Antwoord op vragen van het lid Ellian over ongecontroleerd contact tijdens zittingsdagen door Ridouan Taghi
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2022D34736, datum: 2022-09-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20212022-3947).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
- Mede namens: D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid (VVD)
Onderdeel van zaak 2022Z15225:
- Gericht aan: F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
- Indiener: U. Ellian, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
3947
Vragen van het lid Ellian (VVD) aan de Minister voor Rechtsbescherming over ongecontroleerd contact tijdens zittingsdagen door Ridouan Taghi (ingezonden 19 juli 2022).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming), mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid (ontvangen 6 september 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3654.
Vraag 1
Bent u bekend met de «Veel gestelde vragen & antwoorden m.b.t. Ridouan T., EBI en advocaten» op de website van het Openbaar Ministerie?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat Ridouan T. op zittingsdagen mogelijk ongecontroleerd contact kan hebben met medeverdachten?
Antwoord 2
Ik heb daar als Minister geen rol in en doe dan ook geen uitspraken over een individuele rechtszaak. De rechtbank is verantwoordelijk voor een ordentelijke gang van zaken tijdens een terechtzitting. De Raad voor de rechtspraak heeft mij laten weten dat er in de betreffende rechtszaak te allen tijde toezicht is op verdachten en dat er diverse maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat er tijdens zittingsdagen ongecontroleerd contact tussen verdachten plaatsvindt. Het OM heeft naar aanleiding van een incident op meerdere momenten haar zorgen geuit naar de rechtbank over de mogelijkheid tot contact, zowel verbaal als non-verbaal, tussen verdachten op zittingsdagen in het Marengo-proces. De Raad voor de rechtspraak heeft mij voorts laten weten dat er één incident bekend is op een van de eerste inhoudelijke zittingsdagen in maart 2021, waarop verdachten naar elkaar hebben geschreeuwd in het cellengebied. Na dit incident zijn de maatregelen geïntensiveerd om te voorkomen dat verdachten contact met elkaar hebben. De precieze inhoud van het pakket veiligheidsmaatregelen kan vanwege veiligheidsbelangen niet worden gespecificeerd.
Vraag 3
Op welke wijze kan dit contact plaatsvinden?
Antwoord 3
De Raad voor de rechtspraak heeft mij bericht geen aanwijzingen te hebben dat er ongecontroleerd contact plaatsvindt tijdens zittingsdagen. Zoals gesteld in het antwoord op vraag 2 zijn er maatregelen getroffen om dit te voorkomen.
Vraag 4
Waarom is naar aanleiding van deze signalen, geen actie ondernomen?
Antwoord 4
De rechtbank heeft zoals gezegd maatregelen getroffen om te voorkomen dat er ongecontroleerd contact plaatsvindt tussen verdachten tijdens zittingsdagen. Pogingen tot verbale en non-verbale communicatie tussen verdachten worden direct door de beveiliging beëindigd. Er is permanent toezicht op de verdachten, zowel tijdens de zitting als tijdens de schorsing.
Vraag 5
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat Ridouan T., maar ook andere verdachten in het Marengo-proces, geen contact met elkaar kunnen hebben tijdens zittingsdagen?
Antwoord 5
Zoals gesteld in het antwoord op vraag 2 is de rechtbank verantwoordelijk voor een ordentelijke gang van zaken tijdens een terechtzitting. Ik heb daar als Minister geen rol in en doe dan ook geen uitspraken over een individuele rechtszaak. Om te voorkomen dat verdachten tijdens zittingsdagen ongecontroleerd contact hebben met medeverdachten heeft de rechtbank Amsterdam veiligheidsmaatregelen getroffen en is er permanent toezicht op de verdachten, zowel tijdens zitting als schorsing.
Vraag 6
Deelt u de mening, dat elk contact tussen Ridouan T. en medeverdachten, potentieel zeer gevaarlijk kan zijn? Zo ja/nee, waarom?
Antwoord 6
Ik deel deze mening. De impact van de georganiseerde criminaliteit op ons land is groot. Intimidaties, bedreigingen, geweld en liquidaties zetten continu spanning op het handhaven van de kernwaarden van onze rechtsstaat, zowel in de fase waarin verdachten worden berecht als in de fase waarin daders hun straf uitzitten.2 Het is dan ook van groot belang dat contact tussen verdachten van deze categorie te allen tijde wordt voorkomen.
Vraag 7
In hoeverre beschouwt u het verhinderen van ongecontroleerd contact tussen verdachten, en zeker EBI-gedetineerde verdachten, op zittingsdagen als onderdeel van het beleid om voortgezet crimineel handelen tijdens detentie te voorkomen?
