangeboden inzake het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 (hierna: de richtlijn).

Met deze brief informeer ik u tevens over de laatste stand van zaken in de infractieprocedure die door de Europese Commissie vanwege de te late implementatie van de richtlijn door Nederland aanhangig is gemaakt en waarover u eerder bij brief van 4 februari jl. bent geïnformeerd.1
De Nederlandse regering heeft inmiddels op 15 juli jl. het ‘met redenen omkleed advies’ (MROA) van de Europese Commissie ontvangen. Hierin heeft de Commissie naar aanleiding van de door Nederland op 22 maart jl. gegeven reactie op de ingebrekestelling geconcludeerd dat Nederland nog steeds niet alle maatregelen heeft getroffen die nodig zijn om de volledige omzetting van de richtlijn in nationaal recht te verzekeren. De Commissie wijst erop dat volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie een lidstaat zich niet kan beroepen op bepalingen, praktijken of situaties van zijn interne rechtsorde ter rechtvaardiging van de niet-nakoming van door een richtlijn voorgeschreven verplichtingen of termijnen.2 De nog te doorlopen parlementaire behandeling vormt daarmee geen rechtvaardiging voor de te late implementatie. Nederland moet voor 15 september a.s. reageren op het MROA. Op basis van deze reactie zal de Europese Commissie in beginsel binnen twee maanden na ontvangst van de reactie, dus voor medio november, besluiten over het aanhangig maken van de zaak bij het Europese Hof van Justitie. Zoals ik u in mijn brief van 4 februari jl.3 heb meegedeeld, maakt de Commissie de zaak in beginsel automatisch aanhangig bij het Hof indien Nederland in gebreke blijft, hetgeen tot hoge financiële sancties kan leiden. Ik acht het van groot belang om een beroepsprocedure bij het Hof met mogelijk hoge financiële consequenties te voorkomen. Met het oog daarop heb ik in mijn brief van 29 juni jl. met een reactie op de initiatiefnota van het lid Omtzigt4 bericht dat ik de voorstellen uit die initiatiefnota, die nader overleg en onderzoek vergen, zal betrekken bij een volgend wetsvoorstel dat wordt voorbereid naar aanleiding van de evaluatie van de Wet Huis voor klokkenluiders.

Gelet op het vorengaande verzoek ik u tot een voortvarende behandeling en spoedige afronding van het implementatiewetsvoorstel.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,





Hanke Bruins Slot


  1. Kamerstuk 35851, nr. 8.↩︎

  2. Met verwijzing naar het arrest van het Hof van Justitie van 31 januari 2008, Commissie van de Europese Gemeenschappen/Groothertogdom Luxemburg, C-268/07, ECLI:EU:C:2008:70, punt 13, en het arrest van het Hof van Justitie van 22 mei 2014, Europese Commissie/Italiaanse Republiek, C-339/13, ECLI:EU:C:2014:353, punt 29.↩︎

  3. Kamerstuk 35851, nr. 8.↩︎

  4. Kamerstuk 35851, nr. 11.↩︎