[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Beslissing betreffende de openstelling van de fosfaatbank

Mestbeleid

Brief regering

Nummer: 2022D34794, datum: 2022-09-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-33037-452).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 33037 -452 Mestbeleid.

Onderdeel van zaak 2022Z16549:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2021-2022

33 037 Mestbeleid

Nr. 452 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 september 2022

In de brief van 29 april 20221 heeft mijn ambtsvoorganger aan de Kamer laten weten zo mogelijk nog voor de zomer een besluit te nemen over het openstellen van de fosfaatbank. Met deze brief informeer ik de Kamer hier nader over.

Doel en opzet fosfaatbank

De fosfaatbank heeft als doel de grondgebondenheid in de melkveehouderij te bevorderen door afgeroomde fosfaatrechten vanuit de fosfaatbank via een lotingsysteem weer ter beschikking te stellen aan de sector in de vorm van tijdelijke ontheffingen met een duur van vijf jaar. Om het doel van bevorderen grondgebondenheid te realiseren, kunnen alleen bedrijven die grondgebonden zijn een aanvraag indienen en krijgt een «jonge» grondgebonden landbouwer bij de loting een dubbele kans om ingeloot te worden. De fosfaatbank wordt «gevuld» door de afroming (10%) bij overdracht van fosfaatrechten.

Beslissing

Ik heb besloten om de fosfaatbank niet in het najaar van 2022 open te stellen met ontheffingen geldend per 1 januari 2023. In de loop van 2023 zal ik beslissen of de fosfaatbank dan opengesteld kan worden met ontheffingen geldend per 1 januari 2024. Aan deze beslissing ligt een drietal overwegingen ten grondslag die ik in het vervolg van deze brief zal toelichten.

Toelichting

De eerste en belangrijkste overweging is dat er op 1 september 2022 (het «toetsmoment» voor openstelling») geen ruimte is om vanuit de fosfaatbank (tijdelijke) ontheffingen toe te kennen, zonder dat het totaal aantal productiemiddelen (= fosfaatrechten in de markt plus verleende ontheffingen in het kader van bezwaar- en beroepsprocedures) het wettelijk vastgelegde sectorale fosfaatproductieplafond van 84,9 miljoen kilogram overschrijdt. Dat die ruimte er op 1 september 2022 niet is, licht ik hieronder toe.

Het «toetsmoment» is het moment waarop een beslissing moet zijn genomen over het wel of niet openstellen van de fosfaatbank en – bij openstelling – voor hoeveel kilogram fosfaat ontheffingen kunnen worden verleend. Nadat de beslissing genomen is tot openstellen zal de regeling daarvoor worden afgerond en gepubliceerd en moet RVO allerlei voorbereidingen treffen om de openstelling van de fosfaatbank daadwerkelijk te effectueren, de inschrijving mogelijk te maken, de loting te organiseren en na toetsing van de ingelote aanvragen de tijdelijke ontheffingen tijdig te verlenen. Om RVO daartoe in staat te stellen moet uiterlijk op 1 september van het lopende jaar besloten worden of de fosfaatbank wordt opengesteld met het oog op verlening van ontheffingen geldend in het kalenderjaar daarna.

Afgaande op de gerealiseerde en verwachte transacties en bijbehorende afroming zal het aantal fosfaatrechten in de markt op 1 september 2022 slechts in beperkte mate (inschatting ca. 36.000 kg) onder het sectorale fosfaatproductieplafond liggen. Daarnaast moet voor de berekening van de beschikbare ruimte voor de uitgifte van ontheffingen via de fosfaatbank, ook rekening worden gehouden met het aantal ontheffingen dat in het kader van bezwaar- en beroepsprocedures reeds is verleend. Naar verwachting zal dat aan het einde van het jaar uitkomen op ca. 100.000 kg aan ontheffingen. Gelet op de hiervoor genoemde getallen is de inschatting dat er op 1 september 2022 nog geen ruimte is om vanuit de fosfaatbank ontheffingen te verlenen. Weliswaar ontstaat aan het einde van het jaar (als normaliter de meeste handel in fosfaatrechten plaatsvindt) meer ruimte, maar dat is na het toetsmoment van 1 september en onzeker is of en hoeveel ruimte er zal zijn.

Een tweede overweging om de fosfaatbank nu niet open te stellen is dat ik wil voorkomen dat door invoering van de teeltvrije zones, welke is voorzien voor 2023, de verleende ontheffingen uit de fosfaatbank naar beneden moeten worden bijgesteld als bij controle blijkt dat men vanwege de teelvrije zones niet voldoet aan de vereiste grondgebondenheid. Als gevolg daarvan kan het zijn dat een deelnemer aan de fosfaatbank zijn aan het begin van het jaar uitgebreide veestapel nog in datzelfde jaar weer moet inkrimpen. Het is zowel voor een individueel bedrijf als ook voor het ministerie niet mogelijk om bij de bepaling van de grondgebondenheid in 2022 te anticiperen op de invoering van de verplichte teeltvrije zones.

Mijn derde overweging heeft te maken met het feit dat ik met mijn beslissing tegemoet kom aan de wens van de Kamer, zoals verwoord in de aangenomen motie van de leden Lodders en Geurts.2 Met deze motie wordt de regering namelijk verzocht de fosfaatbank niet eerder open te stellen dan nadat alle bezwaren in het kader van het fosfaatrechtenstelsel zijn afgehandeld. RVO verwacht dat 2022 waarschijnlijk het laatste jaar is waarin nog dergelijke bezwaar- en beroepsprocedures lopen.

Tot slot

Ik begrijp heel goed dat mijn besluit om de fosfaatbank nog niet open te stellen niet het besluit is waar (een deel van) de sector op hoopte en dat mogelijk ook werd verwacht. Ook ik wil bedrijven in de melkveehouderij perspectief bieden, maar dan wel een reëel perspectief. Daar werkt het kabinet ook verder aan.

Ik zal uw Kamer in de loop van 2023 informeren over mijn beslissing of de fosfaatbank dan opengesteld kan worden met ontheffingen geldend per 1 januari 2024.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit a.i.,
C.J. Schouten


  1. Kamerstuk 33 037, nr. 440.↩︎

  2. Kamerstuk 33 037, nr. 315.↩︎