Antwoord 7
Om netwerkvorming en crimineel handelen tijdens detentie en berechting zoveel mogelijk te voorkomen dient de buitencategorie gedetineerden, de «zware criminelen», op een andere wijze te worden gedetineerd en berecht dan reguliere gevangenen. Naast de reeds genoemde maatregelen die worden getroffen om contact tussen verdachten te voorkomen, vraagt dit om fysieke voorzieningen bij zowel de gerechten als de justitiële inrichtingen. Daarom wordt ingezet op de realisatie van in totaal vier justitiële complexen (in Lelystad, Schiphol, Vlissingen en Vught) waar detentie en berechting samengaan. Door het combineren van een gevangenis en een zittingslocatie in een hoogbeveiligde omgeving kan een deel van de vluchtgevaarlijke gedetineerden in één veilige omgeving worden gedetineerd en berecht. Dat verkleint ook het risico op ontvluchting tijdens het vervoer. Daarnaast komen er naast Vught een tweede Extra Beveiligde Inrichting (EBI) en verschillende inrichtingen met een Afdeling met Intensief toezicht (AIT). Daarmee ontstaat een dekkend netwerk van hoogbeveiligde voorzieningen van detentie. Zie daarover ook de brief die op 13 juni jl. die aan uw Kamer is gestuurd.3
Vraag 8
Waarom maakt u, zoals de aangenomen motie Ellian/Palland4 verzoekt, niet tot wettelijk uitgangspunt dat het onderzoek ter terechtzitting bij een EBI-gedetineerde verdachte via videoverbinding zal plaatsvinden, tenzij er zwaarwegende redenen zijn de gedetineerde verdachte fysiek aanwezig te laten zijn?
Antwoord 8
De motie Ellian/Palland roept op om indien nodig dit wettelijke uitgangspunt ten aanzien van het onderzoek ter terechtzitting voor EBI-gedetineerden te verlaten. Zoals aangegeven in mijn brief van 22 juni 2022 (Kamerstukken II 2021/22, 29 911, nr, 353) heb ik het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) verzocht onderzoek te doen naar (werkzame) elementen uit het 41-bis regime die een aanvulling zouden kunnen vormen op het bestaande EBI-regime en naar de voorwaarden waaronder die elementen in de Nederlandse wet- en regelgeving zouden kunnen worden ingevoerd. Tot die elementen behoort de omkering van het bedoelde uitgangspunt. Aan de hand van de resultaten van het onderzoek wil ik komen tot een integraal en solide pakket aan maatregelen en indien nodig wetgeving hierop aanpassen. Ik verwacht de resultaten van het onderzoek van het WODC medio volgend jaar. Wanneer het wenselijk is om de Penitentiaire beginselenwet eerder aan te passen zal ik dat doen.
De Minister van Justitie en Veiligheid en ik nemen intussen een groot aantal maatregelen om het voortgezet crimineel handelen tijdens de rechtsgang tegen te gaan. Zo wordt het vervoer van gedetineerde verdachten met ernstige veiligheidsrisico’s teruggedrongen, wordt ingezet op de realisatie van in totaal vier justitiële complexen (Lelystad, Schiphol, Vlissingen en Vught) waarin detentie en berechting samengaan, en worden extra digitale voorzieningen gerealiseerd om de toepassing van videoconferentie uit te breiden. Het Besluit videoconferentie wordt aangepast zodat daarin uitdrukkelijk is bepaald dat de rechter, ook zonder instemming van de verdachte of diens raadsman, kan beslissen om videoconferentie toe te passen indien sprake is van ernstige veiligheidsrisico’s tijdens het vervoer van en naar de zitting. De betreffende wijziging van het Besluit videoconferentie wordt naar verwachting na de zomer van 2022 ter advies aan de Raad van State voorgelegd.
Bij de inzet van videoconferentie zijn verschillende rechtsbeginselen en rechten van verdachten aan de orde, waaronder het aanwezigheidsrecht van verdachten dat inhoudt dat een verdachte het recht heeft om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. Het fysieke aanwezigheidsrecht van de verdachte is het uitgangspunt en ook na aanpassing van het Besluit videoconferentie is het aan de rechter om te bepalen of verdachten via videoconferentie moeten worden gehoord. Het belang van een verdachte bij fysieke deelname aan de zitting neemt toe naarmate de ondervraging belangrijker en de tenlastelegging serieuzer is. Om die reden vergt de toepassing van videoconferentie om een zorgvuldige afweging door de rechter van alle betrokken belangen, en weegt deze afweging zwaarder indien met de inzet van videoconferentie voorbij wordt gegaan aan het instemmingsrecht van verdachten. Hierbij moet het gaan om uitzonderlijke situaties, waarin de berechting met toepassing van videoconferentie een legitiem doel dient. Te denken valt bijvoorbeeld aan de beveiliging van de zitting of het vermijden van vervoer van verdachten met een hoog ontsnappingsrisico of de bescherming van de rechten van slachtoffers of getuigen. Ik verwijs in dit verband ook naar mijn brief van 11 april 20225 waarin ik, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, onder andere mijn reactie heb gegeven op het onderzoeksrapport «De verdachte in beeld» dat ziet op het gebruik van videoconferentie in het strafproces.
Vraag 9
Kunt u elk van deze vragen afzonderlijk beantwoorden en uiterlijk vóór de eerstvolgende zittingsdag in het Marengo-proces?
Antwoord 9
Ja.